Ik zie mijn taak niet beperkt tot het schrijven van de noten

Merlijn Twaalfhoven
4 min readJul 19, 2017

--

Geschreven Januari 2004

‘Alles kan en mag tegenwoordig. Het is voor kunstenaars en componisten allang niet meer nodig zich ergens tegen af te zetten of op andere manier politiek te bedrijven. Dat beschouw ik als een enorme winst. Hoewel muziek best heel waardevol kan zijn als zij een intellectueel statement maakt, is kunst naar mijn idee pas echt relevant als zij nergens meer toe hoeft te dienen, maar gewoon kan zijn wat ze is. Dan ontstaat uiteindelijk iets wat aan de kluwen van reden, oorzaak en functionaliteit, aan onze wereld van tegenstellingen, ontstijgt. Maar totale vrijheid brengt ook het gevaar van gemakzucht met zich mee. Stijlen worden tot fijne cocktails gemixt, en dat kan soms prikkelend en verfrissend zijn, maar de verleiding tot aanklooien is groot. Neem bijvoorbeeld multimediakunst, dat is soms zo onwijs oppervlakkig. Er wordt van het publiek niet meer dan een passieve tv-houding gevraagd. Ik zou willen dat het publiek weer actief deel wordt van de unieke gebeurtenis die een concert tenslotte is. In alle eeuwen en culturen is muziek altijd verbonden geweest met rituelen, feesten, seizoenen, kortom met het leven zelf. Het gevoel van feestvieren, dat zou ik graag weer terug willen zien in de concertzaal, zonder meteen alle verfijning en diepte te verliezen.’

Totaalbeleving

‘In mijn werk als componist neem ik de totaalbeleving van het publiek als uitgangspunt. Mijn ervaring is namelijk dat je zintuigen niet kunt scheiden. Dat wat je ziet, de sfeer van het hele gebeuren, heeft zoveel invloed op wat je hoort. Daarom zie ik mijn taak niet beperkt tot het schrijven van de noten. Als ik een muziekstuk maak, dan voel ik me verantwoordelijk voor de hele beleving van het publiek. Vanzelfsprekend moet je dan ook elementen die strikt genomen geen muziek zijn meecomponeren. Wat mij bijvoorbeeld fascineert is hoe een dirigent een stilte moet dirigeren. Een stilte is immers evengoed deel van de muziek. Ik heb gemerkt dat het voor het effect heel veel verschil maakt als een dirigent druk aan het bewegen is, krampachtig zijn adem inhoudt of als hij gewoon ontspannen staat. Ik wil alleen muziek maken die niet op cd kan, juist omdat mijn muziek zo nauw is verbonden met een bepaalde sfeer, een locatie of met meer triviale zaken. Zo heb ik een aantal grootschalige evenementen gemaakt, waarin eten en drinken, dansen, decors of belichting een wezenlijke functie hebben. Alle middelen zijn wat mij betreft toegestaan. Het kan me niet schelen als ik me daarbij op terreinen begeef waar ik gezien mijn conservatoriumdiploma niet thuishoor. Muziek is voor mij een middel in het overbrengen van een bepaald idee van de kunstenaar naar het publiek. En of je dat nu met muziek zelf of op andere manier doet, dat maakt voor mij niet uit zolang het idee maar zo goed mogelijk overkomt.

Wat ik met mijn muziek wil bereiken? Ik hoop dat ik mensen echt iets kan meegeven, dat ik hun waarneming extra scherp kan stellen zodat zij in staat zijn intens te beleven hoe mooi en bijzonder het leven eigenlijk is. Als dat lukt, als je die boodschap op mensen kunt overbrengen, dan kun je ze denk ik ook heel erg stimuleren in hun eigen leven. Dat klinkt misschien superambitieus, maar uit eigen ervaring weet ik dat muziek wel degelijk blikken kan verruimen of oren kan openen, en dat beschouw ik als heel waardevol.’

Ongedwongen sfeer

‘Met de komst van vitrines in de musea zijn de afgelopen honderd jaar ook de concertzalen een soort laboratoria geworden, waarin alle “hinderlijke” factoren worden buitengesloten. Kunst is vaak nog zo in zichzelf gekeerd. Er bestaat bijvoorbeeld nog altijd een ongelooflijk respect voor de klassieke componisten uit het verleden. Daar is op zich niks mis mee, maar het gekke is dat ook componisten van nu zich daaraan conformeren alsof ze zelf klassiekers zijn. De meesten van hen leveren braaf hun partituur aan en vanaf dat moment is de dirigent de baas. Er zou wat mij betreft veel meer openheid en communicatie moeten zijn, zodat er een echte dialoog tot stand komt tussen componist en uitvoerenden. Toch krijg ik nog vaak het gevoel dat een dirigent het mij bijna kwalijk neemt dat ik een levende componist ben als ik zelf met ideeën kom aanzetten.

Bij veel klassieke concerten hangt een krampachtige sfeer, die erop is gericht de muziek zo puur en zo perfect mogelijk tot klinken te brengen. Ik vind het interessant te onderzoeken hoe ik aan de ene kant wel die kwaliteit kan behouden, maar aan de andere kant ook iets unieks kan creëren. Daarbij vind ik het belangrijk dat het publiek niet wordt gedwongen op een stoeltje te zitten en rustig af te wachten, maar ook daadwerkelijk betrokken is bij wat er gebeurt. Voor de uitvoering van mijn muziek ben ik voortdurend op zoek naar bijzondere locaties, waarin ik een ongedwongen sfeer kan scheppen, zodat mensen ook echt dat gevoel van vrijheid ervaren en zichzelf kunnen zijn. Wat dat betreft is Vredenburg een unieke plek, met zijn vele hoekjes, de intieme en soms duistere foyers die prachtig contrasteren met de enorme ruimtelijkheid van de grote zaal. Vorig jaar kreeg ik de kans voor Vredenburg een avondvullende voorstelling te componeren. Daaraan werkten wel honderdtachtig musici mee, die verspreid stonden over het hele gebouw. Het immense gebouw versmolt toen met de muziek die ik in mijn kleine kamer had gecomponeerd. Dat was voor mij een tamelijk magische ervaring! Ik hoop daarom dat Vredenburg ook in de toekomst een levendige en bruisende plaats zal blijven, een plek waar je niet alleen iets moois, maar ook iets unieks kunt meemaken wat radio, televisie en internet nooit kunnen bieden.’

--

--