Veeteelt is slecht. Maar soms ook goed? De discussie omtrent dierlijke producten en een gezond dieet is complex. Wij hebben geprobeerd de voor- en nadelen van dierlijke producten op een toegankelijke manier uit te leggen, op vlak van ecologie en gezondheid.
Watervoorraad
De zoetwatervoorraad komt door de stijgende wereldbevolking en toenemende droogtes meer en meer in gevaar.
Door de nood aan grote hoeveelheden dierenvoeding moeten er veel gronden geïrrigeerd worden, dit verklaart het hoge waterverbruik dat gepaard gaat met de productie van vlees en zuivel.
Het is hier echter belangrijk een onderscheid te maken tussen ‘blauw’ en ‘groen’ water.
Groen water is het water opgeslagen in planten, bomen en bodem en dus niet direct toegankelijk voor de mens. Blauw water daarentegen is het water opgeslagen in oppervlakte- en grondwater reservoirs (meren, rivieren, aquifers …) en dus wel direct toegankelijk. Wanneer het regent op een akker zal er dus water opgenomen worden door bodem en de gewassen die hierop groeien. Men spreekt dan van groen waterverbruik. Dit bedraagt het grootste aandeel van het waterverbruik bij de productie van dierlijke voeding. Wanneer men echter water wint vanuit meren of andere zoetwaterreserves om deze akkers kunstmatig te irrigeren, spreekt men van blauw waterverbruik. Dit aandeel is kleiner dan het groen waterverbruik maar zeker niet te verwaarlozen.
70% van het wereldwijde blauw waterverbruik is te wijten aan de irrigatie van landbouwgronden. (1)(2) Aangezien 77% van de landbouwgronden naar veeteelt gaan, is het aandeel hiervan in het blauw waterverbruik dus erg groot. (3)
Daarnaast gaat er ook blauw water naar het drinken voor de dieren, het mixen van het veevoer, het kuisen van de stallen en materiaal voor vleesproductie, het afkoelen van het vee in de zomer en andere processen in de verdere productie. Al dit blauw waterverbruik heeft een grote impact op het leeglopen van de wereldwijde waterreserves.
Hoeveel water er exact verbruikt wordt bij de productie van vlees is afhankelijk van het type vlees en waar het geproduceerd wordt. Het is dus moeilijk om hierover exacte cijfers te geven. De productie van rundvlees zou de grootste waterverbruiker zijn, de productie van kippenvlees de zuinigste.
Het omschakelen naar een meer plantaardig dieet is een efficiënte manier om ons waterverbruik te verminderen. Gezien de vaker optredende droogtes, ook in Europa, zal het nodig zijn om onze waterconsumptie te beperken waar mogelijk. Als dat niet gebeurt, dan zal, door een tekort aan irrigatiewater, de oogstopbrengst verminderen, met een prijsstijging als gevolg. Zo zal het voor sommige Franse en Italiaanse boeren moeilijk worden om hun oogsten van 5 jaar geleden te evenaren. (4)
Naast het grootschalige waterverbruik zorgt de vleesindustrie ook voor een enorme watervervuiling in de omgeving, door onder meer het lozen van pesticiden, antibiotica en andere medicatie.
Voedsel in de toekomst
Met een stijgende populatie en een stijgende vraag naar vlees zal het moeilijker worden om de toekomstige populaties nog te voeden. Daarnaast zullen door extremere weersomstandigheden en verlaagde bodemkwaliteit de landbouwopbrengsten wereldwijd gemiddeld genomen verminderen.
Dieren zijn erg inefficiënt in het omzetten van gewassen naar eetbaar vlees of andere dierlijke producten. De veehouderij neemt 77% van de landbouwgronden wereldwijd in beslag (inclusief land om te grazen), terwijl vee slechts 18% van de calorieën en 37% van de eiwitten wereldwijd produceert. (5) Er kunnen met andere woorden veel meer mensen gevoed worden door directe consumptie van gewassen, dan door deze eerst aan dieren te voeden en zo via een omweg een relatief kleine hoeveelheid aan dierlijke producten te bekomen.
Anderzijds kunnen we herkauwers wel voeden met gras of resten van de oogst die we normaal niet zouden kunnen benutten, en zo proteïnerijke voeding produceren. Meer hierover volgt.
Natuurgebieden als eco-service
Er is veel landbouwgrond nodig voor veeteelt; land om het veevoeder op te telen, weilanden om het vee op te laten grazen, stallen etc.
Om ruimte te maken voor deze landbouwgronden worden natuurgebieden omgeploegd naar akkerland. Enerzijds is dit goed omdat we dan meer voedsel kunnen produceren, anderzijds verliezen we zo ook wel de verschillende “eco-diensten” die deze natuurgebieden ons leveren.
Zo verkleinen ze de kans op overstromingen en droogtes door hun vertraagde opname en afgifte van water. Ze zorgen ook voor minder temperatuurschommelingen in hun omgeving en houden de overblijvende biodiversiteit in stand. Daarnaast zijn ze ook een opslag voor koolstof, wat vrijkomt als CO2 na het opbranden of degraderen van de biomassa aanwezig in het eco-systeem. Het verdwijnen van natuurgebieden zorgt dus voor diverse problemen en het overschakelen naar een meer plantaardig dieet zou deze kunnen voorkomen.
De pandemie van antibiotica-resistentie
(Pluim-)veeteelt gebeurt vaak in -voor de dieren- erg ongezonde omstandigheden. Om te voorkomen dat de dieren hierdoor ziek worden, worden er doorgaans tonnen antibiotica in hun eten en water verwerkt. Ten gevolge van dit grootschalige antibioticagebruik ontstaan er meer en meer multi-resistente bacteriestammen. Deze multiresistente bacteriën worden via onder andere mest en door het vee uitgeademde lucht verspreid in de omgeving, en vinden zo hun weg naar de mens. Zo komen ze via de mest bv. in water en op landbouwgronden en hun gewassen terecht. Wanneer deze gewassen (bv. groenten) niet goed gewassen worden en vervolgens geconsumeerd, vinden deze multiresistente bacteriën dus hun weg naar het systeem van de consument. Ook op rauw vlees kunnen deze multiresistente bacteriën nog aanwezig zijn.
Een zeer groot aandeel van deze antibiotica is van medisch belang voor de mens. Dragers van hiervoor resistente bacteriën lopen dus het risico om immuun te worden voor behandelingen met dergelijke antibiotica. Uit een nieuw rapport van het Europees Centrum voor Ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) blijkt dat in Europa jaarlijks zo’n 35.000 mensen sterven ten gevolge van een infectie met bacteriën waar antibiotica geen vat meer op hebben.(6) Vele wetenschappers voorspellen dat dit cijfer in de toekomst sterk zal toenemen en dat dit in 2050 wel eens de grootste doodsoorzaak zou kunnen zijn. Uiteraard is dit niet enkel het gevolg van het grote antibioticagebruik in de vleesindustrie, maar het speelt wel een erg grote rol.
In Europa is door het strenge beleid het antibioticagebruik in de veehouderij de laatste jaren al sterk afgenomen, waardoor de meerderheid van de antibiotica in Europa nu niet meer naar vee gaat maar naar de mens. Wereldwijd is dit echter nog niet het geval. Zo bleek uit onderzoek in 2021 dat ongeveer 50% van de antibiotica wereldwijd naar vee gaat. (7)
Dit percentage zou nog veel lager moeten, en de meest effectieve manier om deze daling tot stand te brengen is uiteraard het verminderen van onze vleesconsumptie.
Stikstofproblematiek
Een groot probleem in de landbouw is de grote hoeveelheid ammoniak die vrijkomt uit (kunst-)mest en de urine van vee. Uit onderzoek bleek dat landbouwactiviteiten als bemesting en veeteelt de grootste bijdrage leveren aan de antropogene uitstoot van zowel NH3, troposferisch NO én N2O. (8)
Wanneer de urine en feces van dieren met elkaar in contact komen (bv. bij mestproductie) ontstaat door een chemische reactie verdampbare ammoniak. Deze verdampte ammoniak verspreidt zich dan via de lucht en slaat neer in nabijgelegen (natuur-)gebieden. Hoewel ammoniak een voedingsstof is voor vele planten, is een teveel aan ammoniak erg schadelijk voor de biodiversiteit. Bij een teveel aan stikstof in de bodem zullen planten die goed groeien op een voedselrijke bodem (bv. bramen, gras) voedselarme planten overwoekeren waardoor deze laatste verdwijnen. Bepaalde insecten verliezen zo hun belangrijkste voedselbron of onderdak en worden dus uitgeroeid. Zo zullen bijvoorbeeld ook de vogels die van deze insecten leefden stilaan verdwijnen en gaat uiteindelijk de volledige identiteit van het ecosysteem verloren.
Daarnaast zorgt ammoniak (NH3) voor verzuring van de bodem waardoor bepaalde soorten die niet in dit zure milieu kunnen overleven ook uitgeroeid worden.
Ook de regen verzuurt door de hoge concentratie aan stikstofverbindingen in de lucht. Andere -voor planten belangrijke- mineralen lossen op in deze zure regen en spoelen hiermee weg waardoor enkel stikstof in de bodem overblijft. Een dieet van enkel stikstof is erg ongezond en verandert ook de samenstelling van bv. de bladeren van planten waardoor de insecten die hiervan eten niet meer kunnen overleven en uitsterven.
Naast al deze schade aan de biodiversiteit kunnen stikstofverbindingen in de lucht ook omgezet worden naar fijnstof. Dit is bij grootschalig inademen ook schadelijk voor de mens.
Naast verspreiding via de lucht kan ammoniak uit (kunst-)mest ook meestromen met regen- of grondwater en zo in nabijgelegen rivieren, vijvers meren terechtkomen, met eutrofiëring tot gevolg.
Dit is een proces waarbij algen beginnen overwoekeren als gevolg van een overaanbod aan nutriënten. Door de respiratie van algen en aerobe afbraak ervan zal het opgeloste zuurstofgehalte ‘s nachts sterk dalen. Het zuurstofgehalte kan dan zo drastisch dalen dat aerobe organismen in de vijver (bv. vissen) sterven ten gevolge van zuurstoftekorten.
Daarnaast produceren sommige algen ook toxines die ook weer schade toebrengen aan de biodiversiteit.
Door een verminderde consumptie van dierlijke producten komt er minder ammoniak vrij in de omgeving (afkomstig van uitwerpselen) én worden minder landbouwgronden gebruikt en bemest met dierlijke en/of kunstmest.
Klimaat
De voedingsindustrie is in zijn geheel verantwoordelijk voor 26% van de broeikasgasemissies. Daarvan is een groot deel te wijten aan de veeteelt. De grootste bijdragers zijn de CO2 die vrijkomt bij het kappen van bossen en het methaan dat vrijkomt, voornamelijk door de herkauwers (koeien, schapen, geiten, etc.) . Doordat een deel van hun uitstoot terug wordt opgenomen door de vegetatie die ze grazen, is het moeilijk om hier exacte nummers over te geven. Maar de boodschap is duidelijk; minder veeteelt, minder uitstoot. (9)
Vegan & gezond?
Vlees- en zuivelproducten zijn een belangrijke voedingsbron in ons huidige dieet. Ze voorzien ons van de essentiële aminozuren, mineralen en vitaminen.
Bij de overgang naar een vegan dieet is het belangrijk dat bepaalde essentiële nutriënten die in vlees aanwezig zijn, worden opgenomen via andere voeding. Tekorten aan vitamine B12, omega-3, calcium, zink, ijzer, magnesium en eiwitten kunnen leiden tot gezondheidsproblemen. Het laatste behoort tot de macronutriënten, wat betekent dat het lichaam er relatief grote hoeveelheden van nodig heeft om gezond te blijven. Eiwitten zijn belangrijke bouwstenen van botten, spieren, kraakbeen en huid. Ze worden ook gebruikt om weefsels te maken en te repareren. Ook het verteren van voedsel, hormoon- en zuurstof regulatie via rode bloedcellen gebeurt met behulp van eiwitten. Voldoende eiwitten binnen krijgen zonder het eten van vlees is de grootste uitdaging. Sojabonen, tofu, linzen, zwarte bonen en pinda’s bevatten veel eiwitten en zijn dus goede vleesvervangers. Het nadeel is dat er relatief grote hoeveelheden van deze vervangers geconsumeerd moeten worden om dezelfde hoeveelheid eiwitten te verkrijgen. Ook ijzer is een belangrijk nutriënt. Het is van belang voor de aanmaak van rode bloedcellen, waardoor een ijzertekort kan leiden tot bloedarmoede. Het consumeren van veel brood, fruit, groenten en noten is essentieel om dit te voorkomen. Vitamine B12 komt vooral voor in dierlijke producten en kan dus amper via andere voedingsbronnen worden opgenomen. Het is wel aanwezig in gedroogd zeewier en algen, maar een groot deel daarvan is een variant die niet actief is en die het lichaam niet goed opneemt. Het is net zoals ijzer nodig voor de aanmaak van rode bloedcellen. Daarnaast zorgt vitamine B12 ook voor een goede werking van het zenuwstelsel. Aan vegans wordt vaak aangeraden om vitamine B12 supplementen te nemen. Vegetariërs nemen het vaak voldoende op via zuivelproducten. (10)
Ecoscore
Ongeveer 1/3 van de menselijke klimaatimpact is toe te wijzen aan voedselproductie. Omdat het als consument moeilijk is om te weten welke keuzes al dan niet ecologisch zijn, is in 2021 de Ecoscore op de markt gebracht. De Ecoscore is een keuzewijzer voor voedingsproducten die op basis van kleur- en lettercodes de globale ecologische impact van een product weergeeft. De Ecoscore wordt berekend op basis van de levenscyclusanalyse (LCA) van een product gecombineerd met een bonus-malus systeem. De LCA omvat de landbouw, verwerking, verpakking, transport, verkoop en consumptie van het product. Op basis van de impact van het product op deze verschillende domeinen wordt een score op 100 berekend. Via een bonus-malus systeem kunnen nog extra punten bij deze score worden opgeteld of ervan afgetrokken. Op deze manier worden nog extra factoren als recycleerbaarheid van de verpakking, klimaatbeleid in het land van herkomst, seizoensgebondenheid en labels (biolabel, kwaliteitslabel …) van het product in rekening gebracht. In ons project zullen wij met behulp van een online tool de Ecoscore van elk broodje berekenen en deze betrekken in de algemene beoordeling van het broodje in kwestie.
De Nutri-Score
De Nutri-Score is net als de Ecoscore een eenvoudige keuzewijzer gebaseerd op een 5-kleuren en -lettersysteem, en geeft een globaal beeld over de voedingswaarde van een product.
In tegenstelling tot de Ecoscore is de Nutri-Score relatief. Dit houdt in dat de score van elk product berekend wordt op basis van vergelijkingen met andere producten van zijn soort. De Nutri-Score geeft dus aan welke voedingsmiddelen binnen een productgroep gezonder zijn dan andere. Zo kunnen diepvriesfrieten een A krijgen terwijl gerookte zalm slechts een D krijgt, omdat ze niet tot dezelfde productgroep behoren.
De Nutri-Score houdt in tegenstelling tot veel andere voedingslabels niet alleen rekening met ongezonde factoren van een product, maar ook met de gezonde.
Zo wordt het gehalte aan o.a. vezels, proteïnen, fruit, groenten, noten ook mee in rekening gebracht.
Belangrijk is om te beseffen dat de Nutri-Score ook zijn nadelen heeft.
Zo worden soms bepaalde additieven of de bereiding van een product (bv. het vet waar frieten in gebakken worden) niet mee in rekening gebracht.
Ondanks deze nadelen vinden wij dat de Nutri-Score toch een goed algemeen beeld geeft over de gezondheid van een product. Aangezien wij naast het ecologische aspect ook belang hechten aan de gezondheid van een broodje, zullen wij ook de Nutri-score van elk broodje berekenen en mee betrekken in de algemene score.
Voordelen van veeteelt
Moeten we vlees dan volledig afschrijven? Nee! Oef.
Dierlijke producten hebben een zeer rijk nutritioneel profiel en we kunnen zelfs moeilijk zonder, zoals eerder besproken.
Daarnaast kunnen dieren ook verschillende soorten voedsel, dat wij niet kunnen of willen eten, opwaarderen. Zo zijn er graslanden waar je geen gewassen op kan groeien, of de overgebleven stengel van de suikermais van onze barbecue, of de aardappelschillen die overblijven bij het maken van onze frieten. Hierbij kan veeteelt ons dus wel handig helpen om voedselverliezen om te zetten in voedingsrijk eten.
In landen met minder mogelijkheden om gevarieerd te eten zijn de inwoners vaak afhankelijk van dierlijke producten om al de nodige voedingstoffen binnen te krijgen. In zo’n situatie komt veeteelt dan goed van pas.
Dierlijke producten volledig verbannen uit ons dieet zou dus, op vlak van ecologie en gezondheid, niet slim zijn. De hoeveelheid sterk verminderen daarentegen, wel. Op vlak van dierenwelzijn kan het natuurlijk wel nuttig zijn om de consumptie volledig te stoppen.
De hoeveelheid vlees- en zuivelproducten in ons dieet zou dus best moeten verminderen. Gelukkig hoeft dit niet per se ten koste van smaak of gezondheid te gaan, want binnenkort kan je broodjes kopen die lekker, ecologisch, gezond en niet al te kostelijk zijn! :)
Bronnen:
(1) Gleick PH, editor. The world’s water. Washington, DC: Island Press/Center for Resource Economics; 2011.
(2) Water [Internet]. Globalagriculture.org. [cited 2023 Apr 1]. Available from: https://www.globalagriculture.org/report-topics/water.html
(3) Ritchie H, Roser M. Land Use. Our World in Data [Internet]. 2013 [cited 2023 Apr 1]; Available from: https://ourworldindata.org/land-use
(4) Le monde, https://www.lemonde.fr/en/environment/article/2023/03/15/france-faces-threat-of-a-new-drought_6019427_114.html
(5) Poore J, Nemecek T. Reducing food’s environmental impacts through producers and consumers. Science [Internet]. 2018;360(6392):987–92. Available from: http://dx.doi.org/10.1126/science.aaq0216
(6) Executive summary. Surveillance of antimicrobial resistance in Europe, 2021 data [Internet]. Europa.eu. [cited 2023 Apr 1]. Available from: https://www.ecdc.europa.eu/sites/default/files/documents/Nov2022-ECDC-WHO-Executive-Summary_Final%20with%20identifiers.pdf
(7) Erofeeva V, Zakirova Y, Yablochnikov S, Prys E, Prys I. The use of antibiotics in food technology: the case study of products from Moscow stores. E3S Web Conf [Internet]. 2021;311:10005. Available from: http://dx.doi.org/10.1051/e3sconf/202131110005
(8) Pan S-Y, He K-H, Lin K-T, Fan C, Chang C-T. Addressing nitrogenous gases from croplands toward low-emission agriculture. Npj Clim Atmos Sci [Internet]. 2022 [cited 2023 Apr 1];5(1):1–18. Available from: https://www.nature.com/articles/s41612-022-00265-3
(9) Our world in data, available from: https://ourworldindata.org/food-ghg-emissions
(10) Maricopa, available from: https://open.maricopa.edu/nutritionessentials/chapter/protein/