WEG MET CYBER

Waarom we cyber collectief moeten verbannen uit ons vocabulaire

Tim Toornvliet
9 min readAug 14, 2015

We moeten het nodig eens over cyber hebben.

Het is mooi geweest. We hebben erom gegniffeld, we hebben onze hoofden geschud en wenkbrauwen opgetrokken. Maar het moment is gekomen om het maar eens hardop te zeggen: cyber moet weg.

Je kunt het zielig vinden, beweren dat cyber aan een tweede jeugd is begonnen. Je kunt zeggen dat cyber relevanter is dan ooit. Je kunt vinden dat het een nieuw publiek heeft gevonden en nieuwe bronnen van betekenis heeft aangeboord. Waarschijnlijk heb je gelijk. Maar dat is precies waarom we het collectief moeten verbannen uit onze vocabulaire.

Hier een poging om je te overtuigen.

Peter R. de Vries met een Super Soaker

Om maar meteen met de deur in huis te vallen: cyber betékent niets. Iedereen heeft er vage ideeën bij, maar niemand die me ooit heeft uit kunnen leggen wat het precies is. Het is een voorvoegsel, volgepakt met vage connotaties uit de vorige eeuw. Voor een woord dat zo veel gebruikt wordt, slaagt het er ontzettend slecht in om onze dagelijkse realiteit te beschrijven.

Toegegeven: ik gebruik cyber zelf ook vaak genoeg. Ik heb persberichten geschreven met cyber in de titel, tweets met #cyber verstuurd en heel hard “cyberrrrrrr” geroepen terwijl ik omineus met mijn ogen rolde. Maar dat was altijd met een flinke dosis ironie (nou ja, op die persberichten na dan). Cyber wordt niet graag serieus genomen. Er kleeft iets oubolligs aan. Mannen in pakken die over cyber praten is als Peter R. de Vries met een Super Soaker. De grenzen tussen ernstig en absurd zijn bij cyber bijzonder vaag.

Mijn lachspieren gaan nog steeds trillen als iemand met een serieus hoofd over cyber spreekt. Maar steeds vaker begint mijn innerlijke taalliefhebber intussen zachtjes te huilen.

Vergis je niet: cyber is helemaal hot. Eerder dit jaar was er in Den Haag zelfs een heuse conferentie over cyber, waar wereldleiders dingen riepen over digitale dorpspleinen en informatiesnelwegen. Dit is het thuisdomein van de cyber: een wereld van corporate speak en politieke abstracties.

Geen normaal mens zegt dat hij even cyberspace in gaat om het weer te checken. En ik luister geen cybermuziek terwijl ik cybergesprekken voer op mijn cyberdevice. In het dagelijks taalgebruik van doorsnee personen heeft cyber niets te zoeken. Laat de beleidsmakers maar oreren over digitale dorpspleinen, wij zitten ondertussen op Snapchat.

Het punt is dat we dat helemaal niet moeten willen. Als politici het hebben over cyber, dan hebben ze het namelijk over óns. Over onze e-mails, chatgesprekken, vakantiefoto’s en gadgets. En niet alleen faalt cyber in het beschrijven van die werkelijkheid, het geeft ook een vertekend beeld ervan.

Wetenschap, punk, seks en misdaad

Even in cyberspace checken of het droog blijft vanmiddag.

Om de connotaties die aan cyber kleven beter te begrijpen, is het nodig om even kort in te gaan op de etymologische evolutie van het woord. Voor een uitgebreid overzicht kan ik je dit artikel van Annalee Newitz aanraden. Hier een korte samenvatting:

Cyber is verwant aan het oud-Griekse kybernetes, wat zich het beste vertaalt als stuurman. Eeuwen later duikt cyber weer op in het 19e eeuwse Franse woord cybernétique, wat zoiets betekent als de kunst van het besturen.

In de 20e eeuw wordt het begrip cybernetics geadopteerd door de opkomende wereld van de informatie- en communicatietechnologie. Op dat punt wordt het er qua definities niet veel duidelijker op. Iets met systemen, feedback, neurologie, informatie, controle en netwerken. Het doet er ook niet toe: het belangrijkste is dat onze huidige connotaties bij cyber hier hun oorsprong vinden.

Gelukkig wordt het in de jaren 80 een stuk interessanter dankzij de opkomst van de cyberpunk. Als subgenre van science fiction verkent de cyberpunk de duistere kanten van informatietechnologie in dystopische verhaallijnen met een flinke dosis film noir. Denk Blade Runner, Ghost in the Shell en Atari Teenage Riot (ok vooruit, die laatste is uit de 90s). In de klassieker Neuromancer van William Gibson duikt voor het eerst de term cyberspace op:

Cyberspace. A consensual hallucination experienced daily by billions of legitimate operators, in every nation, by children being taught mathematical concepts… A graphic representation of data abstracted from banks of every computer in the human system. Unthinkable complexity. Lines of light ranged in the non space of the mind, clusters and constellations of data. Like city lights, receding…

Cyber krijgt in dit decennium een nieuwe jas. Bovenop de droge, wetenschappelijke betekenis komt een rijke laag vol virtuele werelden met koud neonlicht, misdaad en kunstmatige intelligentie. In het toekomstbeeld van de jaren 80 zou technologie letterlijk integreren met onze fysieke wereld, door middel van implantaten en virtuele ervaringen.

Illustratie van een scene uit Neuromancer door PHATandy

In de jaren 90 gaan ze helemaal los met de cyber. Het internet wordt mainstream en ineens hebben we cybercafés waarin we naar digitale steden kunnen surfen en cyberchatrooms waarin we kunnen chatten met wildvreemden. Onder invloed van het World Wide Web kreeg zo ongeveer alles het voorvoegsel cyber. Dagelijkse activiteiten werden ineens hip in hun cybervariant, met name cyberseks. Zoals Newitz beschrijft in haar artikel, wordt in de jaren 90 cyber zelfs even synoniem voor seks.

In de 21e eeuw raakte cyber weer uit de mode. Misschien omdat het optimisme van de jaren 90 langzaam verdween. Misschien omdat door technologische ontwikkelingen onze perceptie van het internet veranderde. Waarschijnlijk een combinatie van beiden.

Maar cyber ging niet dood. Integendeel. De afgelopen jaren lijkt het woord weer helemaal terug te zijn. En opnieuw is er een verse lading betekenis in gepompt. Stond cyber 20 jaar geleden nog synoniem voor seks, tegenwoordig gaat het vooral om veiligheid.

Er valt veel te zeggen over cybersecurity en ik zal de laatste zijn om het belang ervan te ontkennen. Maar mijn punt is dit: laat dat cyber toch lekker achterwege. Door het voorvoegsel cyber eraan vast te plakken krijg je de hele geschiedenis van het woord er gratis bij. Het oubollige optimisme van de jaren 90, de dystopische punk van de jaren 80, de kronkelende kabels, het blauwe licht, het virtuele vacuüm. Het is een warboel van achterhaalde technologie, verouderde concepten, gekke science fiction en reële problemen.

Door cyber te blijven gebruiken, houden we een fictieve wereld in stand die alleen maar tot misverstanden kan leiden over de rol van technologie in onze échte wereld.

Een gebrek aan cyberspace

Misschien denk je dat ik overdrijf. Doe dan het volgende: open een nieuw tabblad en doe een Google image-search op de term cyber. Wat zie je?

Ik zie een hoop blauw licht. Heel veel zwevende enen en nullen. Een doodshoofd van rook tegen een achtergrond van lichtgevende code. Een paar hangsloten. Een paar gezichtsloze figuren met capuchons op. En een man met lichtgevende ogen.

Dit is wat vormgevers ervan maken. Vraag een creatief persoon iets te doen met cyber en dit is wat er uit zijn/haar brein komt. Een virtuele ruimte met lijnen van licht. Een grafische representatie van clusters data. Zwevende objecten als in een vreemde hallucinatie.

Scroll nu omhoog en lees het citaat van Gibson nog een keer.

Begrijp me niet verkeerd: ik vind de subcultuur rond het internet en de alle bijbehorende randverschijnselen ontzettend interessant. Maar dat is precies wat het is: een subcultuur met haar eigen fictie. Het heeft geen plaats in serieuze discussies over de huidige maatschappij.

Ik krijg jeuk als ik een nieuwsbericht zie over digitale beveiliging met dit soort afbeeldingen erbij. Ik doe een onvrijwillige facepalm als een beleidsmaker het heeft over veiligheid in cyberspace. En ik wordt diep ongelukkig als ik Ivo Opstelten hoor praten over het fenomeen van de cyber .

Het schept een vervormd beeld. Alsof mensen zich op een dun laagje digitaal ijs begeven waaronder het schimmige vacuüm van cyberspace loert. Alsof cybercriminelen data ademen en in hun hoodie door een zwarte leegte zweven, terwijl ze eigenlijk gewoon naast ons in de rij staan bij de AH. Alsof onze Facebookfoto s in een andere dimensie bestaan, in plaats van op een computer in het datacentrum om de hoek.

Het feit dat we überhaupt nog over cyberspace praten alsof het daadwerkelijk bestaat, vind ik verbazingwekkend. William Gibson, de man die het woord heeft bedacht, zegt hierover:

All I knew about the word “cyberspace” when I coined it, was that it seemed like an effective buzzword. It seemed evocative and essentially meaningless. It was suggestive of something, but had no real semantic meaning, even for me, as I saw it emerge on the page.

Wereldleiders spreken op conferenties over een woord waarvan de bedenker niet eens weet wat het betekent…

Als er ooit al zoiets was als cyberspace, dan bestaat het hooguit nog in de marge. Lawrence Lessig definieert cyberspace in Code: and other laws of cyberspace als een immersieve ervaring, een plek waar je heen kunt gaan en iemand anders kunt zijn of je anders kunt gedragen. Dit was in 1999, in het tijdperk van avatars en de opkomst van MMORPGs. Het web anno 2015 is gepersonaliseerd en gefragmenteerd. Interactie met anderen gebeurt binnen de besloten ruimte van de apps op je telefoon. Natuurlijk bestaan er nog wel open online ruimtes met hun eigen regels en dynamiek, waarin je al dan niet anoniem aanwezig kunt zijn. Maar is dat dan wat we bedoelen met cyberspace?

Anno nu is cyberspace overal en nergens. Het gekraak en gepiep van je modem symboliseerde ooit je reis naar cyberspace, maar die fysieke grens tussen online en offline is in de afgelopen 20 jaar verdwenen. Technologie is onlosmakelijk verbonden met de meeste aspecten van ons leven en dat zal alleen nog maar toenemen. Zo lang we cyber als een losstaand fenomeen blijven beschouwen, houden we een gekke kunstmatige afstand in leven. In plaats van digitale problemen te framen als iets alledaags en gemeenschappelijks, plaatsen we ze in een fictief domein waar alleen een select gezelschap verstand van lijkt te hebben.

Een wereld zonder cyber

Misschien dat je de afgelopen 7 minuten dacht: prima, maar wat dan wel? Als cyber zo nodig weg moet, wat is dan het alternatief?

Volgens mij is er geen alternatief. Dat is juist het punt. We hebben cyber helemaal niet nodig. We hebben genoeg woorden om onze digitale wereld mee te beschrijven: netwerken, computers, servers, devices, het web, apps, interfaces, infrastructuur, gebruikers... En ze zijn stuk voor stuk meer informatief dan cyber. Sterker nog: we hebben al deze woorden hard nodig om de nuance in het publieke debat over technologie aan te brengen. Cyber zit dat alleen maar in de weg.

De afgelopen jaren heb in allerlei settings mogen discussiëren over de invloed van digitale technologie op de samenleving. Geen enkele keer kwam cyber daarbij van pas. De keren dat ik het woord gebruikte was het uit gemakzucht, om met een verwijzing naar een containerbegrip een algemeen punt te maken. Maar het enige dat ik dan deed was het onderwerp ontoegankelijk maken voor een groot deel van mijn publiek. Andersom merkte ik dat de discussie pas ging leven als ik het zo concreet en alledaags mogelijk maakte.

Ik snap dat het voor de cybersecurity-branche lastig is om zomaar afstand te doen van het buzzword waarin ze veel hebben geïnvesteerd. Prima. Heb het onderling over cyber zo veel je wilt, maar laten we het woord weg houden uit het publieke debat. Laten we over de beveiliging van iemands smartphone net zo spreken als over de beveiliging van iemands huis: in normale woorden die iedereen snapt.

Ik ben me ervan bewust dat ik tot nu toe zelf bovengemiddeld veel heb bijgedragen aan het in leven houden van cyber. Alleen in dit artikel al heb ik het woord 79 keer genoemd. Daarom een plechtige belofte: vanaf nu ga ik het goede voorbeeld geven en het woord zo veel mogelijk vermijden. Ik beloof niet dat het altijd zal lukken. Paradoxaal genoeg zal ik cyber nog heel vaak moeten noemen als ik aandacht voor dit pleidooi wil krijgen. Het is een begin, maar het heeft natuurlijk pas zin als een kritieke massa WEG MET CYBER begint te roepen.

Noem me een optimist, maar als we allemaal een beetje ons best doen, kan cyber eindelijk met een welverdiend pensioen.

*UPDATE* Dat ik niet de enige ben met weerstand tegen cyber dat wist ik. Dat er een heuse #wegmetcyber-beweging bestaat wist ik nog niet. Na het publiceren van dit stuk werd ik gewezen op dit manifest, dat hetzelfde punt maakt als ik hierboven. Maar dan in aanzienlijk minder woorden.

--

--

Tim Toornvliet

Communicatieadviseur. Landlocked longboarder. Speelt soms blues op basgitaar. Only here for the hoverboard.