‘’Ik geef respect totdat ik geen respect meer krijg’’

Anne-Lisa van Maastricht
5 min readDec 5, 2022

--

Negentien jaar is ze. Woonachtig in Veenendaal met haar ouders en jongere broertje van zestien. Haar moeder is haar houvast en beste vriendin. Als we vragen wie Fleur is weet ze dat zelf ook nog niet helemaal. ‘’Dat moet je m’n moeder vragen.’’

Op de vraag of ze gelukkig is blijf het een moment stil. ‘’Er zijn mensen die het slechter hebben dan ik.’’ Amazing heeft ze het echter ook niet zegt ze. ‘’Ik woon niet groot, ik heb geen miljoenen op de bank staan en heb een handjevol vrienden.’’

Zou je gelukkiger worden van een miljoen?

‘’Geld maakt niet gelukkiger, het maakt het wel makkelijker.’’

Met haar ouders heeft ze een goede band. Haar broertje daarentegen is een echte puber. Dat botst regelmatig. Ze wijdt dat vooral aan de leeftijden die ze nu allebei hebben. Dat loopt gewoon niet altijd even lekker ‘’De ene keer heb je knallende ruzie en vijf minuten later vraag ik of je een kopje thee wilt. Hij denkt altijd dat hij gelijk heeft, en ik heb altijd gelijk.’’Met haar moeder heeft ze een hele goede band. Ze beschrijft het als vriendinnen in plaats van moeder-dochter. Haar houvast, zo noemt ze haar. ‘’Ik ben mijn moeder. Zij weet precies wat ik voel, voordat ik het zelf voel. Ik ben een kopie van haar.’’ Haar vader is gewoon haar vader, zegt ze lachend. ‘’Een schatje.’’

Wie is je voorbeeld?

‘’Ik heb geen voorbeeld. Ik wil niet iemand anders zijn, maar mezelf.’’

Vrienden

Over de vraag wie ze dan zelf is hoeft ze niet lang na te denken. ‘’Dat moet je me niet vragen. Ik weet nu een soort wie ik ben, maar ik weet nog steeds niet wie ik ben. Als je snapt wat ik bedoel.’’ Ze heeft twee hele goede vriendinnen die ze al jaren kent. Ze ontmoetten elkaar op de basisschool en bij hen is ze volledig zichzelf. ‘’Ik draag wel vaak een masker. Als ik me niet comfortabel voel ergens. Het duurt bij mij sowieso heel lang voordat ik me op m’n gemak voel. Zelfs bij mijn beste vriendinnen duurde dat jaren.’’

Heb je nu een masker op?

‘’Ja.’’

Zou je dat af kunnen doen?

‘’Nee.’’

Haar beste vrienden beschrijft ze als een handjevol mensen waar ze op terug kan vallen. Bij hen voelt ze zich volledig comfortabel. Hoeft ze zich niet anders voor te doen dan ze is. Ze spreekt haar beste vriendinnen elke dag. De opleiding journalistiek was voor haar een nieuw begin. Ze had er zin in, maar zag er ook een beetje tegenop. ‘’Ik maak niet zo makkelijk vrienden. Met name vroeger was ik echt heel erg verlegen. Ik durfde niks. Tienjarige Fleur zou dit interview echt niet gedaan hebben.’’ Dat veranderde toen ze met haar nieuwe opleiding begon. ‘’Je wordt hier in het diepe gegooid. Daar heb ik van geleerd. Ik ben daar ook wel zelfverzekerder door geworden.’’

Haar basisschooltijd was een goede tijd waar ze positief op terugkijkt. ‘’Ik heb daar alleen maar positieve herinneringen aan.’’ De middelbare school was een ander verhaal. Eén jaar is ze blijven zitten. De laatste twee jaren waren daardoor soms lastig en ze was blij dat ze eindelijk mocht beginnen met iets nieuws. Dat ze hier is gekomen is ze trots op. ‘’Het had ook anders kunnen zijn.’’

De toekomst

De toekomst wil ze liever nog niet aan denken. ‘’Ik ben nog niet klaar om op te groeien. Geen zin in. Ik vond het ook vreselijk toen ik achttien werd. Dan ben je officieel volwassen, in mijn ogen moet je dan opeens heel verantwoordelijk doen.’’ Tegelijkertijd heeft ze ook veel zin om ouder te worden. Soms wil ze de wereld wel op pauze zetten. ‘’Ik heb soms ook even een stop nodig, anders loop ik vast.’’ Die stop vertaalt zich voor haar vaak in het lezen van boeken. ‘’Me verplaatsen in iemand anders. Mijn eigen problemen voor een moment achter me laten en de wereld even op pauze zetten.’’

Huil je wel eens?

‘’Minimaal twee keer in de week. Het lucht niet altijd op.’’

Lach je vaker of huil je vaker?

‘’Ik denk lachen. Ik hoop lachen.’’

God

Geloven in een God vindt ze lastig. ‘’Ik ben een beetje wetenschappelijk op dat gebied denk ik. Eerst zien dan geloven. Persoonlijk zie ik niet echt iets van een God.’’ De scholen waar ze op heeft gezeten waren allemaal wel christelijk. Ook haar ouders geloven nog.

Ze vindt het moeilijk om te geloven als ze het niet zeker weet. ‘’Ik zou graag willen geloven in een God, maar ik kan het niet. Er zijn te veel dingen gebeurd.’’ Vroeger geloofde ze wel in God. Dat kwam voornamelijk omdat iedereen om haar heen geloofde. ‘’Dan ga je daar zelf ook in mee. Ik heb vaak gebeden toen ik klein was, er werd alleen niet geluisterd. Dan valt dat vertrouwen.’’ Toch gelooft ze wel dat er iets is. ‘’Ik geloof niet dat we hier maar gewoon zijn. Dat zou ik ook eng vinden, dan moet ik echt helemaal voor mezelf zorgen.’’

Bid je nog wel eens?

‘’Weet ik niet, misschien onbewust. Mijn gebeden zijn nooit verhoort.’’

Stel dat er wel een God is. Wat voor God zou je dan willen hebben?

‘’Een goede God. Iemand die meekijkt en helpt.’’

De dood

Of ze bang is voor de dood weet ze eigenlijk niet. ‘’Ik hoop op iets na de dood. Dat ik mensen kan ontmoeten in de hemel.’’ Je leeft om iets goeds te doen vindt ze. Waarom zou je leven om anderen pijn te doen, daarvoor zijn we niet op de aarde gezet. Goed leven, dat is wat ze probeert. ‘’Ik geloof dat ik de beste versie van mezelf probeer te zijn. Dan komt het ook wel goed denk ik.’’ De beste versie van haarzelf is volgens haar goed zijn voor anderen, respect hebben en lief zijn. Dat zijn ook de normen en waarden die ze heeft meegekregen in de opvoeding. ‘’Wel voor jezelf opkomen, als ik mijn vader er nog een beetje in moet verwerken.’’ Zegt ze lachend. ‘’Ik geef respect, totdat ik geen respect meer krijg.’’

Waar ben je trots op?

‘’Weet ik eigenlijk niet. Misschien moet ik wat meer trots zijn. Ik ben best een leuk persoon.’’

--

--