De beslissing van de UGent in de casus Desmet, gevaarlijk precedent of noodzakelijk?

Loes Stukken
4 min readFeb 12, 2023

--

Met veel verbazing volgde ik de afgelopen dagen het debat rond de beslissing van de Ugent om maatregelen te nemen in de onderwijsopdracht van prof. Desmet. Ik was verbijsterd om te leren dat een aantal academici het wel en wee van Desmet verdedigen onder het mom van academische vrijheid. Met verbazing vroeg ik me af waarom ik tijdens mijn job als onderwijsassistent jaarlijks tot in het kleinste detail studentenpapers doornam om hun academische schrijfvaardigheden te kunnen beoordelen. Waarom ik uitgebreid de tijd nam om masterproefstudenten te ondersteunen in hun schrijfproces om hen te helpen en te leren in het correct interpreteren, rapporteren en citeren van bronnen als nu blijkt dat het voor een prof volgens sommigen perfect ok is om hier nogal slordig mee om te gaan onder het mom van academische vrijheid.

Want laten we wel wezen: het debat rond Desmet heeft weinig met academische vrijheid te maken maar wel met het mogelijk gebruik van “trucjes” om de eigen ideeën geloofwaardiger te maken dan ze in werkelijkheid zijn. Dergelijke trucjes worden in het vakjargon ook wel questionable research practices (QRP’s) genoemd. Zoals de naam het zegt gaat het over bepaalde onderzoekspraktijken waar in het kader van een gezond, eerlijk en ethisch wetenschappelijk proces of debat vragen bij te stellen zijn (zie o.a. https://onderzoektips.ugent.be/en/tips/00001988/). Decaan An Buysse somde Desmets slordigheden op in De Standaard: “Het gaat om niet correct­ citeren, plagiëren, onderzoeksresultaten uit hun context trekken, data selectief gebruiken, cherrypicking, niet de meest actuele theoretische kaders gebruiken.” Het zijn praktijken die onderzoek en theorievorming kunnen vertekenen en daarbij de wetenschappelijke vooruitgang en waarheidsvinding onder druk zetten. Het is daarom dat alle Vlaamse universiteiten (en daarbij aansluitend het personeel van deze universiteiten) (https://vcwi.be/nl/aangesloten-instellingen) zich engageren om in hun werk een aantal spelregels te volgen ook wel samengevat onder de term “wetenschappelijke integriteit”.

Dat onder het mom van “academische vrijheid” alles zou moeten kunnen en er dus geen “spelregels” zouden mogen zijn kan verregaande gevolgen hebben. Zo werd in 2011 in Nederland sociaal psycholoog Diederik Stapel betrapt op bedrog. In tegenstelling tot wat hij in wetenschappelijke papers beweerde, voerde hij geen experimenten uit maar fabriceerde hij de data zelf. Het zelf fabriceren van data wordt heel moeilijk opgepikt binnen het proces van peerreview (de data zelf zijn vaak niet ter beschikking). Peerreviewers moeten er dus op vertrouwen dat de auteurs van de artikels effectief te werk zijn gegaan zoals men dat ook in de paper beschrijft. Daardoor kon Stapel jarenlang zijn gang gaan. Diederik Stapel werd uiteindelijk ontslagen uit zijn functie als hoogleraar maar de schade was er al: onder zijn invloed zat een heel onderzoeksdomein mogelijk op een dood spoor, was er tonnen geld geïnvesteerd in “niets”, om nog maar te zwijgen van het menselijke leed bij zijn eigen studenten en ex-doctorandi die er ineens mee geconfronteerd werden dat hun jarenlange werk geen waarde had. De casus Stapel is een extreem geval maar het laat wel zien dat de vrijheid die hoogleraren hebben in de beslotenheid van hun eigen kantoor niet absoluut hoort te zijn. Het is dus niet zo gek dat een universiteit stappen onderneemt op het moment dat er twijfels zijn bij het werk van een personeelslid. Vanuit de maatschappij of gemeenschap mogen we dat ook verwachten: we verwachten van academici en wetenschappers dat ze de realiteit onderzoeken zodat het ons leidt naar nieuwe kennis, een beter begrijpen van de wereld en onszelf en als we geluk hebben ook tot innovatie. Bovendien verwachten we dat ze via het organiseren van onderwijs deze kennis doorgeven aan toekomstige generaties. Als maatschappij investeren we daarom veel in de werking van de universiteit. We mogen dus ook verwachten dat wat er aan een universiteit gebeurt op een ordentelijke manier verloopt. De commissies wetenschappelijke integriteit aan de universiteiten garanderen dat wie twijfels heeft bij het ordentelijk verloop van het wetenschappelijk proces daar terecht kan en dat deze twijfels vervolgens onderzocht worden.

Wat de casus Desmet in het maatschappelijk belang bovendien nog extra bezwaart, is dat het hier gaat over een prof die opleiding geeft aan studenten die later zullen doorstromen naar een gezondheidszorgberoep en waar dergelijke slordigheden in argumentatie nadelige implicaties kunnen hebben voor mensen die op hun zorg beroep doen. We mogen en moeten de lat voor hen op dat vlak hoog leggen en moeten goed nadenken vooraleer we van een prof, die toch het goede voorbeeld moet geven, tolereren dat hij dergelijke slordigheden begaat in zijn wetenschappelijk werk en in zijn cursusmateriaal.

De universiteit en faculteit deed dus wat we mogen verwachten toen er vanuit verschillende hoeken vragen werden gesteld bij de theorievorming en het boek van Desmet. Binnen twee commissies bogen een groep van peers met relevante expertise zich over de klachten. De faculteit besloot vervolgens in te grijpen. Mijn inziens zouden we daar als outsider alleen maar blij mee moeten zijn: men maakte een beoordeling en zette op basis van die beoordeling stappen om, in ieder geval, de kwaliteit van de kennisoverdracht naar studenten te bewaken. De universiteit deed wat ze moet doen en dat is belangrijk: absolute academische vrijheid zonder enige begrenzing vanuit wetenschappelijk integriteit schept een gevaarlijk precedent voor waarheidsvinding, voor wetenschap, voor de kwaliteit van onze kennisoverdracht naar toekomstige generaties maar ook voor de geloofwaardigheid van een universiteit en zijn personeel.

--

--

Loes Stukken

Experimental and cognitive psychologist, clinical psychologist, phd in psychology