Reactie op Rutger Bregman en het nut van polemiek

Sander Philipse
5 min readJul 20, 2017

Dank voor je reactie. Wat betreft veel van je inhoudelijke repliek blijf ik bij mijn initiële artikel: mijns inziens staan al mijn punten inzake je oppervlakkige lezing van gedateerde, eurocentrische wetenschap overeind en hoef ik daar niets aan toe te voegen — zie ook de kritiek van onder meer Han Savelkoel en Ron de Jong in de comments onder je oorspronkelijke stuk (het zou De Correspondent sieren als ze die publiekelijk leesbaar maakten).

Wel wil ik kort reageren op twee dingen: het reduceren van de Baining tot een instrument voor je verhaal, en de klachten over mijn polemiek. Vooral omdat ik van mening ben dat ik daar wat grotere dingen mee kan zeggen. Aangezien de klachten over mijn polemiek vooral van derden kwamen, richt ik me daar tot hen en niet slechts Rutger Bregman.

Het instrumentaliseren van mensen

Rutger, je zet de Baining karikaturaal en racistisch neer op basis van een beperkte (er is meer en recenter werk dan Fajans), en volgens Gail Pool en vier andere onderzoekers incorrecte, lezing van het wetenschappelijk veld. Als je dan zegt dat ik ‘wederhoor’ moet toepassen als ik een opiniërend stuk over jou schrijf, moet jij dan geen ‘wederhoor’ toepassen als je over de Baining schrijft? Of is jouw individuele persoon belangrijker dan een hele cultuur? Is jouw mening dat je nu een exotiserende (prikkelende?) framing voor je verhaal hebt gevonden, belangrijker dan de zeggenschap van de Baining over hun eigen representatie?

Door de Baining in te zetten als versiering van je eigen verhaal instrumentaliseer je andermans leven, net als je dat doet wanneer je Martin Luther King naast Milton Friedman zet als supporters van eenzelfde vorm van het basisinkomen. Zeker als je daarna afgeeft op “de incrowd van mensen die zich goed hebben ingelezen in de intersectionele, anti-imperialistische etc. literatuur”, want MLK’s gedachtegoed vertoont nogal wat overlap met die literatuur. Als je hem gebruikt voor je punt, doe het dan op z’n minst consistent.

Helaas is dit symptomatisch voor de manier waarop veel wit Nederlands links omgaat met mensen van kleur: niet als potentiële medestrijders met specifieke behoeftes, legitieme eisen, en een eigen inbreng, maar als instrument voor het eigen gelijk wiens kritiek aan de kant kan worden gezet zodra het ongemakkelijk wordt of het eigen verhaal problematiseert.

Screencap van Bregmans TED talk.

Polemiek

Waar Rutger Bregman zijn inhoud afzwakt om de aandacht te krijgen van kapitaalkrachtige TED-talk bezoekers, kies ik mijn polemische toon om de aandacht van mijn publiek te krijgen en houden. Dat is vast niet fijn voor Bregman, maar is zijn representatie van de Baining dan wel fijn voor hen? Mijns inziens zou iemand met een groot platform om moeten kunnen gaan met inhoudelijk gestaafde polemiek, en daar lijkt hij het eigenlijk wel mee eens te zijn gezien zijn eigen werk.

Is het probleem dan dat Bregman nominaal aan de linkerkant van het politieke spectrum zit en polemiek slechts bedoeld is voor echte vijanden, zoals Merijn Oudenampsen suggereert? Maar wat moeten we dan denken als Bregman Slavoj Žižek (en eigenlijk poststructuralisme als geheel) met de grond probeert gelijk te maken? Als hij Flavia Dzodan, internationaal bekende feministische socialist, wegzet als “problem with the modern left”? Als hij structureel weigert te praten met mensen van kleur die links van hem staan en kritiek leveren waar hij niet van gediend is? Wiens links hebben we het eigenlijk over?

Case in point: Bregman zegt gesproken te hebben over het verschil tussen een linkse en een rechtse versie van het basisinkomen, en dat wil ik best geloven, al kan ik natuurlijk niet al zijn interviews na gaan lezen. Maar voor zover ik kan zien doet hij dit niet op die plekken waar het echt uitmaakt: voor een groot publiek. De 1,1 miljoen mensen die zijn TED talk hebben gekeken lopen in ieder geval weg met een visie van het basisinkomen als een eenduidig idee dat door links en rechts gesteund wordt. En in de Engelstalige versie (de Nederlandse heb ik niet) van zijn boek Utopia for Realists kan ik niets over verschillende versies vinden, maar wel dit:

A basic income system would be a better compromise. In terms of redistribution, it would meet the left’s demands for fairness; where the regime of interference and humiliation are concerned, it would give the right a more limited government than ever.

Bregman presenteert dus als hij echt een impact kan maken het basisinkomen consistent als het ultieme, bijna post-politieke compromis tussen links en rechts. Een compromis dat als positief punt heeft dat we de rest van de welvaartsstaat in kunnen perken. Daarmee dreigt Bregman een instrument te worden van een rechts dat het basisinkomen ziet als een manier om de welvaartsstaat af te breken, en daarmee steunt hij bewust of onbewust een compromis dat de meest precairen in de samenleving (diegenen die méér dan de norm nodig hebben om te overleven) in de kou laat staan.

Als Bregman dan ook beweert dat ik “potentiële bondgenoten als grootste vijanden” benader, is mijn reactie vooral scepsis over Bregman als potentiële bondgenoot. Zelfs in zijn meest vergaande schrijven staat hij slechts voor een zachtere vorm van kapitalisme, in plaats van een breuk ermee. Bregman beweert dat hij mensen in ieder geval overtuigt, maar wat is de waarde van deze overtuigingskracht gegeven de gebrekkige inhoud? En wat is de waarde van een reformisme dat steeds gematigder wordt naarmate het dichter bij de macht (in de vorm van grotere podiums) komt?

Daarmee zitten diegenen die Mark Fishers ‘Exiting the Vampire Castle’ linken ook verkeerd. Ik ben het met veel dingen in dat essay oneens, met sommige dingen eens, en kan ook zien waarom mensen het linken. Maar Fisher pleit in ieder geval voor het bouwen van klassenbewustzijn, voor het leggen van de basis voor een omwenteling van macht.

It must be remembered that the aim of our struggle is not recognition by the bourgeoisie, nor even the destruction of the bourgeoisie itself. It is the class structure — a structure that wounds everyone, even those who materially profit from it — that must be destroyed.

Bregman, daarentegen, is bezig met het overtuigen van de macht dat zij zo goed zouden moeten zijn om wat meer geld af te staan en minder werk te eisen. Dat kan zeker nuttig zijn en tot daadwerkelijke verbeteringen van levensomstandigheden leiden, maar dat is noch radicaal, noch waar Fisher het over heeft. En ik ga zeker niet op de banken staan voor een links dat (een rechtse versie van?) het basisinkomen als einddoel heeft, en gespeend is van iedere vorm van machtskritiek.

De effecten van relatief compromisloze rechtse partijen in Hongarije, Polen en de Verenigde Staten (en 40 jaar neoliberalisme…) op eerdere verworvenheden van reformisme, zouden ons in ieder geval zorgen moeten baren over de kwetsbaarheid van al dan niet gecompromitteerde hervormingen die machtsposities ongemoeid laten. En zij zouden ons moeten doen hongeren naar echt radicale systeemkritiek, waar Bregman nu een significant podium voor heeft. Wat zou er gebeuren als hij dat zou gebruiken voor het geven van radicale kritieken? Ik vrees dat we het nooit zullen weten.

--

--