Van Science naar Maken
--
Op 2 oktober 2015 sprak ik onderstaande tekst (ongeveer zo) uit op het congres van JongNVON. Jong NVON is de club van jonge bètadocenten die aangesloten zij bij de NVON, de Nederlandse Vereniging voor Onderwijs in de Natuurwetenschappen. Ik was uitgenodigd om de beginlezing te geven.
Irrelevante tekst over hoe de presentatie gegeven wordt, heb ik weggehaald of gewijzigd.
Het is oprecht een enorme eer om hier te staan. Wanneer krijg je nou de kans als ouwe rot in het vak zo’n veertig jonge bètadocenten toe te spreken? En dan ook nog veertig jonge bètadocenten die de moeite nemen om op vrijdag en zaterdag een congres te bezoeken.
Ik heb geleerd dat het goed is om te vertellen wat ik ga doen. “Vertel je leerlingen van tevoren wat ze kunnen verwachten.” Hoor je dan op de lerarenopleiding. Ik ben het daar niet helemaal mee eens. Enige verrassing en spanning in de les is heel goed. Ik ben wellicht wat ouderwets maar ik beschouw mezelf in de les vaak als verhalenverteller. En zoals elke verhalenverteller weet, is het niet echt handig om alvast de clou te vertellen. Dus ik houd het een beetje vaag. Maar laten we zeggen dat ik een redelijk klassieke opbouw zal gebruiken. Dus via de geschiedenis. Eerst wat het onderwijs en ik hebben meegemaakt de afgelopen jaren, daarna inzoomen wat ik op school heb gedaan en meegemaakt, om vervolgens weer naar het onderwijs in het algemeen te gaan. En als laatste een paar aanmoedigingen en een oproep. Vaag genoeg lijkt me.
Goed. Eerst maar eens: wie ben ik en wie zijn jullie. Als ik naar jullie kijk, kan ik niks anders zeggen dat jullie de elite zijn, keurtroepen die het onderwijs in de Natuurwetenschappen de komende dertig jaar moeten gaan vormgeven. Er zijn er natuurlijk meer van, van jonge bètadocenten maar niet zoveel en kennelijk liggen zij liever nu voor de buis te kijken naar DWDD. Ik heb kortom de toekomst voor me en ik kan me geen belangrijke groep voorstellen om toe te spreken. Fijn dat jullie er zijn en dat jullie wat willen.
Over mezelf. Geboren in 1969. Ik ben in Leiden op Visser ’t Hooft naar het gymnasium geweest, heb daarna natuurkunde gestudeerd aan de VU, doctorandus geworden, de postdoctorale lerarenopleiding gedaan en in Den Haag op de Populier gaan werken. De bovenbouw HAVO/VWO deed ik in het begin, daarna heb ik ook onderbouwklassen erbij gegeven en op een bepaald moment ook 3 en 4 MAVO en nu doe ik weer alleen de bovenbouw HAVO/VWO en geef ook NLT aan H5, V5 en V6.
Ik begin expres met het leraarschap want zo ik iets ben, ben ik een leraar. Dat doe ik met hart en ziel en plezier. Het is wat ik het liefste doe en ik ben stevig van plan om dit tot het einde van mijn loopbaan te doen. Dit is ook altijd, bij elke gelegenheid waarin ik iets mag zeggen het eerste wat ik zeg en ik hoop dat jullie dat ook zo voelen of gaan voelen. Leraar zijn is een prachtig vak waarin je de gaafste dingen meemaakt. Bovendien is het een extreem belangrijk vak. Dus: op alle feestjes, zeker op feestjes met uitsloverige “bedrijfsleven” typjes: altijd zeggen: “Ik ben leraar en daar ben ik apetrots op!”
Het gaat vandaag over “Het ontwikkelen van een lessenserie.” Ik lees dat maar als: “Je wilt wel eens wat anders, meer, beter, leuker, efficiënter en hoe doe je dat?” Een schitterend onderwerp, moet ik zeggen.
Science
Mijn school, de Populier in Den Haag, zou je een heel normale school kunnen noemen. We bestaan iets meer dan 100 jaar en zijn van een christelijke signatuur. Een stadsschool met MAVO, HAVO, VWO en gymnasium. Een oud gebouw (80 jaar oud ongeveer) dat in de loop van de tijd enigszins aan de moderne tijd is aangepast. De leerlingen van de Populier zijn meestal van gemiddelde komaf. Pa werkt op kantoor, ma in de verzorging, niet veel academisch geschoolde ouders, middenklasse zou je kunnen zeggen. Redelijk gemixt wat betreft zwart/wit. Alle stadsproblemen hebben wij op school ook. Ongeveer 1000 leerlingen en groeiende. Misschien is de beste manier om mijn school te typeren wel de volgende: wij zijn nog een typische emancipatieschool: veel van onze leerlingen gaan een onderwijstrapje hoger. Dus (grofweg en in lang niet alle gevallen): kinderen van ouders zonder enige formele opleiding gaan naar het MBO, kinderen met ouders die wel enige opleiding hebben gedaan gaan naar het HBO en leerlingen van ouders met een HBO-opleiding gaan naar de universiteit. Ik vind: een mooiere school bestaat er niet.
Als je nog niet zo oud bent als ik dan heb je dat allemaal nog niet meegemaakt maar een school gaat eigenlijk altijd door dalen en bereikt ook toppen. En met name die dalen zijn altijd heel gunstig voor een reshuffle van wat je aan het doen bent. Zo zagen wij een jaar of dertien geleden een scherpe daling in de toestroom van met name HAVO- en VWO leerlingen op de Populier. Dat is natuurlijk vervelend, het zijn per slot van rekening allemaal banen en een slechte aanmelding merk je nog jaren in de schoolpopulatie.
We kregen wat hulp van buitenaf en de dag voor het nieuwe schooljaar 2002/2003 zat een aantal docenten en directieleden bij elkaar om samen te bekijken hoe we ons onderwijs wat aantrekkelijker konden maken voor basisschoolleerlingen. Want dat was uit de analyse gekomen: we waren wat degelijk en ouderwets. Tegelijkertijd bleek dat de keuze voor een middelbare school in toenemende mate door de leerlingen zelf werd genomen. Ook konden we steeds minder rekenen op een voorheen redelijk stabiele instroom van leerlingen met een christelijke achtergrond. Opdracht van die vrijdag was dus: bedenk wat we kunnen doen om uitdagende dingen te doen die leerlingen naar de Populier zouden trekken.
Ik zat in een clubje met wat bèta’s en we bedachten iets cools: een wekelijks bijeenkomend clubje dat naast school gave dingen dingen zou gaan doen op bètagebied. We schreven wat ideeën op en ik mocht het presenteren aan de rest van de groep. Maar, eerst was de cultuurgroep aan de beurt. Zij hadden bedacht om ook mooi en uitdagend cultuuronderwijs te geven. Maar dan wel gedurende een hele dag per week!
En toen moest ik. Ik dacht: “Fuck it!” En zonder ruggenspraak vertelde ik ons plan en zei dat wij het ook wel een dag per week wilden gaan doen maar dan met de bètavakken. Geschrokken gezichten bij mijn clubje. Maar! Bij de bespreking van de verschillende plannen waren de externe betrokkenen meteen heel duidelijk. Dat plan van ons, dat was onderscheidend. Nog nergens in Nederland was dit ooit gedaan en dit moesten we maar gaan doen.
Schrik natuurlijk! In een keer werd ons ballonnetje voor een clubje een plan voor een dag en daarna iets dat we moesten gaan uitwerken. Maar, stoer als we waren, hebben we het toch maar gedaan en we hebben een paar maanden later een uitgewerkt plan gepresenteerd. Onze collega’s waren enthousiast en we mochten beginnen. Onze schoolleider zei: “Weet je, we zullen wel zien of het in een keer goed gaat. Als we er tien leerlingen mee trekken, dan doen we het toch”. Naast onze Sciencestroom startten we ook een cultuurstroom en een sportstroom. We maakten lessen, gingen werven, en checkten elke week voorzichtig de aanmeldingen.
Tien leerlingen? Nee hoor, in het eerste jaar direct veertig bruggers die met ons mee wilden doen. En dan moet je echt aan de slag! En toen hebben we iets verstandigs gedaan.
We zijn een dagje met de bèta’s op de hei gaan zitten en hebben o.l.v. een verstandige meneer een aantal zaken besproken en een begin gemaakt met wat lessen. Dat was belangrijk maar het belangrijkste deden we aan het begin van die dag. We hebben een koers uitgezet. Wat er precies in die koers stond, is niet zo belangrijk. Veel belangrijker is dat we een aantal belangrijke zaken op een rij hebben gezet waaraan al ons nieuwe onderwijs zou moeten voldoen. Dit hielp enorm!
En we maakten lessen. Een heleboel. Projecten zoals licht en zicht met blauwdrukken, pinhole camera’s met echt afdrukken in een doka lokaal, animatiefilms maken, 3D foto’s. Vergelijkend warenonderzoek om te leren onderzoeken, CSI natuurlijk, hoewel we die snel hebben verlaten, vaardighedenprojecten met meten, wegen, zagen, timmeren, alles. Appeltaart zagen heet dat project, een bruggenproject (was toen nog best hip) waarin we ook een ingenieur van Rijkswaterstaat binnenhaalden die ons meenam de Van Brienenoordbrug in, duurzame energieproject waarin ze o.a. zonneovens moesten maken, sieraden maken met echt zilverm Rube Goldberg project, eigenlijk kinetische lijn, kringlopen, eten en beestje, tassen maken, en nog veel meer. Altijd langs de koersmeetlat gelegd en altijd zelf gemaakt.
Verder gaven en geven we nog steeds de vaardigheidsvakken Denklessen en Technisch Ontwerpen. Denklessen zijn losjes gebaseerd op Thinking Science en Technisch Ontwerpen hebben we samen met een paar andere scholen en de TU Delft ontwikkeld. Dat laatste, in een samenwerkingsverband, beviel ook heel goed. Kost minder tijd en het wordt er beter van.
Mijn hemel. Hoeveel fouten hebben we toen niet gemaakt! Veel te veel, te moeilijk, te makkelijk, te snel, te langzaam te jongetjes-achtig, te theoretisch, te speels. Alles wat je verkeerd kan doen, deden we verkeerd. Maar het werd elke keer een stukje beter. Het was keihard werken, echt. Soms ietwat teveel. Maar we vonden en vinden het leuk en het is van ons.
Wat doen we nu, meer dan tien jaar verder? We geven Science aan klas 1,2,3. Aan de HAVO en het VWO sinds het begin en aan de MAVO sinds een jaar of vier, vijf. Elk jaar melden zich tegenwoordig een stuk of 90 leerlingen aan om dit te doen. Die doen dit twee jaar op de MAVO en drie jaar bij de HAVO en het VWO. Ongeveer 250 leerlingen Science zijn er dus altijd op de Populier. Een kwart van onze totale bevolking. En veel ex-Scienceleerlingen in de bovenbouw natuurlijk.
We doen dit met een geweldig team. Ik kan dit eigenlijk nooit goed zeggen zonder een beetje emotioneel te worden. Wij hebben echt het allerbeste Scienceteam ter wereld! Een prachtige mix van allerlei soorten vaak tegengestelde eigenschappen. Creatief versus behoudend, chaotisch versus zorgvuldig, autoritair versus lief, oud versus jong, man versus vrouw (ons hele tweede klas scienceteam is vrouw). We zijn helemaal gek op elkaar en durven elkaar ook behoorlijk de waarheid te zeggen. Onze TOA’s zijn onze ruggengraat, en een zeer belangrijk onderdeel van ons team. Zonder hen kunnen en doen we niks. En ik kan me voorstellen dat je denkt: zo’n team hebben wij niet, hoe kunnen wij dan ooit een grote verandering aanbrengen? Let op: zo’n team hadden we in het begin natuurlijk niet. Maar door enthousiasme, vertellen, delen, veel energie steken in andere mensen vertellen hoe jij het hebt gedaan, hebben we hele gave nieuwe collega’s. En dan heb je ook minder last van het zo enorme tekort aan bètadocenten.
We doen dit nu dus al meer dan tien jaar. Het zou dan natuurlijk kunnen gebeuren dat er een beetje sleet op komt. En dat is soms ook zo. Maar het mooie is dat we veel energie in de club hebben en altijd nieuwe paden proberen te bewandelen. Een van die paden is het pad van het Maken geworden. En als je vraagt waar mijn hartje tegenwoordig snel van klopt, dan is dat van Maken. En daar gaat het tweede deel van mijn praatje aan jullie over.
Maken
Ik praat de laatste tijd veel over Maken op heel veel plekken tegen heel veel mensen. En ik kan het op heel veel verschillende manier vertellen. Vanuit de wetenschap bijvoorbeeld. Dan kan ik vertellen dat er een directe lijn ligt van Fröbel, via Montessori, Vygoytsky, Piaget naar Papert. Interessant maar ik doe het niet. Ik kan ook kiezen en dat doe ik wel eens, voor de maatschappelijk/politieke aanvliegroute. Als je met de politiek praat over geld, is dat handig bijvoorbeeld. Maar het allerechtste is het om het te vertellen via de persoonlijke route.
Toen wij een flink aantal jaar bezig waren, keken we eens goed naar de leerlingen die Science deden en waren eigenlijk een beetje jaloers. Al die leuke dingen die ze deden en vooral maakten. En toen bedachten we ons: dat kunnen wij toch ook? We zijn toen begonnen met ons zogenaamde Plakken en Knippen clubje. Elke eerste maandag van de maand, als de sirenes gaan, gaan wij ’s avonds naar school, naar onze maakplek. Eerst met vier docenten. Knutselen. Solderen, hameren, later gebruik makend van de apparatuur die de school binnenkwam. Mijn hemel, wat was dat gaaf! Ik kon er in het begin echt niks van, ik kreeg zelfs een soort dyslexiekaart voor knutselen, een dysbricolikaart maar plezier, hulp, volharding brachten mij steeds een stukje verder.
Tegelijkertijd kregen we lucht van en nieuwe beweging die zich met name in de VS opkwam: The Maker Movement. Via het tijdschrift Make waar ik vanaf het begin op geabonneerd ben, zagen we de wonderlijkste producten, kunstwerken, maar ook zeer goed maakbare zaken en we gingen aan de slag. Langzamerhand overkwam mij het beste dat me sinds jaren was overkomen: ik werd een Maker! De dysbricolikaart werd me afgenomen en ik werd Maker. De club groeide ondertussen en op een goeie maandagavond zijn er soms wel 15 mensen: collega’s, ook van de niet bètavakken, twee oudleerlingen, collega’s van andere scholen, vrienden, kunstenaars, mensen die we kennen van Twitter, bezoekers, iemand van het bestuur. Allemaal gek op Maken.
Na een aantal jaar, had mijn grote vriend en collega Per-Ivar Kloen een briljant inzicht. Hij zei: “Waarom brengen we dit niet terug naar de leerlingen? Kijk eens naar jezelf! Je leert enorm veel, zonder dat je het merkt en het is nog gaaf ook!” Eigenlijk was dat de geboorte van Maker Education in Nederland. En, zoals dat vaak gaat met goede ideeën was dit idee ook geboren aan de andere kant van de wereld. In de Verenigde Staten ontstond iets dat langzamerhand Maker Education is gaan heten. Makers onderwijs.
We zijn het gaan doen en we doen het nog steeds. We zijn er ook over gaan spreken, twitteren, bloggen, Facebooken. Slechts om het feit dat we er zo enthousiast van zijn maar vooral onze leerlingen.
Wat is dat Maker Education? Laten we eerst vaststellen dat de laatste jaren het werken met je handen op algemeen vormende scholen is verdwenen. Op sommige scholen wordt nog Techniek gegeven en ik ken zelfs nog scholen waar handenarbeid op het rooster staat. Maar het zijn dure en soms ook gevaarlijke, intensieve vakken en als de docent wegging, ging het vak vaak ook weg.
DIY. Do It Yourself. In mijn optiek is een van de belangrijkste kenmerken van Maker Education dat je echt iets maakt. En bij voorkeur iets dat je na aan het hart gaat. Iets dat je graag zelf wilt maken. Iets dat van jou is. Dan werkt het het beste. We hebben op school ook wel eens nagedacht over werken met opdrachten, bijvoorbeeld van het bedrijfsleven. We hebben dat niet gedaan: laat het bedrijfsleven nog maar even op afstand staan. Laat de leerlingen eerst zelf maar eens bedenken wat ze willen maken. Het betekent niet dat je niet iets voor een ander kan maken of zelfs in opdracht. Als je het maar wílt maken. Tussen je handen en hoofd zit niet voor niks je hart.
DIWO. Do It With Others. Het feit dat je het alleen doet, betekent niet dat je eenzaam in een kamertje aan je dingetje werkt. Nee, een van de allersterkste stutten onder The Maker Movement en in haar kielzog Maker Education is de gemeenschap. Delen via website , social media, blogs is een voorwaarde en een goed gebruik. Als je iets wilt maken en je komt er niet uit dan zijn er velen bereid je te helpen. Social media en de website maken het contact volstrekt plat en egalitair, iedereen is gelijk en je krijgt meteen antwoord. Ik heb daar een mooi voorbeeld van. Mijn twee makkers van school en ik gingen op studiereis naar San Francisco voor Maker Education. We wilden graag een bezoek brengen aan Het Exploratorium, het mooiste Science Museum ter wereld op een pier in San Francisco. Wereldberoemd om hun knutsel/tinkering programma Ik stuurde een mailtje en kreeg na een halve dag een mail terug dat we welkom waren en gasten van het centrum. Melden bij de receptie en we kregen een rondleiding en een gesprek. We hadden daar nog een halve dag en we dachten, hoe gaaf zou het niet zijn om naar de allermooiste Makerspace ter wereld te gaan, die van Autodesk op Pier 9, een paar honderd meter van het Exploratorium. Deze Makerspace herbergt ook de gaafste Maakwebsite van de wereld, Instructables, dus daar moesten we zijn. Een probleem, je kunt daar slechts een rondleiding krijgen als je een medewerker kent. Wij kenden daar natuurlijk niemand. Hoewel. Ik had wel eens gezien dat de baas van Autodesk (een bedrijf met een omzet van meer dan 2,5 miljard dollar, AutoCad is hun bekendste product) Carl Bass, zelf een maker is en enthousiast is over maken en leren. Ik dacht, niet geschoten is altijd mis. Ik zocht zijn e-mail adres op en stuurde een mailtje. Binnen een paar uur antwoord. “Leuk, goed dat je het doet en je bent welkom. Ik leid jullie, als ik er ben, zelf rond.” Die rondleiding deed hij uiteindelijk niet zelf maar we hebben hem wel gekregen en die was briljant!
https://www.youtube.com/watch?v=poynBun5q6U
Ook Maker Faires zijn fantastisch. The Biggest Show and Tell On Earth. Tien jaar geleden begonnen in The Bay Area, bij San Francisco en in 2014 waren er 14 grote waaronder in New York, Rome, Newcastle en 119 Mini Maker Faires, zoals in Eindhoven onlangs ook weer. Feestelijke bijeenkomsten. Wij zijn twee keer in Newcastle geweest en de bijeenkomsten met honderden, zeer tot delen bereid zijnde makers is echt heel erg inspirerend.
https://www.youtube.com/watch?v=PL52GT9WXjA
Tool up! Lastig te vertalen maar een mooie aansporing uit het Maker Movement manifesto. Tool up! Zorg voor spullen, voor gereedschap. De opkomst van de spullen voor gecomputeriseerd maken zoals 3D printer, de lasercutter, de CNC machine, de vinylsnijder en de goedkope open computers als Arduino, de Raspberry Pi en onlangs de $9 CHIP computer. Tel daarbij op de extreem goedkope elektronica die je in China kunt kopen en je kunt je voorstellen dat Maken een stuk makkelijker wordt. Ik zeg wel eens: door de steeds eenvoudiger bediening van de apparaten is de afstand tussen wat je in je hoofd hebt en wat je maakt veel kleiner geworden en overbrugbaar. Als je vroeger iets elektronisch wilde maken, moest je dat van de grond af opbouwen. Nu moet je een beetje leren programmeren.
Laat je niks wijsmaken trouwens. Als je echt iets wil, dan moet daar geld voor te krijgen zijn. Dat is bij ons gelukt, dat moet ook bij jullie kunnen. Wees daar stoer in en ga op iedereen af. Die paar duizend euro voor een lasercutter zijn echt wel te vinden. Denk ook aan externe geldstromen als het Leraren Ontwikkelfonds.
Wat is nu de reden dat ik vind dat Maker Education een belangrijke plek in het onderwijs moet krijgen? Zoals ik al zei kun je dat op verschillende manieren benaderen. Politiek/maatschappelijk. Het is ontegenzeggelijk zo dat onze maatschappij creatieve, scheppende mensen nodig heeft. Om de wereld beter te maken. Om oplossingen te verzinnen voor problemen die wij, ik, de oudere generatie, soms hebben veroorzaakt. Denk aan het broeikaseffect, overbevolking, vluchtelingstromen, armoede, vergrijzing, etc. Maar ook om de wereld en de economie verder te helpen. Innovatoren. En als we dan er tegelijkertijd ook nog voor kunnen zorgen dat leerlingen zodanig worden opgeleid dat ze durven overwegen om eigen baas te worden, te ondernemen, verantwoordelijk te worden voor hun eigen geluk, dan is dat prachtig. Dit alles komt samen in Maker Education.
Er is nog een andere, wellicht wat minder hoogdravende maar belangrijke reden om leerlingen zelf dingen te laten maken. De wereld is in toenemende mate technologisch van aard. In de Verenigde Staten deelt Amazon knoppen uit die je verbindt met je wifinetwerk en je bijvoorbeeld plakt naast je wasmachine. Dit heet Amazon Dash. Als je waspoeder bijna op is, druk je op die knop en de volgende dag wordt een nieuw pak waspoeder bezorgd. Daar moeten we ons mee verhouden, leerlingen moeten weten hoe dat werkt en het liefst ook weten hoe je het maakt. Dat zorgt ervoor dat je de wereld in je handen krijgt en ze je niks meer wijs kunnen maken.
Onderwijs-wetenschappelijk ligt het allemaal wat gecompliceerder. Er zijn hardcore Maker Educators die zeggen dat we alle bestaande lessen moeten vervangen door betekenisvolle opdrachten en dan komt het wel goed met de wereld. Eigenlijk wijst het onderwijsonderzoek niet precies in die richting. De PISA resultaten zullen er niet beter door worden. Dat is waar. En ook is het niet altijd erg efficiënt. Wat je in een theorieles kunt uitleggen en laten verwerken, kost, via een maakopdracht soms wel het vijfvoudige. Wel is het natuurlijk zo dat als je goed kijkt naar de innovaties/uitvindingen die worden gedaan, altijd tot stand komen door een klooiproces, nooit rechtlijnig van idee naar product. En dat maken de leerlingen mee als ze maken.
Maar wat wij in ieder geval zien is dat er twee dingen gebeuren die in de dagelijkse praktijk van regulier onderwijs minder vaak gebeuren. Ten eerste versterkt het kinderen, empowerment in het Engels. Je ziet leerlingen die normaalgesproken een beetje wegduiken in school, nu met opgeheven hoofd rondlopen. En het tweede, dat hier ook wel wat mee te maken heeft, het motiveert enorm. En dat is de heilige graal die we in het Nederlands onderwijs zoeken. We doen het heel goed op de internationale ranglijsten, we staan 10e in de PISA ranking na de usual suspects als de drillende landen uit het Verre Oosten. En Unicef onderzoek laat zien dat we de gelukkigste leerlingen van de hele wereld hebben. Alleen laat onderzoek zien dat onze leerlingen niet graag naar school gaan. En Maker Education is een van de manieren die, dat weet ik zeker, werkt.
En dat het motiveert komt, ik zei het al, doordat het van jezelf is. Je wilt het maken, je wilt het weten en als je dan wat moet leren, dan moet het maar. Dat heeft hele diepe wortels. Je zou kunnen zeggen dat dit juist is wat ons onderscheidt van dieren. Wij weten de wereld naar onze hand te zetten, gebruiken daarvoor gereedschappen. We maken, we creëren. En we vertellen verhalen, we bouwen voort op de kennis van vorige generaties. Maken zit diep, heel diep. Ik zie dat heel vaak bij workshops of lezingen zoals vanavond.
Maker Education als zodanig, is op De Populier begonnen met het vak NLT, Natuur, Leven en Technologie. In dit programma zit een wat vrije ruimte en die benutten we maximaal door daar voor 5 HAVO en 6 VWO tegelijkertijd de Meesterproef in te plaatsen. Leerlingen moeten laten zien wat ze in alle jaren hebben geleerd. De opdracht is: Maak wat je wil. Er moet echter wel een uitdaging inzitten. Veel leerlingen die NLT kiezen hebben in de onderbouw Science gedaan en hebben dus best wat maakvaardigheden. Een week of tien lang zijn ze ermee bezig. In de loop der jaren hebben we het behoorlijk gefinetuned. Zo zijn er leerlingen die niet weten wat ze willen maken. Daarvoor hebben we een hele set gereedschappen om tot ideeën te komen. Ontwerpen, bestellen (ze krijgen een klein budget, daar ontkom je niet aan), contact zoeken met ander makers. Een ongelooflijk woeste boel, die lessen maar vaak met geweldige producten waarvan je er hier een paar ziet.
Twee meiden zeiden tegen ons: wij kunnen niks en we weten niet wat we moeten doen. Na een tijdje gepraat te hebben, vroegen we: “Waar gaat je hartje dan wel snel van kloppen?” Ze wilden graag, dat hoor je vaker, met kinderen werken. Aan het eind stonden er twee trotse meiden te presenteren. Iets gemaakt voor op de basisschool. Ze hadden met de lasercutter een pop uitgesneden, met de 3D printer en klei een aantal organen gemaakt, deze verbonden via een MakeyMakey met de computer en als je een orgaan aanraakte dan zei de computer welk orgaan dit was en wat het deed en… apetrots! En wij ook.
Dit doen we nu een jaar of vijf. Twee jaar geleden zijn we begonnen met de FABklas. Per-Ivar, mijn collega, schreef zich in voor de Onderwijspioniers, kreeg 5000 euro subsidie en we zijn het volgende avontuur aangegaan. Een keer of vijftien per jaar komen leerlingen van alle klassen, van de MAVO/HAVO brugklas tot VWO 6 bij elkaar op vrijdagmiddag. Van 16.00 uur tot 19.00 uur, de tijd dat de meeste leerlingen thuis aan het gamen of chillen zijn. Ze betalen een klein bedrag, we eten gezamenlijk en we maken dingen. Dingen die ze willen maken. Meestal alleen, soms samen. Van een houten fiets tot een programmeerbare deurbel, games, wapens (mag niet, gebeurt toch), kattenhuisjes. We hebben een sloper die elke keer wat uit elkaar haalt en dat netjes fotografeert, er wordt gewerkt met de lasercutter, de 3D printer, de vinylsnijder, Arduino’s Raspberry Pi’s maar ook gezaagd, getimmerd, etc.
https://www.youtube.com/watch?v=bq0H2XVvoJk
Een uitermate succesvol project. Heel veel bezoek, bijna elke keer wel, Per is Onderwijspionier van het jaar hiermee geworden, we hebben de Ververs Award gewonnen, het is in vele kranten verschenen, in tijdschriften, op de radio. We worden heel veel gevraagd voor workshops, praatjes, meedenken, projecten, commissies, samenwerkingsverbanden, commerciële dingen etc.
Mooi allemaal maar het gaafste succes is het volgende. Aan het einde van de FABklas, op vrijdagavond 19.00 uur, dan moeten we de leerlingen er vaak uitschoppen De leerlingen doen zo graag mee en werken heel hard. Op een enkeling na doet elke leerling die vorig jaar meedoet, dit jaar weer mee. Zelfs de oudleerlingen komen vaak nog aanwaaien. Er worden gave dingen gemaakt maar dat is niet de kern. Er wordt geleerd, op eigen initiatief en met een enorme vrolijkheid. En dat is het grootste en gaafste succes.
We beschouwen de FABklas als onze speeltuin, onze zandbak waarin we van alles proberen. Wij, en niet alleen wij, denken dat The Internet of Things, zeg maar apparaten om je heen die allemaal aan het internet hangen, heel groot gaat worden. We hebben dit jaar voor de FABklas een aantal IoT spullen gekocht en we gaan met wat leerlingen daarmee aan de slag. Wat kan het, hoe kan het. Wat doet het, wat doet het niet? Spannend en cool. Onze nieuwste apparaten worden door leerlingen uitgeprobeerd en we praten ook veel met hen over wat Maken met je doet. Kortom: de leukste middagen van het jaar!
Bij de sectie biologie hebben ze het onderwerp “de lever” vervangen door een maakopdracht waarin de leerlingen iets moeten maken dat de functies van de lever laat zien. Een puzzel, een spelletje, een 3D-print, een houten model, verzin het maar. Daar komen geweldige dingen uit en een saai onderwerp (quote biosectie) wordt weer een stuk leuker. Bij geschiedenis hebben ze in samenwerking met Science een project gedaan om interactieve monumenten te maken. Een monument over een belangrijke gebeurtenis uit de geschiedenis. En als je op een knopje drukt dan hoor je een geluidsfragment of er gaat een lampje branden of iets bewegen of… Middagen lang zijn de leerlingen aan de slag geweest en de resultaten waren best heel cool.
Bij mijn vak, natuurkunde hebben de leerlingen iets natuurkundigs gemaakt. Het mocht van alles zijn: een meetinstrument, een kunstwerk, een demo-proef, een app, een… Als het maar een natuurkundige component had. We hadden niet zoveel tijd maar toch werden er gave dingen gemaakt. Een Strandbeest zoals van Theo Jansen, een Infinity Mirror, een papieren pistool (daar is ie weer), etc. Niet alles was even goed. Iets dat we geleerd hebben: voor leerlingen die een beetje of ver in het autistisch spectrum zitten is een opdracht als “Maak maar iets.” Best ingewikkeld. Daar gaan we wat mee doen. Waarschijnlijk de opdrachten kleiner maken en bij elke stap meedenken.
Vanzelfsprekend wordt er bij Science een boel gemaakt en ook daar worden de opdrachten steeds kaler. Zo hebben we een tassenproject waarbij de leerlingen een tas maken, hoe ze maar willen. We hebben naaimachines en binnenkort ook waarschijnlijk een borduurmachine maar ze mogen ook gemaakt worden van hout, metaal, verzin het maar. In de vierde den we bij NLT alvast een kleine Meesterproef en binnenkort gaan we in de derde bij Natuurkunde ook aan het maken slaan. 5 HAVO en 5 VWO maken elk jaar hun eigen bier bij biologie (toen we dit in de Verenigde Staten vertelden, vielen de toehoorders letterlijk van hun stoel af en gingen meteen hun collega’s appen, wat we nu horen, die maffe Nederlanders…). En volgende week is de veertiende Muizenvalautorace, gestart in 2003 dus, toen we dit nog helemaal geen Maker Education noemden, waarbij de leerlingen van de examenklassen MAVO, HAVO en VWO tegen elkaar strijden om de beker voor degene die met de energie van een muizenval een auto zover mogelijk laat rijden. Die auto wordt van tevoren ontworpen en op een ochtend gebouwd in onze scienceruimte. Feest!
Er zijn steeds meer scholen hiermee bezig, soms geïnspireerd door wat wij doen, soms al heel lang maar niet onder die naam. De Makerklas van Ralph Crützen in Heerlen, in Haarlem is Dick van de Wateren bezig met een groep leerlingen in de Maker+klas, in Rotterdam heb je het Lab Rotterdam, Jeroen de Boer van Frysklab trekt met een bus vol 3D-printers, een lasercutter, MaKeyMaKey’s, etc. door Friesland en verder om scholen te bedienen, de Waag in Amsterdam biedt vele cursussen voor docenten en leerlingen, er zijn basisscholen bezig met Uitvinderslessen. Design Thinking vindt zijn plek op verschillende scholen.
En in mijn ideale wereld gaan jullie met drie gedachten weg van dit praatje:
- Ik kan echt iets veranderen. Het is mogelijk, weest stoer, ga erin, probeer wat, zoek medestanders. Het kan.
- Iets veranderen, iets verbeteren waar je achter staat, waar je iets bij voelt, dat is gaaf. Leerlingen voelen wanneer iets je aan het hart gaat. Gebruik dat en geniet ervan.
- Het zou gaaf zijn als julie na dit praatje denken: ” Let op: het is niet iets exclusiefs voor de bètavakken, het kan heel goed samen met de kunstvakken op school of zelfs iets breder. Zoek hen op, misschien ook je techniek- of handvaardigheidcollega en ga aan de slag. Ga zelf eerst eens iets maken en voel hoe plezierig dat is.
Als ik dat voor heb gekregen, dan is deze avond geslaagd. Ik wens jullie een inspirerend congres toe.