Oratie Popkunst
Hoe Pop de Kunst gaat Redden
Uitgesproken op 23 September 2005 in Schouwburg Odeon, Zwolle.
Pop en kunst zijn tegenstellingen.
Pop is toegankelijkheid. Het is de meezingbaarheid van een melodie, de dansbaarheid van een ritme.
Kunst is de tweede laag, de verwarring, het ambigue. Het is de oorspronkelijkheid, de onnavolgbaarheid. Het overstijgt de zinnestreling; het is schoonheid door ongrijpbaarheid.
Waar kunst pop wil worden, gaat het vaak mis.
Het melkmeisje in het Rijksmuseum ontroert, schreeuwt of is voorzichtig prachtig. Op een koekblik blijft daarvan weinig over.
André Rieu maakt van Shostakovich een vrolijk voetballied en verkwanselt diepzinnig-tragische blijheid voor olijke meezingstemming.
Strijkkwartet Bond speelt in bikini. Klassieke meesterwerken worden platgewalst door luide beats en hitsig geren over het podium. Het publiek schreeuwt, danst en gooit met bier.
In het Concertgebouw mag dat niet. Daar moet je aandachtig luisteren, plechtig en vol eerbied; de spelers bij hun opperste concentratie niet verstoren.
Toch is het pas sinds een eeuw dat de koffietafels uit het Concertgebouw verwijderd zijn. Natuurlijk is de donderdagavondserie voor veel mensen vooral zinnig voor het onderhouden van contacten, maar feit is wel dat dit in de pauzes en na afloop gebeurt, en dat kunstbeleving en kletspraat duidelijk gescheiden zijn.
Men lijkt het erover eens dat serieuze kunst het beste tot zijn recht komt in pure vorm, zonder verstoring van of interactie met de buitenwereld. Deze afgeschermde setting biedt het publiek de kans om stil toe te kijken, maar duldt vooral geen inspraak. Het publiek mag van binnen veel meemaken maar krijgt geen ruimte om dit te delen. Applaus in het Concertgebouw is geen saamhorigheid! Het is een ruw ontwaken uit eenzaamheid.
In populaire cultuur is de emotie die opgeroepen wordt doorgaans ondubbelzinnig. De beleving kan daardoor collectief zijn en eventuele kunstzinnige elementen zijn op smaak gebracht met een wereld van informatie en prikkelingen zodat het goed verteerbaar is en makkelijk naar binnen glijdt.
Pop is een gebruiksvoorwerp, het is instant-emotie, hapklare identiteit met gratis levensideologie.
Herkenbare schoonheid die je je toe kan eigenen, waar je mee mee kan fluiten. Gestileerde vormen van groepsgedrag waarbij deelname, creatie en toekijken samenvallen.
In feite bestaat Pop al sinds de grotschilderingen. Rituelen, tradities, ondubbelzinnige uitingen van macht, image en rijkdom zijn allemaal best pop. Kunst als artistieke expressie die binnen haar zelfgeschapen artistieke domein autonoom is en daarbuiten geen duidelijke functie heeft, is daarentegen pas enkele eeuwen geleden geboren (Josquin, Donatello) en pas sinds een jaar of honderd volwassen (Picasso, Debussy). Het is bovendien een westers, intellectueel patent; ik durf te stellen dat alle traditionele en niet westerse kunstuitingen, zowel volks als klassiek, in wezen pop zijn.
Pop is het ritueel, de vorm die inhoud is.
Sociale gebruiken die de mysteries van leven en dood een plek geven, die een concrete handeling of gebeurtenis bieden als handgreep voor iets dat niet onder woorden te brengen is, zijn pop. Geboorte, doop, huwelijk of sterven worden omgeven door dans, muziek en symbolen die de betrokkenen de gelegenheid bieden actief deel te nemen aan een gebeurtenis die niet rationeel te verklaren valt. Hoe primitiever de cultuur, hoe meer rituelen, symbolen en tradities het doen en laten van de mens bepalen. Als de indiaan fluit speelt, komt de maan op. Door een dier te dansen, ben je het dier; door het dier te zijn begrijp je het.
Wellicht is het niet verwonderlijk dat in het westen de term pop ontstond toen de wetenschap alle mysterie uit het leven begon te ontrafelen, en religie steeds minder aandacht kreeg. Pop brengt houvast, rolmodellen en identiteit in momenten van verwarring of stuurloosheid.
Pop is daarom in de eerste plaats functioneel. Het wil vermaken, ontroeren, bevestigen. Het verleidt je, wil gehoord worden, wil van jou zijn. Kunst hoeft dat allemaal niet. Het bestaat. En in het pure bestaan is het veel waarder dan alle voorwerpen die bestaan bij de gratie van hun functie.
Door nergens voor te dienen, kan Kunst zijn wat het is. De waarnemer krijgt geen hapklare emotie opgedrongen, maar alleen het ding zelf. Je hoeft niets te snappen, maar krijgt de kans iets waar te mogen nemen en op je in te laten werken zonder het direct te begrijpen.
Kunst is het gebied waar een indruk zwerft voordat het geanalyseerd is en van een labeltje voorzien in een hokje is geplaatst.
Hoe langer het zwerft, hoe indrukwekkender, verwarrender, bijzonderder of verontrustender het kunstwerk is.
Kunst is verwarring. Het ongrijpbare, het onnoembare dat geen andere vorm had kunnen krijgen dan het kunstwerk zelf, en daarmee niet een logisch verband aangaat met de mensenwereld, maar zich terugtrekt in een eigen gebied.
Zoals kunst niet bestaat zonder een medium, zo bestaat verwarring, ontroering en verontrusting niet zonder dat Kunst een verhaal vertelt, de emoties bespeelt of tenminste mooi is. Dit zijn krachtige middelen die nodig zijn om een kunstervaring tot stand te brengen. Kunstenaars klampen zich vaak aan deze uiterlijke vormen vast, en willen heel goed worden in hun Ding. Het Ding wordt zijn doel. Tussen Kunstenaar en Ding gebeurt de magie, het publiek mag nederig het resultaat bewonderen, en daardoor in vervoering raken, maar vooral niet tussenbeide komen.
Deze kunst is afgebakend, en past goed in een hokje. Dingkunst is herkenbaar, en kan geanalyseerd, beoordeeld en gesnapt worden. Daarmee ontneemt het zichzelf direct de mogelijkheden tot verontrusting of bevreemding. De ervaring krijgt geen gelegenheid rond te dwalen door de geest, maar wordt keurig ingepakt en opgeborgen. De waarnemer brengt het werk in verband met andere kunst uit het zelfde hokje, maar plaatst het buiten zijn alledaagse realiteit. Ondanks een artistiek uiterlijk is deze kunst daarom even veilig, tam en onderhoudend als pop. Vorm en doelgroep zijn verschillend, maar in essentie bieden beide vermaak, nostalgie, bevestiging.
Hoe kan Kunst confronterend zijn, als het is ingebed in een veilige omgeving zoals een concertzaal of een galerie, waarin alle conventies duidelijk zijn?
Hoe kan een werk verwarring scheppen als Kunst zichzelf al lang verklapt heeft en het begrip kunst voor de meeste mensen synoniem is aan iets wat niet eens begrijpelijk wil zijn?
Hoe kan iets innerlijk zijn als het de waarnemer buiten sluit?
En hoe kan kunst je echt verrassen als de verrassing alleen maar bestaat bij de gratie van variatie op andere kunst, en zelfs dat alleen voor ingewijden inzichtelijk is?
Het antwoord hierop is Popkunst.
PopKunst gaat verder dan communicatie. Het is de eenwording van Kunst en waarnemer. PopKunst is per definitie interactief en multizintuiglijk. Het publiek is deelnemer als mens die kijkt, luistert, voelt en denkt.
De kunstenaar is geen auteur, maar gastheer. Hij faciliteert; creëert een situatie waarbinnen de kunstbeleving kan ontstaan. Hierbij staat de hele erfenis aan kunst en media tot zijn beschikking. PopKunst beweegt zich vrij tussen vormen, tradities en gebruiken. De situatie bepaalt immers of bepaalde esthetiek op een bepaald moment communiceert of niet, dus alles kan worden gebruikt, mits op de juiste wijze. Daarom is PopKunst geen tegenbeweging, wel een logisch alternatief. De PopKunstenaar is afhankelijk van de wereld, en speelt met de conventies, gebruiken en tradities van subculturen en publieksgroepen. Hij wil geen nieuwe taal scheppen, maar bestaande verhalen op een intense wijze delen.
De wereld is namelijk al lang af.
Kunstenaars kunnen wel als bezetenen nieuwe kunstwerken toevoegen, maar zolang het publiek niet luistert, heeft dat weinig zin. Zinvoller is het, dat kunstenaars het publiek leren waar te nemen. Dan blijkt de wereld zelf aan alle eisen van een goed kunstwerk te voldoen; zij is vreemd, oorspronkelijk en onnavolgbaar. Het onderscheid tussen Kunst en Echt lost op in een open en bewuste fascinatie voor het leven; de grondslag voor geluk.
PopKunst maakt het publiek bewust van de wereld door het vreemde in het bekende naar boven te halen. Door de Bachliefhebber de onvermoede Bach te laten ontdekken
Door publiek niet passief toe te laten kijken, maar op te nemen in een totaalervaring, kan het iets meemaken van binnenuit, iets beleven.
Het verliest de gepaste afstand, de objectieve, beoordelende blik waardoor de ervaring normaal wordt geanalyseerd en opgeborgen- onschadelijk gemaakt zodat het niet meer kan verbazen.
Het publiek onderdompelen is pas mogelijk als het kunstwerk geloofwaardig is, en op het eerste gezicht helemaal op zijn plaats is in de setting waarin het staat. In een pop-setting zal het werk daarom bijvoorbeeld op het oog toegankelijk of vermakelijk moeten zijn, in een meer arty setting juist abstract en weerbarstig.
Door het publiek in eerste instantie te geven wat het verwacht, en pas later met die verwachtingen aan de haal te gaan, blijft het publiek betrokken en wordt het als het ware aan de hand genomen naar het onbekende.
Het minimaliseren van de afstand tot het publiek zonder concessies te doen aan de inhoud is de uitdaging voor de PopKunstenaar.
Door met codes te spelen, kan het publiek zich bewust worden van de mate waarin deze codes de ervaring bepalen. Door je te richten op de vorm, kan het publiek zich juist van die vorm bewust worden en de inhoud erachter beter zien.
Daarom moet een PopKunstenaar thuis zijn in vele vormen, stijlen en disciplines, maar zich daarbij altijd bewust zijn van hoe die vorm overkomt en de ballast die eraan kleeft. De ballast is de vijand van de kunstervaring. Door associaties en herinnering wordt een waarneming ingekaderd en gelabeld, en wordt de uniciteit van de ervaring ter plekke overschaduwd door herkenning en begrip van een vorm uit het verleden.
Het kennen van de vijand is essentieel voor de juiste strategie. Door de vormen te beheersen en vele talen te spreken, kan de PopKunstenaar zijn ideeën in een paard Troje binnensmokkelen.
Voor een succesvolle actie is niet alleen de kennis van de interesses van de doorsnee Trojaan nodig, maar ook de overtuiging dat Troje dringend vernietigd moet worden.
Vandaar een pleidooi voor meer PopKunst in de hedendaagse mensenwereld.
PopKunst is nodig.
Het brengt het begrip “cultuur” op een hoger plan.
Cultuur is je houvast aan de wereld om je heen en je identificatie met je omgeving. Culturele uitwisseling doorbreekt de tendens van verbrokkeling die op verschillende fronten de samenleving aantast. Culturele activiteiten tonen op een positieve manier de rijkdom en energie van de jongste generatie en de verschillende bevolkingsgroepen in het land. Zo vervult cultuur een sleutelrol bij de integratie van alle bevolkingsgroepen in het kleurrijke Nederland van nu. Verschillen worden zichtbaar, en daarom juist interessant en sprekend in plaats van raar en bedreigend.
Cultuur is het cement van de samenleving. Maar bouwen kan alleen als cement nog vloeibaar is, en momenteel zit er erg veel vast. Cultuur zit in hokjes. Elk hokje heeft zijn eigen gedragscode, speelveld en deurbeleid. Cultuur treedt naar buiten, dat is heel positief. Maar als een culturele uiting vervolgens alleen maar zichzelf bevestigt, en zich tot een afgebakende groep met een voorspelbare boodschap richt, blijft de maatschappij een lappendeken en hoeft er maar een vleugje achterdocht te hangen om alle voorzichtig geopende deurtjes dicht te laten waaien.
PopKunst doorbreekt de kaders en hokjes. Het is Kunst door ontmoeting, Kunst door samenkomst van uiteenlopende stijlen en ideeën, waarbij het publiek eerder deelnemer is dan toeschouwer. Het ontsluit subculturen, niet door ze te bestuderen en er een documentaire over te filmen, maar door publiek erin op te nemen en van binnenuit te laten ervaren wat er speelt. De PopKunstenaar zal de veiligheid van zijn eigen scene moeten verlaten, zich als pionier moeten bewegen in de rijkdom van culturele uitingen en hierbij een nieuw publiek moeten meevoeren.
Dat is niet eenvoudig. Kunstenaars hebben een taal geleerd, en een publiek gevonden dat die taal verstaat. Kunstenaars voelen zich thuis in de bescherming van een ruimte met duidelijke codes en verwachtingen, en verliezen een groot deel van hun publiek als ze deze afgebakende plaatsen verlaten.
Voor veel kunstenaars is het bijvoorbeeld doodeng een vorm te gebruiken die door commerciele cultuur is besmet met de geur van geld verdienen. Als het bij een flirt blijft, wordt het nog wel spannend gevonden, maar je ziet hoe een kunstenaar vaak snel zijn commerciële schaapskleren af wil doen om zich te legitimeren als tegendraads en rebels. Hij durft de vorm niet als vorm te zien, en is bang in het foute hokje terecht te komen.
Talloze levenslustige babies stromen zo weg met het badwater dat weigerde naar Zwitsal te ruiken.
De PopKunstenaar houdt wel van Zwitsalgeur, pubergel en damesparfum. Musea, concertzalen en theaters zijn muffe gevangenissen voor de kunsten waar hij naar believen uit kan wandelen omdat de wereld zelf zijn speeltuin, proefveld, werkterrein is.
Als je de veilige bescherming van de kunsttempels verlaat en de boze buitenwereld intrekt, verlaat je ook de organisatorische infrastructuur van kunst en daarmee de gereglementeerde, gesubsidieerde kunstsector (inclusief c.a.o.). De PopKunstenaar zal daarom vaak zelf zijn gebeurtenissen en ontmoetingen moeten vormgeven, communiceren en financieren. Dit geeft hem de kans om zijn eigen settting te scheppen, zijn eigen regels te bepalen of een bestaande setting te kiezen en van de daar geldende regels af te wijken. Hij kan zo invloed hebben op elk detail van de beleving van de bezoeker, en is niet meer gebonden aan garderobe, koffie, zaal, podium, pauze etc. De PopKunstenaar zal ook ondernemer moeten zijn. In de wereld zit niemand te wachten op Kunst; niemand mist je als het kunstwerk er niet geweest was. Daarom kun je niet afwachten tot je gebeld wordt, maar moet je zelf je plan trekken en het geld vinden.
PopKunst is daarom zinnig, nodig en verrijkend voor mens en dier, maar vergt veel van de kunstenaar. De wereld is groot buiten de hokjes en buiten de kunsttempels. Geld, publiek en aandacht liggen niet altijd voor het oprapen, en de opleiding kan je onmogelijk alle expertise aanleren om direct staande te kunnen blijven.
De geleerde en zorgvuldig overwegende heren en dames van de kunstopleidingen, fondsen en overheden durven pas ruimte te bieden aan PopKunst als het besef ontstaat dat kunst hiermee kan winnen aan communicatie en publieksbereik zonder minder van kwaliteit te hoeven worden.
Om dit aan te tonen, is het lectoraat geboren.
Door te omschrijven wat er gaande is in de kunstwereld, en op welke wijze PopKunst hierop in kan spelen, wil ik draagvlak scheppen voor een nieuw beeld van de kunstenaar in de samenleving, namelijk: een kunstenaar die is als een architect: volledig op de hoogte van de bouwkundige eisen van de omgeving, klimaat en de hardheid van de bodem, maar tegelijkertijd autonoom in het maken van een eigenzinnig esthetisch statement. Uitgangspunt is de manier waarop het gebouw gebruikt zal worden en de rol die de bewoners krijgen. Het werk van een architect is daarom zowel toegepast als autonoom, en het feit dat het publiek zich het bouwwerk toeeigent en er actief deel van uitmaakt, vormt voor de ontwerper eerder een uitdaging dan een concessie; eerder een toegevoegde waarde dan een nederlaag; eerder de charme van het vak dan een beperking van zijn vrijheid.
Op een kunsthogeschool lijkt het erop dat je eerder wordt opgeleid tot metselaar of timmerman, dan tot architect. Je leert je vak, de technische en creatieve kanten, en rekent erop dat er wel een aannemer is (lees: orkest, muziekschool of gezelschap) die jou gebruiken kan. Met wat mazzel kun je daarnaast nog een cursus boekhouden voor zelfstandigen volgen als je een eigen toko’tje ambieert.
Een PopKunstenaar zal echter een persoonlijke visie op de maatschappij moeten ontwikkelen, zelf de noodzaak van zijn werk in de wereld moeten aantonen, vervolgens moeten reageren op de praktische omstandigheden en een relatie aangaan met zijn publiek.
Daarom zou iedere kunststudent al in een vroeg stadium inzicht moeten krijgen in de gelaagdheid van zijn werkveld en begeleid moeten worden bij het formuleren van een visie op de positie van Kunst in de wereld. Hieruit vloeit een keuze voort tussen verdiepen of verbreden, die essentieel is voor de samenstelling van het vakkenpakket. De kostbare jaren in de opleiding kunnen dan veel vruchtbaarder besteed worden; vakspecialisten worden niet tezeer afgeleid met allerlei bijvakken die alleen maar in de weg zitten, PopKunstenaars zullen minder worden geremd door gespecialiseerde docenten die het grotere verband missen.
Naast de hoofdvakdocent die zich logischerwijs zelden buiten zijn eigen territorium begeeft, zouden studenten iemand moeten kunnen kiezen die kan optreden als artistiek begeleider in brede zin, als inspirator, als hoofdvakdocent toekomstvisie. Als violist kun je prima begeleid worden door bijvoorbeeld een zangdocent of zelfs een docent theater of beeldend die je artistieke visie deelt, terwijl je natuurlijk ook goed vioolles wilt houden bij een vioolspecialist. Een begeleider met een ander hoofdvak, heeft meer afstand van de technische aspecten die zo vaak het artistieke leerproces overschaduwen. Hij kan een hechte band opbouwen met de student en deze ondersteunen bij het maken van de belangrijke keuzes die het afgebakende vakgebied overstijgen. Hij kan inzien dat verbreding soms verdieping geeft, maar ook te-gretige jonge PopKunstenaars helpen niet ten onder te gaan in het overstelpende aanbod aan onderwijs.
Keuzes scheppen ruimte, en ruimte is essentieel voor de kunststudent die wil ontdekken hoe zijn werk middenin de wereld geplaatst kan worden. Ruimte om vast, leeg of spaak te lopen. Gaten in de opleiding waarin je buiten de gebaande paden je eigen projecten kan opzetten en daarmee je beperkingen kan blootleggen.
Om dat proces op gang te brengen zal het lectoraat materiaal voortbrengen dat ervaringen van relevante PopKunstenaars (en ik reken mijzelf daartoe) toegankelijk maakt voor studenten. Via een website, maar ook door publicaties en evenementen worden studenten, docenten en overige professionals betrokken bij een discussie die het prille begrip van PopKunst handen en voeten zal geven.
Angst voor het verlies aan kwaliteit van een kunstwerk moet plaatsmaken voor ambitie voor het vergroten van de kwaliteit van de communicatie van Kunst.
Ik ben opgetogen dat ArtEZ met het instellen van het lectoraat PopKunst aan deze ontwikkeling ruimte geeft.