De brief
In de briefwisseling met mijn vader bespreken we concepten van het kunstenaarschap en docentschap. We herkennen motieven en kunnen ons inleven in de denkwijze van de ander. De interesse waarmee wij de visie van de ander bevragen en ons eigen perspectief toelichten, duiden hierop.
Eigenlijk heb ik met mijn vader altijd goed kunnen spreken over kunst en cultuur. Maar sinds een paar jaar spreken we elkaar minder en schrijven elkaar meer.
De schriftelijke dialoog van de brief geeft onze ontmoeting voldoende afstand om respectvol, overwogen en aandachtig de ander te horen. Dat is in ieder geval wat in de brief terechtkomt.
Wanneer je iemand een brief schrijft, verwacht je een antwoord. En wat de door jou gezonden inhoud ook was, je wacht hoopvol op de respons. Zelf ben ik dankbaar voor het slome proces van brieven schrijven en mogen ontvangen. Een handgeschreven brief heeft mijn voorkeur. Je vertraagt, meer dan met typen, en het opvouwen, adresseren en posten van een brief is als een ritueel.
Opvallend is dat ik met de brieven van mijn vader anders omga dan alle andere. Als ik er een van mijn vader krijg, lees ik het snel en vrijwel direct formuleer ik een reactie. Dit weerwoord onderzoekend, herken ik in het ongeduld mijn verlangen te willen voldoen aan zijn beeld van een voorbeeldige dochter. Ik ben immers geen zoon, daarom moet ik op een andere manier uitzonderlijk zijn.
Mijn initiële, interne tegenbeweging op zijn verhaal is, als ik eerlijk ben, zo snel mogelijk iets vinden waar ik het niet mee eens ben om vervolgens dit goed beargumenteerd te onderbouwen.
Maar tijd doet me goed. Hoe meer er van verstrijkt, hoe vaker ik zijn woorden nalees, des te meer kan ik zijn tekst waarderen omdat ik hem ruimte geef en me hem voor me zie. Mijn vader, die moeilijk doet, maar het ook moeilijk heeft.
De reactie van de snelle verdediging, wat het eigenlijk is, is daar om mijn kwetsbaarheid niet toe te hoeven laten. Zoals ik al zei, om mijn strijdbare en slimme kant vooral te manifesteren, ‘kom maar op met de discussie’, lijk ik te zeggen. Hoe zonde het ook is dat mijn onderzoekende, genuanceerde en gevoelige kant het dan verliest.
Geleidelijk word ik milder, langzamer. Hij is wie hij is, zeg ik tegen mezelf. Ook al gaan sommige dingen niet meer veranderen vanuit zijn point of view, ik wil wel dingen anders doen, anders zien en zeker anders voelen.
Deze persoonlijke groei is er niet een die ik nastreef alleen voor mij. Als je dat puur uit eigenbelang doet, om je beter te voelen neem je een egoïstisch perspectief in. Kunstenaars onderzoeken vaak zichzelf, maar vinden echt niet altijd iets waardevols… In deze tijd van de zelfontplooiing lijkt het een doel op zich, maar het is alleen zinvol zelfinzicht te krijgen als je voor anderen van betekenis kan zijn. Mijn drijfveer zijn mijn dochters. Voor hen wil ik het anders doen. Ook voor mijn studenten. We dragen bewust en onbewust al dat we zijn over.
Mensen zeggen tegen mij, jij bent een sterke vrouw. Heb me echt jaren afgevraagd wat ze bedoelen? Is het een compliment of vinden ze me gewoon intimiderend? Mijn ontwikkeldoel is dan ook krachtig zijn, niet sterk.
Mijn beeld van krachtig zijn, stel ik me voor dat ik voor mijn vader sta, zonder een gevoel van strijd in mijn lichaam of hoofd en uit kan spreken dat ik een relatie met hem wil hebben, zolang ons dat rest. Dit voelt als mijn grootste uitdaging. Tot nu.
‘Megfelelni magamnak, ez a fontos. Annak a magamnak akit ismerek’.
Voldoen aan mijzelf, dat is belangrijk. Voldoen aan de zelf die ik ken.
Dit schreef hij afgelopen week. Eerlijk gezegd voel ik het meer dan dat ik het begrijp. Dat is zo mooi van taal. Soms moet je een zin isoleren uit een tekst en als een bron van inspiratie in je leven inkaderen. Deze geef je aandacht, laat je gewoon zijn en zijn waarheid ontvouwt zich in de traagheid die het nodig heeft.
Foto: Mijn vader door mij, Daniella Hefter