De opbouw kan niet gedecreteerd worden

Frank Keizer
4 min readMar 29, 2018

--

Rosa Luxemburg.

‘Iedere mens is weer de eerste mens’, zo opent Gustaaf Peek zijn pamflet Verzet! Pleidooi voor communisme. ‘Er is nog tijd. Er is alle tijd.’ In amper zeventig pagina’s, en in een stijl die haast amechtig probeert naar die tijd toe te schrijven, pleit Gustaaf Peek in Verzet! Pleidooi voor communisme voor een rehabilitatie van het communistische gedachtegoed. De ontwikkeling van Peek kwam voor mij niet helemaal als een verrassing, nadat hij eerder in De Groene Amsterdammer enige jaren geleden zijn ommekeer van gezapig liberalisme naar een strijdbaar links denken verkondigde, maar van een Nederlandse schrijver komt deze liefdesverklaring — want dat is het — toch nogal onverwacht. We hebben het in Nederland meestal niet zo op schrijvers met sterke overtuigingen. Relativerende ironie lijkt de levenshouding van veel Nederlandse schrijvers, en ze venten er hun postmoderne nihilisme gretig mee uit. De bevlogenheid waarmee Peek zich een weg naar buiten baant is hartverwarmend en je zou willen dat meer schrijvers zo stelling namen.

De reacties waren veel minder bekrachtigend. Behalve van een intussen wel erg vermoeiende meewarigheid getuigen ze van een bedroevende intellectuele luiheid. Carel Peeters in Vrij Nederland, Bernard Hulsman in NRC Handelsblad, ze blijken niet verder te komen dan de gebruikelijke verdachtmaking dat elke vorm van ideologie rechtstreeks naar de Goelag leidt. Of je Peeks pleidooi voor communisme overtuigend vindt of niet — en daar kom ik zo nog op terug — wat hij in zijn boek in elk geval wél laat zien is dat de argumenten die zijn tegenstanders gebruiken door en door reactionair zijn. Om hun wankele wereldbeeld, gevormd in de Koude Oorlog en nog steeds steunend op een misleid besef van de vrede, democratie en welvaart die het kapitalisme zouden hebben gebracht, overeind te houden, hameren zij op de vrijheid die het zo schenken. Daarbij vergeten zij volgens Peek dat de vrijheid waar zij voor zeggen op te komen participeert in onderdrukking en uitbuiting, in verwoesting van de gemeenschappelijke leefomgeving en in de verovering van alles wat zich aan de logica van het kapitalisme niet wil onderwerpen. En dat kan volgens Peek nooit vrijheid zijn. Als niet iedereen vrij is, is niemand het, stelt hij met Rosa Luxemburg die schreef dat ‘vrijheid altijd de vrijheid van andersdenkenden is’. Zolang vrijheid een privilege is dat gewelddadig in stand gehouden wordt, is er van werkelijke rechtvaardigheid en gelijkheid geen sprake. Een gelukkig huwelijk tussen communisme en democratie mag dan misschien nog niet zijn gesloten, het ‘reëel bestaande kapitalisme’ maakt dagelijks slachtoffers, waarvoor de meeste mensen liever blind zijn maar dat niet hoe langer hoe minder houdbaar is.

Peek is het er met zijn pamflet in de eerste plaats op uit om die verblinding en ‘kapitalistische indoctrinatie’ zoals hij deze consensus noemt te doorbreken. Wat stelt hij er tegenover? Welke vrijheid is haar naam wel waard? Daarvoor komt Peek bij het communisme uit, dat voor hem niet slechts een historische benaming is, laat staan een synoniem aan repressieve staatsmacht, maar in de eerste plaats een idee. Een speculatief idee zelfs, waarvoor de tijd nog niet is aangebroken, dat haar potentie nog niet volledig heeft kunnen verwezenlijken. Dat idee is ‘het collectieve streven naar een egalitaire samenleving, waarbij kennis, macht en inkomen rechtvaardig zijn verdeeld’, en dat onder een democratisch gezag. Instemmend citeert hij opnieuw Rosa Luxemburg die — contra Lenins centralisme en controle van de communistische beweging — schreef dat de afbraak van het oude weliswaar kan worden gedecreteerd, ‘de opbouw, het positieve daarentegen niet.’

Peek valt de kapitalistische hegemonie overtuigend aan, maar daar stokt zijn pleidooi helaas ook. De herwaardering van het communisme als speculatief project is spannend en eigentijds, maar ze blijft ook krachteloos, zowel politiek als literair, omdat het boek de lezer niet duidelijk maakt hoe we ons zouden kunnen voorbereiden op die toekomst. Toch ligt hier een taak voor schrijvers. Zij zouden zich met durf, overtuiging en verbeeldingskracht kunnen zetten aan de taak om aanwijzingen te geven, alternatieven te bedenken, en werelden te ontwerpen die wel houdbaar zijn. Nu dreigt Peeks pleidooi te eindigen in voluntarisme, in een roep om in verzet te komen en de socialistische strijd weer op te nemen, zonder te zijn geworteld in praktijken die zo’n verandering — waarbij Peek in de taal vaak schippert tussen omwenteling en transitie, tussen het opzwepende van het revolutionaire socialisme en het matigende democratisch socialisme — kunnen bewerkstelligen.

Maar misschien moeten we wel voorbijstreven aan beide. De opbouw van het socialisme kan niet gedecreteerd worden. Maar het zou wel eens niet alleen tijd kunnen zijn om de democratische consensus van het kapitalisme af te schudden, maar ook om de reactieve figuur van het verzet, van de noodzaak van een democratische consensus überhaupt op te lossen, en in plaats daarvan te beginnen. Beginnen met het communisme niet alleen als idee te rehabiliteren, maar het te rehabiliteren en leven in specifieke vormen van werken, denken, handelen. Er is tijd.

Deze recensie verscheen eerder online op Terras, tijdschrift voor internationale literatuur.

--

--