IK BEGREEP ER NIKS VAN ….

Achter het boodschappenkarretje loop ik de supermarkt binnen. En dan zie ik hem lopen. Om voor mij moverende redenen besluit ik hem te ontwijken en koers ik mijn winkelwagen behendig door de gangen langs de schappen om een ontmoeting te vermijden. Aan deze man kleeft namelijk een lange wel of niet gekoesterde frustratie.

ZoMargot
3 min readMay 13, 2019

Als ik in een display een ovenrooster zie liggen waarnaar ik al lange tijd op zoek ben, vergeet ik even dat ook hij nog in de winkel rondloopt. En als ik een rooster in mijn handen pak, hoor ik naast me: “Wat erop moet komen te liggen, moet je wel zelf maken!” De stem herken ik uit duizenden.

In een flits draai ik me om en kijk ik hem aan. “Dat komt wel goed”, zeg ik zo kalm mogelijk van buiten maar van binnen wat minder rustig: “ik ben namelijk bijna jarig en ga inderdaad zelf bakken”. En terwijl ik mezelf hoor spreken, vraag ik me af waarom ik hem hiervan deelgenoot maak. Hij lacht echter vriendelijk, vriendelijker dan ik me hem wil herinneren.

Nu we toch zo gezellig staan te kletsen, vertel ik hem dat ik 43 jaar geleden bij hem in de klas zat. Hij kijkt mij onderzoekend aan en zegt dat hij niet op mijn naam kan komen. Als ik echter mijn achternaam noem, zegt hij direct mijn voornaam. Volgens hem ben ik onherkenbaar veranderd. Dat hoor ik niet vaak. We raken we in gesprek over over de klas waarin ik zat en waarvan hij nog opmerkelijk veel weet.

Opeens vertel ik hem (en ik probeer uit het verwijt te blijven) dat hij en vooral zijn vak mij wat frustraties hebben opgeleverd. Dat hij regelmatig zelf gefrustreerd van een afstand een door mij verprutst proefwerk op mijn tafeltje smeet met de sneer: Je begrijpt er nog steeds geen snars van!” me bij mijn achternaam noemende. En dat klopte ook. Dat ik het niet begreep. Hij kijkt licht verbaasd na mijn ontboezeming en lijkt er niet op in te durven gaan. Ik vervolg: “Het is goed gekomen met me hoor, er zijn gelukkig dingen waar ik wél goed in ben.” Alsof ik hem wil troosten voor het feit dat hij als docent nooit moeite nam om mij te helpen. Dat heeft me altijd verbaasd. Of ik dan voldoendes gehaald zou hebben? Wie zal het zeggen? Maar ik heb het altijd merkwaardig gevonden om een leerling die zo slecht presteerde, onderuit te halen in plaats van hulp aan te bieden. Maar dat wrijf ik hem niet onder zijn neus.

Enfin, we raken verder aan de praat. Hij praat geanimeerd over zijn hoge leeftijd en de bijbehorende lichamelijke ongemakken, vertelt een smakelijke anekdote uit zijn studietijd, over een operatie die hij onlangs heeft ondergaan en over een familiedrama van lang geleden. Met de minuut wordt hij menselijker en verdwijnt de licht sarcastische wiskundeleraar op de achtergrond. Ik zie een oude maar heldere en enthousiaste man, leunend op een wandelstok. En als ik hem vraag hoe hij zo helder van geest blijft, zegt hij: “Ik bridge veel.” Zijn ogen glinsteren. Dan nemen we afscheid en gaan we ieder ons weegs.

Als ik de supermarkt verlaat, staat hij echter bij de uitgang met zijn partner en het lijkt alsof ze mij samen op staan te wachten. Ook bij haar heb ik indertijd in de klas gezeten. Zijn vak begreep ik niet en met haar vak had ik lichamelijk wat moeite: gymnastiek. “Kijk”, zegt hij met een soort voor mij onbegrijpelijke trots: “daar is ze”. Zij en ik schudden elkaar de hand, we halen met elkaar nog wat herinneringen op en dan wens ik hen beiden een fijne dag.

Inmiddels denk ik te begrijpen waarom hij mij nooit verder geholpen heeft indertijd. Want toen ik hem vertelde dat ik zo baalde van die slechte cijfers en van zijn snerend commentaar, zei hij: “Maar je deed er ook nooit iets voor!” Aha, dat dacht hij dus indertijd. Hij moest eens weten!

Ik stap in de auto en ben blij met deze ontmoeting. Het is tijd om afscheid te nemen van mijn frustraties ……. En hij blijkt een aardige man (geworden?).

--

--

ZoMargot

Een plek om te schrijven, te delen en gelezen te worden. Want “schrijven & delen” verbinden".