“Ik ben 15, ik kom uit Eritrea en ik volg Nederlandse les in België”

Tiffany Mestdagh
9 min readMay 9, 2015

--

Met duizenden zijn ze. Minderjarige jongeren die de levensgevaarlijke tocht van hun geboorteland, zonder ouders, naar België ondernemen. Over bergen of over zee, te voet of met de wagen. Altijd verstopt, altijd vrezend teruggestuurd te worden. Annelies geeft les in OKAN (Onthaalonderwijs Anderstalige Nieuwskomers). Wanneer die kinderen toekomen in België is zij het die hen Nederlandse les mag geven. Een ontmoeting.

De bel is net gegaan. Imran, een Afghaanse jongen van zeventien, komt aangewandeld. Met een brede glimlach en een ‘hallo lerares’ volgt hij Annelies, samen met vier andere klasgenoten, naar het computerlokaal. Imran is zes maanden geleden uit zijn geboorteland gevlucht. “Door de Taliban”, vertelt hij in gebroken Nederlands. Hij zit niet meer bij de beginnersklas, maar heeft toch nog altijd moeite om zijn woorden te vinden. Hij moest Iran, Turkije, Griekenland, Bulgarije, Servië, Oostenrijk, Italië en Frankrijk doorkruisen om in ons land te geraken. “Het was vooral lastig in de bergen in Bulgarije, want we moesten door de sneeuw wandelen.” Met zijn hand toont hij hoe klein de kleinste kindjes waren die meeliepen. Die hand komt amper tot aan zijn knie.

Imran uit Afghanistan wil graag mode studeren in België. © Tiffany Mestdagh

De zes leerlingen gaan zitten. “Normaal zijn we met meer”, vertelt Annelies. “Maar een paar van mijn leerlingen zitten op snuffelstage.” Ze mogen met andere woorden meelopen in het ‘gewoon’ middelbaar onderwijs. “Zo zien ze welke richting ze later graag zouden willen volgen.” Iedere minderjarige buitenlander die in Vlaanderen aankomt, krijgt de mogelijkheid om in OKAN Nederlandse les te volgen. “We leren hen woorden aan en grammatica. Simpel is het niet, want sommigen zijn nog nooit naar school geweest in hun thuisland. Anderen hebben dan wel weer een goede basis”, legt Annelies uit. Vandaag krijgen ze een les over journalistiek. Een week na de World Press Freedom Day lijkt het een goed idee om eens te polsen hoe het zit met de persvrijheid in hun eigen land. Eerste probleem, niet iedereen had een televisie in zijn geboorteland. Tumuzgi bijvoorbeeld. Hij is vijftien en komt uit Eritrea. Hij kan zich ook niet herinneren dat hij ooit een krant vast heeft genomen, laat staan een televisie in zijn dorp heeft gezien.

Dwangarbeid, tot tien jaar dienstplicht en zelfcensuur zijn een paar kenmerken van dit “Noord Korea van Afrika.”

Tumuzgi is een paar maanden geleden zonder ouders uit zijn land gevlucht. Door Ethiopië naar Libië. “We moesten door de woestijn.” Eens in Libië aangekomen nam hij een boot naar Italië. “Kleine boot, dan grens tussen Libië en Italië in het water, grote boot.” Van daaruit is hij uiteindelijk in België geraakt. Hij verblijft hier in een open centrum. Eritrea staat op de 180e plaats en laatste plaats in de World Press Freedom Index lijst van Reporters zonder Grenzen. Nog onder Syrië, Noord-Korea en Soedan dus. Toch lijken Belgen het land niet te kennen. Misschien ook gewoon omdat binnenlandse journalisten daar amper getolereerd worden en dus ook geen buitenlandse. Dwangarbeid, tot tien jaar dienstplicht en zelfcensuur zijn maar een paar kenmerken van dit “Noord Korea van Afrika.”

Tumuzgi uit Eritrea wil graag loodgieter worden. © Tiffany Mestdagh
Efua wil verpleegster worden, Nana ingenieur en hun jongste broer Abakah bankier. Ze komen alle drie uit Ghana. © Tiffany Mestdagh

Efua, Nana en Abakah zijn familie. De twee broers en zus namen een maand geleden het vliegtuig vanuit Accra naar België. “Zeven uur”, vertelt Efua. “Echt?”, vraagt Imran zich verwonderd af. Als hen wordt gevraagd welk land op nummer 1 van de World Press Freedom Index staat, weten ze het niet. Eens ze de vraag begrepen hebben, beginnen ze te gokken. “De Verenigde Staten.” Nee, die staan op 49. “Engeland.” Ook niet, op 34. “Frankrijk.” Nog steeds niet, op 38. De jongeren geven het op. Het blijkt Finland te zijn. België staat op de 15e plaats. (zie kader).

Ramin komt wat later de klas binnen. Imran vertelt hem wat hij vandaag geleerd heeft. In het Pasjtoe.

Ramin uit Afghanistan wil graag tandarts worden. © Tiffany Mestdagh

Wanneer de les eigenlijk bijna gedaan is, wordt er geklopt. Ramin, een jongen uit Afghanistan komt binnen. Hij is te laat omdat hij een afspraak had. “Leg jij hem anders eens uit wat je vandaag over journalistiek hebt geleerd”, vraagt Annelies aan Imran, de andere Afghaan in de klas. Ze bedoelde in het Nederlands, maar Imran begint de les van vandaag af te rammelen in het Pasjtoe, een van de talen die gesproken wordt in Afghanistan. De rest van de klas begrijpt er geen woord van. Annelies ook niet. Of hij de les van vandaag dan ook goed heeft begrepen, blijft een raadsel. De les voor de C-klas zit erop. “Het systeem zit wat raar in elkaar. We beginnen bij beginnersklas A en eindigen bij B, C zit tussenin.” Na de les geeft Tumuzgi me een hand. Ze glimlachen op de foto die ik van hen maak. Na de speeltijd vertelt Annelies me dat Tumuzgi aan een van de andere leerkracht heeft gevraagd om weer naar het centrum te mogen vertrekken. Hij voelt zich niet goed. “Gebeurt wel meer”, stelt Annelies me gerust. “Hij keert wel vaker vroeger terug naar het centrum omdat hij hoofdpijn heeft.”

© Tiffany Mestdagh

Na het eerste lesuur krijgt de A-klas, de beginnersklas, les van Annelies. “Je zult zien, die klas kan soms wat onrustiger zijn.” En inderdaad. De bel is nog maar net gegaan of Sombul, een twaalfjarig Afghaans meisje met lang zwart begint druk ‘lerares, lerares’ te roepen. Ze is haar smartphone kwijt. Of eerder, ze denkt dat een van de andere jongens van haar klas die voor de grap hebben gepakt. De vermeende diefstal gebeurde op de speelplaats. Lerares Annelies kan er dus niets aan doen. Uiteindelijk geeft Arsala het dure hebbeding terug. De les kan beginnen. Over Afghanistan deze keer. “We spreken twee talen in ons land: Pasjtoe en Dari.” Arsala schrijft de namen van die twee talen in het Pasjtoe op het bord. “Die drie, die spreken Dari. Wij Pasjtoe”, verduidelijkt hij. Wat nu precies de verschillen zijn tussen beide talen, kunnen de jongens in de klas niet goed uitleggen. “Wie Pasjtoe spreekt begrijpt Dari.” Of is het nu omgekeerd? Plots gaat de GSM van Sombul af. Ze neemt op en begint helemaal op te fleuren. Blijkt dat — vertaalt ze na het gesprek — een vriend van haar broer een positief advies heeft gekregen en dus in België mag blijven. Stilte in de klas.

Plots gaat de GSM van Sombul af. Ze neemt op en begint helemaal op te fleuren. Blijkt dat een vriend van haar broer een positief advies heeft gekregen en dus in België mag blijven. Stilte in de klas.

De klas verhuist naar de computers. Opnieuw een uitleg over de World Press Freedom Index. En opnieuw een vaststelling: die jongens en meisjes kennen België niet. “Wie is de president van België”, vraagt iemand, terwijl net ervoor was uitgelegd dat ons land een koning aan het hoofd heeft. Zij hebben een president. Sinds 2014 is dat Ashraf Ghani. “Maar hij is niet goed”, zegt Sombul. “Karzai beter, hij hielp de mensen.” De foto van Ghani mag inderdaad niet lang blijven staan op de projector. Op de vraag of journalisten in hun land een mooi leven hebben, antwoordt Abdul Rahman. “Taliban geven je een papier. Daarop staat er al een artikel geschreven. Zeg jij het anders, dan doden ze je.” Afghanistan staat op de 122e plaats in de Index.

Ook in Rusland is de vrijheid van meningsuiting gering. Deze foto werd in 2014 in de Lomonosov-universiteit van Moskou getrokken. Dit jaar staat Rusland op de 152e plaats. © Tiffany Mestdagh

Na de les mogen de leerlingen nog wat op de computer spelen. Een luxe eigenlijk, want in het open centrum hebben ze niet altijd toegang. Ook het nieuws kunnen ze amper volgen. Wanneer ze een foto zien van VTM-anker Stef Wauters, vragen ze lerares Annelies of dat geen acteur is. Metro-kranten hebben ze wel al zien liggen, maar lezen zit er niet bij. De klas mag aan de computers zitten. De jongens plaatsen een koptelefoon op hun oren en beginnen loeihard naar Afghaanse muziek te luisteren. Ze zingen ook mee. “Vaak beginnen ze midden in een les te zingen”, vertelt Annelies. Alle computerschermen tonen Youtube-beelden uit het Midden Oosten. Afghaanse comedy-shows, hindi-films met Engelse ondertiteling. “Luister eens hiernaar”, zegt Arsala. Het blijkt Shakira te zijn, die in het Pasjtoe zingt. “Wat zingt ze?” “Ik kan het je niet vertalen. Over water, gezin.” Of ze een goed accent heeft? “Ja hoor.” Nu blijkt het volgens het internet eigenlijk niet echt Shakira te zijn.

http://www.youtube.com/watch?v=zd-4DU10PuA

Abdul Rahman zit op zijn Facebook-pagina. Hij scrolt naar beneden. Foto’s van zijn vrienden, voor de Duomo van Milaan, komen te voorschijn en dan plots: een hele hoop mensen op een klein gammel bootje. Bootvluchtelingen. Zomaar op zijn newsfeed. Niet van een of andere documentaire van bijvoorbeeld Vice News, maar wel van zijn vrienden. “Ik ben via Griekenland in Europa gekomen.” Hij bukt zich op zijn stoel. “Zo.” Verstopt in de koffer van een auto. “Ik heb maandenlang in Istanboel gewoond. Zes keer werd ik opgepakt en teruggestuurd naar Turkije.” Een keer zei hij tegen de politie dat hij van Birma was. Niet van Afghanistan. Zo kon hij wel in België geraken. Arsala toont mij dan zijn route op Google Maps. “Mijn stad. Jalalabad.” Hij is moslim, zoals alle andere jongens in de klas. “Soenniet. Hij daar sjiiet”, zegt hij al lachend in het Engels, wijzend naar zijn klasgenoot. Volgens de CIA World Factbook is 80% van de Afghaanse moslims soenniet en 19% sjiiet.

Van Jalalabad naar Pakistan. Google Maps kan die route niet berekenen, Arsala deed die. Verder ging hij naar Iran, Turkije, Bulgarije, Hongarije, Oostenrijk, Milaan, Nice, Parijs. Om dan na vijf maanden in België te geraken. Te voet vooral of in een auto.

Arsala toont beelden. Van executies. Hij tokkelt wat woorden na elkaar in de zoekbalk van Youtube. Fonetisch. Nice wordt nis bijvoorbeeld. “Kijk, deze politie. Mijn dorp.” Doodgeschoten mannen, bloed overal. Nu. En dan plots fierheid. Het cricket team van Afghanistan die de bal heel ver uit het speelgebied slingert. Hun nationaal lied. De bel gaat, de jongens vertrekken. Abdul Rahman wacht me op aan de deur. Als Annelies hem vraagt waarom, zegt hij gewoon dat hij me dag wou zeggen.

Doodgeschoten mannen, bloed overal. Nu. En dan plots fierheid. Het cricket team van Afghanistan dat de bal heel ver uit het speelgebied slingert. Hun nationaal lied.

De dag zit erop voor Annelies. Het is de eerste keer dat ze de verhalen over het geboorteland van haar leerlingen hoort. Zij vindt even haar glimlach niet terug. Zoals Sombul daarjuist. Eerst druk en om aandacht schreeuwend, dan verdrietig voor zich uit starend. “Weet je, die ramp met bootvluchtelingen, het had Tumuzgi kunnen zijn.” Lachende kleine Tumuzgi. “Ik geef hen les, ik stel hen wel vragen over hun leven in België, maar niet over hoe ze hier zijn gekomen. Ik durf niet.” Vandaag deed ze het wel. “Kom maar eens mee naar het centrum”, heeft Imran haar beloofd. “Ja, je mag mee, identiteitspapieren geven, maar mee. Ik soms koken voor de jongens. Tumuzgi niet, hij alleen eet, niet kook. Andere mensen als mama papa er is dan zij koken, maar ik alleen.”

Interview met Olivier Basille, directeur van Reporters zonder Grenzen. Deze organisatie heeft het World Press Freedom Index in het leven geroepen.

Waarom staat België maar op de 15e plaats in de World Press Freedom Index ?

“Dat komt door de communautaire problemen. In Wallonië is er bijvoorbeeld een cordon sanitaire voor de media. Extreem rechtse partijen krijgen geen zendtijd op televisie. Dat is op zich natuurlijk niet slecht, want die media willen gewoon geen haat verspreiden, maar vrijheid van meningsuiting is dit natuurlijk niet. Ook hebben journalisten het financieel steeds moeilijker. Dat zorgt ervoor dat veel freelancers er dreigen alleen voor te komen staan bij een proces indien ze problemen hebben met een artikel. Autocensuur kan dan optreden. Journalisten moeten nu ook meer rekening houden met de adverteerders die hun eigen wil kunnen opdringen. Daardoor dreigen niet alle onderwerpen aan bod te kunnen komen.”

Zal België ooit een veel hogere plaats zal kunnen innemen in de ranking?

“Dat denk ik niet. Om het wel te kunnen zou de structuur van ons land moeten veranderen. Neem nu bijvoorbeeld de situatie tijdens de regeringscrisis in 2007, toen ons land alle records verbrak en het 541 dagen zonder regering bleef. RTBF en VRT wilden toen een groot debat organiseren met alle politieke leiders. Dit ging niet, want bij de RTBF mocht Vlaams Belang niet aan tafel meezitten, bij VRT wel.”

Unlisted

--

--