De Oude Abdij van Kortenberg

Christiaan Janssens
33 min readJul 7, 2019

--

Inleiding

De Oude Abdij van Kortenberg is een voormalige, nog grotendeels binnen de oorspronkelijke muren en grachten bewaard gebleven benedictinessenklooster (1222–1797). De naam van de abdij is onlosmakelijk verbonden met het bekende Charter van Kortenberg van 1312. Verspreid over de locatie zijn er wezenlijke restanten van de zeventiende en achttiende eeuwse gebouwen aanwezig.

In de Franse tijd is de abdij in twee loten openbaar als zwart goed verkocht. Een groot gedeelte van de abdij werd gesloopt. De zuidelijke helft met het abdisverblijf (+/- 1780) evolueerde in de loop van de negentiende eeuw tot een stijlvol abdijkasteel omringd door een drie hectare grote landschapstuin. In 1933 werd het gebouw verbouwd en uitgebreid tot retraitehuis. De noordelijke helft van het domein met poortgebouw en abdijhoeve kende vanaf de openbare verkoop onder de Fransen een andere ontwikkeling. In de negentiende eeuw was het een school, een boerderij en het gemeentehuis van Kortenberg. Vanaf het eerste kwart van de twintigste eeuw kreeg het een residentiële functie gecombineerd met bescheiden industriële activiteiten.

Ontstaan en ontwikkeling van de abdij voor 1200

Vanaf de late elfde eeuw speelde de abdij van Kortenberg een vooraanstaande rol in de geschiedenis van het Hertogdom Brabant. Dit kwam door haar gunstige ligging: op het kruispunt van de belangrijke wegen Brussel-Leuven en Namen-Mechelen), en halverwege de kastelen van de hertogen van Brabant, in Leuven en Tervuren.

In 1095 ondertekende Woutgeer (Walcher, Gualcheris), bisschop van Kamerijk, in aanwezigheid van Godfried I, hertog van Brabant, de akte waarbij hij de op het Curtenberch aanwezige reclusae (vrome kluizenaarsters) vrijstelt van elk bisschoppelijk recht, op voorwaarde dat de zusters instaan voor de aanstelling van de pastoor van de kerk. In het jaar 1110 schonk bisschop Odo van Doornik, de opvolger van Woutgeer, het altaar aan de reclusae. Hij droeg in hetzelfde jaar het patronaatsrecht van Kortenberg, Kwerps en Nossegem over aan de Kortenbergse abdij. Vijftien jaar later verhoogde bisschop Burchard de dotatie met de altaria van Erps en Kampenhout en in 1129 met die van Hombeek en Leest

Men kan aannemen, door de uitgebreide delegatie van hoogwaardigheidsbekleders die de oorkonde ondertekenden, dat het in 1095 niet ging om de eigenlijke stichting, maar eerder om een bestendiging en officiële erkenning van de abdij. Wat er voor die datum reeds was, is alleen op te maken uit latere bronnen. Zo kunnen we lezen in het abdissenbook van Maria Blijleven (1624–1663) dat een zekere Columba (of Duva) een aantal vrouwen rond zich verzameld had en dat zij op de “Curtenberch” als kluizenaars, als reclusae leefden.

Links: De oudste oorkonde van de abdij van Kortenberg uit 1095 (Rijksarchief Leuven) Rechts: De achterzijde van de oorkonde met een achttiende-eeuwse (beperkte) vertaling
Transcriptie van de oorkonde (Jean F. Foppens en Aubert Le Mire, Diplomatum Belgicorum (Brussel 1723) 519.

De Abdij van Kortenberg na 1200 tot de troebelen op het einde van de zestiende eeuw

Rond 1220 vestigden de monialen zich op de plaats waar thans de abdij gelegen is, het dal van de Aderbeek, nabij de huidige dorpskern.

Aderbeek, Atlas der Waterwegen 1877

Oorspronkelijk leefden de zusters in huisjes gebouwd rond de bergkerk. Zij verlieten de plaats op de heuvel waarschijnlijk wegens de moeilijke waterbevoorrading en bereikbaarheid, en de bouwvalligheid van de huisjes. De bedoeling was ook om zich terug te onttrekken aan de bemoeizucht van de Heren van Rotselaar die tegelijkertijd de Heren van Everberg waren.

De kloosterregel (Regula monachorum) van de Heilige Benedictus van Nursia werd aangenomen onder de bescherming van Onze-Lieve-Vrouw en Sint-Amandus.

Maria Leermans, abdis van 1671 tot 1682, houdt haar hand op de Regula Patris Benedicti

Benedictus (ca. 480–550) schreef deze kloosterregel als een praktische gids voor het monastieke leven in een abdij. Hij richtte zich op drie essentiële aspecten: studie, gebed en werk, en benadrukte het belang van de deugden nederigheid, gehoorzaamheid en tevredenheid.

De eerste bevestingsbulle van paus Gregorius IX van januari 1233 duidt er op dat de abdij op dat moment als benedictinessenklooster was geïnstalleerd. Van 1246 dateren de oorkonden van paus Innocentius IV, die het statuut van de abbij, de regel, de wijze van verkiezing van de abdis en priorin, de recrutering en het aantal kloosterzuster vastlegden.

De abdij groeide in de dertiende eeuw uit tot een groots complex. De gebouwen van het klooster waren gebouwd volgens de bovengenoemde regel van Benedictus. Naast het klooster an sich bestond de abdij ook uit allerhande gebouwen die zorgden voor een economische activiteit. Er was een veehoeve en een boerderij. Vanaf 1246 was er al sprake van een hospitaal voor de opvang van armen, zieken en reizigers.

De continue uitbouw van de abdij in de dertiende eeuw tot een belangrijk religieus, economisch en sociaal centrum werd mogelijk gemaakt door bijkomende schenkingen van de Brabantse hertogen en andere vrome begunstigers.

De abdij bezat de heerlijkheid Kortenberg met Nossegem, Melsbroek en
Everberg, en had gronden ondermeer in Kortenberg, Kampenhout, Kapelle-op-den-Bos, Elewijt, Erps, Everberg, Hombeek, Nossegem, Nederokkerzeel, Sterrebeek. Leengoederen bezat ze in Kortenberg, Erps en Nederokkerzeel. De verwerving van tienden wijst op de ontginning van deze bezittingen.

Afdruk van de zegel van Ide, abdis van de abdij in 1265, Rijksarchief.

Door haar strategische ligging nabij de oude heirbaan van Brussel naar Leuven en de Waalsebaan, midden de hertogelijke residenties van Leuven en Brussel, kreeg de abdij van Kortenberg op politiek vlak een vooraanstaande rol toebedeeld.

Charter van Kortenberg van 1312 FelixArchief te Antwerpen
Hertog Jan II Brabant Charter Kortenberg Senaat
Links: Het Charter van Kortenberg van 1312 in het FelixArchief te Antwerpen. Rechts: Hertog Jan II (1275–1312) met in zijn hand het Charter van Kortenberg, schilderij van Louis Gallait (1873) in de Belgische senaat.

Binnen de muren van de abdij hadden belangrijke, politieke besprekingen en vergaderingen plaats, onder andere deze van de Raad welke op 27 september 1312 het beroemde Charter van Kortenberg opstelde. De huidige Karterstraat ontleent haar naam aan deze oorkonde.

De geschiedenis van het Charter van Kortenberg in strip, tekeningen Chris Vandendriessche (Castor), tekst Dr. Henri Vannoppen

De toezichthoudende Raad van Kortenberg zou tot in 1375 om de drie weken in de abdij samenkomen om klachten in ontvangst te nemen en deze te verhelpen. Deze raad vormde een soort permanente afvaardiging van de Staten van het hertogdom Brabant. De raad was samengesteld uit vier ridders en tien (vanaf 1332 twaalf) afgevaardigden van de steden.

De beslissingen van de raad waren onschendbaar. Als de hertog de vrijheid nam om een van de uitspraken nietig te verklaren, werden zijn onderdanen ontheven van de verplichting om hem te gehoorzamen. Elke persoon die weigerde zich te onderwerpen aan de uitspraken van de raad werd vogelvrij verklaard.

Het Charter van Kortenberg verleende en bevestigde vrijheden. Het was de eerste Brabantse grondwet, waarin de invloed van de Brabantse steden op het landsbestuur als derde stand, naast deze van de hertog en de adel, formeel werd bevestigd. Deze eerste constitutionele tekst van het hertogdom vormde door de eeuwen heen een inspiratiebron voor de vormgeving van de verhoudingen tussen vorst en steden.

Onder abdis Marguerite van der Noot (1399–1424) werd een stenen ommuring rond de abdij opgetrokken. Dit zou kunnen wijzen op het onveiliger worden in deze periode.

Zegel abdis abdij van Kortenberg
Links: Afdruk van de zegel van abdis Marguerite van der Noot, abdis van de abdij in 1423. Rechts: Indruk van de zegel van Catharina van Hamme abdis van de abdij in 1474

Op het einde van de vijftiende eeuw werd de abdij en haar omgeving getroffen door oorlogen. Deze slechte tijden noopte de toenmalige abdis Maria Taeys (1486–1494) tot hervormingen.

Onder haar opvolgster Johanna van Baexhem (1494–1515) worden op 2 december 1506 nieuwe, striktere statuten volgens de reformatiebeweging van de Congratie van Bursfelde goedgekeurd. (archief Abdij “Seremonien oft statuten die men onderhout in de abdye van Kortenberg, ghenomen uit het statut vande reformatie vande brufelden in Duijtslant”).

Tijdens het bestuur van abdis Taeys werd door een brand een groot deel van het archief van de abdij vernietigd. Een deel van het zilverwerk en het bewijs van heiligheid van de stichtster van de abdij, Duva Conclusa, ging verloren.

De abdij van 1600 tot de Franse tijd

Abdij van Kortenberg in de Chorographia Sacra Brabantiae van Antonius Sanderus (deel 2) 1663
Abdij van Kortenberg met boven op berg de oude kerk, in de Chorographia Sacra Brabantiae van Antonius Sanderus (deel 2) uit 1663

In 1572 werd de abdij tijdens de godsdiensttroebelen door calvinisten geplunderd en in brand gestoken. Het gebeente van de legendarische heilige Duva Conclusa, bewaard achter het hoofdaltaar, ging verloren. In 1580 werden abdis Marie Doelmans en de kloosterzusters gevangen gezet te Mechelen. Ze waren verplicht een deel van de bezittingen van de abdij te verkopen om hun losgeld te betalen. (Archief Abdij: Overzicht van de goederen verkocht tijdens de troebelen. 1572-1593). Na de brand en plundering in 1584 door het garnizoen van de calvinistische Brusselse republiek bleef er van de gebouwen nog slechts een ruïne over. De kloosterzusters vluchtten toen naar Keulen.

Na de heropbouw van de abdij namen de zusters met Pinksteren 1616 een strikte clausuur aan. Tien jaar later, toen de zusters van het Rijke Gasthuis van Gent de regel van Sint Benedictus in al zijn strengheid omarmden, waren het twee van hen die de taak kregen om deze hervorming ook in de abdij van Kortenberg in te voeren.

Wederom werd echter een groot deel van de abdij geteisterd door een brand in 1624. Onder abdis Maria Blijleven (1624–1663) werd de schade hersteld. Tussen 1635 en 1640 maakte Sanderus een tekening van de abdij die we terugvinden in zijn Chorographia sacra Brabantiae.

Zegel van de Abdij van Kortenberg uit 1682, Rijksarchief

Het geeft een vrij nauwkeurig beeld van de site in het midden van de zeventiende eeuw. Het rechthoekig ommuurde en volledig omgrachte complex wordt aan de noordzijde ontsloten door een poortgebouw met een, nu nog aanwezige, zware eiken poort beslagen met spijkers en ijzer. Rechtsachter het poortgebouw ligt de abdijhoeve, een stelsel van in los verband rond een erf gegroepeerde en in grootte variërende gebouwen met boomgaarden en moestuinen. Een licht afbuigende dreef leidt naar een tweede poort. Deze biedt toegang tot een deels ommuurd en eveneens omgracht, blok met links de abdijgebouwen met de abdijkerk, en rechts, verbonden door het abdisverblijf met keuken en gastenkamers, de U-vormige structuur van het neerhof met de brouwerij en bakkerij, het veehof en de varkensstallen. Een groot deel van het domein wordt in beslag genomen door boomgaarden en moestuinen.

In 1686 had “Het Clooster met synen byvanck, boomgaerden, nederhoff, grachten ende den vijver een oppervlakte van twaalf bunder, drie dagmaal, 86 roeden”. Dit is ongeveer 13 hectaren. Guillaume Gansemans (notaris en landmeter, 1692–1772) meet rond 1720 “13 bunderen, twee dagw. ende 43 roeden”.

Figuratieve kaart uit 1719-1722 van de abdij door Guillaume Gansemans, detail.

Het figuratief plan van Gansemans in de atlas van de abdijbezittingen uit 1722, het plan uit 1745–1748 van Jean Villaret (Franse ingenieur-geograaf) en de kaart van Joseph de Ferraris (cartograaf) uit 1771–1775 bevestigen grotendeels het beeld van wat Sanderus geschetst heeft.

kaart uit 1722 van de abdij van Kortenberg door Guillaume Gansemans
Figuratieve kaart uit 1719–1722 van de abdij door Guillaume Gansemans
Kaart van Jean Villaret (1745–1748) van de abdij en de oude bergkerk
De abdij op de kaart van Ferraris (1771–1775)

Op 20 mei 1777 installeerde de aartsbisschop van Mechelen Joannes Henricus van Frankenberg (1726–1804), Beatrix de Villers, dochter van Dr. Servatius Augustinus de Villers (doctor primarius der medecynen, 1701–1759) en Maria-Elisabeth de Rorive, als abdisse van de abdij van Kortenberg. De Villers volgde Séraphine du Chateau op die op 28 februari 1777 was overleden.

Uit: Wekelijks nieuws uit Loven, mede beschrijvinge diër stad 1777, links overlijden abdis Séraphine du Chateau, rechts aanstelling Beatrix de Villers

In 1787 telde de abdij 30 slotzusters, 17 lekenzusters, een biechtvader, 2
kapelaans, een ontvanger en 8 bedienden. De instelling had toen een budget van circa 22.000 florijnen. De kosten van het personeel bedroegen bijna 20.000 florijnen.

Zoals in bijna alle grote abdijen en dit vanwege het beleid van Jozef II, werden eind achttiende eeuw, vanaf de jaren zeventig, ingrijpende renovatiewerken gestart waarbij de verouderde kloostergebouwen werden vervangen door een strakke, elegante, classicistische kwadraatstructuur waarvan de nieuwe abdijkerk de zuidvleugel zou vormen.

Abdis de Villers leende hiervoor 50.000 florijnen op 22 juni 1782, en nogmaals 26.000 florijnen in 1784. In 1789 waren de kerk en het klooster afgewerkt, het verblijf van de abdis bijna.

Beatrix (Marie-Anne-Cathérine) de Villers (5 oktober 1731–24 februari 1801) door François-Xavier-Jacques Jacqmin (1756–1826) abdijva Kortenberg
Beatrix (Marie-Anne-Cathérine) de Villers (5 oktober 1731–24 februari 1801) op een schilderij van François-Xavier-Jacques Jacqmin (1756–1826) uit het salon van de abdij. Rechtsonderaan de datum dat ze abdis werd.
Plan van de Abdij van Kortenberg
Detail van dezelfde schilderij. De Villers houdt in haar hand het plan van de verbouwing.

Volgens de legende bij het opmetingsplan van Remi Pierre Nivoy (1734–1818) uit 1798 waren de werken echter nog volop aan de gang toen de abdij een jaar eerder, in de maand Frimaire van het jaar 5, officieël werd opgeheven.

De kloosterzusters hadden geprobeerd te ontsnappen aan de wet van 15 fructidor IV (1 september 1796: opheffing van abdijen en contemplatieve kloosters en verkoop als nationaal goed), door te benadrukken dat ze van oudsher onderwijs verstrekten door een school open te houden zowel voor jongens als meisjes. Het besluit van 20 brumaire V (10 november 1796) verklaarde hun aanspraken niet gegrond en de abdij bleef definitief afgeschaft.

Wet van 15 fructidor IV, opheffing van abdijen en contemplatieve kloosters en verkoop als nationaal goed

Het bodemgebruik in de niet bebouwde delen ten tijde van de opheffing van de abdij week op dat moment niet zoveel af met de voorgaande periode.

Kaart door Remi Pierre Nivoy opgesteld voor de openbare verkoop van de abdij (5 ventôse jaar 6; 23 februari 1798)
Luchtfoto 2018 (noorden onder)
Inventaris van de abdij bij de opheffing

Op 7 Germinal van het jaar 6 (27 maart 1798) werd de abdij ‘s morgens om half elf door de Franse Republiek openbaar verkocht aan de Nederlander Cornelis (Corneille) van den Burgraaff (overleden 1814), opkoper van zwartgoed, voor 619.000 ponden. Van den Burggraaff kocht het voor hemzelf en voor zijn echtgenote Marie Marthe Spruyt (overleden 1803), evenals voor Maximilianus (Maximilien) Franciscus Ghislenus Philippus Joseph Vangrave (1749-1819) en diens echtgenote Anne Marie Delforge (1759–1828). De abdij werd vervolgens onder Van den Burggraaf en Vangrave verdeeld. Vangrave had het grootste deel van de oude abdij met het abdijkasteel en de ingangspoort (A op de kaart van Nivoy). Van den Burggraaf bekwam de bouwerij en het veehof (B op de kaart van Nivoy).

De akte van overlijden van Beatrix de Villers

De laatste abdis, Beatrix de Villers, stierf buiten de abdij, in het ark van Noé te Kortenberg, op 24 februari 1801.

Eén van de laatste zusters van de abdij, Barbara Delcon (Zuster Florentina), overleed in 1844.

Bidprentje zuster Florentina

De oude abdij in de negentiende eeuw

Kadasterkaart van Joannes Lambertus Voncken uit 1813 met de abdij (noorden rechts)

Bij de opstelling van een eerste versie van de primitieve kadasterkaart van J. L. Voncken in 1813 waren veel abdijgebouwen al afgebroken, eveneens de pas opgerichte abdijkerk waarvan veel meubilair (waaronder het altaar) terechtkwam in de Begijnhofkerk te Brussel. Van de kloostergebouwen bleef uiteindelijk enkel de abdisvleugel bewaard. Ook het neerhof was met de grond gelijk gemaakt, met uitzondering van een deel van het veehof en muurfragmenten van de brouwerij. Een paviljoen in Louis XV stijl aan de zuidelijk grachtarm en twee kelders van de vleugel die het abdisverblijf, de keukens en de gastenkamers omvatte vonden hun plaats in de negentiende eeuwse tuin. De kelders met grond overdekt en beplant, werden voordien misschien als groentenkelder gebruikt. De nieuwe eigenaar, Maximilien Vangrave, ooit schepen van de stad Brussel, had ook de ringgrachten laten dempen, op de brede zuidelijk arm na, die met een eilandje rond 1835 in een landschappelijk park werd geïntegreerd.

Baron Jacques Louis Dominique Van der Smissen de Cortenbergh
Baron Jacques Louis Dominique Van der Smissen de Cortenbergh

In de bouwerij verbleef rond 1818 de protestantse, flamboyante baron Jacques Louis Dominique Van der Smissen de Cortenbergh (1788–1856), die aan de basis stond van een Orangistisch complot tegen de Belgische staat in 1841, “De samenzwering van de doorstoken mandjes”. Het complot was dusdanig onbedachtzaam voorbereid, dat naar verluid vrijwel heel Brussel op de hoogte was van wat er op til was.

Artikel in Le Soir van 7 februari 1926, La Conspiration des “Paniers Percés”

Het proces tegen o.a. Van der Smissen volgde nog in december 1841. De beklaagden werden er van beschuldigd te hebben samengewerkt aan een plan om de regering omver te werpen, de bevolking op te hitsen en te bewapenen tegen de koninklijke autoriteit. Van Der Smissen kreeg de doodstraf, omgezet in levenslange gevangenschap. Hij zat zijn gevangenisstraf uit, tot hij op een dag in de kleding van zijn echtgenote ontsnapte uit de gevangenis. Hij vluchtte naar Hamburg waar hij overleed.

Baron van der Smissen de Cortenberg
Overlijdensbericht Baron van der Smissen de Cortenberg

De zoon van Corneille Van den Burggraaff, de lithograaf Guillaume-Philidor Van den Burggraaff (1787–1857), gebruikte de bouwerij in 1818 nog als adres zoals we kunnen lezen in een advertentie in de krant L’Oracle van 21 mei 1818.

Op 9 december 1824 erfde Cecile Van Der Borght (geboren 1785) gehuwd met Louis Joseph De Man (geboren 1774) de bouwerij, die tevoren de eigendom was van haar ouders Guillaume Vanderborght en Barbe Van Den Brande.

Aankondiging van de verkoop van het abdijkasteel in de krant “Le Belge” van 17 juni 1828

Op 21 februari 1829 werd het voormalige abdijdomein door de zoon van Maximilien en burgemeester van Kortenberg Josephus Karel Van Grave (1789–1868) verkocht aan baron Albert d’Eesbeek van der Haeghen (Marie Albertus Josephus Gabriël gezegt Vanderhaeghen). De baron overleed echter nog datzelfde jaar. De barones zou nog tot haar dood in 1832 in het abdijkasteel wonen. In 1830 had zij de inganspoort aan de gemeente Kortenberg verkocht. De gemeente vestigde er het gemeentehuis en een school.

Detail kadasterplan (rond 1850) gemeente Kortenberg van Philippe Chrétien Popp met vermelding van gemeentehuis en school

Op een “schets van het Buiten Goed van den Heer Baron Van der Haegen te Brussel” van circa 1829 opgemaakt door landmeter Peter van Krikingen uit Erps wordt de samenstelling van het domein in detail weergegeven. Ten oosten van het abdijkasteel liggen een lustbos (‘bosquet’ n° 10) met een vertakt kronkelpad en moestuinen met padenkruisen (n° 11 en 12). Voorts is er het kweekvijvertje (n°13) dat al op de kaart van Sanderus te zien was en een gebouw in T-vorm dat evenwel op geen enkele andere kaart voorkomt. De “Engelschen hof” (n° 1 en 8) strekte zich westwaarts uit tot bij de pastorie aan de Kiewitstraat. Het eilandje in de door een bosplantsoen omringde vijver (n° 5) is een “besloten weyde” (n°14). De bedoeling van het document (een aanlegplan, een opmeting als basis voor een aangifte of een verkoop?) is niet bekend.

Plattegrond door landmeter Van Krikingen van het domein van Baron van der Haeghen in 1829. (noord boven)
De abdij op de kaart van het primitief kadaster +/- 1834

Als we het Primitief kadaster vergelijken met de kaart van Van Krikingen dan zien we enige verschillen. Zo is er geen gebouw bij de kleinere moestuinen, geen lustbos, geen kaderpercelen, maar wel een boomgaard. De hoofdstructuur is echter wel vergelijkbaar met een informele, landschappelijke siertuin tussen de Kiewitstraat en het abdijkasteel.

Akte burgerlijk huwelijk Mathieu en van der Haeghen op 8 februari 1832 te Kortenberg
Kerkelijk huwelijk Mathieu en van der Haeghen op 9 februari in de kerk van Kortenberg bij pastoor Gaethoffs
Joannes Amandus Matthieu

Joannes Amandus (Jean-Amand) Matthieu (1788–1886), gemeentesecretaris van Kortenberg van 1830 tot 1851, trouwde op 8 februari burgerlijk en op 9 februari kerkelijk 1832 te Kortenberg met Julia Barbara Josephina Gislaina D’Eesbeek gezegt Vanderhaeghen (1809–1892), de dochter van baron Van der Haegen.

Bidprentjes Jean Amand Matthieu en zijn vrouw Julia d’Eesbeke

Onder het eigenaarschap van Mattthieu werd rond 1860 de bouwerij (het voormalige pachthof van de abdij) herenigd met het abdijkasteel. Het voormalige veehof vormde de westgrens van het park, dat anderhalf hectare besloeg, twee hectare als men de vijver met het eilandje meetelt. Alles wat ten oosten lag van het abdijkasteel was moestuin of boomgaard.

Advertentie voor een onderhandse verkoop van de abdij in de krant L’Indépendance Belge van 22 december 1887

Rond 1905 werd vanaf de Kiewitstraat een nieuwe, rechte oprijlaan aangelegd, die loodrecht op de oude losweg aansloot, op circa veertig meter van het park. De situatie bleef ongewijzigd tot in de jaren dertig van de twintigste eeuw, toen de moestuin verdween.

Verkavelingsplan uit 1888 van de gronden rond de abdij

De ruimere omgeving van de abdij onderging vanaf 1890 ingrijpende veranderingen. Een verkavelingsplan van 14 juni 1888 toont al de verdere opsplitsing van het oorspronkelijke abdijbezit en van de suburbanisatiegolf die Kortenberg in een residentiële gemeente zou veranderen. Op het plan zien we de tracés van de kronkelpaden, de vijver met twee eilanden, de serre tegen de oude omheiningsmuur ten noorden van het kasteel, de losweg (chemin de décharge) naar de 17de-eeuwse poort, de struikmassieven, de bloembedden of corbeilles en, links, de boomgaard en de in tien kwadraten verkavelde moestuin.

De oude abdij van het begin van de twintigste eeuw tot nu

De Aéromobile van Joseph Chantraine

In 1897 werd het abdijdomein aangekocht door advocaat Paul Salkin, de zoon van Emile Salkin en Mathilde Matthieu, en de kleinzoon van Jean-Amand Matthieu en barones d’Eesbeeck.

In de hoek gevormd door de oude en de nieuwe oprijlanen verrees in 1907 de in 1942 gesloopte, pittoreske villa AeroCottage. Hier woonde Salkins schoonbroer, Joseph Charles Eugène Chantraine (1870–1910). Deze ingenieur ontwierp hier zijn aéromobile, een vliegtuigje in zeildoek en bamboe met een tweetaktmotor, waarvoor hij in 1907 een patent aanvroeg. Het toestel was vooruitstrevend omdat al uitgerust was met een stuurknuppel.

L’Ermitage en L’Abri

In 1897 begon Marie Salkin (Elsene 25 mei 1870-Kortenberg 22 april 1949) in de bouwerij, toen eigendom van Leon Matthieu, een melkerij.

Advertentie in Het Nieuws van den Dag van 17 december 1908

In 1907 huwde ze met vliegtuigbouwer Joseph Chantraine. Rond 1914 bouwde Marie Salkin tegenover de AeroCottage een nieuwe melkerij, de Laiterie de l’Abbaye de Cortenberg. In het huis n°18 kwam in 1917 de moderne koestal en in het huis n°20 de melkerij waar men de “babeurre” maakte. Na de sluiting van de melkerij in 1922 werden de bedrijfsgebouwen omgevormd tot de huidige dubbelvilla L’Ermitage en L’Abri.

De dochter van het echtpaar Chantraine-Salkin, Mariette (1909–1988), huwde met Pierre Angelroth (1909–2000).

Schilderijen van Marie Salkin-Lambiotte

Ook de zoon van Paul Salkin en de kunstschilderes Maria Lambiotte (geboren 1872), Emile Salkin (1900–1977) woonde op het abdijdomein. Hij trouwde met de zus van Pierre, Suzanne Angelroth (1899–1982). Emile Salkin was net als zijn moeder kunstschilder en de beste vriend van de bekende kunstschilder Paul Delvaux (1897–1994) die hier vaak in de jaren twintig kwam wandelen.

Emile Salkin
Emile Salkin
Emile Salkin
Links: Emile Salkin, Dansende Skeletten, olie op doek, 1974. Rechts: Emile Salkin, Vrachtwagenverkeer, olie op doek 81cm x 60 cm, 1969

Delvaux zou Salkin ook afbeelden op het schilderij Le Musée Spitzner uit 1943.

Links, Le Musée Spitzner (1943 van Paul Delvaux. Rechtsonderaan staat zijn vriend Emile Salkin. (voorts nog Paul-Gustave van Hecke, Gérard Bertouille, Olivier Picard en Yvan Denis); Recht, Brief van Paul Delvaux waarin hij bevestigt dat hij zijn vriend Emile Salkin afbeeldde op Le Musée Spitzner.
Links verkoopsaffiche uit 1932 abdijkasteel met domein; rechts detail

Het oudste nu nog resterende gedeelte van de abdij is het poortgebouw met de gotische spitsvormige toegangspoort uit het begin van de zeventiende eeuw aan de Minneveldstraat. Het bevat nog de oorspronkelijke eikenhouten toegangspoort, beslagen met smeedijzeren banden en spijkers. Het poortgebouw en de inmiddels gesloopte abdijhoeve met aangrenzende gronden werden in 1920 aangekocht door Fernand Lafosse. Deze liet in 1922 in de vroegere boomgaard een fabriek voor houten plooimeters en schietloden (Le Cygne) optrekken.

Factuur uit 1930 van Etablissement La Fosse, merknaam Le Cygne

Het hoofdgebouw werd door de erfgenamen Salkin openbaar verkocht. De aangestelde notaris was de Creeft. De eerste zitdag was op 22 december 1932, de tweede op 5 januari 1933 en de definitieve toewijzing gebeurde op 19 januari 1933. De koper van de twee loten (de eigenlijke abdij en een aanpalende bouwgrond) was kanunnik François Misonne (1892–1983). Hij betaalde 335.000 Fr.

Op de verkoopsaffiche stond de volgende beschrijving van het te verkopen goed:

Une belle et vaste PROPRIETE denommée “Château de l’Abbaye”. avec toutes ses dépendances, comprenant: maison de maîtres avec cour. écurie, remise, belle habitation pour jardinier. récemment transformée en villa, pavillon, élang. parc,. polager. verger. serre à fleurs et serre à vigne, … contenant en superficie d’après mesurage 5 hectares 61 ares 05 centiares

La maison de maîtres comporte:
Aux souterrains: Deux vastes caves.
Aux rez-de-chaussée: Vestibule d’entrée. deux cuisines avec pompes et évier a eau, laverie avec pompe. fumoir. hall. salle à diner. deux grands salons, bureau et deux water-closets.
A l’entresol: Deux chambres et salle de bains.
Au premier étage Sept chambres à coucher et cabinet de toilette avec water-closet.
Sous les combles: Grand grenier.
Elle est pourvue de l’électricité

La maison de jardinier, transformée en villa. comporte une cave.
Au rez-de-chaussée: cuisine. salle à manger. salon. garage et refuge.
A l’étage: cinq belles chambres à coucher et salle de bains.
Sous les combles: Grand grenier.

De in 1934 bijgebouwde ridderzaal

In 1933 werden door kanunnik Misonne belangrijke werken uitgevoerd. Hij liet een halfronde barokke abdijkapel en een traditionele ridderzaal in 1934 aanbouwen. Kardinaal Van Roey wijdde de kapel in 1934 in.

Kardinaal Van Roey 1934 Kortenberg
Kardinaal Van Roey na de wijding van de kapel. Le Patriote Illustré 23 september 1934
Links voor de verbouwingen van Misonne, rechts na

De overgebleven gebouwen werden hersteld. Aan de voorzijde liet de kanunnik een terras aangeleggen. Al deze werken waren nodig om de abdij haar nieuwe bestemming te geven, van retraitehuis. Missonne schonk de abdij aan het aartsbisdom Mechelen.

Bericht in de Nederlandse Katholieke krant De Tijd van 15 september 1934 “De abdij bij Cortenberg (België) wordt veranderd in een tehuis voor bejaarde priesters en katholieke jeugdvereenigingen”

In 1960 werd de abdij achteraan uitgebreid met een tweede kapel, een verbindingsgallerij en enkele bijgebouwen. De plannen waren van de Brusselse architect Paul Rome.

Uitbreiding 1960 achteraan

De Zusters van het Cenakel beheerden het retraitehuis van 1952 tot 1976. Na 1976 werd het beheer achtereenvolgens toevertrouwd aan de Paters Redemptoristen, de Zusters Ursulinen, leken en de Paters Salvatorianen.

De oude abdij is eigendom van het aartsbisdom Mechelen-Brussel. Het heeft aan de VZW Oude Abdij Kortenberg de opdracht gegeven om de abdij verder te ontwikkelen als spiritueel centrum, maar er is ook ruimte voor culturele initiatieven. Voor de economische activiteiten heeft de VZW een coöperatieve vennootschap opgericht die het terras, de accommodatie en het restaurant beheert. Zo kunnen mensen ook vandaag nog de gezelligheid, de rust en de authenticiteit van een abdij ervaren.

In de abdij is een afdeling van Job-Link gevestigd. Het is een beroepsopleidings- en begeleidingscentrum voor mensen met een beperking en personen met een (arbeids)invaliditeit. Het centrum stelt mensen tewerk die een moeilijk parcours achter de rug hebben. Het moet een plaats zijn waar mensen zich voor een tijdje gedragen weten en zich gast mogen voelen.

Het salon van de abdij geeft een beeld van haar 18de-eeuwse glorietijd. Hier hangen de portretten van Maria Laermans, die de abdij bestuurde van 1671 tot 1682 en van Beatrix de Villers, de laatste abdis.

Salon Oude Abdij Kortenberg

Voorts zijn er twee medaillons, van Beatrix de Villers en van rentmeester Gregorius Desneux. Desneux beheerde de abdijgoederen van 1778 tot 1796. In het salon vinden we ook de wapenschilden van de abdij en van Beatrix de Villers.

De creatie van de Engelse tuin is waarschijnlijk het resultaat van de renovatiecampagne van 1779. Na verschillende aanpassingen in de negentiende en twintigste eeuw kreeg het park zijn huidige uiterlijk. De dikste en oudste boom van het park, een 200 jaar oude bruine beuk, met een stamomtrek van 4,75 meter, is op 10 december 2017 omgevallen.

Rechts de beuk in 2016, links december 2017

De oude abdij van Kortenberg werd op 14 februari 2005 bij Vlaams ministerieel besluit opgenomen als beschermd monument.

Het park van de abdij is sinds eind 2010 publiek toegankelijk. Het is gelegen aan de rand van het Warandebos, een beschermd parkgebied van 70 hectare.

Beschrijving van de gebouwen

Het poortgebouw

De zware, met smeedijzeren banden en benageling verstevigde poort met deur. De witbepleisterde muur is ook te zien. Postkaart van voor 1905.

Het poortgebouw werd gebouwd tijdens het abbatiaat van Maria Blijleven (1625–1663). Vermoedelijk werd het eind achttiende eeuw verbouwd en uitgebreid tot de huidige omvang. Het poortgebouw werd in het begin van de negentiende eeuw ingericht tot hovenierswoning. Vanaf 1830 diende het als gemeentehuis met schooltje tot ongeveer 1870. Op dit ogenblik is het een woning.

Het langgerekte en ondiepe volume is opgetrokken in baksteen en natuursteen. Het poortgebouw telt twee bouwlagen onder een leien dak met schuine kroonlijst en dakkapellen. Centraal in de gevel bevindt zich de spitsboogdoorgang met natuurstenen gewelf en een zware, met smeedijzeren banden en benageling verstevigde poort met deur.

De in 1855 door Wauters vermelde aanduiding van het jaartal 1709 met bijhorend wapenschild is niet meer zichtbaar. Een dichtgemetselde natuurstenen rondboogdeur met gestrekte druiplijst verleende wellicht toegang tot een portiersloge. Het tot op halve hoogte reikende natuurstenen parement en de hoekkettingen duiden de oorspronkelijke omtrek van het smallere, asymmetrische poortgebouw aan.

De latere, classicistisch vergroting toont bakstenen gevels met steigergaten en min of meer symmetrisch geplaatste rechthoekige vensters met natuurstenen stijlen en hardstenen dorpels. Op postkaarten van rond 1900 is de gevel witgepleisterd. Momenteel wordt het poortgebouw voorafgegaan door een gebogen deels in baksteen deels in natuursteen opgetrokken ommuring. Het voorliggende, diepere terreinniveau suggereert de oorspronkelijke ommuring.

De bouwerij

De bouwerij voor 1905

De bouwerij werd verwoest tijdens de godsdiensttroebelen van de tweede helft van de zeventiende eeuw. De huidige abdijhoeve is onder abdis Madeleine de Nivelles (1595–1617) terug opgebouwd. De tegenwoordige woonhuis- en stalvleugel dateert van 1732.

Zegel van de abdis Madeleine de Nivelles van de Abdij Van Kortenberg 1606, Rijksarchief

De abdijhoeve werd uitgebaat als helftwinning. Dit betekende dat de abdij en de pachter elk de helft van de opbrengst van de opbrengsten kregen. Tussen 1859 en 1862 werden de meeste gebouwen, met uitzondering van het huidige woonhuis, de stalvleugel en de remise, afgebroken. Vanaf 1888 werden de meeste akkerlanden en weilanden buiten de muren verkocht.

In 1897 wordt de abdijhoeve door Marie Salkin omgevormd tot de ‘Laiterie de l’Abbaye de Cortenberg’.

In 1920 wordt de bouwerij samen met het naastgelegen poortgebouw verkocht. De niet langer uitgebate hoeve wordt omgevormd tot woning en de remise tot garage. Links van de toegangsdreef wordt in 1922 een fabriek van plooimeters en schietloden ‘Le Cygne’ gebouwd. Dit nog bestaande complex is opgetrokken in baksteen met steunberen en pannen zadeldaken.

Van de in los verband gestructureerde abdijhoeve resten nu nog een kleine dienstvleugel en de parallel met de Minneveldstraat ingeplante woonhuis- en stalvleugel. Dit éénlaagse, langgerekte gebouw is opgetrokken in baksteen met zandhoudende kalksteen voor plint, hoekkettingen en omlijstingen. Het geheel is afgedekt met een doorlopend zadeldak met pannen en leien, dakkapellen en een klokruiter.

De gevel langs de kant van het erf is opengewerkt met kruisvensters, twee sobere rondboogdeurtjes en een inrijpoort. Op verluchtingsspleten en een rondboogdeurtje na zijn de overige openingen in de achtergevel van recentere datum. Oude postkaarten van omstreeks 1900 tonen witgeschilderde muren met rechthoekige vensters met luiken.

Binnen bleef de dragende structuur met eiken balken bewaard. Met uitzondering van de rechterstal en de overwelfde kelders werd het interieur diepgaand verbouwd en heringericht. Op het erf staat een vrijstaand, vierkant gebouw met leien tentdak, deels in baksteen en deels in natuursteen, aan de westzijde opengewerkt met een boogpoort. Het geheel is voorzien van de oorspronkelijke, indrukwekkende kapconstructie.

Langs de Minneveldstraat wordt de bouwerij afgesloten met betonplaten en een wellicht negentiende eeuwse bakstenen ommuring met geïncorporeerde achttiende eeuwse rondboogpoort.

Het neerhof

Een laan met kasseien, geflankeerd door de voormalige fabrieksgebouwen van ‘Le Cygne’ en een bakstenen tuinmuur, leidt naar de vroegere kloostersite met voorliggend neerhof. Van de natuurstenen omheiningsmuur die deze zone omsloot bleef een vrij groot gedeelte bewaard. Het is deels aangevuld met bakstenen fragmenten en ter hoogte van de voormalige abdisvleugel opengewerkt met een pittoreske, bak- en natuurstenen korfboogpoort met muurnis, getrapte bekroning en smeedijzeren hek.

Het veehof

Het veehof vormde de langgerekte westvleugel van het neerhof. Het werd in 1624 grotendeels door een brand vernield. Voor 1650 was het echter al heropgebouwd zoals we kunnen zien op het plan van Sanderus. De naam veehof verwijst naar de belangrijke veestapel, paarden, runderen, varkens en schapen, die de abdij bezat.

Het veehof voor 1914

Na de Franse revolutie kwam het veehof in het bezit van de eigenaars van het abdijkasteel. Het zuidelijk gedeelte werd voor 1813 gesloopt. Het noordelijk gedeelte bleef bewaard. Na 1830 werd het gebruikt als hovenierswoning. In het begin van de twintigste eeuw stonden de koeien van de ‘Laiterie de Cortenberg’ er op stal. Na de bouw van de nieuwe melkerij in 1914 werd het opnieuw een hovenierswoning. Tussen 1925–1930 was er de varkenskwekerij van Jacques Salkin ondergebracht.

Na de aankoop door kanunnik François Misonne werd het veehof gerestaureerd en omgevormd tot zijn woning (1933–1968). Van 1969 tot 1976 werd het bewoond door de Schaarbeekse glazenier Julien Van Averbeke (1904–1977). Van Averbeke leverde in 1951 de glasramen voor de kerk van Kortenberg. Sinds 1977 wordt het veehof onder de benaming ‘Sjaloom’ gebruikt voor catecheseweekends en vormingsdagen.

Van de brouwerij waar volgens Wauters de Staten van Brabant vergaderde en die de zuidvleugel van het neerhof vormde, resten enkel nog twee natuurstenen muurfragmenten.

Muurresten van de brouwerij

Sinds de omvorming tot privé-woning door Kanunnik Misonne, volgens een inscriptie in 1937, oogt het resterend gedeelte van het veehof met zijn vensters met luikjes, de getrapte dakvensters en de overluifelde toegangen als een pittoresk landhuis met één bouwlaag en zadeldak.

Links, het veehof in 1934 voor de verbouwing door Misonne (uit Le Patriote Illustré van 23 september 1934), rechts, het veehof in 2019.

Het veehof werd in de tijd van Misonne voorafgegaan door een uit recuperatiemateriaal samengestelde, natuurstenen balustrade met flankerende zuilfragmenten. Deze zouden afkomstig zijn geweest van het in 1931 gesloopte paleis van Granvelle in Brussel.

De nu verdwenen zuilfragmenten voor het veehof

Het veehof is opgetrokken in traditionele bak- en zandsteenstijl met een afgeschuinde plint en speklagen. Vijf traveeën behoren tot de oorspronkelijke zeventiende eeuwse bouwfase. Ze stonden model voor de zuidelijke uitbreiding in 1933. Naast toegevoegde openingen toont de voorgevel nog een originele rechthoekige deur en een dakvenster dat ook model stond voor de drie andere. De verweerde cartouche vermeldde wellicht de door Wauters geopperde bouwdatum, 1650.

Achtergevel veehof

Ook de zijgevel bevat naast twee oorspronkelijke vierkante venstertjes in de geveltop, later toegevoegde en aangepaste muuropeningen. Opmerkelijk is de volledig in natuursteen uitgewerkte achtergevel met afgeronde kroonlijst, sporen van de oorspronkelijke, kleine vensters en later toegevoegde openingen. Ook inwendig is de oud kern duidelijk zichtbaar met de moerbalkconstructie op geprofileerde, natuurstenen consoles en het mooi bewaarde dakgebint. De zuidelijke uitbreiding toont een historiserend interieur met open haard, trap, dubbele paneeldeuren en scheidingsbalustrade. De in de rode tegelvloer ingewerkte en circa 1400 gedateerde mozaïekfragmenten zouden afkomstig zijn van een tijdens opgravingen door Misonne vrijgelegde vloer.

Tussen het voormalige abdisverblijf en het veehof bevinden zich, de op de verkoopsaffiche van 1897 als “deux bonnes caves” omschreven kelders met bakstenen tongewelf en licht getoogde deuropening in een verzorgd natuurstenen parement. Het zijn waarschijnlijk overgebleven kelders van de vleugel aan de oostzijde van het neerhof die het oude abdisverblijf met keukens en gastenverblijf omvatte. Mogelijk werden zij ooit als groentenkelders gebruikt.

Kelder
Natuurstenen kapelletje

Bovenop de heuvel stond een natuurstenen kapelletje met bakstenen kern in pseudo-Louis XV-stijl. Hiervan blijft nu (2022) niet veel meer over.

Links uitzicht kapelletje voor verval, rechts beeldje van de madonna met kind staat nu (2023) in een nis van het hoofdgebouw

Het abdijkasteel

Van de kloostergebouwen blijft enkel het rond 1779 te dateren abdisverblijf over. Op het plan van Nivoy uit 1796 werd dit voorgesteld als een deels vrijstaande vleugel, haaks ingeplant op de kwadraatstructuur van de andere kloostervleugels. Kort na de openbare verkoop in 1797 en voor 1813 werd de rest van de abdijgebouwen gesloopt.

Volgens de kadastrale leggers en schetsen werd deze inmiddels tot kasteel omgevormde abdijvleugel een eerste maal vergroot in 1845 met een lage aanbouw rechts en een vrijstaande dienstvleugel achteraan. Later volgde de uitbreiding met een keuken haaks op de achtergevel.

De verkoopsaffiche van 14 mei 1897 van “le magnifique château de l’abbaye nommé château de Cortenbergh” geeft een plattegrond van het gelijkvloers en een overzicht van de indeling:

“deux caves à provision, vestibule avec escalier, deux cuisines, buanderie, salle à manger, deux salons, cabinet, escalier de service, onze chambres, trois chambres pour sujets à l’entresol et deux grands greniers dont un avec monte charge”

Deze indeling bleef tot op heden in grote lijnen gehandhaafd.

Postkaarten van rond de eeuwwisseling tonen een witgeschilderd en bepleisterd abdijgewouw geflankeerd door een lagere aanbouw met rondbogig deurvenster.

De abdij voor de verbouwing door kanunnik Misonne
Met de koeien van de Laiterie de l’Abbaye de Cortenberg.

In het kader van de omvorming tot retraitehuis wordt het voormalig abdisverblijf onder impuls van kanunnik Misonne rond 1934 aan de zuidzijde uitgebreid met een kapel en een ridderzaal. Hiervoor werd de lagere aanbouw afgebroken. De ridderzaal verwijst naar de ondertekening van het charter van Kortenberg in 1312. Met de bouw van een tweede kapel, een verbindingsgaanderij en de aanleg van een terras ontstond in de jaren 60 het huidige uitzicht.

Het tweelaagse, rechthoekige abdijkasteel is opgetrokken in baksteen met gebruik van zandhoudende kalksteen voor plint en omlijstingen. Het telde oorspronkelijk slechts negen traveeën onder een leien schilddak, aan de voorkant voorzien van twee dakkapellen. De rechtse, tiende travee en de vele dakkapellen zijn een latere toevoeging door Misonne.

Het volume wordt verticaal belijnd door hoekpenanten terwijl de sterk horizontaliserende werking wordt geaccentueerd door cordonlijsten en twee registers van hoge, rechthoekige. De oorspronkelijke enige toegang links wordt zacht beklemtoond door een in een gegroefde, rechthoekige omlijsting gevatte rondboogdeur. De tweede deur rechts is een onder Misonne toevoegde kopie.

Aanvankelijk was het gebouw volledig bepleisterd, wat duidelijk tot uiting komt in de achtergevel met spaarzaam gebruik van natuursteen. Zoals de overige gevels is ook de vrijstaande linkerzijgevel opengewerkt met hoge, rechthoekige vensters, ditmaal in een vlakke omlijsting met trapeziumvormige sluitsteen.

Beatrix de Villers
Het medaillon van Beatrix de Villers

Inwendig bleef uit de eind achttiende eeuwse bouwperiode een fraaie Louis XVI-trap in de hal bewaard. Ook het in grijstinten geschilderd salon dateert uit die periode. Het heeft een houten lambrisering, binnenluiken, dubbele paneeldeuren in een rondboogomlijsting, stucplafonds en twee tegenover elkaar geplaatste medaillons met de bustes van de laatste abdis Beatrix de Villers en de rentmeester Gregorius Joseph Desneux, telkens gevat in een decoratieve respectievelijk vlakke en nisvormige omlijsting met flankerende gegroefde pilasters. Verder wordt het salon aangekleed met een monumentale neorenaissanceschouw, twee schilderijen met voorstelling van de abdissen Marie Leermans (1671–1682) en Beatrix de Villers (1777–1797) en in vergulde kaders gevatte tapisseries.

Het naastliggende kleinere, tweede salon bezit een sober geprofileerd, vermoedelijk negentiende eeuws stucplafond evenals de tweede hal met lunetvormig plafond. Het negentiende eeuwse bureau rechts is afgewerkt met een lambrisering met houten inlegwerk. In de achterliggende kleine hal zien we een trap met Louis XVI-aanzet. Op de in kleine retraitekamers opgedeelde verdieping bleven de binnenluiken en de met bloemmotieven opgehoogde, Louis XVI-stucplafonds bewaard.

De kapel en de ridderzaal

Eén van de glas-in-loodvensters van de ridderzaal

Aan de rechterzijgevel bevinden zich de kapel en de ridderzaal, gebouwd als onderdeel van de herinrichting tot retraitehuis door kanunnik François Misonne in 1934. Beide zijn opgetrokken uit baksteen met een witte natuurstenen afwerking en een leien dak. De neobarokke kapel heeft een beuk met drie traveeën met rondboogramen en een voluutvormige puntgevel, voorafgegaan door een vijfhoekig koor geaccentueerd door aedicula-vormige ramen met een driehoekig fronton als bekroning van het geheel. Het prachtig gestucte interieur, met natuurstenen tegelvloer en glas-in-loodramen, is ingericht met meubilair dat mogelijk van elders afkomstig is waaronder een houten met verguldsel opgehoogd Louis XV-altaar.

De overgang naar de aanleunende ridderzaal is architecturaal geaccentueerd door een drie bouwlagen tellende vierkante toren met rondboogvensters en helm-, bol- en peervormige bekroning.

De ridderzaal (circa 1934) en nu (2020)

De ridderzaal, een rechthoekig volume met een zadeldak, is gebouwd in een neotraditionele stijl van baksteen en zandsteen, met een sterk ritme van kantelen, getoogde kruisvensters, trapgevels en dakkapellen met getrapte kappen. Binnen wordt de ridderzaal gekenmerkt door een historiserende stoffering met moer- en kindbalken, glas-in-loodramen met interne luikjes, muurdecoratie geïnspireerd op de barok en gipsen figuren van ridders geschilderd op sokkels.

Het tuinpaviljoentje

Op de zuidgrens van het domein, ter hoogte van de vroegere abdistuin bevindt zich een op natuurstenen en bakstenen pijlers boven het water gebouwd, Louis XV-tuinpaviljoen dat door Misonne werd omgevormd tot kapel. Het vierkante paviljoen, gedeeltelijk afgewerkt met een recente bezetting, is opgetrokken uit baksteen en wordt bekroond door een tentvormig dak op een afgeronde, bepleisterde kroonlijst. De voorgevel heeft een getoogde deuropening met een daklicht, terwijl de zijgevels eveneens getoogde raamopeningen hebben. Het interieur heeft een koepelvormig, gestuct gewelf. Het is beschilderd met een voorstelling van de Heilige Geest. Er is ook een verguld houten altaar.

Wat overblijft (2018) van het kapelletje ter ere van de H. Thérèse Couderc

Het heuveltje met het houten kapelletje ten zuidoosten van het huidige hoofdgebouw is vermoedelijk een overblijfsel van de Engelse tuin uit de late achttiende eeuw. De dikste boom in het park was een bruine beuk (Fagus sylvatica ‘Atropunicea’) met 475 centimeter stamomtrek naast het heuveltje met de kelders. De in 2017 gesneuvelde beuk was het enige overblijfsel van de beplanting uit de vroege negentiende eeuw. De zilveresdoorn (Acer saccharinum) aan de andere zijde van het ‘kelderheuveltje’ en deze in de noordoosthoek van het park zijn, ondanks hun meer dan 4 meter stamomtrek, van latere datum. Het merendeel van het bomenbestand van het park van de abdij dateert echter van begin vorige eeuw.

Links Ruig klokje, rechts grote keverorchis

De flora van het abdijpark, vooral rond de vijver, bevat diverse soorten die ook voorkomen langs de nabijgelegen Aderbeek. Zo vinden we er het ruig klokje (Campanula trachelium) en de grote keverorchis (Neottia ovata).

Italiaanse aronskelk

Eén soort zou kunnen wijzen naar het abdijverleden, de Italiaanse aronskelk (Arum italicum). Het is een vaste plant die voorkomt in het Middellandse Zeegebied.

De kaart van Sanderus van de Abdij van Kortenberg

Hieronder de tekening in vogelperspectief van de “ABBATIA DE CORTENBERG ORDINIS STI. BENEDICTI” Sanderus in de Chorographia Sacra Brabantiae met aanduidingen gebaseerd op verschillende kaarten, publicaties, de verkoopsakte van Nivoy uit 1798, en informatie van Pierre Angelroth.

Rode rechthoek, +/- plaats van het huidige abdijkasteel

1. Bergkerk

2. Pastorij

3. Vijver

4. Boomgaard

5. Groententuin van de abdij

6. Bouwerij (of Winhof)

6a. Woning van de pachter

6b. Koestallen bouwerij

6c. Schuren bouwerij

7. Poortgebouw

8. Tuin rentmeester

9. Groententuin pachter

10. Akker van de portier

11. Schuur van de abdij

12. Tweede poortgebouw

13. Priesterkwartier

14. Veehof

15. Wagenhuis

16. Brouwerij en bakkerij

17. Tuin van de abdis

18. Washuis

19. Hospitaal

20. Abdijkerk

21. Erekoer van de abdij

22. Abdisverblijf met keuken en gastenkamers

23. Klooster met kloostertuin

24. Pensionaat

25. Kleermakerij

26. Neerhof

27. Portiersgebouw

28. Gebouw met doorgang naar neerhof

De abdij van Kortenberg was met twee muren omringd. De abdijhoeve, de bouwerij (6), lag tussen deze twee muren. Langs het noorden, via de poort van het zeventiende eeuwse nog bestaande poortgebouw (7) kon men zowel de bouwerij als de abdij betreden. De bouwerij was een complex met diverse volumes, gegroepeerd rond een erf en omkaderd door boomgaarden (4) en groententuinen (5 en 9). Een niet geheel rechte dreef leidde naar een tweede, nu verdwenen poortgebouw (12). Deze verleende togang tot een omgracht en gedeeltelijk ommuurd vierkant binnengedeelte. Links van de poort, ten noordoosten van de erekoer (21), in de ommuring verwerkt, was het priesterkwartier (13). Ten zuiden van de erekoer vond men het abdisverblijf, het verblijf van de rentmeester, de keuken, de kamers van de knechten en de meiden, en de gastenkamers (22). Tegenover het priesterkwartier stond de abdijkerk (20) met koor richting oosten. Achter de kerk lag het eigenlijke klooster met kloostertuin (23). Licht rechts van het tweede poortgebouw, via het gebouw met doorgang (28) kwam men op het neerhof (26). In het midden van het neerhof stond het wagenhuis (15), ten westen (rechts) het nog gedeeltelijk bestaande veehof (14). Van de brouwerij en bakkerij (16) in het zuiden van het neerhof, blijft nu nog slecht een relict over van een hoek van de buitenmuur. Achter het neerhof was de tuin van de abdis (17). Volgens Sanderus en de figuratieve kaart van de abdij uit 1722 van Guillaume Gansemans, stond rechts (westen) een soort van barokke triomfboog. Deze was op de kaart van Nivoy uit 1798 verdwenen. Het huidige tuinpaviljoentje (omgebouwd door misonne tot kapel) aan de vijver (3) dateert dus uit de late achttiende eeuw. Buiten de muren zien we boven op de Eikelenberg (Curtenberch) de oude bergkerk (1) nog juist met haar dak en toren boven de boomkruinen uitkomen. Rechts op kaart staat de pastorij (2) langs de weg die naar de bergkerk leidt.

Drs. Christiaan Janssens

Bronnen:

Wauters A., Histoire des environs de Bruxelles, 8B, (heruitgave 1973 boek van 1855) 384–408.

Rouart-Chabot J., “Abbaye de Cortenberg” in: Monasticon Belge. Deel IV. Province de Brabant. Volume I, 243–267.

Maes F., “Kortenberg, zijn abdij, zijn oude woningen” in: Eigen Schoon en De Brabander (1955) 199–220.

Vannoppen H., “Het abdijkasteel van Kortenberg in het Nieuwe Regime” in: De Brabantse Folklore(1977) 13–91, 165–206.

Vannoppen H., Abdij Kortenberg. (1986).

Borgions C., De abdij van Kortenberg tegenover adel en patriciaat in Brabant 1095–1572 (1990).

Vannoppen H., Honderd Kortenbergse gebouwen (Winksele 1991) 21–23.

Borgions C. “Een bezoek aan de abdij” in H. Vannoppen, Kortenberg 1095–1995 (Borgerhout 1995) 97–110.

Van Mingroot E. ; Listes provisoires des actes de évêques de Cambrai de 1031–1130 in: Cultura Mediaevalis (Leuven 1995) 13–56.

“Abdij Kortenberg beschermd monument”, De Standaard 27 april 2005.

Brodskaia N., Le Surréalisme (New York 2012) 235.

David, T., Fleurbaey, F., Gulinckx, R. en Rogiers ,N., 2000: Bomen kijken. Bomenroutes in Erps-Kwerps, Everberg, Kortenberg en Meerbeek, Kortenberg, 47.

De Clercq H., Janssens E., Smets S. en Verhaert G., 2014: Diestiaanijzerzandsteen, van Demergotiek tot restauratieproblematiek, samenvattingsbundel studiedag Omgaan met Diestiaan Ijzerzandsteengebruik, Diest 19 september 2014, Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, Regionaal landschap Noord-Hageland en ALBON, 55.

Genicot L., Van Aerschot S., de Crombrugghe A., Sansen H., Vanhove J.: Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, Provincie Brabant, Arrondissement Leuven, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 1 (Luik 1971) 198.

Bronne, C., La conspiration des paniers percés (1959).

Archieven:

Rijksarchief te Leuven, Archief van de abdij van Kortenberg, identificatie van de toegang: 702.

Algemeen Rijksarchief Brussel — T 461–34 “PLAN GÉNÉRAL DES BÂTIMENTS ET TERRAINS DE LA MAISON CONVENTUELLE APPELLÉ L’ABBAYE DE CORTENBERG ET DU TERRAIN QUI FORME SON ENCLO, CELUI DE LA CENSE DE SES BÂTIMENTS, COUR ET JARDINS […]”. Remy Nivoy, 5 ventôse jaar 6 (23 februari 1798). Verkoop van het kloostercomplex in twee loten. Handschrift. Pen. Gekleurd. Papier. Schaal 18,9 cm voor 500 voeten Brusselse maat. Oriëntatie op het zuiden. Frans. Legende (1–40, A-B). Afrneting blad 65,4 x 83,5 cm.

Algemeen Rijksarchief Brussel, Burgerlijke stand Brussel¸ overlijdens 1814, Corneille
van den Burggraaff (7 februari 1814): akte 577.

Algemeen Rijksarchief Brussel, Burgerlijke stand Brussel (XI), overlijdens 1803, Marie Marthe Spruyt (7 juli 1803): akte 2510.

Algemeen Rijksarchief Brussel, Burgerlijke stand Huwelijksakten — Vlaams-Brabant en Brussels, Gemeente Kortenberg, huwelijk Mathieu en d’Eesbeeck, aktedatum 08–02–1832.

Websites:

200 jaar oude boom sneuvelt in abdijpark

Abdij Kortenberg beschermd monument

Oorpronkelijk geplubiceerd op: https://www.akwa.be/in-en-rond-kortenberg/kortenberg/de-abdij-van-kortenberg/

--

--