Het Charter van Kortenberg

Christiaan Janssens
19 min readJul 15, 2019

Het Charter van Kortenberg verleende en bevestigde vrijheden. Het was de eerste Brabantse grondwet, waarin de invloed van de Brabantse steden op het landsbestuur als derde stand, naast deze van de hertog en de adel, formeel werd bevestigd. Ook gaf het charter het recht van weerstand (of recht van ongehoorzaamheid), de mogelijkheid om zich te verzetten tegen een onrechtvaardig regime. Deze eerste constitutionele tekst van het hertogdom vormde samen met de Blijde Inkomst van 1356, door de eeuwen heen de belangrijkste inspiratiebron voor de vormgeving van de verhoudingen tussen vorst en zijn onderdanen.

Charter van Kortenberg
Charter van Kortenberg Antwerps exemplaar, FelixArchief

Door een reeks dynastieke crises en een bijna permanent tekort aan financiële middelen werden de hertogen van Brabant vanaf het midden van de dertiende eeuw steeds afhankelijker van de institutionele, materiële en morele steun van hun onderdanen om de opvolging te legitimeren of het bestuur van de staat financieel te versterken. Deze steun was echter niet vrijblijvend. In ruil moesten de hertogen meerdere toegevingen doen.

Charter van Kortenberg, exemplaar Leuven, Rijksarchief Leuven

Kort voor hun vroegtijdige dood maakten Hendrik II (1235–1248) en Hendrik III (1248–1261) allebei hun testamenten bekend, waarin ze hun onderdanen een aantal belangrijke rechten verleenden op het gebied van rechtspraak en belastinginning.

Hendrik II en Hendrik III (Adriaan van Baerland, Ducum Brabantiae Chronica)

Dertig jaar na de dood van Hendrik III, tijdens de laatste jaren van de regering van diens zoon Jan I (1267–1294) verschijnt een eerste formulering van het Brabantse recht van weerstand.

Jan I (miniatuur uit Jan van Boendale, Brabantsche Yeesten, 15e eeuw, Koninklijke Bibliotheek Brussel)

Jan leidde een actief leven waarin hij een ambitieuze buitenlandse politiek koppelde aan een groot aantal veldtochten en een zeer copieus hofleven. Aan het einde van zijn regering werd duidelijk dat de politieke, militaire en andere escapades teveel waren voor de hertogelijke schatkist. In de jaren 1290–1293 verzocht hij zijn onderdanen dan ook om financiële steun. In ruil daarvoor kregen de edelen, de steden en de geestelijke instellingen allerlei toezeggingen. De steden, de vrijheden en de abdijen ontvingen een reeks afzonderlijke vrijheidscharters. In geen van deze charters komt echter een weerstandsclausule voor.

Die verschijnt echter wel de oorkonde van 24 maart 1293 verleend aan de mannen die heerlijkheden bezitten in het hertogdom (Com il soit ensi ke no chier amei feable et home ki signorie ont dedens nostre duchaine). Het gaat hier dus om de leenmannen, de adel, de latere de tweede stand van de Staten van Brabant. Ze schonken de hertog een-twintigste deel van hun bezit. Met de hand op de Bijbel beloofde de hertog dat hij of zijn opvolgers in de toekomst nooit meer een dergelijke gift zou vragen. Deze belofte van hertog Jan werd door de belangrijkste Brabantse steden en een lange reeks graven en hertogen gewaarborgd.

Als extra verzekering voegde de hertog de clausule (recht van weerstand, recht van ongehoorzaamheid) toe dat indien hij of zijn nakomelingen toch in strijd met de toezegging zouden handelen, de bezitters van de heerlijkheden niet langer verplicht zijn samen met de hertog ten strijde te trekken of namens hem recht te spreken. Het Charter van 1293 bleef echter een zuiver feodale verplichting, die rustte op de bezitters van heerlijkheden.

Twee decennia later verschijnt de weerstandsclausule weer, nu aan het einde van het leven van hertog Jan II van Brabant (1294–1312), zoon van de eerder genoemde Jan I. Net als zijn vader, zijn grootvader en zijn overgrootvader was ook hij in financiële problemen geraakt en net als zijn voorgangers zag hij zich genoodzaakt zijn onderdanen te voorzien van een aantal vergaande rechten, geformuleerd in het Charter van Kortenberg van 27 september 1312 (de achtendertigste verjaardagvan Jan II).

Jan II met in zijn handen het Charter van Kortenberg

Dit charter bevat de bijna exacte vertaling in het Middelnederlands van de weerstandsclausule uit het charter van 1293:

Waert dat wij, onse hoyr ofte nacomelinghe, jeghen de dinghe ende de pointe vorghenoemt, in al ochte in deele, comen wouden, ochte die breken in enegher manieren, dat si ons, no onse hoyr, no onse nacomelinghen enghenen dienst no hulpen en doen, no onderdanech en sijn, tote ane dier stont dat wij ghebetert hadden ocht doen beteren ende oprechten alle de broken diere toe gheschiet waren.

In de aanhef richt het Charter van Kortenberg zich tot alle Brabantse onderdanen:

Wij Jan bi der gratiën Gods hertoghe van Lothrike, van Brabant ende van Limborch, aneroepende de hulpe sVaeder, Soens ende sHeileghs Gheests, anesiende ende begherende de zalecheit onser vorderen ende oec de zalecheit van ons, van onsen hoyr ende onser nacomelinghe ende de noet, proffit ende ghemeine nutscap ende orbore van al onsen lande ende onser liede ghemeinlec, rike ende aerme, omme volcomene redene te doene ende te volghene met dogheden, alle aercheit achter ghelaten, ende sunderlinghe omme de gheonstecheit ende de ghetrouwe dienste die onse liede van onsen lande altoes hebben ghedaen onsen vorderen ende ons, ende dien wij hopen dat si altoes vortane doen seien, hebben onsen lieden ende onsen lande ghemeinlec ghegheven, mechtech ende volcomen ons sins ende onser redenen, met deliberatien ende met volcomenen ende ripen rade, ende met ghemeinen ende vollen ghevolghe, ende gheven te houdene ende te ghebrukene ewelec vortane alle de pointe ende articlen ende elc sunderlinghe die hier naer bescreven staen

Dit is een belangrijke stap, want de clausule vormde nu niet langer de bevestiging van een toezegging aan een selecte groep leenmannen. Het Charter van Kortenberg regelt niet langer de relatie tussen leenheer en leenman, maar die tussen vorst en onderdaan (onser liede ghemeinlec, rike ende aerme). De vorstelijke positie werd gedefinieerd in relatie tot het algemeen belang, de res publica. Het werk van Thomas van Aquino is in dit opzicht bijzonder belangrijk. Volgens hem wordt de macht van een heerser onrechtmatig als hij tegen het algemeen belang handelt, wanbeleid voert, onrechtvaardig rechtspreekt, onbillijke belastingen eist of op een andere manier de goddelijke wil schendt. De onderdanen hadden dan het recht om zich te verzetten tegen het beleid van de vorst. Vanaf het begin van de dertiende eeuw werd deze opvatting ook weerspiegeld in diplomatieke teksten met een specifiek publiek karakter, in het bijzonder in een aantal belangrijke grondwettelijke oorkonden, zoals de beroemde Engelse Magna Carta (uit 1215), de Hongaarse Bul (1222) en het Charter van Aragon (1287). Lange lijsten met artikelen en klachten werden door de vorst bezworen en bezegeld, waarbij werd bepaald dat de onderdanen een sanctie hadden als de vorst zijn beloften niet nakwam.

Door nauwer samen te werken slaagden de Brabantse steden er in het begin van de veertiende eeuw dus in om zich op te werken tot een belangrijke machtsfactor binnen het hertogdom. De vorm en de inhoud van het Charter van Kortenberg was er dan ook gekomen onder zware stedelijke druk.

Voor dit charter werden al aan tal van steden privileges toegekend, stadskeuren genaamd. Deze keuren werd eenzijdig door de landvorst geschonken, voor zover die wou rekening houden met de wensen van de betrokken stad en haar bevolking. In Brabant werden de eerste stadsrechten in de twaalfde eeuw verleend. De Hertogen van Brabant namen daarvoor de rechten van de stad Leuven als voorbeeld. Stadsrechten werden dus, soms met lichte wijzigingen, overgenomen van de rechten van andere steden, de moederstad. Wanneer in de dochterstad juridische onenigheid ontstond, ging men op ‘stedenvaart’ of ‘hoofdvaart’ naar de moederstad om daar uitleg van het recht te bekomen.

Links: Stadskeure van Antwerpen (uit 1221) verleend door Hendrik I (FelixArchief). Rechts: Stadskeure in ‘s Lands Glorie, J.-L. Huens

De eerdere charters waren er gekomen op hertogelijk initiatief. In het Charter van Kortenberg bevestigde Jan II de privileges van de vrije steden. Hij beloofde hen zo rechtszekerheid.

Het charter voorzag in supervisie met de instelling van de Raad van Kortenberg. Grieven, klachten en spanningen konden zo in het Hertogdom Brabant in overleg tot een oplossing komen. Het kader voor een betere, bredere samenwerking met directe koppeling naar het hoogste orgaan werd zo geschapen. Bovendien werd hier op een directe manier geluisterd naar gevoeligheden van de steden. Het beleid kon nu ook direct met hen rekening houden. Ten dienste staan en eerlijkheid zijn niet toevallig gebruikte termen in het document. De Raad van Kortenberg was samengesteld uit vier ridders (de orborlecste en de vroetste=de meest gedienstige en de meest wijze) en tien afgevaardigden gekozen uit vijf steden: drie uit Leuven, drie uit Brussel, één uit Antwerpen, één uit ‘’s-Hertogenbosch, één uit Tienen en één uit Zoutleeuw (Leewe).

Alle betrokken partijen onderschreven het Charter door het aanhangen van hun zegels. In het document worden vierenveertig edelen vernoemd en zestien steden en vrijheden vermeld. Hierdoor werd het Charter een lijvig document, van ongeveer anderhalve bij anderhalve meter. Aan het Leuvense exemplaar bleven tweeëntwintig zegels bewaard.

De nog aanwezige zegels aan het Charter van Kortenberg (Leuven)

In 1332 werd de Raad van Kortenberg uitgebreid met twee leden. Antwerpen kreeg een lid bij en de stad Nijvel kreeg ook een lid. Vanaf 1340 zegelde men de stukken met een speciaal zegel. Op deze zegel stond een boom op een bergje geplant (‘de korte berg’?). Rechts van de berg is de gekartelde écu van Brabant-Limburg afgebeeld met de vier leeuwen en links een écu met twee gekruiste handen. Het zegel droeg de Latijnse tekst: SIGILLUM COMMUNE: CONSILII: DE CORTENBERGHE (het gemeen of gewoon zegel van de Raad van Kortenberg).

De Raad vergaderde in de abdij van Kortenberg (maar ook op andere plaatsen) tot in 1375.

Omdat het charter van Kortenberg zo’n belangrijk document was, waar veel partijen bij betrokken waren, zijn er meerdere exemplaren van gemaakt. Het Felixarchief te Antwerpen en het Rijksarchief hebben elk een exemplaar. Een derde exemplaar (Brussel) is verloren gegaan. Opmerkelijk is dat er minder zegelaars vermeld staan in de Antwerpse oorkonde.

Detail Charter van Kortenberg (Leuven)

Exact één maand na de ondertekening overleed hertog Jan II aan de gevolgen van graveel. Hij werd bijgezet in de toenmalige collegiale Sint-Michiels en Sint-Goedelekerk te Brussel. Jan II werd opgevolgd door zijn minderjarige en enige zoon, Jan III.

Het belang van het Charter van Kortenberg in de latere geschiedenis toont aan dat de Brabanders er een groot gewicht aan hechtten. Toen Jan III (1312–1355) in 1332 een nieuwe bede vroeg. ontving hij die slechts in ruil voor een bevestiging van het Charter van Kortenberg. Hetzelfde gebeurde in 1371–1372 onder Jans opvolger Wenceslas (1356–1383).

In 1356 werden delen van de tekst, waaronder de weerstandsclausule, van het Charter van Kortenberg overgenomen in de eerste Blijde Inkomst, het Brabantse landcharter.

Blijde Inkomst 1356 Zoutleeuw
Blijde Inkomst van 1356, Origineel van Zoutleeuw

De bewoordingen van deze Blijde Inkomst, en dus ook van het Charter van Kortenberg, bleven nog eeuwenlang de inspiratiebron voor latere constituties, zoals bijvoorbeeld voor de Luikse opstandelingen die enkele jaren later (1316) de Vrede van Fexhe afdwongen. Het Tribunal des XXII dat daarin werd opgericht, was het equivalent van de Raad van Kortenberg.

Veel artikelen uit het Charter en de eerste Blijde Inkomst werden in 1406 letterlijk overgenomen in de Blijde Inkomst van Anton van Bourgondië (1406–1415). Op het einde van de zestiende eeuw boden de Brabantse oorkonden een legitimering aan de opstandelingen tegen het katholieke Spaanse gezag, niet alleen in Brabant, maar in de hele Lage Landen. De weerstandsclausule uit het Charter van Kortenberg vormde in 1581 de kern voor het Plakkaat van Verlatinghe waarbij de Spaanse koning Filips II als vorst der Nederlanden werd afgezet.

Plakkaat van Verlatinghe 1581
Plakkaat van Verlatinghe, eerste pagina 26 juli 1581

Twee eeuwen later gebruikten de opstandige Amerikaanse koloniën de Opstand in de Nederlanden om hun acties te rechtvaardigen. Er zijn duidelijke inhoudelijke parallellen te vinden tussen de tekst van het Plakkaat van Verlatinghe en de Amerikaanse Declaration of Independance uit 1776

Tot het einde van het hertogdom Brabant in 1795 hebben alle hertogen bij hun inhuldiging de eed van trouw aan een charter op basis van het Charter van Kortenberg afgelegd.

Zegel van Hertog Jan II aan het Antwerps exemplaar (links) en aan het Leuvens exemplaar (rechts)

De tekst van het Charter van Kortenberg van het Leuvense exemplaar

In den name des Vaeder, Soens ende sHeileghs Gheests, swels ane roepen es goet beghinsel, beter middel ende dbeste endsel. Wij Jan bi der gratiën Gods hertoghe van Lothrike, van Brabant ende van Limborch, aneroepende de hulpe sVaeder, Soens ende sHeileghs Gheests, anesiende ende begherende de zalecheit onser vorderen ende oec de zalecheit van ons, van onsen hoyr ende onser nacomelinghe ende de noet, proffit ende ghemeine nutscap ende orbore van al onsen lande ende onser liede ghemeinlec, rike ende aerme, omme volcomene redene te doene ende te volghene met dogheden, alle aercheit achter ghelaten, ende sunderlinghe omme de gheonstecheit ende de ghetrouwe dienste die onse liede van onsen lande altoes hebben ghedaen onsen vorderen ende ons, ende dien wij hopen dat si altoes vortane doen seien, hebben onsen lieden ende onsen lande ghemeinlec ghegheven, mechtech ende volcomen ons sins ende onser redenen, met deliberatien ende met volcomenen ende ripen rade, ende met ghemeinen ende vollen ghevolghe, ende gheven te houdene ende te ghebrukene ewelec vortane alle de 20 pointe ende articlen ende elc sunderlinghe die hier naer bescreven staen; dat es te verstaene : Eerstwaerf dat wij, noch onse hoyr, noch onse nacomelinghe nemmermeer binnen onsen lande settinghe no bede nemen en seien, hensij omme ocoison van ridderscape, van huweleke ochte van ghevangnesse, ende die bede sal men also weselec nemen dat niemen van onsen lieden mede ghequetst no verlaeden en si. Vort selen wij houden ende setten al onse lant te wette ende te vonnesse ende onsen lieden riken ende aermen wet ende vonnesse doen ghelijc dat de brieve spreken diere op ghemaect sijn, ende in manieren dat men de selve brieve van den vonnessen met goeden ripen rade versien sal; ochte enech point der in es dat te beterne es ocht te suaer in eneghen dinghen onsen lieden ende onsen lande, dat men dat altoes beteren ende verlichten sal metten rade der goeder liede van onsen lande ende metten ghenen die men daer toe kiesen ende ordeneren sal, ghelijc dat hier naer bescreven es. Vort selen wij onse hoyr ende onse nacomelinghe alle onse vrie stade houden in harre vriheiden ende rechte die sij harebracht hebben, ende houden ende handelen de goede liede van den staden na drecht van eiker stat van allen dinghen, ende daer boven niet werken noch laten werken in Vort selen wij ende onse nacomelinghe bi ghemeinen rade van onsen lande kiesen binnen lants viere ridderen, de orborlecste ende de vroetste die men vinden mach omme slands orbore, ende drie goede liede van Louene, drie goede liede van Brussele, enen goeden man vant Antwerpen, enen van sHertoghen bosche, enen van Thienen ende enen van Leewe, ende dese die aldus gecoren worden seien comen ende vergaderen te Cortemberghe van drien weken te drien weken, end seien mechtech sijn, de welke macht wij hem gheven vor ons ende onse nacomelinghe, te verhoerne ende te wetene, ochte enech ghebrec es in den lande van eneghen dinghen alse van den pointen die hier voreghescreven sijn ochte hier namaels ghevallen moghe, in wat manieren dat sij ochte gheschien mach, ende volle macht hebben van onsen weghen ende onser nacomelinghe altoes alle dese dinghe te versiene ende te verbeterne, ende alle andre goede dinghe te makene ende te ordenerne op hare beste na den orbore ons ende ons lands, ende dat si daer mede doen ende ordeneren seien dat dat vast ende ghestaede blive sonder nemmermeer daer jeghen te doene ochte te comene van onsen weghen ochte onser nacomelinghe in engheerre manieren. Ende vort, ware dat sake dat enech van den vorgheseiden viere ridderen ochte van den andren goeden lieden die hier toe seien ghecoren worden van live te doede ghinghe ochte niet orborlec en ware te desen dinghen, dat men dan enen andren kiesen ende setten sal in sine stat bi rade van den andren ende der goeder liede van den lande al te Cortemberghe. Ende dese riddren ende goede liede die hier toe seien ghecoren worden, seien sueren op de heileghen ende op de heileghe evangeliën dat si ons ende onsen nacomelinghen ende allen den lieden van onsen lande, rike ende aerme, wale bewaren seien naest hare macht ende eiken houden in sinen rechte, ende recht geschien doen na hare beste. Ende ware dat sake dat de ridderen ende goede liede vorgheseit te Cortemberghe eneghe dinghe makeden, visierden ochte ordenerden, ende wij ochte onse nacomelinghe ochte el yemen die dinghe ochte enech daer af braken ochte niet houden en wouden, so consenteren wij ende willen vor ons ende vor onse nacomelinghe dat men binnen onsen lande engheen vonnesse segghen noch dienst doen en sal, tote ane der stont dat men die dinghe hilde ende geschien dade, ghelijc dat si daer ghemaect ende gheordinert seien sijn. Ende alle dese dinghe vorgheseeght van pointe te pointe ghelijc dat si hier vore ghescreven sijn, gheloven wij bi trouwen ende sueren hant ten heyleghen op de heileghe evangeliën vor ons, vor onse hoyr ende nacomelinghe omme nutscap ende proffit ons ende ons lands ende onser liede ghemeinlec van onsen lande ewelec vast ende ghestade te houdene ende te doene houden, sonder nemmermeer daer jeghen te comene bi ons no bi onse hoyr ochte nacomelinghe no bi niemen el, ende dat wij nemmermeer no onse nacomelinghe no niemen van onsen weghen subtilheit, const, wech ochte engien soeken en seien noch pinen te vindene, daer wij mede hier jeghen comen mochten in enegher manieren. Ende omme de meerre sekerheit ende eweleke vestinghe van desen dinghen so bidden wij, bevelen ende heeten alle onse baronen van onsen lande, ridderen, beide banerache ende andren, ende allen wie sij sijn die herscap hebben ende houden binnen onsen lande, ende de goede lieden van onsen staden, grote ende deine, ende manense op de trouwe ende de hulde die sij ons sculdech sijn dat si alle de vorghenoemde dinghe van pointe te pointe, ghelijc dat wise vore hebben gheloft, te houdene ende op alselken heet alse wire toe ghedaen hebben gheloven te houdene vor hem ende vor hare nacomelinghe ewelec vast ende ghestade. Vort bidden wij, bevelen ende heeten alle de vorghenoemde die nu sijn ende wesen seien ten tide op de trouwe ende de hulde vorgheseeght, waert dat wij, onse hoyr ochte onse nacomelinghe jeghen de dinghe ende de pointe vorghenoemt in al ochte in deele comen wouden ochte die breken in enegher manieren, dat si ons no onse hoyr noch onsen nacomelinghen enghenen dienst noch hulpe en doen no onderdanech en sijn, tote an dier stont dat wij ghebetert hadden ende doen beteren ende op rechten alle de broken diere toe gheschiet waren, in den stat ende der vormen ghelijc dat de dinghe ende de pointe vorghenoemt boven ghescreven ende verclaert sijn. Ende ware dat sake dat enech van onsen baronen, ridderen, banerache ochte andre ochte el yemen die herscap onder ons houdt ochte liede van onsen staden die nu sijn ochte ten tide wesen seien enech van desen vorghenoemden pointen breken wouden ochte daer jeghen quamen in enegher manieren ochte daer jeghen comen wouden, die hebben wij al nu ghelijc dan vor ons, vor onse hoyr ende nacomelinghe vor onwettech ende vor onghetrouwe, ende die vortane te enghenen orconscapen no te wette no te vonnesse te staene. Vort bidden wij, bevelen, heeten ende maenen alle onsen baronen, riddren, knapen ende liede van onsen staden op de trouwe hulde ende heet vorghenoemt dat si ewelec alle de dinghe ende pointe vorgheseght ende elc sunderlinghe deen den andren houden doen met eendrechtecheiden ende daer toe helpen met erachte ende met machte, waert datter iemen jeghen quame ochte comen woude in Ende alle dese dinghe ende pointe vorgheseeght ende elc bi hem ewelec van ons, van onse hoir ende nacomelinghe te houdene ghelijc dat vore ghescreven es ewelec vast ende ghestade, daer toe verbinden wij ons, onse hoyr ende nacomelinghe, ende renuncieren ende vertien vor ons ende vor onse nacomelinghe alle dier dinghe beide van faite ende van rechte, in general ende in special, die ons ochte onsen nacomelinghen helpen mochten ochte in staden staen jeghen dese letteren ende daer dese jeghenwardeghe lettren in al ochte in deele hare cracht ochte hare virtut verliesen mochten in enegher manieren. Ende in orconscapen, vestinghen ende eweleker ghedinkenessen van alien desen dinghen die hier vore bescreven sijn so hebben wij Jan, bi der gratiën Gods hertoghe vorghenoemt, dese jeghenwardeghe letteren beseghelt met onsen seghele, ende bidden vriendelec ende erenstelec onsen lieven ghetrouweghen, minen here Gerarde grave van Ghuleke, minen here Reynoude here van Valkenborch ende van Monioye, minen here Florence here van Mechelne, minen here Gherarde here van Dyest, borchgrave van Antwerpen, minen here Rasse here van Liedekerke ende van Breda, minen here Gherarde here van Horne, minen here Arnoude here van Wesemale, marscalc van Brabant, minen here Arnoude van Wesemale here van Berghen, Heinrike van Louene, Phil(ipse) grave van Vianen, here van Grimberg(hen), Phil(ipse) here van Rumste, Wouter here van Edenghen, min here Heinr(ike) here van Duffle ende van Ghele, mijn here Goessine van Godsenhoue, minen here Philipse van Liedekerke, here van Doluenhout, min here Jan Berthout die men heet van Berlaer, here van Keerberghe, minen here Willemen here van Cranendonc, minen here Heinr(ike) Camerlinc van Heuerle, minen here Janne here van Sombreffe, minen here Gherarde van Quakebeke, minen here Godeuerde sinen broeder, riddren, minen here Daniele van Bochout, riddre, minen here Gherarde here van Herlaer, minen here Rasse van Grauen, riddre, minen here Jan Miewe onsen broeder, here van Wauere ende van Donghelberghe, minen here Amoude van Helbeke, riddre, minen here Arnoude Lombard van Ysche, minen here Willemen van Bouler, riddre, minen here Robbrechte van Ghore, riddre, minen here Gherlacke van den Bosche, riddre, minen here Henrike van Meldert. riddre, minen here Janne van Radsenhoue den houden, minen here Janne van Radsenhoue den jonghen, minen here Carle van der Rivieren, minen here Janne van Ophem, minen (here) Jacoppe van Gentines, ridderen, Janne here van Augimont ende van Waelhem, Gherarde here van Marbays ende borchgrave van Brussele, Gherarde here van Ghete, Lodewijc van Lummele, voght van Haspegouwe, here van Chaumont, Willem here van Rotselaer, Alard here van Reuie, Robberecht van Asche, Gherarde van Aa, ende onsen lieven lieden van onsen staden ende van onsen vriheiden van onsen lande, dats te wetene van Louene, van Brussele, van Antwerpen, van sHertoghen bosche, van Thienen, van Leewe, van Niuele, van Gheldenake, van Liere, van Herenthals, van Turnhout, van Hanut, van Viluorden, van der Vuren, van Ysche, van Merchtene ende van der Capellen, dat si hare seghele hanghen metten onsen an dese eghenwardeghe letteren in kennessen der waerheit ende in ghestedecheiden ende eweleker vestinghen van alle den dinghen ende pointen vorgheseght. Ende wij Gherard grave van Ghuleke, Reynoud here van Valkenborch ende van Monioye, Florens Berthout here van Mechelne, Gherard here van Diest, borchgrave van Antwerpen, Rasse here van Liedekerke ende van Breeda, Gherard here van Home, Arnoud here van Wesemale, marscalc van Brabant, Arnoud van Wesemale here van Berghen, Heinric van Louene, Philips grave van Vianen, Philips here van Rumst, Woutre here van Edenghen, Heinr(ike) here van Duffle ende van Ghele, Goessin here van Godsenhoue, Philips van Liedekerke here van Huluenhout, Jan Berthout die men heet van Berlaer, here van Keerberghe, Willem here van Cranendonc, Heinric Camerlinc here van Heuerle, Jan here van Sombreffe, Gherard van Quakebeke, Godeuert sijn broeder, Daniel van Bochout, riddren, Gherard here van Herlaer, Rasse van Grauen, riddre, Jan Mieuwe here van Wauere ende van Donghelberghe, Arnoud van Helbeke, Arnoud Lombard van Ysche, Willem van Bouler, Robberecht van Ghore, Gherlac van den Bosche, Heinric van Meldert, Jan van Radsenhoue doude, Jan van Radsenhoue de jonghe, Carie van der Rivieren, Jan van Ophem, Jacop van Genetines, riddren, Jan here van Augimont ende van Walhem, Gherard here van Ghete, Lodewijc van Lummele, voght van Haspegouwe, here van Chaumont, Willem here van Rotslaer, Alard van Reuie, Robbrecht van Asche, Gherard van Aa, ende wij scepenen ende raet van den vorghenoemden staeden ende vriheiden van Brabant, mids beden, gheheete ende bevelen ons liefs heren shertoghen vorghenoemt, gheloven met trouwen ende op de hulde die wij onsen vorghenoemden here sculdech sijn alle de dinghe ende de pointe vorghenoemt ewelec te houdene vast ende ghestade, ghelijc dat se onse here vorghenoemt (heeft gheloft te houdene), ende ons heet ende bevelt te houdene. Ende in orconscapen hier af ende in eweleker ghedinkenessen ende ghestedecheit van allen desen dinghen mids ons heren bede, heetene ende bevelen so hebben wij onse seghele metten sinen ghehanghen an dese jeghewardeghe letteren in kennessen der waerheit. Ende wij Jan hertoghe vorghenoemt en willen niet, al waert dat an dese letteren een seghel ochte meer ghebraken van den ghenen die hier vore ghenoemt sijn, dat daer omme dese letteren hare cracht Verliesen in neghenen van haren pointen, noch in engheerre manieren ghemindert sijn, maer wij willen dat dese lettren in allen haren pointen in harre cracht ende in harre voire virtut bliven, ghelijc dat alle de seghele van allen den ghenen diere vorghenoemt sijn der ane ghehanghen waren. Ende gheloven op onsen heet vorghenoemt, waere van eneghen pointe vorghenoemt iet te lettel ghedaen ochte datter iet ane ghebrake te doene, dat wij dat ochte onse nacomelinghe altoes voldoen seien waer bi dat al de dinghe vorghenoemt in eweleker ghestedecheiden bliven ende bliven seien. Dese lettren waren ghemaect int jaer van der incarnatien ons Heren alse men screef M CCC ende tueleve, in de maent van septembre, swoensdaghes vor sente Baefs dach.

De tekst van het Antwerps exemplaar vindt men in: Camps H.P.H., Oorkonden van Noord-Brabant 690–1312 deel 1 n° 883 (Den Haag 1979) 1074–1079.

Drs. Christiaan Janssens

Bronnen

Arts N., N. Pijls, L. Toorians ed., Florarium temporum (Bloemhof der tijden): Een laatmiddeleeuwse wereldkroniek (Hilversum 2018) 39–48.

Avonds, P., Brabant tijdens de Regering van Hertog Jan III (1312–1356) (Brussel 1984).

Bijsterveld A.J., “Ten geleide. Het Charter van Kortenberg (1312) als inspiratiebron voor stedelijke identiteit en herinneringscultuur in het oude hertogdom Brabant (veertiende-twintigste eeuw)”, Noordbrabants Historisch Jaarboek 29 (2012).

Blockmans W. en Van Uytven R., “Constitutions and their Application in the Netherlands during the Middle Ages”, Revue belge de philologie et d’histoire 47–2 (1969) 399–424.

David J., Geschiedenis van Brabant (Leuven 1855).

De Boodt, M., 2019. “Hoe haer die ghemeente sette jeghen die heren”. Politieke literatuur en opstanden in het veertiende-eeuwse Brabant., BMGN — Low Countries Historical Review 134(2), 71–95.

Gorissen P., Het Parlement en de Raad van Kortenberg (Leuven 1956).

Lousse E., “Les deux Chartes romanes brabançonnes du 12 juillet 1314”, Bulletin de la Commission royale d’histoire (Brussel 1932) 1–47.

Pollmann J. en Spicer A.P., Public Opinion and Changing Identities in the Early Modern Netherlands (Leiden-Boston 2007) 129–132.

Vanderstappen T., “700 jaar Charter van Kortenberg”, Nieuwsbrief Leuvens Historisch Genootschap 9 n° 35 (2012) 6–8.

Van der Straeten J., Het Charter en de Raad van Kortenberg (Leuven 1952).

Vannoppen H., Kortenberg 1095–1995 (Borgerhout 1995).

Vannoppen H., “Het Charter van Kortenberg (1312)”, Curtenberg vol. 21 (Kortenberg 2012) 96–100.

Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst (‘s-Hertogenbosch 2014).

Van Uytven, R. ed., Geschiedenis van Brabant, van het hertogdom tot heden (Zwolle 2004).

Van Uytven, R., “Het Charter en de raad van Kortenberg herdacht”, Noordbrabants Historisch Jaarboek 29 (2012) 17–27.

Verachter F., Inventaire des anciens chartes et privilèges et autres documents conservés aux archives de la ville d’Anvers, 1193–1856 (Antwerpen 1860).

Vrancken V., De Blijde Inkomsten van de Brabantse hertogen. Macht, opstand en privileges in de vijftiende eeuw (Brussel 2018) 52–56.

Vrancken V., ‘Van den goeden regimente’: constitutionele teksten en hertogelijk bestuur in vijftiende-eeuws Brabant, onuitgegeven doctoraat Universiteit Leuven (Leuven 2017).

Originally published at https://www.akwa.be.

--

--