Generisch over gender
Het is moeilijk praten over gender. Wie af en toe op Twitter of andere sociale media vertoeft weet dat meningsverschillen over gender nogal snel eindigen in een potje schelden, of je eindeloos verdedigen tegen mensen die je verkeerd begrepen hebben. Dat komt natuurlijk deels doordat het een gevoelig onderwerp is dat iedereen aanbelangt. Of toch telkens minstens de helft van ons. Maar er is meer aan de hand. Onze taal zelf maakt het moeilijk om te praten over gender zonder dat het resulteert in verwarring tussen jezelf en je gesprekspartner. Over die taalverwarring wil ik het in dit stuk hebben.
Beeld je bijvoorbeeld in dat ik hier oprecht een van de volgende stellingen had verdedigd: “Jongens huilen niet” of “Vrouwen zijn onderdanig”. Dat had, helemaal terecht natuurlijk, tot heel wat klachten geleid. Maar wat is er dan precies zo problematisch aan de inhoud van deze zinnen? Dat hangt er maar vanaf hoe je mijn woorden interpreteert. Je kan deze zinnen op z’n minst op drie verschillende manieren interpreteren. Laat ik die drie verschillende interpretaties expliciteren aan de hand van het eerste voorbeeld.
Ten eerste zou je de zin “Jongens huilen niet” kunnen interpreteren alsof die simpelweg een statistische betekenis heeft. Volgens die interpretatie zeg ik met die zin enkel dat de meeste jongens niet huilen. Als je de zin zo interpreteert heb ik iets gezegd dat niet waar is, maar echt schokkend is het nog niet. De zin kan evenwel ook een tweede, oorzakelijke, betekenis hebben. Interpreteer je de zin op die manier dan zeg ik daarmee dat jongens van nature uit niet huilen. Of met andere woorden, dat het nu eenmaal in de aard van jongens ligt om niet te huilen. Aan deze stelling zouden waarschijnlijk al wat meer mensen aanstoot nemen.
Het is echter vooral de derde mogelijke interpretatie die de wenkbrauwen doet fronsen. Je kan mijn uitspraak immers ook begrijpen alsof ik daarmee iets normatiefs beweer, namelijk dat jongens niet horen te huilen. Als je deze normatieve betekenis er niet meteen in hoort, beeld je dan een scenario in waarbij een voetbalvader tijdens de wedstrijd aan zijn snikkende zoon zegt: “Jongens huilen niet”. De boodschap is duidelijk; de zoon zou niet mogen huilen omdat het een jongen is. Het is vooral deze normatieve interpretatie die aanstootgevend is, of je de zin nu tijdens een voetbalwedstrijd of op sociale media uit. Hoezo zouden jongens immers niet mogen huilen? Het is ook vooral deze normatieve interpretatie die een uitspraak als “Vrouwen zijn onderdanig” zo tenenkrullend maakt.
Zelfs deze twee grammaticaal erg eenvoudige veralgemeningen over gender kunnen dus al snel op drie verschillende manieren geïnterpreteerd worden. Het is dus ook te verwachten dat dit soort veralgemeningen tot verwarring leiden. Niets garandeert immers dat iedereen zinnen als “Jongens huilen niet”, “Meisjes houden van poppen” of “Vrouwen zijn onderdanig” op dezelfde manier interpreteert. Post je zo’n veralgemening op Twitter dan kan je je verwachten aan een discussie onder je lezers waarvan ten minste een deel naast elkaar aan het praten is, elk met hun eigen interpretatie van de oorspronkelijke post.
Generisch over gender
Dat onze taal ambigu is en zinnen meerdere betekenissen kunnen hebben is misschien niet meteen verwonderlijk. Toch zou het dat in dit geval wel moeten zijn. Er zijn immers heel wat veralgemeningen die grammaticaal van hetzelfde type zijn, maar die helemaal niet zo ambigu zijn. Neem bijvoorbeeld een zin als “Auto’s hebben een radio”. Zonder enige context zou niemand die veralgemening interpreteren alsof daarmee wordt gezegd dat auto’s van nature een radio hebben, of dat auto’s een radio horen te hebben. De enige echt natuurlijke interpretatie is een louter statistische, namelijk dat de meeste auto’s een radio hebben. Hoe komt het dan dat veralgemeningen over gender wel drie verschillende betekenissen kunnen hebben?
Over deze vraag hebben heel wat taalfilosofen zich de laatste jaren het hoofd gebroken. Meer concreet stellen zij zich de vraag hoe het komt dat we generische veralgemeningen over gender op verschillende manieren kunnen interpreteren. Generische veralgemeningen zijn zinnen waarin men een eigenschap rechtstreeks toeschrijft aan een soort — vandaar generisch — in plaats van de eigenschap toe te schrijven aan een specifiek aantal leden van die soort. Een zin als “Vrouwen zijn onderdanig” schrijft bijvoorbeeld de eigenschap ‘onderdanigheid’ toe aan de soort ‘vrouwen’, zonder expliciet te zeggen hoeveel vrouwen die eigenschap zouden hebben. Een zin als “Alle vrouwen zijn onderdanig” is dus geen generische veralgemening want zegt expliciet iets over hoeveel vrouwen die eigenschap dan wel zouden hebben. Maar merk op dat deze universele veralgemening daarom ook enkel een statistische betekenis heeft. Het is alleen de generische veralgemening “Vrouwen zijn onderdanig” die op drie verschillende manieren geïnterpreteerd kan worden. Het is om deze reden dat taalfilosofen hun aandacht richten op net dit type veralgemeningen.
In de rest van dit stuk wil ik twee van die filosofen aan het woord laten. Elk van hen heeft heel wat te zeggen over hoe het komt dat generische veralgemeningen zoals “Jongens huilen niet” verschillende betekenissen hebben. Ik laat ze echter niet aan het woord omdat ik denk dat hun antwoord op die vraag correct is. Sterker nog, ik denk dat ze het allebei bij het verkeerde eind hebben. Niettemin is wat ze te zeggen hebben interessant. Allebei wijzen ze immers op een mechanisme dat ervoor zorgt dat praten over gender verwarring veroorzaakt. Hoewel die mechanismen volgens mij niet verklaren waarom generische zinnen verschillende betekenissen kunnen hebben, zijn ze wel degelijk aan het werk wanneer we praten over gender. We kunnen van deze filosofen dus in ieder geval wat leren over de vele verschillende manieren waarop praten over gender tot taalverwarring leidt.
Een dubbel karakter
Willen we weten waarom een zin als “Jongens huilen niet” verschillende betekenissen kan hebben, dan is het een goed idee om ons eerst af te vragen wat het onderwerp van die zin precies is. Dat is ieder geval de aanpak van Sarah-Jane Leslie, een taalfilosofe verbonden aan Princeton University. Volgens haar kan deze veralgemening immers maar op verschillende manieren geïnterpreteerd worden, doordat de term ‘jongens’ zelf al op verschillende manieren geïnterpreteerd kan worden. Generische veralgemeningen over gender zijn ambigu, zegt zij, omdat woorden als ‘jongen’, ‘man’, ‘meisje’ en ‘vrouw’ zelf ambigu zijn.
Om dat uit te leggen kunnen we best een omweg maken via de psychologie. In de psychologie is er recentelijk heel wat interesse ontstaan voor concepten waarvan wordt gezegd dat ze een dubbel karakter hebben, namelijk zowel een beschrijvend als een normatief karakter. Het idee gaat als volgt. Sommige concepten, zoals onze concepten hond en paard, zijn enkel descriptief. Ze bestaan uit een aantal beschrijvende criteria op basis waarvan we beslissen of iets een hond of een paard is, zoals bijvoorbeeld ‘heeft vier poten’, ‘heeft manen’ enzovoort. Maar andere concepten zijn complexer en bestaan uit zowel beschrijvende als normatieve criteria. Het concept filosoof is er zo een. Aan de ene kant bestaat het concept uit een aantal beschrijvende criteria, zoals bijvoorbeeld ‘leest veel boeken’, ‘schrijft teksten’, ‘geeft les’ enzovoort. Aan de andere kant bevat ons concept ook een normatief criterium, namelijk een ideaal waar een filosoof aan zou moeten voldoen. Voor het concept filosoof kan dat ideaal bijvoorbeeld zijn ‘geeft veel om de waarheid en is op zoek naar fundamentele inzichten’. Het beschrijvende en het normatieve karakter zijn twee verschillende aspecten van hetzelfde concept.
Sommige psychologen zijn ervan overtuigd dat heel wat van onze concepten zo’n dubbel karakter hebben. Dat laat hen immers toe dingen te verklaren die anders wel heel vreemd zouden zijn. Beeld je bijvoorbeeld een persoon in die aan geen enkel van de beschrijvende criteria voor een filosoof voldoet, maar wel erg geeft om de waarheid en geïnteresseerd is in fundamentele inzichten. Over zo iemand zouden we zeggen dat die in zekere zin geen filosoof is, maar als je nadenkt over wat het echt is om een filosoof te zijn, dat ze in die zin wel een filosoof is. Volgens psychologen oordelen we in zulke gevallen dat die persoon niet voldoet aan de beschrijvende criteria van een concept, maar wel aan het normatieve criterium dat deel uitmaakt van het concept. Ook filosofische concepten zoals kennis, vriendschap en geluk zouden wel eens zo’n complexe concepten kunnen zijn.
Meer verrassend misschien is dat volgens Leslie ook concepten zoals man en vrouw een dubbel karakter hebben. Aan de ene kant bestaan genderconcepten uit beschrijvende criteria die we gebruiken om te bepalen of iemand een man of vrouw is. Aan de andere kant bevatten ze ook een normatief criterium; een ideaal van mannelijkheid of vrouwelijkheid waarvan we vinden dat een man of vrouw eraan zou moeten voldoen. Ik zeg er meteen voor de duidelijkheid bij dat het niet is omdat Leslie beweert dat zulke idealen deel uitmaken van onze genderconcepten, dat ze dat ook een goede zaak vindt. Haar stelling is louter theoretisch: de genderconcepten die mensen hanteren hebben zowel een beschrijvend als een normatief karakter.
Het resultaat hiervan, beweert zij, is dat ook woorden zoals ‘man’ en ‘vrouw’ dubbelzinnig zijn. Met die woorden kunnen we immers zowel verwijzen naar mensen die voldoen aan de beschrijvende criteria van een concept als naar de mensen die voldoen aan het normatieve criterium. Neem bijvoorbeeld een zin als: “Hillary Clinton was de enige man in de Obama-administratie”. Als we ‘man’ hier beschrijvend interpreteren is die zin natuurlijk nonsens. Hillary Clinton was zeker niet de enige die voldeed aan de beschrijvende criteria die bepalen of iemand een man is. Dat deze zin toch niet zomaar onzin is komt doordat we ‘man’ in deze context normatief interpreteren. Wat de auteur van de zin beweert is namelijk dat Hillary Clinton de enige was in de Obama-administratie die voldeed aan het ideaal van mannelijkheid. Dezelfde dubbelzinnigheid van de term ‘man’ verklaart volgens Leslie ook waarom Lord Baden-Powell, oprichter van de Amerikaanse jongensscouts, na een vergadering het volgende kon zeggen: “De enige man in de kamer was die vrouw”. Het is maar omdat we ‘man’ hier normatief kunnen interpreteren dat deze zin geen regelrechte contradictie inhoudt.
Een dubbelzinnig onderwerp
Laten we nu terugkeren naar de vraag hoe het komt dat een generische veralgemening zoals “Vrouwen zijn onderdanig” verschillende betekenissen kan hebben. Volgens Leslie is het mechanisme daarachter de dubbelzinnigheid van de term ‘vrouw’ zelf. In een generische zin is het volgens haar immers niet duidelijk hoe we die term moeten begrijpen. Aan de ene kant zouden we ‘vrouwen’ beschrijvend kunnen interpreteren. In dat geval gaat die zin over alle feitelijke vrouwen, en zegt daarover dat de meeste ervan onderdanig zijn. Dat geeft ons dus de statistische betekenis van de zin. Maar je kan ‘vrouwen’ ook normatief interpreteren. In dat geval gaat de zin over iedereen die voldoet aan het ideaal van vrouwelijkheid. Zo geïnterpreteerd zegt de zin dat ideale vrouwen onderdanig zijn. Dat resulteert in de normatieve en meer aanstootgevende betekenis van de zin. De dubbelzinnigheid van de veralgemening is dus het resultaat van de dubbelzinnigheid van het onderwerp zelf. Ik laat hier natuurlijk heel wat belangrijke details weg, onder meer ook hoe Leslie de causale betekenis van de veralgemening zou verklaren.
Hoewel Leslies theorie interessant is, denk ik dat ze het bij het verkeerde eind heeft. Zelfs wanneer het klopt dat woorden zoals ‘vrouw’ en ‘man’ soms dubbelzinnig zijn, is die dubbelzinnigheid niet het mechanisme achter de verschillende betekenissen van “Vrouwen zijn onderdanig”. Een erg eenvoudig tegenargument is het volgende.
We zeiden eerder al dat een universalisering als “Alle vrouwen zijn onderdanig” geen generische veralgemening is, en dus ook enkel een statistische betekenis heeft. Die zin kunnen we niet op verschillende manieren interpreteren. Maar als het woord ‘vrouwen’ in een veralgemening dubbelzinnig is, dan zouden we ook deze universele veralgemening normatief moeten kunnen interpreteren. We zouden met andere woorden verwachten dat we ook die universele veralgemening kunnen interpreteren alsof die zegt dat alle ideale vrouwen onderdanig zijn. Maar zo interpreteren we die zin helemaal niet. Het is enkel de generische veralgemening die ook een normatieve betekenis heeft. Het kan dus niet zomaar de dubbelzinnigheid van de term ‘vrouwen’ zijn die de ambiguïteit van de generische veralgemening veroorzaakt.
Dat neemt echter niet weg dat de andere voorbeelden die we hierboven bespraken reden geven om te denken dat woorden als ‘vrouw’ en ‘man’ in sommige contexten wel degelijk dubbelzinnig kunnen zijn. Maar het is natuurlijk niet omdat een woord dubbelzinnig is dat het automatisch ook tot taalverwarring leidt. Heel veel van onze woorden hebben verschillende betekenissen en toch slagen we er meestal in om op basis van de context van het gesprek de bedoelde betekenis eruit te pikken. Als iemand bijvoorbeeld op basis van deze tekst tegen mij zou zeggen “Jij bent geen filosoof”, dan weet ik dat die persoon het woord ‘filosoof’ waarschijnlijk normatief bedoelt. Die persoon wil me duidelijk maken dat ik niet aan het ideaal van een filosoof voldoe. In de zin “Hillary Clinton was de enige man in de Obama-administratie” is het ook meteen duidelijk dat de auteur de term ‘man’ normatief gebruikt.
Toch zijn er ook omstandigheden waarin het onduidelijk kan zijn hoe we woorden als ‘man’ en ‘vrouw’ moeten interpreteren. Gesprekken over bekende transgenderpersonen zijn een voorbeeld van zo’n context. Neem nu iemand die het volgende zegt: “Caitlyn Jenner is een echte vrouw”. Met die uitspraak kan de auteur beweerd hebben dat Caitlyn Jenner voldoet aan een aantal beschrijvende eigenschappen. De auteur kan echter ook beweerd hebben dat Caitlyn Jenner voldoet aan het ideaal van ‘vrouwelijkheid’, wat dat ook moge zijn. Dezelfde dubbelzinnigheid treedt natuurlijk ook op wanneer iemand zou ontkennen dat Caitlyn Jenner een echte vrouw is. In de context van een gesprek over transgenderpersonen kan het zowel over het beschrijvende als het normatieve aspect van het concept vrouw of man gaan.
Het dubbelzinnige karakter van termen zoals ‘vrouw’ en ‘man’ kan dus wel degelijk voor onduidelijkheid zorgen. Het is bovendien net in erg gevoelige debatten zoals die over transseksualiteit en genderidentiteit dat we die onduidelijkheid wel kunnen missen. Hoewel Sarah-Jane Leslie ons dus niet heeft kunnen vertellen hoe het komt dat een generische veralgemening zoals “Jongens huilen niet” verschillende betekenissen kan hebben, maakt ze ons wel attent op een andere manier waarop praten over gender tot taalverwarring kan leiden.
Pragmatisch denken
De tweede filosofe die ik hier aan het woord wil laten is Sally Haslanger, verbonden aan het Massachusetts Institute of Technology. Ook zij verdedigt een theorie over het mechanisme dat ervoor zorgt dat generische veralgemeningen over gender verschillende betekenissen hebben. Haar aanpak van dit probleem is erg verschillend van Leslies aanpak. Haslanger is immers niet zozeer bekommerd om de letterlijk betekenis van een zin als “Jongens huilen niet”, maar eerder om wat we communiceren door zo’n zin uit te spreken in een bepaalde context. Zij is met andere woorden niet zozeer geïnteresseerd in de semantiek maar eerder in de pragmatiek van zo’n veralgemening.
Laat ik dat onderscheid uitleggen aan de hand van een erg eenvoudig voorbeeld. Stel dat een student me vraagt om een aanbevelingsbrief te schrijven, wat je vaak nodig hebt om een studiebeurs te krijgen. Ik stem in om zo’n brief te schrijven maar zeg vervolgens niets anders in die brief dan dat de student een mooi handschrift heeft. De letterlijke of semantische betekenis van die brief is dus positief, want zegt dat de student mooi kan schrijven. Maar natuurlijk, binnen de context van een aanbevelingsbrief communiceer ik ook iets anders door enkel een opmerking te maken over het handschrift van de student. De pragmatische betekenis van die opmerking is immers dat de student eigenlijk niet zo’n goede filosoof is. Was de student wel een goede filosoof geweest dan had ik wel iets gezegd over die filosofische kwaliteiten en niet enkel over het handschrift. Binnen een bepaalde context kan je dus heel wat meer communiceren met je woorden dan wat ze letterlijk betekenen.
Haslanger argumenteert dat iets gelijkaardig aan de hand is in het geval van generische veralgemeningen zoals “Jongens huilen niet”. De letterlijke betekenis van die zin is volgens haar immers erg eenvoudig. Die zin zegt dat de meeste jongens niet huilen én dat dat niet toevallig is. Met andere woorden, de statistische interpretatie van de zin is de letterlijke betekenis ervan. Hetzelfde geldt voor andere veralgemeningen over gender. “Meisjes houden van poppen” zegt dat het niet toevallig is dat veel meisjes van poppen houden. “Vrouwen zijn onderdanig” zegt dat het niet toevallig is dat veel vrouwen onderdanig zijn. Maar net zoals in het geval van de aanbevelingsbrief kan iemand heel wat meer communiceren met zo’n zin dan wat die zin letterlijk betekent.
Door te zeggen dat het niet toevallig is dat de meeste jongens niet huilen, impliceert de spreker volgens Haslanger ook dat het uit de natuur van jongens volgt dat ze niet huilen, én dat jongens niet horen te huilen. Op dezelfde manier impliceert de auteur van “Vrouwen zijn onderdanig” ook dat vrouwen van nature onderdanig zijn en dat het zo hoort te zijn. De causale en normatieve interpretaties van uitspraken als “Jongens huilen niet” en “Vrouwen zijn onderdanig” zijn dus niet echt verschillende betekenissen van die zinnen zelf, maar eerder pragmatische interpretaties van wat iemand wil communiceren wanneer die zo’n zin uitspreekt.
Hoezo, zou je je nu echter kunnen afvragen, communiceert iemand iets over de natuur van jongens en hoe jongens horen te zijn, door iets statistisch te zeggen over een eigenschap van de meeste jongens? In het voorbeeld van de aanbevelingsbrief is het duidelijk waarom enkel iets zeggen over het handschrift van een student impliceert dat de student een slechte filosoof is. In de context van een aanbevelingsbrief verwacht je immers dat de auteur heel lyrisch zal zijn over de student als daar reden toe is. Maar wat is de context die ons ertoe brengt te denken dat iemand die met de zin “Jongens huilen niet” letterlijk zegt dat het niet toevallig is dat de meeste jongens niet huilen, ook iets wil communiceren over de natuur van jongens en hoe die horen te zijn?
Volgens Haslanger komt dat doordat twee psychologische neigingen een standaard onderdeel vormen van de context van een gesprek over mannen en vrouwen. Ten eerste, zegt Haslanger, hebben mensen de psychologische neiging om te denken dat wanneer het niet toevallig is dat veel mannen of vrouwen een eigenschap hebben, dat ze die eigenschap dan ook wel van nature moeten hebben. Ten tweede hebben mensen ook de psychologische neiging te denken dat mannen en vrouwen zich volgens hun natuur horen te gedragen. In een gesprek over de eigenschappen van mannen en vrouwen gaan we er als lezer volgens Haslanger altijd vanuit dat de auteur van een zin ook weet dat mensen deze twee psychologische neigingen hebben. Die aanname leidt dan weer tot een specifieke vorm van pragmatisch redeneren over wat iemand net wil communiceren met een generische veralgemening.
Wanneer iemand bijvoorbeeld op Twitter de zin “Vrouwen zijn onderdanig” post, dan redeneren we als lezer als volgt. De auteur zegt met die zin letterlijk dat het niet toevallig is dat de meeste vrouwen onderdanig zijn. Maar de auteur weet ook dat wanneer de lezer gelooft dat zoiets niet toevallig is, dat die lezer dan ook de psychologische neiging heeft daaruit af te leiden dat vrouwen van nature zo zijn en dat ze zo horen te zijn. Als lezer gaan we er daarom vanuit dat de auteur van die generische uitspraak ook zelf wil communiceren dat vrouwen van nature onderdanig zijn en zo horen te zijn. Mocht de auteur dat niet willen communiceren, dat had die er wel voor gekozen een expliciet statistische formulering te gebruiken die niets zegt over de toevalligheid van een eigenschap, zoals bijvoorbeeld “Alle vrouwen zijn onderdanig”. Het is dus omdat de auteur kiest voor een generische formulering en niet voor een expliciet statistische formulering dat we diens uitspraak als lezer ook causaal en normatief interpreteren.
Waarheid
De causale en normatieve interpretaties van generische veralgemeningen over gender zijn volgens Haslanger dus het resultaat van een complex staaltje (onbewust) pragmatisch redeneren. Net zoals in het geval van Leslies voorstel denk ik echter dat Haslanger het ten minste ten dele bij het verkeerde eind heeft. Het is volgens mij niet zo dat de statistische interpretatie van een generische zin altijd de letterlijke betekenis ervan is, waar we dan op pragmatische gronden de causale en normatieve interpretaties uit afleiden.
Ik zal me opnieuw beperken tot één tegenargument. Neem het voorbeeld van de volgende combinatie zinnen: “Tegenwoordig zwaaien vrouwen overal de plak. Ik vind dat niet kunnen. Vrouwen zijn onderdanig”. De eerste zin zegt iets over het feit dat de meeste hedendaagse vrouwen niet onderdanig zijn. De laatste zin is een generische veralgemening. Twee dingen zijn opmerkelijk aan deze combinatie van zinnen, en eigenlijk onmogelijk als Haslanger gelijk heeft. Ten eerste lezen we de generische veralgemening niet als tegenstrijdig aan de inhoud van de eerste zin. Als die generische zin echter letterlijk had betekend dat het niet toevallig is dat de meeste vrouwen onderdanig zijn, dan hadden we beide zinnen wel als tegenstrijdig aan elkaar gelezen.
Wat ook opmerkelijk is, is de reden waarom we beide zinnen niet tegenstrijdig vinden. Dat komt namelijk omdat we de generische zin “Vrouwen zijn onderdanig” hier normatief interpreteren. Maar dat maakt het probleem voor Haslangers theorie enkel groter. In dit voorbeeld interpreteren we de generische veralgemening “Vrouwen zijn onderdanig” normatief, terwijl het heel duidelijk is dat de auteur niet letterlijk zegt dat de meeste vrouwen onderdanig zijn.
Hoewel ik er hier niet voor zal argumenteren, zijn er volgens mij goede redenen om te denken dat de letterlijke betekenis van een generische zin zowel de statistische, causale, als normatieve betekenis kan zijn. Maar Haslanger heeft wel gelijk dat we vaak meer impliceren met een generische zin dan wat die letterlijk betekent. We impliceren immers vaak dat alle drie de interpretaties correct zijn, terwijl er maar één de letterlijke betekenis is. Dit verschil in semantische betekenis en pragmatische implicatie is nog een manier waarop praten over gender verwarring veroorzaakt.
De letterlijke betekenis van een zin zegt immers wat het geval moet zijn opdat de zin waar is. Maar zoals we zagen kan een zin uitspreken in een bepaalde context ook verdere implicaties hebben, die zelf ook waar of onwaar kunnen zijn. Als die implicaties niet waar zijn, betekent dat echter niet dat de zin zelf niet waar is. Denk bijvoorbeeld terug aan de aanbevelingsbrief. In die brief zeg ik letterlijk dat de student een mooi handschrift heeft. Die brief is dus waar als dat echt het geval is. Maar die brief impliceert ook dat de student een slechte filosoof is. Ook deze implicatie kan waar of onwaar zijn, maar bepaalt niet of de inhoud van de brief zelf waar of onwaar is.
Beeld je nu in dat de student waarover de brief gaat, die brief onder ogen krijgt en bij mij verhaal komt halen. Dat maakt voor een moeilijke discussie. De student kan immers niet klagen dat wat ik in die brief zeg niet waar is. Het gaat de student erom dat de implicatie van wat ik zeg niet waar is. De implicaties van een uitspraak zijn echter moeilijker om aan te vechten dan de letterlijke betekenis ervan, onder andere omdat ik als auteur altijd kan ontkennen dat de student mij juist begrepen heeft. Misschien ben ik persoonlijk wel van mening dat een mooi handschrift hebben net hét belangrijkste kenmerk van een goede filosoof is.
In het geval van zo’n aanbevelingsbrief is het misschien wat moeilijk om de bedoelde implicaties echt te ontkennen, maar bij generische veralgemeningen over gender is dat niet zo. Neem nu iemand die op Twitter het volgende post: “Meisjes houden van poppen”. Volgens Haslangers theorie is deze zin letterlijk genomen waar, net omdat het voldoende is voor de waarheid van die zin dat het niet toevallig is dat veel meisjes van poppen houden. Zelfs als je akkoord gaat met een sociale verklaring voor dit feit, is het moeilijk om te ontkennen dat veel meisjes wel degelijk van poppen houden. Toch is die generische formulering problematisch, omdat die ook impliceert dat meisjes van nature van poppen houden en dat meisjes van poppen horen te houden. Maar als je die implicaties wil aanvechten in een discussie met de auteur van die generische zin, zit je in een moeilijke positie.
Wil je de uitspraak “Meisjes houden van poppen” aanvechten, dan kan je dat volgens Haslanger niet doen door te zeggen dat wat de auteur zegt niet waar is. Het gaat er eerder om dat die uitspraak misleidend is, omdat de implicaties van de veralgemening niet waar zijn. Maar het is een moeilijkere move in een gesprek om implicaties aan te vechten dan louter de waarheid van een zin te ontkrachten. Bovendien is het gegeven de complexiteit van de pragmatische redenering die aanleiding geeft tot zulke implicaties, ook meer waarschijnlijk dat die implicaties niet echt deel uitmaakten van wat de auteur wilde zeggen. Die kan dus ook ontkennen dat je de uitspraak juist begrepen hebt. In dat geval gaat je objectie de mist in gaat, zelfs wanneer ook anderen die uitspraak zo begrepen hadden. Wat je daarom aantreft op Twitter is dat mensen die akkoord gaan met de implicaties van een generische zin de waarheid van de zin verdedigen, terwijl de tegenstanders de waarheid van de implicaties ervan betwisten.
Conclusie
Wanneer mensen praten over gender doen ze dat vaak door middel van generische veralgemeningen. Dat is niet toevallig. Cognitief psychologisch onderzoek toonde aan dat generische veralgemeningen uitdrukking geven aan de meest fundamentele kennis die we bezitten over categorieën. Dat is ook de reden waarom kinderen zo geïnteresseerd zijn in de generische veralgemeningen van hun ouders zoals “Honden blaffen” en “Katten miauwen”. Ze onthouden de inhoud van zulke veralgemeningen bovendien beter dan de inhoud van expliciet statistische zinnen. Zelfs kleine kinderen weten dus dat zinnen als “Jongens huilen niet” en “Meisjes houden van poppen” hen iets belangrijks vertellen over jongens en meisjes.
Maar ondanks het feit dat generische zinnen uitdrukking geven aan fundamentele kennis kan de interpretatie ervan ook tot verwarring leiden. Want een generische zin kan altijd op verschillende manieren geïnterpreteerd worden. Een zin als “Jongens huilen niet” kan ten minste drie verschillende betekenissen hebben. Bovendien impliceert iemand die zo’n zin uitspreekt vaak dat alle drie die betekenissen waar zijn, zelfs als maar een ervan noodzakelijk is voor de waarheid van de zin zelf. Het resultaat zijn discussies over verschillende interpretaties van die zin, waar sommigen de waarheid van de zin verdedigen terwijl anderen de implicaties ervan aanvechten. Ik heb nu nog steeds niet verteld hoe het juist komt dat generische veralgemeningen over gender verschillende betekenissen kunnen hebben. Maar dat is niet noodzakelijk voor het besluit: generische zinnen leiden tot verwarring (behalve deze dan hoop ik).