De progressieve beweging verdient beter dan een Big Mac

Lodewijk Asscher
19 min readOct 24, 2016

--

Over werk van waarde en progressief patriotisme (14e Moenenlezing)

Kent u Tina? Tina was de beste vriendin van Margaret Thatcher. Tina staat voor: There is no alternative. En Thatcher wilde er mee zeggen dat het neoliberalisme de enige weg was. Dat de oplossingen van de markt de enige oplossingen zijn. Er is geen alternatief. Dezelfde Thatcher zei overigens ook: “There is no such thing as society,” er ‘bestaat niet zoiets als een samenleving’.

Margareth Thatcher is niet meer onder ons. Maar haar vriendin Tina is nog springlevend. Ik hoor haar stem nog heel vaak doorklinken in de mensen om ons heen. Zo velen proberen ons wijs te maken dat het neoliberalisme de enige weg is. Dat de markt alles oplost. Het duizenddingen-doekje voor alle problemen. Zovelen die onrecht en onrechtvaardigheid weg redeneren. En ons de leugen voorhouden dat het nu eenmaal onvermijdelijk is.

Ik hoor haar in de stem van de spreekbuis van de werkgevers, Hans de Boer. In de stem van Mark Rutte of Alexander Pechtold. In de stem van de uitzenddirecteur of payroll baas. Die zelf nota bene een comfortabel vast contract hebben. Zij zeggen: misschien vind u het oneerlijk of onrechtvaardig. Maar het is zoals het is. Dus leg je er maar bij neer en wen er maar aan!

Zij zeggen: Als je erbij wilt horen en je een baan of een stageplek wilt, dan zul je je moeten invechten.

En ook: Het vaste contract met een cao is iets van het verleden. Nostalgie naar de jaren ’50. In de toekomst werkt iedereen lekker flexibel in losse projecten, in losse baantjes.

Of dingen als: Als we willen dat mensen nog een vaste baan krijgen, dan kan dat alleen door er voor te zorgen dat je mensen heel makkelijk kunt ontslaan. En dus breken we alle bescherming af, zodat je bij het minste of geringste op straat staat.

Ik kan en wil me niet bij deze onrechtvaardigheden neerleggen. Ik heb dat nooit gekund. Ik heb me niet willen neerleggen bij de afschuwelijke uitbuiting van vrouwen op de Wallen. Omdat prostitutie volgens sommigen “nu eenmaal iets is wat altijd bestaan heeft en zo’n fijne toeristische attractie is”. En dus heb ik me verzet tegen de naïviteit en gemakzucht waarmee over prostitutie gedacht werd.

Ik heb me er niet bij willen neerleggen dat van sommige kinderen minder wordt verwacht dan van hun leeftijdsgenootjes op scholen elders in de stad. Ik heb me er niet bij willen neerleggen dat schoolbestuurders hun eigen kinderen nooit naar hun eigen school zouden sturen. Terwijl zij diezelfde school wel goed genoeg voor de kinderen van anderen vonden. En dus heb ik gewerkt aan goed onderwijs voor alle kinderen zodat ze allemáál de kans krijgen mee te doen en het beste uit zichzelf te halen.

Ik leg me niet neer bij het onrecht dat iemand anders hetzelfde werk voor minder doet; dat de bouwvakker op de steiger naast je 300 euro goedkoper is omdat hij uit een ander Europees land komt. Ik weiger te accepteren dat, onder het mom van “regeltjes afschaffen” en “dingen makkelijker maken”, in feite op grote schaal wordt goedgekeurd dat mensen uit andere Europese landen hier wel werken maar niet hoeven mee te betalen aan onze sociale voorzieningen. Want wie betaalt de ziekenhuiskosten als die onderbetaalde Roemeen van de steiger valt? En wie betaalt het onderwijs van zijn of haar kinderen, die hier naar school gaan? Het onrecht dat bedrijven die ervan profiteren alle lasten neerleggen bij de mensen die met elkaar moeten concurreren: de vrachtwagenchauffeur, de stukadoor, de schilder, zij zijn de dupe. Het is een industrie van uitbuiting en oneerlijke concurrentie waar we uiteindelijk allemaal slechter van worden.En ondertussen hoeft een miljardenbedrijf als Starbucks geen belasting te betalen, terwijl het koffietentje op de hoek dat wel moet. Wat is daar rechtvaardig aan?

Ik wil een land waar werknemers zich beschermd en gewaardeerd weten. Daarom wil ik de Europese regels veranderen. Gelijk loon voor gelijk werk. Want waar oneerlijke concurrentie tussen mensen bestaat, verliest iedereen. Ik wil een einde aan arbeidsmigratie als business model voor goedkope werknemers en lage lonen. Want het zet werkende mensen tegen elkaar op. De liberalen kiezen voor de grote bedrijven ten koste van de gewone man en vrouw én ten koste van die werkgevers die wél goed voor hun mensen willen zijn. Ik vind dat onrechtvaardig en accepteer het niet.

Ik weiger me er bij neer te leggen dat als je meer werk wilt, dat dan slecht werk zou moeten zijn, tegen slechtere voorwaarden. Je hoort het doorklinken in de discussie over de arbeidsmarkt. Hele volksstammen die klaar staan om te zeggen: “Het is ook niet te doen. Stel je voor, je kunt in Nederland niet eens mensen ontslaan. Daarom kunnen we niemand een vast contract geven.”

Dat dat onzin is, hebben we een aantal jaar geleden helaas maar al te goed gemerkt. Mensen zijn in de crisis bij bosjes ontslagen. Inmiddels daalt de werkloosheid gelukkig weer en voor het eerst in lange tijd krijgen weer meer mensen ook een vaste baan. Ondanks de roeptoeters van rechts. Al twintig jaar lang roepen zij dat minder ontslagbescherming de oplossing is voor alle kwalen. Ik vind het een liberale leugen. En ik zal me er niet bij neerleggen. Want mensen willen geen onzekere baantjes en het is ook niet goed voor Nederland.

Ik wil een land waar mensen zich beschermd en gewaardeerd weten. Waar meer mensen de zekerheid van goed werk krijgen. Waar je geholpen wordt als het een keer tegenzit of als je ziek wordt. Daarom moeten we het onrecht van de op hol geslagen flexibiliteit op de arbeidsmarkt bestrijden.

Ik zal me er niet bij neerleggen dat, in de zucht naar efficiëntie en besparingen, werknemers vooral als een kostenpost gezien worden. Met als voornaamste kwaliteit hoe makkelijk je weer van ze af komt. De mensen die pleiten voor grenzeloze flex hebben vaak zelf een vast contract, of anders een maandsalaris waar velen een jaar van kunnen leven. In de hang naar flexibiliteit heeft Nederland alle ons omringende landen achter zich gelaten. We lopen in Nederland voorop met het wegnemen van zekerheid en vastigheid. En dat is niet iets om trots op te zijn.

Inmiddels hebben de ZZP-juf, de inhuurpiloot, de psychiater op stagevergoeding en de bezorg-ZZP’er hun intrede gemaakt. Veel te veel mensen zitten gevangen in nul-urencontracten. Terwijl ook zij elke maand de huur moeten betalen en boodschappen moeten doen. Terwijl ook zij in aanmerking willen komen voor een hypotheek. Terwijl ook zij dromen van een gezin.

Daarom heb ik als minister de wet veranderd. Een begin, maar er is nog meer nodig. En die strijd wil ik voortzetten. Ik geloof dat we veel beter af zijn als we elkaar vertrouwen en elkaar waardering en zekerheid geven. Want samen werkt beter dan ieder voor zich. En dan de werkgevers belonen die het wel doen, en de risico’s die kleine bedrijven ervaren wegnemen zodat zij ook weer vaste contracten geven. Zoveel mooie bedrijven die zich niet vertegenwoordigd voelen door de flexprofeten — laat dat geluid ook klinken.

Ik denk dat de brief die ik eerder dit jaar van Lisette Uppelschoten kreeg het treffend beschrijft. Ze schreef me om te vertellen wat haar vaste aanstelling, na jaren van onzekerheid, voor haar betekende. Jarenlang had ze uitzendwerk gedaan voor hetzelfde bedrijf. Niet wetend hoeveel uren ze zou werken en altijd klaar moeten staan voor het geval ze opgeroepen zou worden. Niet wetend of ze genoeg zou verdienen om rond te kunnen komen. Te vaak was dat niet het geval: “Ik fietste met mijn dochters naar een boer in Fijnaart om tweedehandskleding aan te schaffen om toch maar voldoende warme kleding in huis te halen. Ik had 10 euro per dag om boodschappen van te halen. Wat gaat er dan in je hoofd om? Als ik deze maand de huur niet kan betalen, dan sta ik op straat…”

Nu ze een vaste aanstelling heeft voelt ze zich eindelijk vrij. Ze schrijft: “Het betekent dat ik ‘s avonds ga slapen in de wetenschap dat mijn rekeningen betaald kunnen worden en dat ik mijn steentje bijdraag aan de maatschappij. En dat ik op 43-jarige leeftijd een beetje rust krijg.” En verder: “Ik heb een vaste werkplaats en ik weet wat er binnenkomt qua salaris. Ik werk op vaste dagen. Het geeft een thuishonk, rust, een toekomst… Ik kan bij mijn kinderen in de buurt blijven en ze begeleiden. Ik kan vol trots zeggen dat mijn jongste dochter 4 tienen op haar rapport heeft.”

Goed werk is wat waard. Daarom pleiten we voor een beloning voor werkgevers die hun mensen een fatsoenlijk contract bieden. En vaste dienstverbanden voor schoonmakers, conciërges, beveiligers en receptionistes in de publieke sector. Want dat geeft rust.

Neem Youssaf. Hij en zijn collega schoonmakers zijn dankzij onze inzet nu weer in vaste dienst van de overheid. Ze hebben zekerheid en worden niet langer gedwongen om kriskras door het land verschillende baantjes aan elkaar te rijgen. Youssaf vertelde me dat hij nu eindelijk weer met zijn gezin kan eten!

Kwaliteit van leven naast je werk is veel waard. Daarom accepteren we niet dat flexibiliteit wel wordt gevraagd, maar zelden wordt geboden. Er is te veel flexibiliteit van werknemers en te weinig flexibiliteit vóór werknemers. Met als gevolg dat te veel mensen zuchten en kreunen onder de druk om alle ballen in de lucht te houden. Het zou de normaalste zaak van de wereld moeten zijn om je werk en je gezin te kunnen combineren. Toch worstelen te veel vaders en moeders met de dagelijkse druk om alles goed te doen. Ik weiger me daar bij neer te leggen en wil strijden voor goed en gezond werk, dat behoorlijk beloond wordt. Werk dat zonder ziekmakende stress is te combineren met de opvoeding van je kinderen, de zorg voor je ouders of de hulp aan een goede vriend.

Daarom pleiten we voor een heel nieuw verlofstelsel dat echt aansluit bij de dagelijkse realiteit van veel mensen. Een nieuw verlofstelsel voor arbeid en zorg waarin iedereen het beste uit zichzelf kan halen en we oog hebben voor het feit dat mensen niet alleen werknemer zijn, maar ook vader, moeder zus oom en vriend.

We hebben allemaal weleens stress — een beetje stress kan zelfs lekker zijn. Maar te veel mensen ervaren ziekmakende stress. De één reageert erop door af en toe wat te veel bier te drinken of meer chips te eten dan goed voor je is, de andere doet een cursus mindfulness. En niet voor niks is het boek met de hoopvolle titel “Nooit Meer Te Druk” al maanden een bestseller. Maar er zijn ook mensen die letterlijk ziek worden van de stress, die afknappen en opbranden. De echte oorzaken, waarom we allemaal zo gestrest en overbelast zijn, lijken we voor gegeven aan te nemen. Ik weiger me daar bij neer te leggen. Want van een ontspannen samenleving worden we allemaal beter.

Ik wil me er niet bij neerleggen dat een heel klein groepje profiteert van alle veranderingen en ons uitlegt dat het je eigen schuld is als je er niet van mee profiteert. We willen een land waarin iedereen vooruit kan komen. Omdat we hoge verwachtingen van je hebben. Op je werk, op school en daarbuiten. Van jong tot oud. En waar we kijken naar wat je kunt en naar wat je nog kunt leren. En je daarbij helpen. Dat begint natuurlijk bij onze kinderen. Ik wil niet accepteren dat we volledig langs elkaar heen leven en elkaar eigenlijk alleen nog ontmoeten op het voetbalveld. Als het daar al gebeurt. Dat de rest van je leven al besloten lijkt te liggen in de wijk waarin je opgroeit. Dat het ene kind naar de crèche gaat en het andere kind naar de peuterspeelzaal. Of pas met 4 naar school gaat, met een al haast onoverbrugbare taalachterstand. Dat het bepaalt naar welke school je gaat. Eentje met lange wachtlijsten, waar de leerkrachten hoge verwachtingen van je hebben. En als zo’n school steken laat vallen dan wordt dat gecompenseerd door de ouders door extra hulp in te kopen bij dure bijles instituten. Of een school waar je ook op het laatst nog wel terecht kunt. Een school met vermoeide leerkrachten die moeten ploeteren en al tevreden lijken te zijn als ze de rust kunnen bewaken. Met ouders die niet in staat zijn om hun kinderen zelf te helpen en die geen geld hebben voor bijles. Ik vind die onrechtvaardige verschillen niet te verkroppen.

Dat betekent: investeren in beter onderwijs voor alle kinderen. En dat begint spelenderwijs vanaf twee-en-een-half jaar. Kinderen moeten op elk niveau het beste uit zich zelf kunnen halen. Dat betekent dat we niet elk kind door dezelfde wasstraat moeten halen, maar dat we radicaal moeten durven kiezen voor meer maatwerk. En scholen die nu al succesvol experimenteren met onderwijs dat veel meer aansluit bij de verschillen tussen kinderen en elk kind laten schitteren, verdienen onze steun.

Ik wil dat kinderen die om wat voor reden dan ook een achterstand hebben of thuis niet geholpen kunnen worden, recht hebben op extra lesuren. Bijles instituten, ik vind het prachtig, maar niet als het betekent dat het de ongelijkheid tussen kinderen alleen maar groter maakt. Ik wil me ontfermen over alle kinderen. Omdat we al hun talent nodig hebben.

En het houdt niet op als je van school af bent. Je moet ook later, in elke fase van je leven, kunnen bijleren. We willen Levenslang Leren afdwingen als recht maar ook als plicht. Want terwijl het voor managers en consultants heel gewoon is om met enige regelmaat weer eens een bijspijkercursus te doen, is het voor de meeste mensen helaas de praktijk om nooit meer iets aan hun vakmanschap te doen nadat ze de schooldeuren achter zich hebben dichtgeslagen. Om dat te veranderen, moeten we recht én plicht op scholing introduceren in CAO’s en in onze cultuur. Het moet de normaalste zaak van de wereld worden voor iedereen.

Ik wil niet meer van hetzelfde recept van de Liberalen: die geloven dat hoe minder bescherming je mensen biedt, hoe beter het wordt. Ik wil niet meer van hetzelfde recept dat geluk een keuze is en pech je eigen schuld. Ik wil een heel ander recept. En daarom wil ik dat we nú een andere keuze maken. En ik vraag jullie om mee te doen. Als we niet radicaal kiezen voor een land waarin iedereen zich thuis voelt, krijgen we een land waar mensen niet meer met elkaar praten. Met de rug naar elkaar toe staan of alleen nog maar schreeuwen. Dat is niet het Nederland dat ik mijn kinderen wil nalaten.

Want let wel: Naast Tina hebben we Geert. Iemand die voor elke oplossing hetzelfde probleem heeft en uitsluitend negatief naar Nederland lijkt te kijken. Heet je Ahmed, dan ben je verdacht, ongeacht je bijdrage aan ons land. Maar terwijl we heel goed weten dat de alternatieven van Wilders ons land en onze vrijheid zouden beschadigen mogen we niet wegkijken bij de grote integratieproblemen van alledag.

We kunnen niet accepteren dat door gebrekkige integratie en door sociaal-economische achterstand een nieuwe, gekleurde onderklasse ontstaat van mensen die zich hier steeds minder thuis voelen. Hun kinderen moeten harder hun best doen dan anderen om toegang te krijgen en ervaren meer tegenwerking. De spanning is voelbaar. De nieuwe middenklasse van migranten afkomst voelt zich niet meer thuis in het harde en hokjesdenkende klimaat van Nederland.

We zullen niet accepteren dat jongens als Anass, Mouad en Devin –jongens uit het voetbalteam van mijn zoon– straks geen stageplek krijgen of moeilijker aan het werk komen. Ik kan het niet verkroppen dat ze niet eens worden uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek, alleen op basis van hun naam. En dat wanneer de werkloosheid stijgt, zij er het eerste uitliggen en het moeilijkst weer aan de slag komen. Omdat de kans op een vast contract voor hen nog kleiner is.

We willen niet wegkijken als hun vrienden geweigerd worden bij een discotheek. Discriminatie maakt de samenleving van binnenuit kapot. Wie hard werkt verdient kansen; en kansen zouden kleurloos moeten zijn. Anders zetten toekomstdromen zich om in frustratie en wordt talent verspild.

Maar we willen ons er ook niet bij neerleggen dat sommige ouders hun kinderen laten ontsporen en rottigheid laten uithalen. Ouders die de taal niet machtig zijn en dus niet weten dat hun zoon of dochter een topografietoets heeft morgenmiddag. Die niet begrijpen wat hun kind op straat uithaalt en met wie. Wie niet kan, moet hulp krijgen; wie niet wil, moet daar op aangesproken worden. In het belang van onze kinderen.

Ik kies voor een land waar iedereen zichzelf mag zijn. Waar je niet beoordeeld wordt op waar je vandaan komt. Waar je Nederlander bent, wat er ook voor het streepje staat. Of je nu Turkse-Nederlander, Marokkaanse-Nederlander of Limburgse-Nederlander bent. Waar mensen zich niet terugtrekken in hun eigen gemeenschap maar elkaar open tegemoet treden. Waar je niet klein gehouden wordt omdat je vrouw bent. Waar je zelf mag bepalen van wie je houdt en met wie je trouwt. Waar je mag geloven in God, Allah, de natuur of helemaal niets. En waar je al die keuzes in vrijheid kan maken en daar veilig voor uit mag komen. Waar de zusjes van de jongens uit mijn zoons voetbalteam zélf kunnen bepalen hoe ze hun leven inrichten. Of ze er nu voor kiezen een hoofddoek te dragen of juist niet.

Ik kies voor een land waar we niet alleen over ons eigen recht praten, maar ook de plicht voelen om de rechten van een ander te beschermen. Want, als je geaccepteerd wilt worden, moet je ook bereid zijn om de ander te accepteren. Als je zelf vrij wilt zijn, moet je ook een ander de vrijheid gunnen.

Laten we samen dat Nederland worden. Een veilig thuis voor iedereen. Een land waar we allemaal trots op zijn. Waarin we iedereen respecteren, wat je afkomst, geloof of ongeloof, sekse, geaardheid, of handicap ook is.

Het Nederland waar ik trots op ben, is een land dat ook goed is voor mensen in nood. Mensen die op de vlucht zijn voor oorlog, geweld en ellende. Sommige rechtse politici zien vrouwen die met hun kinderen vluchten uit de oorlog in Syrië als profiteurs, op zoek naar een gratis borstvergroting in Nederland. Dat is cynisch en onmenselijk. Het lijkt alsof we op twee verschillende schermen naar deze humanitaire ramp kijken. Alsof zij de beelden negeren van kinderen die in het bos onder een dun dekentje slapen; die hun schoolboeken uit hun gebombardeerde huis halen; die verdwaasd in een ambulance zitten, met bloed en puinstof op hun gezicht.

Het is lang geleden dat zo veel mensen in de wereld op de vlucht waren. Daarom is het goed dat Nederland veel vluchtelingen opvangt, net als Duitsland en Zweden. Maar ik ben niet naïef over wat dat van onze samenleving vraagt. We kunnen vluchtelingen alleen goed opvangen als we de instroom onder controle hebben. Het is niet goed voor ons land en niet goed voor vluchtelingen als zij maandenlang uitzichtloos in tenten of sporthallen moeten slapen, zonder onderwijs, sport of vrijwilligerswerk.

Ik ben niet zo naïef dat ik denk dat het allemaal vanzelf wel goed komt. Want het komt niet vanzelf goed en het mag niet ten koste gaan van de mensen in de wijken waar die nieuwe mensen terecht komen. Maar ik ben ook niet cynisch. Er zijn mensen die geweld niet schuwen om opvang bij hen in de buurt te voorkomen. Maar er zijn zoveel meer verhalen van mensen die, als ze eenmaal nieuwe buren hebben, hen tegemoet komen met nieuwsgierigheid en warmte, letterlijk soms, zoals de vrouw die met een pannetje soep op de stoep stond van haar nieuwe buren. Vluchtelingenwerk liet vorige maand trams rondrijden met de leus: “Nederland is vol… met gastvrije mensen die vluchtelingen een warm hart toedragen.” Laten we dat niet vergeten.

Maar er moet wel meer gebeuren dan afwachten. En passiviteit uit angst voor die zogenaamde “aanzuigende werking” is wel het laatste wat we ons kunnen veroorloven. Dat betekent dat we er voor zorgen dat mensen zo snel mogelijk de taal leren. En dat we duidelijk en niet verlegen zijn over de waarden van onze rechtstaat. Dat we mensen zo snel mogelijk voorbereiden op een baan. En dat we mensen stimuleren om zich in te zetten als vrijwilliger omdat dat goed voor iedereen is.

Maar bovenal, willen we de solidariteit met vluchtelingen behouden én hen een fatsoenlijke opvang en toekomst bieden, dan zullen we de instroom onder controle moeten houden. Dat betekent dat we vluchtelingen op uitnodiging toe laten, zodat er geen smokkelaar en levensgevaarlijke boottocht aan te pas komt. En dat betekent ook dat we kritisch moeten kijken naar hoeveel mensen we kunnen opvangen. Immers, we moeten er wel voor kunnen zorgen dat ze vanaf dag 1 ook echt kunnen beginnen met integreren. En vanzelfsprekend betekent dat dat we ons meer moeten inzetten voor vluchtelingen elders op de wereld. Dat we landen als Jordanië en Libanon, die honderdduizenden vluchtelingen opvangen, beter ondersteunen om die vluchtelingen ook een toekomstperspectief te bieden. En dat we ook echt moeten investeren in het voorkomen van de redenen om te moeten vluchten.

Ik geloof dat er altijd reden tot optimisme is. Ik geloof dat er altijd alternatieven zijn. En dat je die alternatieven vindt door om je heen te kijken, je te verbazen, je te verwonderen over wat je ziet. Stil te staan bij wat onrechtvaardig is, wat onacceptabel is. En te weigeren om je daar bij neer te leggen.

Want er is een alternatief! Een alternatief waar ik me voor wil inzetten. Samen met al die mensen die mij hebben geïnspireerd om te blijven vechten voor een betere wereld. En met wie we samen heb bewezen dat het mogelijk is: een toekomst gebaseerd op onze idealen. Waarin we samen vooruit komen.

En lukt dan altijd alles? Nee, natuurlijk niet. Dat weet ik net zo goed als ieder ander. Als je zoekt naar een alternatief, dan tast je weleens in het duister en dan zal je dus je neus stoten. Ik weet maar
al te goed hoe dat is. Ik ben vaak vol goede moed een weg in geslagen zonder garanties dat het ergens toe zou leiden.
Als we vol geestdrift aan iets beginnen, dan treffen we weerstand, krijgen we of maken we ruzie of falen we soms. Dat hoort er bij. Maar dat is geen reden om het er dan maar bij te laten zitten. Want het is zo de moeite waard!

En bovendien, ik kan niet anders. Ik zie natuurlijk ook mensen die wel degelijk een andere route zien. Die met aanstekelijk enthousiasme de revolutie prediken en beloven dat morgen alles anders wordt. Maar die nog nooit hebben laten zien te weten hoe dat dan moet. Of diegenen die met een ijzeren overtuiging een alternatieve toekomst prediken. Een toekomst die bij nader inzien meer op het verleden lijkt. En in hun ijzeren overtuiging bovendien niet bereid zijn om ook maar een beetje water bij de wijn te doen om hun ideaalbeeld dichterbij te brengen. Die een alles-of-niets houding hebben. Met als uitkomst dat ze meestal niets bereiken.

Begrijp me niet verkeerd, ik wil niet tegen maar met hen werken. Ik wil niet terug naar het verleden maar vooruit naar een toekomst. Want we willen samen vooruit. Ik wil daarin voorop gaan omdat ik de ervaring en de mogelijkheid heb. Omdat ik heb laten zien dat het mogelijk is om de samenleving stap voor stap in de goede richting te veranderen.

En dus stort ik me in de ring. Want deze strijd tegen onrecht en voor een beter Nederland is mijn strijd. Een strijd die ik altijd heb gestreden en die ik altijd zal blijven strijden. Op zoek naar dat werkende alternatief. En ik weet dat het kan, want het is al zo vaak gelukt. Ik heb dat samen gedaan met al die mooie, inspirerende mensen. Die te boos en tegelijk te hoopvol zijn om zich er bij neer te leggen. Al die progressieve mensen die vooruit willen en altijd op zoek zijn naar dat wat nog beter kan. Die met een tomeloze inzet en een niet stuk te krijgen vasthoudend optimisme onrecht aankaarten en bestrijden. Of het nu om de hoek is of ver weg. Die hoopvolle, lieve en zorgzame mensen, die zich soms eenzaam wanen maar waarvan ik er zo veel ken. Die ik heel vaak ontmoet binnen mijn eigen partij maar ook daarbuiten. Mensen die hunkeren naar het land dat Nederland kan worden. Samen met hen wil ik voorgaan in die strijd!

Want strijd is nodig, want er is nogal wat aan de hand. Er heerst grote onvrede en Europa is instabiel. Dat uit zich daar in een Brexit, hier in Nederland in het Oekraïne-referendum. De uitslag van de verkiezingen in Frankrijk, Duitsland en ook hier in Nederland is heel onvoorspelbaar. En er zijn talloze nieuwe partijen die de bestaande orde omver willen werpen, met Trump als misschien wel de meest serieuze dreiging.

Daaronder zit grote onvrede en een nieuwe maatschappelijke kloof. Er is ongelijkheid in toekomstperspectief, in gezondheid, in zekerheid. Die ongelijkheid wordt nog extra versterkt in de context van de globalisering, de robotisering en door migratie.

Je merkt dat de politieke partijen elk op hun eigen manier op deze onvrede en onrust reageren. Ze reageren ongemakkelijk en doen neerbuigend over bange en onzekere mensen. Hillary Clinton bijvoorbeeld spreekt over de “deplorabelen” — de stakkers. Ze reageren door de angst die mensen voelen te vergroten en te exploiteren, zie de PVV. Door de zorgen van mensen in woord serieus te nemen, maar in daden juist iets heel anders te doen, zie de VVD. En dan zijn er de one issue partijen, zoals 50-Plus, de Dieren en DENK. Maar het wegzetten van bezorgde kiezers is voor sommige politici als het eten van een Big Mac: het lijkt even lekker maar dat duurt niet lang.

Als ik kijk naar mijn eigen partij de PvdA kijk, dan zie ik soms te veel een pragmatische bestuursmachine die te weinig handelt vanuit haar ideologische waarden en te weinig bezig is met het bevechten van dagelijks onrecht. Ik heb jaren terug met Monika Sie aan de wieg gestaan van het project vanwaar: om de sociaaldemocratische waarden bestaanszekerheid, goed werk, verheffing en binding weer voorop te stellen. Die waarden vormen mijn kompas en mijn anker.

Nederland is een prachtig land, dat we met zijn allen nog veel mooier en vooral rechtvaardiger kunnen maken. Maar dan moeten we nu wel de juiste keuzes maken. Want als we niks doen, dan loopt het gierend uit de hand.

Daarom wil ik mijn partij in de voorhoede brengen. Niet door de mensen terug te brengen naar de PvdA, maar door de PvdA terug te brengen naar de mensen. Door naast al die mensen te gaan staan met goede ideeën en positieve energie. Door samen te werken met al die organisaties en partijen die dezelfde doelen nastreven. En open te staan voor nieuwe initiatieven.

Zodat we de toekomst omarmen, maar op onze voorwaarden. Ons niet neerleggen bij hoe het is, maar inzetten voor hoe het kan zijn. Mensen weer greep geven op hun leven. Opdat we kunnen leven naar onze waarden. Grenzen stellen zodat we weer vrij kunnen zijn. Samen het kwaad en de boosheid bestrijden zodat we weer goed durven zijn voor de ander. Niet verlegen zijn over de waarden die ons land groot hebben gemaakt. Zo trots als we zijn op dat verleden, zo trots moeten we kunnen zijn op het Nederland van vandaag en morgen.

Ik wil helpen de toekomst van Nederland vorm te geven naar ons aloud ideaal: Samen vooruit.

Waarin je zeker weet dat je je kinderen kunt laten studeren.

Waarin je zeker weet zeker dat je bij baanverlies niet aan je lot wordt overgelaten.

Waarin je zeker weet dat we elkaar bij ziekte opvangen.

Waarin je zeker weet dat je oude dag waardig zal zijn.

Waarin we naar elkaar omzien.

Ik doe een beroep op u allen om mee te doen.

--

--