Word wie ge zijt
In het schemeruur staat Willem in zijn slaapvertrek voor de grote vergulde pas-spiegel met het roodfluwelen gordijn om zich heen geslagen. Ter hoogte van zijn borst laat hij de stof lichtjes bollen. Het lijkt erop alsof daaronder kleine borsten verborgen zitten. Die gedachte geeft hem een aangename sensatie. In het gedempte avondlicht lijken zijn bleke schouders ronder en zachter. Hij neemt glimlachend verschillende wulpse houdingen aan waarbij hij zijn lichte erectie in een stofplooi wegwerkt. Zijn lange slanke benen zijn zacht en glad geworden na het harsen. Terwijl hij zichzelf bekijkt voelt hij zich vanbinnen warm worden. ‘Je mag er zijn, lieverd’, fluistert hij. De hond op het fluwelen kussen volgt zijn handelingen gelaten. Willem werpt nog een verlangende blik op het kleine leren reisvalies. In dat kleine koffertje zit zijn toekomst verborgen.
In de vroege avond kleedt Willem zich voor het poseren. Het tenue zit hem als gegoten. De kleermaker heeft in de middag nog de bewerkte koperen knopen aan de jas zitten naaien. Het verfijnde kant van het hemd heeft hij in Frankrijk besteld. Het werd door vlijtige kantwerksters vervaardigd in de stilte en nederigheid van een Benedictijner klooster in de omgeving van Périgueux. Hij is ingenomen met de delicate uitstraling ervan. ’Ora et labora ademt de goddelijke stof: Bid en werk’.
De voeringstof van zijn lindegroene fluwelen colbert voelt glad en comfortabel. Hij is gemaakt van de fijnste haspelzijde uit China met een plantenmotief ontworpen door William Morris. Hij draagt er rijlaarzen bij maar die zullen niet te zien zijn op zijn portret. Het is de wens van zijn ouders dat hij zich laat portretteren. Hij heeft er niet tegen geprotesteerd omdat hij weet dat zijn strijd bijna gestreden zal zijn. Het vluchten moe, gunt hij zijn ouders deze herinnering.
Hier zit hij dan met zijn nieuwste aanwinst, een dichtbundel en met de Atlas Major van Blaeu onder handbereik. Het zal eruit zien alsof hij aan het studeren is maar terwijl hij poseert neemt hij de kaart in zich op van het gebied waar hij heen wil; het Nieuwe Land. Hij droomt ervan om net zoals de Engelse zeevaarder Henry Hudson met een schip Amerika binnen te varen. Het zal een lange reis gaan worden en hij is er klaar voor. Dit portret zal het enige zijn dat nog herinneren zal aan wie hij ooit is geweest.
Willem van Westreenen zal de geschiedenis ingaan als man van de Wereld. ‘Zorg ervoor, dat de krul in mijn pruik zo flatterend mogelijk op het doek komt’, beveelt hij de schilder die zich ‘fijnschilder’ mag noemen omdat hij de vaardigheid bezit om de kleinste details tot in de finesses naar voren te halen.
Het schilderij zal iets van de status van de familie weergeven. De boekenkast met de gebonden banden representeert geleerdheid, de kleding laat goede smaak zien en de handen worden in de houding van ‘savoir faire’ geschilderd. Zo zou hij vereeuwigd worden in de lijn van de Westreenen, de invloedrijke en vriendelijke Willem in zijn favoriete bibliotheek.
Maar wie zit daar nu echt? Vijfendertig jaar is hij nu geworden en zelf weet hij dat hij niet de man is die hij de buitenwereld laat zien. In het diepst van zijn gedachten is hij een heel ander wezen dan hier getoond wordt. Hij weet het al zolang hij beseft dat er verschillende geslachten bestaan. Hij heeft het zich al gerealiseerd toen hij als kind eindeloos de zachte en gladde stoffen van zijn moeders japonnen langs zijn huid had laten strijken.
Hij was een verlegen kind geweest met een afkeer van jongensspelletjes en ruwheid. Hij voelde zich van jongs af meer aangetrokken tot ballet en dansen. Hij had vaak naar binnengegluurd bij de balletschool, wensend dat ook hij daar had mogen staan met zijn hand aan de houten leuning in een roze tutu en op balletschoentjes. Hij had het destijds zelfs durven vragen aan zijn gouvernante : ‘Mag ik op balletles?’ Zij had alleen smalend gelachen en hem verzekerd dat zoiets voor stoere Hollandse jongens echt niet kon. Meester in de rechten had hij moeten worden. Hij had zijn meesterstitel behaald, tot grote vreugde van zijn ouders. Maar nu is de maat vol. Hij is hij niet van plan om zich langer te schikken in zijn lot…
Hij begint zich steeds meer een gevangene in zijn eigen lichaam te voelen. Psychiater Carp, die hij in Leiden heeft bezocht, had hem had willen laten geloven dat hij lijdt aan een ‘merkwaardige perversie van het erotische gevoelsleven’ en heeft hem psychotherapie aangeboden om ‘de verstoorde relatie van het Ik met het eigen lichaam weer te herstellen’ maar daar had hij niets van willen weten. ‘Er valt helemaal niets te herstellen’, had Willem gedacht, ‘Er zal een complete transformatie moeten plaatsvinden’. Langzaam was er in jaren tijd een idee in hem gerijpt. Hij heeft een plan gemaakt en zal knopen moeten hakken. Hij is bereid tot het uiterste te gaan om zijn geluk te vinden. Vanavond zal hij voor de laatste keer poseren. Het portret zal dan klaar zijn en daarmee zal hij afscheid nemen van zijn oude identiteit. Alles, alles zal hij achterlaten; zijn schatten, zijn Egyptische verzameling, de oude handschriften, zijn bibliotheek en zelfs zijn geliefde hond Donau.
En hier zit hij in zijn bibliotheek met de hond aan zijn voeten. Af en toe gaat zijn hand naar beneden om hem door de zachte vacht van zijn trouwe metgezel te laten glijden en in de bundel leest hij talloze malen die ene hoopgevende regel : ‘Word wie gij zijt’.
Dit verhaal is geschreven door Monique Smit tijdens de Querido Academie workshop Schilderen met woorden op 23 maart 2019 in Museum Meermanno, geïnspireerd op het portret van Johan Meerman.