De analyses van de BBRoW
12 min readApr 1, 2020

Printversie / Franstalige versie

Met dank aan CAAP, Rizome en RePR voor hun waardevolle toelichtingen over dit onderwerp.

Een woning vinden in Brussel wanneer je beperkte middelen hebt, is altijd een uitdaging. Voor gedetineerden is het een bijna onmogelijke opgave. Wanneer ze de gevangenismuren verlaten, worden ze niet alleen met deze beproeving geconfronteerd (wanneer een terugkeer naar de familie onmogelijk of ongewenst is) maar ook met vele andere: de sociale banden herstellen, de administratie weer op orde brengen, de sociale rechten herstellen, een werkproject definiëren, zorg opvolgen, verslavingen beheren,… De sociale werkers zijn unaniem: het verlaten van de gevangenis is een cruciaal, destabiliserend moment, dat een nauwe en gedetailleerde begeleiding vereist, afhankelijk van de specifieke fragiliteit van elke gevangene. Die begeleiding is echter vaak slecht voorbereid of komt te laat. Het belangrijkste gevolg is een verhoogd risico om terug te keren naar de gevangenis..

Huisvesting speelt een centrale rol in de re-integratie: “De verschillende studies over dit onderwerp, zowel nationaal als internationaal, tonen aan dat het hebben van huisvesting of in ieder geval vaneen onderkomen een sleutelfactor is, zowel in termen van effectieve sociale re-integratie als in het voorkomen van het risico op recidive”.[1] Bovendien is het verlenen van voorwaardelijke invrijheidstelling of elektronisch toezicht vaak afhankelijk van het bestaan van een huisvestingsoplossing; dit is een van de essentiële onderdelen van re-integratieplannen (samen met werk-/opleidings- en psychosociale begeleidingsprojecten). Gevangenen worden daarom aangemoedigd om reeds voor hun vrijlating onderdak te vinden, maar de middelen die ze daarvoor ter beschikking hebben zijn schaars (beperkte toegang tot internet, weinig informatie over de opvangvoorzieningen, geen mogelijkheden tot bezoek van woningen). Zonder huisvesting is er geen vrijlating. Zonder vrijlating is het moeilijk om onderdak te vinden. Die tegenstelling is onoplosbaar. In België is het heropsluitingspercentage (voor het niet naleven van de voorwaarden voor vrijlating of voor het begaan van een nieuwe overtreding) hoog, bijna 50%![2]

Veel gevangenisverlaters hebben geen huisvesting of zelfs geen onderkomen. In Schaarbeek bijvoorbeeld schat het RePR[3] (Réseau de Prévention à la Récidive) dat meer dan 15% van de personen die door de dienst worden opgevolgd, bij vrijlating geen enkele huisvestingsoptie hebben. Mensen die dan gedwongen worden tot precaire oplossingen, noodopvang… en sommigen tot de straat.

« Si tu n’as pas de famille, d’endroit où aller, tu te retrouves à la rue, dans un squat, sans aucun filet de sécurité »[4]

Ex-gedetineerden hebben vaak onvoldoende of helemaal geen middelen om toegang te krijgen tot huisvesting.

Wie recht heeft op het leefloon zal procedures van het OCMW moeten afhandelen en de beslissing van de sociale raad afwachten.[5] De aanvraag moet worden ingediend bij het OCMW van de gemeente waar de gevangene was ingeschreven. De procedures en termijn worden onvermijdelijk langer als de gedetineerde er niet gedomicilieerd was voor de opsluiting, of als de administratieve situatie niet op orde werd gehouden tijdens de periode van opsluiting (geen verlenging van de identiteitskaart, schrapping uit de gemeentelijke registers, enz…). Dit betekent dat de persoon die de gevangenis verlaat geen inkomen heeft voor de eerste maand van de vrijlating, of zelfs veel langer. Het is moeilijk om op zoek te gaan naar een woning als je geen financiële middelen hebt.

Het lot van de gevangenen die hun straf onder elektronisch toezicht[6] voortzetten is nauwelijks beter. Het is niet het OCMW dat hen een inkomen toekent — omdat ze nog steeds als gevangenen worden beschouwd[7] — maar ze kunnen wel een toelage krijgen van de FOD Justitie. Deze “vergoeding voor gevangenen onder elektronisch toezicht” is over het algemeen lager dan de bedragen van het leefloon.

Bovendien moeten velen van hen juridische kosten en/of schadevergoeding aan slachtoffers en/of strafrechtelijke boetes betalen. Die kosten komen bovenop de mogelijke schulden die vóór de opsluiting bestaan en de kosten die daaruit kunnen voortvloeien: gevangenen denken niet altijd aan het opzeggen van alle contracten wanneer ze de gevangenis ingaan (huur, energie, verzekering, telefoonabonnement,…) die blijven lopen. Als die kosten niet worden betaald, lopen ze het risico dat ze aanmanings- of deurwaarderskosten moeten betalen die exorbitante bedragen kunnen bereiken.[8] Een schuld die in de gevangenis moeilijk “af te lossen” is door gebrek aan inkomen.[9]

Financiële onzekerheid en overmatige schuldenlast hebben zeker gevolgen voor een aanzienlijk deel van de gevangenen, met een grote impact op hun financiële middelen, maar ook op hun mogelijkheden tot herhuisvesting.

In dergelijke omstandigheden is het gemakkelijk te begrijpen dat de huisvestingsmogelijkheden bij vrijlating uit de gevangenis beperkt zijn. De private huurmarkt is gewoonweg buiten bereik. Niet alle opvanghuizen zijn, bij gebrek aan beschikbare plaatsen of specifieke projecten, geschikt voor de gevangenen. Bovendien worden de dragers van elektronische banden over het algemeen niet toegelaten om technische redenen (voorwaarden inzake uren en plaats bijvoorbeeld), maar ook gezien de te beperkte middelen waarover dit specifieke publiek beschikt; de vergoeding van de FOD Justitie wordt als onvoldoende beschouwd zelfs om alleen nog maar de door de opvanghuizen gevraagde verblijfskosten te betalen. In Brussel zijn er slechts twee opvangcentra waar mensen die onder elektronisch toezicht staan terechtkunnen : La Source en Ilot. [10]

Daarom is het niet verwonderlijk dat de niet-erkende opvangstructuren, met flexibelere praktijken, maar veel minder professioneel, soms als oplossing worden gebruikt, maar waardoor de opvolging van een re-integratieproject zeer hypothetisch wordt.

Zijn speciale voorzieningen nodig voor de personen die de gevangenis verlaten? Moet de toegang tot bestaande voorzieningen worden verbeterd? Het debat is interessant, de meerderheid van de sociale actoren neigt naar de tweede optie. De verzadiging van de bestaande structuren maakt dat de sociale diensten die met de gevangenen werken, specifieke huisvestingsoplossingen overwegen. Vandaag de dag zijn ze echter op één hand te tellen.

In Brussel heeft de vzw Rizome (het resultaat van de fusie van het Office de réadaptation sociale (ORS) en de Service de réinsertion sociale (SRS) een specifiek huisvestingsproject ontwikkeld, overtuigd van het belang van huisvesting in het succes van een re-integratieproject.

Een eerste werkas is het aangaan van partnerschappen met sociale verhuurders (svk’s en OVM’s) om afwijkingen op de wachtlijst te bekomen voor personen die de gevangenis verlaten[11], maar ook om personen die nog in de gevangenis zitten, in te schrijven. De knoop ligt op administratief vlak, aangezien de gedetineerden niet in staat zijn om alle documenten te verzamelen die nodig zijn voor inschrijving tijdens hun detentie.

Tweede as: Sinds 2017 beheert Rizome een “transitiewoning”, een proefproject geïnspireerd op de ervaringen van Quebec. Het huis beschikt over 4 kamers voor de opvang van de gevangenen en gemeenschappelijke ruimtes. Een particulier heeft zijn woning ter beschikking gesteld aan de vereniging en AIS Quartiers is verantwoordelijk voor het huurbeheer. Een transitieperiode (6 maanden huur, twee keer te verlengen) om alle noodzakelijke stappen voor het re-integratieproject uit te voeren die in de gevangenis niet te voorzien waren. Dankzij de medewerking van de gemeente en het OCMW worden de stappen met betrekking tot de domiciliëring, het statuut van alleenstaande en het verkrijgen van bijstand van het OCMW gefaciliteerd. Maar het is vooral de zoektocht naar duurzame huisvesting die ex-gedetineerden en maatschappelijk werkers bezighoudt. Bevoorrechte weg: de sociale verhuurkantoren. Wanneer de vzw de gedetineerden ontmoet en hen het project voorstelt, moeten zij zich inschrijven op de wachtlijsten van de svk’s (die voorlopige inschrijvingen voor gevangenen aanvaarden). Op die manier krijgen ze meestal na enkele maanden in het huis te hebben doorgebracht een svk-woning toegewezen. In Sint-Gillis is een tweede transitiewoning voor vrouwen geopend, het resultaat van samenwerking tussen de vzw Rizome, ISALA (die de prostituees ondersteunt), het project Bethleem (eigenaar van het gebouw) en het SVK van Sint-Gillis. Het project wordt ook ondersteund door het OCMW van Sint-Gillis.

In Schaarbeek ontwikkelt de gemeentelijke hulpdienst voor gedetineerden, het RePR, ook een woonproject. Het doel is om huisvesting aan te bieden zodra de gevangene uit de gevangenis wordt vrijgelaten, om de stabiliteit en veiligheid te garanderen die nodig zijn voor de uitvoering en het welslagen van het re-integratieplan voor de ex-gedetineerde. Ook hier bieden particuliere eigenaren woningen (individuele woningen) aan voor het project en het is ook het SVK (Quartiers in dit geval) die als tussenpersoon fungeert tussen de eigenaren en het RePR. Het OCMW is bij het project betrokken om de tijd die nodig is voor het verkrijgen van het leefloon of andere sociale bijstand te verkorten. Vandaag de dag betreft het project slechts één woning, en verdient het om te worden uitgebreid.

Net als bij de projecten om de toegang tot huisvesting voor daklozen te vergemakkelijken, fungeren de svk’s als essentiële partners[12]; hun associatieve banden brengen hen ertoe om bijzondere aandacht te besteden aan bijzonder kwetsbare groepen. [13] Anderzijds nemen zij niet alle risico’s van de huurleegstand op zich, die over het algemeen bovengemiddeld is gezien de procedures en de onzekerheid over de werkelijke datum van vrijlating. In de partnerschappen tussen de VZW Rizome en de svk’s wordt bepaald dat het Rizome is die de leegstand op zich neemt en, indien nodig, een maand huur voor de leegstand betaalt om een toegankelijke woning te behouden. Voor de financiering heeft de VZW een impulsfonds ontwikkeld, via steun die wordt ontvangen via diverse donaties en particuliere fondsen.[14]

Bovendien heeft de Federatie Wallonië-Brussel in de loop van de vorige legislatuur beslist om een “maison de désistance” op te richten om een twintigtal ex-gevangenen te huisvesten. Het zou zijn deuren openen in Brussel (oorspronkelijk gepland voor 2019, maar het project lijkt veel vertraging op te lopen; de nieuwe minister die verantwoordelijk is voor de justitiehuizen zegt dat ze het concept steunt maar dat wel nog moet worden gedefinieerd…).[15] Doel: een dak en begeleiding bieden aan personen die de gevangenis verlaten, die hun straf hebben uitgezeten, om hun re-integratie te vergemakkelijken, door hen in staat te stellen zich gemakkelijker te concentreren op hun prioriteiten (het vinden van een baan, opleiding, huisvesting, sociale bijstand…).

Hoewel het geschetste beeld vrij somber is, identificeren de actoren in het veld verschillende mogelijkheden tot verbetering. Het bevorderen van de toegang tot huisvesting betekent ook het bevorderen van de kansen op re-integratie en daarmee het beperken van de risico’s op recidive. [16]

Allereerst is het van essentieel belang om de vrijlating uit de gevangenis reeds voor te bereiden in de gevangenis en te anticiperen op zoveel mogelijk stappen. De tijd die in de gevangenis wordt doorgebracht kan niet langer alleen maar verspilde tijd zijn. Het moet zinnig zijn, een impuls geven aan de re-integratie en niet, zoals nog te vaak het geval is, de marginalisering van een publiek dat voor de opsluiting vaak fragiel is, nog te accentueren. Om dit te bereiken zal het nodig zijn om de actieve diensten in de gevangenissen[17] te versterken en de toegang tot basisinformatie voor alle gevangenen te verbeteren.

Op het gebied van huisvesting omvat dit bijvoorbeeld de mogelijkheid om zich in te schrijven op wachtlijsten voor sociale huisvesting of svk tijdens de detentie. Er moet ook worden geanticipeerd op de stappen die moeten worden ondernomen met de OCMW’s, die een principiële beslissing kunnen nemen over de toekenning van sociale bijstand (leefloon of vooruitbetaling van een huurwaarborg bijvoorbeeld[18]) aan een gevangene aan het einde van zijn straf. Eenmaal vrijgekomen zou deze steun dan veel sneller worden toegekend.

Ten tweede moet het mogelijk zijn om de termijnen van de juridische procedures en die van de procedures en mogelijkheden voor toegang tot huisvesting aan te passen. Onzekerheid over de datum van vrijlating uit de gevangenis verzwakt zowel de gevangene als de structuur die klaar staat om hem te huisvesten. Het reserveren van een woning voor een gevangene die in afwachting is van de beslissing van de Strafuitvoeringsrechtbank (SURB) en de datum van zijn vrijlating houdt voor het opvangcentrum of het svk huurleegstand in. Omgekeerd, als de beoogde woning niet beschikbaar is op de dag van de vrijlating, zijn het de gevangenen die het risico lopen op straat of in een noodhuisvesting terecht te komen. Dezelfde problemen doen zich voor op andere gebieden — zoals de toegang tot opleidingen. De SURB past zich hieraan geleidelijk aan, bijvoorbeeld door “sine die”-vrijlatingsdata aan te geven. Wanneer de gevangene in staat is om een trainingsprogramma te starten, kan hij of zij worden vrijgelaten zonder dat hij of zij opnieuw via de SURB moet passeren. Een praktijk die ook naar huisvestingsoplossingen uitgebreid zou moeten worden.

“Om bij te dragen tot een succesvolle sociale re-integratie van gedetineerden zal de regering de diensten ter ondersteuning van personen in detentie versterken en projecten voortzetten die gericht zijn op het creëren van passende huisvestingsoplossingen om dakloosheid onder deze personen aan het einde van hun detentie te voorkomen. DPR 2019–2024

In dit uittreksel uit de nieuwe gewestelijke beleidsverklaring toont het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, dat verantwoordelijk is voor de huisvesting, zich attent. Zij is zich bewust van de aard van het probleem en kondigt de eerste pistes aan om het op te lossen. Zullen er de komende jaren aangepaste huisvestingsoplossingen worden gerealiseerd? Zal het Gewest zichzelf de middelen geven om dit te doen? Wordt vervolgd.

Deze publicatie wordt uitgegeven met subsidies van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, Integratie via de huisvesting en van de Fédération Wallonie-Bruxelles

[1] Cerema, Organiser la sortie de détention : De la prison vers le logement, mai 2017, p.5

[2] CAAP, Sortir de prison… Vers une transition réussie ?, mars 2017, pp.12–13

[3]De RéPR is een gemeentelijke dienst, uniek in Brussel, die gevangenen uit Schaarbeek en hun families ondersteunt. In 2017 volgde de dienst 228 personen, van wie 35 geen uitzicht hadden op huisvesting. Zie de presentatie van het RéPR-huisvestingsproject, p.3. In Frankrijk heeft de gevangenisadministratie het aandeel van de gevangenen die zonder huisvestingsoplossing vertrekken in 2015 op 17,5% becijferd. Cf. Cerema, op.cit, p.9.

[4] Paroles de détenus, « Détention : les voix oubliées », Alter Médialab, n°7, novembre 2018, p.16

[5] De toekenning van het leefloon is afhankelijk van de aanvaarding van het dossier door de sociale raad, die pas plaatsvindt na het sociaal onderzoek en de voorlegging van het sociaal verslag aan de raad. Deze laatste heeft dan een termijn van 30 dagen om een beslissing te nemen.

[6] Ze zijn en zullen steeds talrijker worden in België, gezien de “populariteit” van de maatregel om de overbevolking van de gevangenissen te verlichten.

[7] Ze hangen af van de FOD Justitie en niet van de FOD Maatschappelijke Integratie

[8] Zo kunnen onbetaalde facturen van enkele tientallen euro’s veranderen in schulden van honderden of zelfs duizenden euro’s, als ze niet worden betaald.. Voir notamment : C. VALLET “La dette et le prisonnier : des difficultés qui s’additionnent, les échos de l’endettement, 2010. En ligne : et N. COBBAUT “Surendettés et en prison, double peine?”, Alter échos, 468, novembre 2018, pp.38–41

[9] In de gevangenis kan een deel van de gevangen werken voor een vergoeding tussen de 0.62 euro en 1.25 euro per uur. Cf. « Détention : les voix oubliées », Alter Médialab, n°7, novembre 2018, p.12

[10] In 2018 waren er in de 3 opvanghuizen van L’Ilot (2 in Brussel en 1 in Charleroi) 23 mannen met penitentair verlof en 4 met elektronische enkelband. Cf Ilot, rapport d’activités 2018, p.19. En ligne

Het ontvangsthuis La Rive van de vzw La Source, die een beleid van zeer laagdrempelige toegang verdedigt, biedt plaats aan maximaal 2 personen met een elektronische enkelband op hetzelfde moment.

[11] En sinds 2018 via het project Bru4Home

[12] Le logement à Bruxelles : Quel accès pour les sans-abris ?, actes du colloque du 4 mai 2015, p.29

[13] Een nieuwe Waalse vzw, “le passage pour sortant de prison” (2017) wil woningen (openbaar of privé) capterenn om ze ter beschikking te stellen van de ex-gedetineerden. Ze werken met huren en onderverhuren in plaats van het pand toe te vertrouwen aan een svk.

[14] Rotary, Vivre Ensemble, Fondation Roi Baudouin.

[15] Parlement de la Communauté française, Compte rendu intégral, séances du mercredi 24 avril 2019 (matin et après-midi), en ligne

La nouvelle ministre Glatigny semble également convaincue par le concept, mais, début 2020, elle n’évoque encore aucune piste concrète pour ce projet pilote

[16] Partagées notamment lors de la table-ronde autour de l‘accès au logement pour les détenus, organisée par la CAAP (concertation des associations actives en prison) dans le cadre des journées nationales de la prison, le 22/11/2019.

[17] M. BERTRAND et S. CLINAZ, Offre de services faite aux personnes détenues dans les établissements pénitentiaires de Wallonie et de Bruxelles, Analyse de la CAAP, 2013–2014

[18] De nieuwe Brusselse steunmaatregel voor de samenstelling van een huurwaarborg, BRUGAL, is niet van toepassing op huurcontracten met een looptijd van minder dan een jaar; deze is dus met name voor transitwoningen ontoegankelijk.