Tekstanalyses Bijbelstudie

Maurice
Being and Time
Published in
46 min readJun 3, 2023

Dit waren “voorstudies” voor de Meditaties tekst. Het zijn allerlei losse stukjes:

1 Samenhang Genesis-Johannes;

2 Symbolen in Genesis, Johannes, Markus;

3 Analyse tien geboden;

4 Analyse samenhang Johannes 17 en Exodus 20

Samenhang Genesis en Johannes

Ik was oktober 2021 beginnen met Bijbel studie. Het viel ergens in maart 2022 op dat Johannes hoofdstuk 1 t/m 3 vrijwel dezelfde format heeft als Genesis hoofdstuk 1 t/m 3. Dat was raar, de inhoud was wel vernieuwd maar de vorm het zelfde, net een nieuw boeket bloemen in dezelfde vaas.

Ik wil het hieronder nalopen. Ik had een legertje theologen en experts gevraagd of ze dit weten maar antwoord was nee; bijzonder in 2000 jaar. Het is op zich wel mogelijk; ik las dat iemand als Marcion teksten ging maken door kolommen te schrijven: OT links en dan maak je een NT rechts van bestaande elementen. En volgens mij niet eens alleen kolommen, maar ook schema’s. Het lijkt erop dat Genesis 1–2–3 een afgesloten eenheid vormt, en Johannes 1–2–3 ook. Je kunt dat ook tekenen. Je kunt in het diagram op de horizontale as de hoofdstukken 1, 2 en 3 zetten en op de verticale as “begin”, “midden” en “eind”. In Genesis 1–2–3 markeert vers 2:16–17 het zwaartepunt van het veld, het is net een zwaartekrachtveld. En bij Johannes kan je een mooie “windroos” maken; Jezus wordt vlees (1:14) en verhoogd (3:14) staat tegenover elkaar als W en O; en zijn eerste wonder (begin hoofdstuk 2) en zijn laatste (eind hoofdstuk 2) staan ook tegenover elkaar als N en Z.

Als je om te beginnen kijkt naar de eerste twee verzen, dan valt over het algemeen bij mensen de synchroniciteit wel op, alhoewel niet in detail zoals hier weergegeven, zelfs tussen ogenschijnlijk kleine dingen als “begin van God” en “Geest van God” in het tweede vers. De grote lijn lijkt een A-B- B-A systeem:

Johannes 1:1 [A] In het begin was het Woord en [B] het Woord was bij God en [B] het Woord was God.
2. [A] Dit was in het begin bij God.

vgl Genesis 1:1 [A] In het begin schiep God de hemel en de aarde.
2. [B] De aarde nu was woest en leeg, en [B] duisternis lag over de watervloed; en [A] de Geest van God zweefde boven het water.

Ik zou denken: hemel en aarde zijn vervangen door 3x “het Woord”.

Het vervolg van Johannes 1 lijkt de opbouw van Genesis 1, te volgen, maar met verschillen. Het loopt een-op-een per scheppingsdag, waarvan er zes zijn. Die komen een voor een terug, lijkt het. De eerste dag gaat over licht:

Genesis 1:3 En God zei: [A] Laat er licht zijn! En er was licht.
4. En God [B] zag het licht dat het goed was; en God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis.
5. En God noemde het licht dag en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de eerste dag.

Johannes 1:3 Alle dingen zijn door het Woord gemaakt, en zonder dit Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is.
4. In het Woord was het leven en het leven was [A] het licht van de mensen.
5. En [B] het licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft het niet begrepen.

De tweede dag gaat over het onderscheid maken tussen “water en nog een water”; dat is in feite tussen de zee en de hemel boven de zee; je kan het ook mooi met kleuren aangeven: lichtblauw en donkerblauw; de primaire kleuren komen terug in Genesis. In Johannes komt als equivalent van deze tweede scheppingsdag Johannes de Doper; ogenschijnlijk iets “compleet anders”, maar Johannes doopt met water (!) en hij maakt hierdoor onderscheid tussen gelovigen en ongelovigen:

Genesis 1:6 En God zei: [A] Laat er een gewelf zijn in het midden van het water, en laat dat scheiding maken tussen water en water!
7. En God[B] maakte dat gewelf en maakte scheiding tussen het water dat onder het gewelf is, en het water dat boven het gewelf is. En het was zo.
8. En God noemde het gewelf hemel. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de tweede dag.

Johannes 1:6 Er [A] was een mens door God gezonden; zijn naam was Johannes.
7. Hij [B
] kwam tot een getuigenis, om van het licht te getuigen, opdat allen door hem geloven zouden.
8. Hij was het licht niet, maar was gezonden om van het licht te getuigen.

Op de derde scheppingsdag wordt de aarde en het groen erboven geschapen. Dat is ook weer mooi met kleuren aan te geven; de aarde rood en het groen komt erboven. Dan heb je een mini wereldje gemaakt; de zee, met de hemel erboven; en de aarde, met het groen erboven. Deze systematiek heb ik ook nagevraagd en was onbekend. Bij Johannes lijkt het anders, maar de parallel loopt volgens mij door: in Genesis bomen die zaad dragen en in Johannes het geloof dat mensen moet bevruchten:

Genesis 1:9 En God zei: Laat het water dat onder de hemel is, in [A] één plaats samenvloeien en [B] laat het droge zichtbaar worden! En het was zo.
10. En God noemde het droge aarde en het samengevloeide water noemde Hij zeeën; en God zag dat het goed was.
11. En God zei: [C] Laat de aarde groen doen opkomen, [D] zaaddragend gewas, vruchtbomen, die naar hun soort vrucht dragen, waarin hun zaad is op de aarde! En het was zo.
12. En [E] de aarde [F] bracht [G] groen voort, [F] zaaddragend gewas naar zijn soort en bomen [G] die vrucht dragen [H] waarin hun zaad is, [I] naar hun soort. En God zag dat het goed was.
13. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de derde dag.

Johannes 1:9 Dit was het waarachtige licht, [A] dat in de wereld komt en [B] ieder mens verlicht.
10. Hij was in de wereld en de wereld is door Hem ontstaan en de wereld heeft Hem niet gekend.
11. Hij [C] [kwam tot het Zijne, maar [D] de Zijnen hebben Hem niet aangenomen.
12. Maar [E] allen [F] die Hem [G] aangenomen hebben, [F] hun heeft Hij macht gegeven [G] kinderen [H] van God te worden, [I] namelijk die in Zijn Naam geloven;
13. die niet uit bloed, niet uit de wil van vlees en ook niet uit de wil van een man, maar uit God geboren zijn.

Op de eerste drie scheppingsdagen zijn de “basic structures” gemaakt, op dag vier tot en met zes gaat het verder ingevuld worden, zoals je eerst een huis bouwt en dan gaat decoreren. Het gaat ook synchroon met de eerste drie scheppingsdagen. Op de eerste dag kwam er licht en donker; op de vierde dag komen er hemellichamen die zorgen voor afwisseling van dag en nacht: de zon en de maan. Bij Johannes zijn die “lichten” twee personen: Johannes de Doper, het “kleine licht”, de maan, en Jezus, “het grote licht”, de zon. Deze parallel kwam ik tegen in de literatuur, dus die kent men. Ik liet het een christen zien, academicus, die het niet kende, en hij keek er naar met open ogen, en zag het niet; maar hoefde het ook niet te snappen, had ik de indruk. Het gesprek ging toen verder over zijn werk, en ik dacht: laat maar zitten.

Genesis 1:14 En God zei: [A] Laten er lichten zijn aan het hemelgewelf om scheiding te maken tussen de dag en de nacht; en [B] laten zij zijn tot tekenen, en tot [C] aanduiding van vaste tijden en van dagen en jaren!
15. En laten zij [D] tot lichten zijn aan het hemelgewelf om licht te geven op de aarde! En het was zo.
16. En God maakte de [E] twee grote lichten: [F] het grote licht om de dag te beheersen en [G] het kleine licht om de nacht te beheersen; en ook de sterren.
17. En God [H] plaatste ze aan het hemelgewelf om licht te geven op de aarde,
18. [I] om de dag en de nacht te beheersen en om scheiding te maken tussen het licht en de duisternis. En God zag dat het goed was.
19. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de vierde dag.

Johannes 1:14 En [A] het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, [B] een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader), [C] vol van genade en waarheid.
15. Johannes [D] getuigt van Hem en heeft geroepen: Híj was het van Wie ik zei: Deze Die na mij komt, is vóór mij geworden, want Hij was er eerder dan ik.
16. En [E] uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen, en wel [F] genade op [G] genade.
17. Want [H] de wet is door Mozes gegeven, [I] de genade en de waarheid zijn er door Jezus Christus gekomen.
18. Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in de schoot van de Vader is, Die heeft Hem ons verklaard.

Op scheppingsdag vijf komen dieren van hemel en zee; synchroon aan scheppingsdag twee; en op scheppingsdag zes komen dieren van het land en mensen; synchroon aan scheppingsdag drie. Bij Johannes zijn dat Farizeeen. Ze zijn “gezakt” in rangorde want worden nu op de plek gezet waar in Genesis dieren staan, “naar hun soort”, “Farizeeen”. Ze missen hun individualiteit, hun “spirit”, en zijn dus een soort “herkauwers”, “napraters”, volgens mij zit hier een “pun” in. Ze zijn hierdoor geen beeld van God meer. In Genesis is de mens gemaakt naar beeld van God, maar bij Johannes kennen zij hem niet. Deze “pun” was onbekend. Ook bleek in de literatuur dat de synchroniciteit Genesis-Johannes bekend was tot scheppingsdag vier; maar dat het doorloopt met vijf en zes was onbekend. Ik heb geprobeerd dit duidelijk te maken maar lukte niet. Ook de suggestie dat als het tot vier loopt, het waarschijnlijk is dat het doorloopt met scheppingsdag vijf en zes, ging er niet in. Ik moet zeggen dat de parallel hier ook onduidelijker wordt, maar toch herkenbaar. De “levende wezens naar hun soort” zijn als de “priesters en Levieten”, dat zijn in feite ook een stel “rare vogels”; er wordt in Genesis een expose gehouden wat alles is “naar zijn soort” en in Johannes wordt gevraagd aan Johannes de Doper “wie ben jij er voor een”, “van wat voor soort”; in Genesis staat “wordt talrijk”, en dan gaat het ook om de zee; maar Johannes de Doper is “roepende in de woestijn”.

Genesis 1:20 En God zei: [A] Laat het water wemelen van wemelende [B] levende wezens; en laten er vogels boven de aarde vliegen, langs het hemelgewelf!
21. En God schiep de grote zeedieren en alle krioelende levende wezens waarvan het water wemelt, [B] naar hun soort, en alle gevleugelde vogels naar hun soort. En God zag dat het goed was.
22. En God zegende ze en zei: [C] Wees vruchtbaar, word talrijk, en vervul het water van de zeeën; en laten de vogels talrijk worden op de aarde!
23. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de vijfde dag.

Johannes 1:19 En [A] dit is het getuigenis van Johannes, toen de Joden [B] priesters en Levieten uit Jeruzalem stuurden om hem te vragen: Wie bent u?
20. En hij beleed en ontkende het niet, maar hij beleed: Ik ben de Christus niet.
21. En zij vroegen hem: [B] Wat dan? Bent u Elia? En hij zei: Ik ben het niet. Bent u de Profeet? En hij antwoordde: Nee.
22. Zij zeiden dan tegen hem: Wie bent u, opdat wij antwoord kunnen geven aan hen die ons gestuurd hebben; wat zegt u van uzelf?
23. Hij zei: Ik ben de stem van iemand [C] die roept in de woestijn: Maak de weg van de Heere recht, zoals Jesaja, de profeet, gesproken heeft.

Op gegeven moment kom je bij mensen uit. Je ziet hier dat mensen geen beelddrager meer zijn van God: de enige beelddrager is Jezus, maar Hem kennen zij niet. Dit is anders dan in Genesis.

Genesis 1:24 [A] En God zei: Laat de aarde [B] levende wezens naar hun soort voortbrengen: vee, kruipende dieren en wilde dieren van de aarde, naar zijn soort! En het was zo.
26. En God zei: Laten Wij [C] mensen maken naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en laten zij heersen

Johannes 1:24 [A] En zij die gestuurd waren, [B] behoorden tot de Farizeeën,
26. Johannes antwoordde hun: Ik doop met water, maar midden onder u staat [C] Hij Die u niet kent.

Het is nog wel aardig om het even af te maken. De lijntjes worden wat dunner aan het eind, vermoed ik; maar er zitten nog parallelen, zoals “zal u tot voedsel dienen” vgl “zie het Lam van God”, dus Jezus zal de gelovigen tot voedsel dienen:

Genesis 1:27 En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen.
28. En God zegende hen en God zei tegen hen: Wees vruchtbaar, word talrijk, vervul de aarde en onderwerp haar, en heers over de vissen van de zee, over de vogels in de lucht en over al de dieren die over de aarde kruipen!
29. En God zei: Zie Ik geef u al het zaaddragende gewas dat op heel de aarde is, en alle bomen waaraan zaaddragende boomvruchten zijn; [A] dat zal u tot voedsel dienen.
30. Maar aan al de dieren van de aarde, aan alle vogels in de lucht en aan al wat over de aarde kruipt, waarin leven is, heb Ik al het groene gewas tot voedsel gegeven. En het was zo.
31. [B] En God zag al wat Hij gemaakt had, en zie, [C] het was zeer goed. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de zesde dag.

Johannes 1:27 Hij is het Die na mij komt, Die vóór mij geworden is, bij Wie ik het niet waard ben de riem van Zijn sandalen los te maken.
28. Dit gebeurde in Bethabara, aan de overkant van de Jordaan, waar Johannes doopte.
29. De volgende dag zag Johannes Jezus naar zich toe komen en hij zei: [A] Zie het Lam van God, Dat de zonde van de wereld wegneemt!
30. Híj is het van Wie ik gezegd heb: Na mij komt een Man Die voor mij geworden is, want Hij was er eerder dan ik.
31. [B] En ik kende Hem niet, maar [C] opdat Hij aan Israël geopenbaard zou worden, daarom ben ik gekomen om te dopen met het water.

De parallellen lopen ook door in Genesis 2 en 3. Dat bleek onbekend. Ik noem hier wat voorbeelden. Allereerst deze: in Genesis 2:16–17 staat dat mensen van alle bomen mochten eten behalve van één boom, “want anders zult u zeker sterven”. En in Johannes 2:16–17 staat in feite iets soortgelijks: mensen mogen handel drijven op alle mogelijke plekken, maar op één plek niet: niet in het huis van Mijn Vader! Het einigt ook met een soortgelijke zin als Gen. 2 vers 17: “de ijver voor Uw huis heeft mij verslonden” (vgl de zin “zal u zeker sterven”, verslonden staat hier in de plaats van sterven)

Genesis 2:16 En de HEERE God gebood de mens: Van alle bomen van de hof mag u vrij eten,
17. maar van de boom van de kennis van goed en kwaad, daarvan mag u niet eten, want op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven.

Johannes 2:16 En Hij zei tegen hen die de duiven verkochten: Neem deze dingen vanhier weg, maak niet het huis van Mijn Vader tot een huis van koophandel.
17. En Zijn discipelen herinnerden zich dat er geschreven is: De ijver voor Uw huis heeft mij verslonden.

In Genesis 2 aan het eind wordt Adam even in slaap gebracht en Eva uit hem tevoorschijn gehaald; in Johannes aan het eind wordt gerefereerd aan de dood van Jezus en hoe de mensen daardoor tot geloof komen uitgaande van Jezus’ dood:

Genesis 2:21 Toen liet de HEERE God [A] een diepe slaap op Adam vallen, zodat hij in slaap viel; en Hij nam een van zijn ribben en [B] sloot de plaats ervan toe met vlees.
22. En de HEERE God [C] bouwde de rib die Hij uit Adam genomen had, tot een vrouw en Hij [D] bracht haar bij Adam.

Johannes 2:22 [A] Toen Hij dan uit de doden was opgewekt, herinnerden Zijn discipelen zich dat Hij dit tegen hen gezegd had en [B] geloofden zij de Schrift en het woord dat Jezus gesproken had.
23. En toen Hij in Jeruzalem was op het Pascha, tijdens het feest, [C] geloofden velen in Zijn Naam, [D] toen zij Zijn tekenen zagen die Hij deed.

In Johannes 3 komt Nicodemus, de “slimste van de Joden” op het toneel; in Genesis komt de slang, het “slimste dier van het veld” op het toneel. Hier worden de rollen omgedraaid, de slang gaat tegen Eva praten, Jezus gaat tegen Nicodemus praten, maar de tekststructuur is hetzelfde:

Genesis 3:1 De slang nu was [A] de listigste onder alle dieren van het veld, die de HEERE God gemaakt had; en hij [B] zei tegen de vrouw: [C] Is het echt zo [D] dat God gezegd heeft: U mag niet eten van alle bomen in de hof?
2. En [E] de vrouw [F] zei tegen de slang: Van de vrucht van de bomen in de hof mogen wij eten,
3. maar van de vrucht van de boom die in het midden van de hof staat, heeft God gezegd: U mag daarvan [G] niet eten en hem niet aanraken, [H] anders sterft u. [vgl Koninkrijk niet zien=sterven=ogen dicht]
4. Toen zei [I] de slang [J] tegen de vrouw: [K] U zult zeker niet sterven.
5. Maar God weet dat, [L] op de dag dat u daarvan eet, [M] uw ogen geopend zullen worden en dat u als God zult zijn, goed en kwaad kennend [Koninkrijk binnengaan=ogen open]

Johannes 3:1 En er was [A] een mens uit de Farizeeën; zijn naam was Nicodemus, een leider van de Joden.
2. Deze kwam ‘s nachts naar Jezus en [B] zei tegen Hem: Rabbi, [C] wij weten [D] dat U van God gekomen bent als leraar, want niemand kan deze tekenen doen die U doet, als God niet met hem is.
3. [E] Jezus antwoordde en [F] zei tegen hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand [G] niet opnieuw geboren wordt, kan hij het [H] Koninkrijk van God niet zien.
4. [I] Nicodemus zei [J] tegen Hem: [K] Hoe kan een mens geboren worden als hij oud is? Hij kan toch niet voor de tweede keer in de buik van zijn moeder ingaan en geboren worden?
5. Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: [L] Als iemand niet geboren wordt uit water en Geest, kan hij het [M] Koninkrijk van God niet binnengaan.

Hier zie je dat de mens wedergeboren moet worden. Dat is het omgekeerde aan de situatie in het begin van Genesis 3, waar de mens de dood in ging.

Genesis 3:7 [A] Toen werden de ogen van beiden geopend en zij merkten dat zij naakt waren. Zij vlochten vijgenbladeren samen en maakten voor zichzelf schorten.
8. En zij hoorden de stem van de HEERE God, Die in de hof wandelde, bij [B] de wind in de namiddag. Toen verborgen Adam en zijn vrouw zich voor het aangezicht van de HEERE God te midden van de bomen in de hof.
9. [C] En de HEERE God riep Adam en [D] zei tegen hem: [E] Waar bent u?
10. En hij zei: [F] Ik hoorde Uw stem in de hof en ik werd bevreesd, want ik ben naakt; [G] daarom verborg ik mij.
11. [H] En Hij zei: [I] Wie heeft u verteld [J] dat u naakt bent? Hebt u van die boom gegeten waarvan Ik u geboden had daar [K] niet van te eten?

Johannes 3:7 [A] Verwonder u niet dat Ik tegen u gezegd heb: U moet opnieuw geboren worden.
8. [B] De wind waait waarheen hij wil en u hoort zijn geluid, maar u weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heen gaat; zo is het met iedereen die uit de Geest geboren is.
9. [C] Nicodemus antwoordde en [D] zei tegen Hem: [E] Hoe kunnen deze dingen gebeuren?
10. Jezus antwoordde en zei tegen hem: [F] Bent u de leraar van Israël en [G] weet u deze dingen niet?
11. Voorwaar, voorwaar, [H] Ik zeg u: [I] Wij spreken over [J] wat Wij weten en getuigen van wat Wij gezien hebben, en toch [K] neemt u Ons getuigenis niet aan.

Hier zie je dat Jezus de last van de wereld draagt; hier zijn de parallellen evident, verhogen versus verlagen:

Genesis 3:14 Toen zei de HEERE God tegen de slang:
Omdat u dit gedaan hebt, bent u vervloekt
onder al het vee en onder alle dieren van het veld!
[A] Op uw buik zult u gaan en stof zult u eten, [B] al de dagen van uw leven.

Johannes 3:14 En zoals Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, zo moet de Zoon des mensen [A] verhoogd worden,
15. opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar [B] eeuwig leven heeft.

Na Genesis 14 loopt de parallel minder zichtbaar, omdat Genesis 14 en 15 lange verzen zijn, maar het loopt door, helemaal tot het einde:

Genesis 3:22 [A] Toen zei de HEERE God: [B] Zie, de mens is geworden als één van Ons, omdat hij goed en kwaad kent. Nu dan, [C] laat hij zijn hand niet uitsteken en ook van de boom des levens nemen en eten, zodat hij eeuwig zou leven!
23. Daarom [D] zond de HEERE God [E] hem weg uit de hof van Eden, [F] om de aardbodem te bewerken, waaruit hij genomen was.
24. [G] Hij verdreef de mens, en plaatste ten oosten van de hof van Eden de cherubs met een vlammend zwaard, dat heen en weer bewoog, om [H] de weg naar de boom des levens te bewaken.

Johannes 3:34 [A} Want Hij Die God gezonden heeft, [B] spreekt de woorden van God, want [C] God geeft Hem de Geest zonder maat.
35. [D] De Vader heeft [E] de Zoon lief en heeft [F] alle dingen in Zijn hand gegeven.
36. [G} Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven, maar wie de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar [H] de toorn van God blijft op hem.

Vergelijkingen met het Markus Evangelie

Je kunt volgens mij ook leuke vergelijkingen trekken tussen Johannes en het oudst bekende Evangelie: Marcus. Zo heb je in Marcus 8 en 9 een hele discussie over wie Jezus nu precies is; dat vind je ook in Johannes 1. Het eindigt met de belijdenis van Petrus, en daarna komt met een blik op zijn heerlijkheid:

Markus 8:38. Want wie zich voor Mij en Mijn woorden geschaamd zal hebben in dit overspelig en zondig geslacht, voor hem zal de Zoon des mensen Zich ook schamen wanneer Hij zal komen in de heerlijkheid van Zijn Vader, met de heilige engelen.

Johannes 1:52. En Hij zei tegen hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u allen: Van nu af zult u de hemel geopend zien en de engelen van God opklimmen en neerdalen op de Zoon des mensen.

In Markus 9 staat een waarschuwing: “waarschuwing voor struikelblokken”. In Johannes 2 staat ook een waarschuwing; wat weer matcht met Genesis 2.

Johannes 2:16 En Hij zei tegen hen die de duiven verkochten: Neem deze dingen vanhier weg, maak niet het huis van Mijn Vader tot een huis van koophandel.
17. En Zijn discipelen herinnerden zich dat er geschreven is: De ijver voor Uw huis heeft mij verslonden.

Maar je ziet dat sommige tekstfragmenten gaan “zwerven”; want in Markus 9 staat een “waarschuwing voor struikelblokken”; maar die waarschuwing is bij Johannes weggehaald, en die is vervangen door de waarschuwing over handelaars uit Marcus 11. Mensen vragen zich vervolgens af: hoe kan dat, dat Jezus bij Johannes mensen uit de tempel verdrijft aan het begin van zijn roeping en bij Marcus aan het eind? Nou zo dus, een tekstfragment wordt verplaatst, men construeert Jezus vanuit een tekst en probeert welke tekstfragmenten waar passen.

In Markus 10 komt daarna een tekst over echtscheiding. Dat matcht met Johannes 2 en loopt synchroon met Genesis 2.

Markus 10:1 En toen Hij opgestaan was, ging Hij vandaar naar het gebied van Judea, door het Overjordaanse; en de menigten kwamen opnieuw bij Hem samen, en zoals Hij gewoon was, onderwees Hij hun opnieuw.
2. En de Farizeeën kwamen naar Hem toe en vroegen Hem, om Hem te verzoeken, of het een man geoorloofd is zijn vrouw te verstoten.
7. Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten;
8. en die twee zullen tot één vlees zijn, zodat zij niet meer twee zijn, maar één vlees.

In Markus 10 komt dan een tekst over het binnengaan of zien van het Koninkrijk en het eeuwige leven. Dat matcht met Johannes 3 en loopt weer synchroon met Genesis 3. Ze hebben alleen misschien het kind en de rijke jongeman uit Marcus 10, in Johannes 3 vervangen door Nicodemus. Maar zinsdelen als “voorwaar . . . zal beslist niet binnengaan”, “snelde er iemand naar Hem toe” of “wat moet ik doen om het eeuwige leven te beerven” lijken erg op Johannes 3. Misschien loopt deze parallel door tot het eind van Marcus 10. Het is een beetje gek, maar Marcus 8–10 lijkt wat veranderd en verplaatst naar Johannes 1–3.

Markus 10:13 En ze brachten kinderen bij Hem, opdat Hij hen zou aanraken, maar de discipelen bestraften degenen die hen bij Hem brachten.
14. Maar toen Jezus dat zag, nam Hij het hun zeer kwalijk en zei tegen hen: Laat de kinderen bij Mij komen en verhinder hen niet, want voor zodanigen is het Koninkrijk van God.
15. Voorwaar, Ik zeg u: wie het Koninkrijk van God niet ontvangt als een kind, zal het beslist niet binnengaan.
16. En Hij omarmde hen, legde de handen op hen en zegende hen.
17. En toen Hij naar buiten ging om op weg te gaan, snelde er iemand naar Hem toe, viel voor Hem op de knieën en vroeg Hem: Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?

Johannes 3:3 Jezus antwoordde en zei tegen hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand niet opnieuw geboren wordt, kan hij het Koninkrijk van God niet zien.
4. Nicodemus zei tegen Hem: Hoe kan een mens geboren worden als hij oud is? Hij kan toch niet voor de tweede keer in de buik van zijn moeder ingaan en geboren worden?
5. Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand niet geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk van God niet binnengaan.
16. Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.

Symbolen in Genesis

Het is ook leuk om teksten nog verder te ontleden en ook achterliggende gedachtenprocessen van de schrijvers te achterhalen; ook bij teksten die goed versleuteld zijn zoals Genesis. Daarvoor moet je kijken naar kleine “markers” in de tekst.

De grondvraag van Genesis lijkt “of iets kan ontstaan uit niets”. Dat lijkt zo’n beetje het belangrijkste, en waarvoor een antwoord wordt gegeven meteen in het begin: nee, dus moeten hemel en de aarde zijn geschapen door God (Genesis 1).

Nou zou je kunnen zeggen dat dit klopt, of je zou kunnen vermoeden dat mensen vroeger zich niet konden voorstellen dat “iets kan ontstaan uit niets”, en dat zij daarom God als schepper in het begin van Genesis neergezet hebben.

Er is een belangrijke aanwijzing voor, namelijk dat zij die alternatieve mogelijkheid nergens vermelden; het lijkt onbekend. Uit mijn tekst Meditaties kan je echter afleiden, dat het wel mogelijk is dat “iets uit niets ontstaat”, het ontstaan van de dingen lijkt op het meest fundamentele niveau immers een kwestie van “virtuele kans” of kan als zodanig worden geformuleerd. Er kan hierdoor iets heel groots, uit iets heel kleins ontstaan, zo klein als een virtuele kans. Misschien dat de schrijvers van Genesis dit zich destijds niet hebben kunnen voorstellen.

Een tweede aanwijzing zit in het tweede vers; in het eerste vers staat God als schepper van de hemel en de aarde, maar in het tweede vers staat de Geest van God, die “zweeft over het wateroppervlak”. Je zou je kunnen afvragen: wat doet dat deel van God dat daar wat rondzweeft, en daarna direct onder de oppervlakte verdwijnt; waarom zou dat daar vermeld zijn? Misschien omdat de schrijvers ergens niet uitgekomen waren, misschien dat zij het superlastig vonden of God nu schepper of geest was; het goede nieuws als God geest zou zijn, is dat Hij dan perfect zou kunnen zijn, maar dan maar dan zaten ze met het probleem dat ze niet konden verklaren waardoor de wereld is ontstaan; misschien dat de rol van schepper daarom voorop is gezet, maar moesten ze daardoor meteen de tweede rol als geest moesten blokkeren, en als oplossing lieten ze geest maar meteen onder het wateroppervlak zakken.

Op deze manier kun je binnen een minuutje, al wat gedachtes door je hoofd laten gaan. Daarmee is echter nog niet alles gezegd, dit zijn alleen nog maar “vingeroefeningen”. Zo makkelijk kun je dit soort vragen nu ook weer niet oplossen; daarvoor zijn echt meer aanwijzingen nodig. Het zou aardig zijn of je aan de hand van de tekstopmaak van Genesis nog meer dingen kunt afleiden. Dat heeft een belangrijk voordeel, want dan kun je met meer zekerheid aantonen dat ze daar eigenlijk mee hebben zitten worstelen, dan kun je van binnenuit, vanuit de gedachtenprocessen die aan de tekst ten grondslag liggen, nagaan dat ze eigenlijk zelf niet zeker van hun zaak waren, maar enorm hebben zitten ploeteren om recht te krijgen wat krom is.

Je kunt inderdaad aan de hand van de tekstopmaak zien dat de schrijver van Genesis in de knoei kwam. Ze kwamen er volgens mij mee in de knoei dat God als schepper hem maakt tot een zware werker, het is immers nog al ploeteren al dat scheppingswerk. Maar ze hebben gezegd: het was wel in zes dagen klaar hoor! Dat doet echter kunstmatig aan. En ze kwamen volgens mij nog ergens mee in de knoei namelijk met de theodicee: de vraag naar het waarom van het kwaad. Iemand kan wel beredeneren dat God een goede verklaring is als schepper, maar je voelt al aan dat het niet juist is, want wat dan met het kwaad? Dat ze daarmee in de knoei kwamen, de schrijvers zelf dus, kan je zien aan de tekstopmaak. Hiervoor hadden ze in Genesis 2 en 3 namelijk een hele “hefboomconstructie” opgezet waarin het kwaad in de wereld zou zijn gekomen, namelijk dat er een boom stond waarvan de mensen niet mochten eten; als dat toch zou gebeuren, dan sloeg de hefboom om. Er staat dat het een gewone boom is, maar het functioneert als hefboom: de mens hoeft maar een appel te pakken en boem, het luik valt dicht. Je ziet dat ze dit hebben proberen te verdoezelen, door dingen over de tekst te verspreiden. Aan het eind van hoofdstuk 1 is alles heel goed, in het midden van hoofdstuk 2 staat de hefboom en aan het begin van hoofdstuk 3 gaan de mensen van die boom eten. Doordat het in verschillende hoofdstukken staat, valt er minder op dat hier een lijntje loopt van God naar het kwaad; maar het is er wel. Men heeft het zo lang mogelijk uitgesponnen om het lijntje zo dun mogelijk te laten lijken: via een boom en fruit, en een slang en een vrouw en een momentje van onoplettendheid. Men heeft er vermoedelijk zelfs eraan gedacht te vermelden aan het eind van hoofdstuk 1 dat “alles goed” “zeer goed was” om alvast mensen wijs te maken dat er niets aan de hand is, zodat ze bij hoofdstuk 2 zich helemaal niet afvragen waardoor er ineens een boom is die ellende kan brengen; in hun hoofd past misschien maar een enkel ding, en als dat is dat alles “zeer goed” is, dan komt niet meer in hen op dat het eigenlijk niet allemaal goed is, als er zo’n boom in de buurt sta, stel je maar voor dat je in je eigen tuin zo’n boom hebt staan en dat je een stel pubers in huis hebt, want zo komen Adam en Eva wel over, die je maar zo wat vrij in die tuin laat rondlopen: levensgevaarlijk! Zelfs hierover zou je nog twijfels kunnen hebben, misschien dat je straks nog zegt: God zou die boom wel hebben moeten planten in de tuin, je kunt nu eenmaal niet alleen maar goede dingen hebben, maar je hebt ook wel een plek nodig waar je het kwaad laat, een “prullenbak”; ergens moet de container staan, desnoods achter een muurtje uit het zicht. Maar je ziet het ook op het niveau van de kleinste bijzonderheden, dat hier een kunstmatige constructie is opgezet; niet alleen de boom van kennis van goed en kwaad, het feit dat die boom daar staat, is verdacht, niet alleen de vraag waar je dat in de geschiedenis van de mens uberhaupt kwijt zou kunnen, maar ook kleinere details, zoals dat God wandelde “aan de kant van de wind”. Dat lijkt mij nou precies zo’n opmerking, bewust geplaatst door de schrijvers, om al te irritante of intelligente, oplettende hoorders onder het Woord, de pas af te snijden, van die types die zouden kunnen opmerken: “God merkt toch alles”? En dan te kunnen zeggen: “nee, Hij liep aan de kant van de wind”.

Als dit nog niet genoeg voor u is, dan kan ik nog een stap verder gaan. Het is al een ding om aan te geven waarom de schrijvers van Genesis het verhaal zo hebben geconstrueerd; dat zou wel eens kunnen komen door een gebrek aan know-how aan hun kant. Maar hiernaast is het ook nog aardig te kijken “hoe” de schrijver van Genesis het verhaal heeft gemaakt. Als het ware kunnen wij door de sluier van de tijd hem op de vingers kijken. Daarvoor zou je eigenlijk nog iets preciezer naar de kleine bijzonderheden in de tekst moeten kijken; nu niet zozeer naar de opbouw van de tekst, maar naar de woordkeus. Wat opvalt in de eerste twee verzen van Genesis 1, ik heb dat hierboven al genoemd, is dat daar God wordt gepresenteerd als schepper van hemel en aarde; en in het tweede vers God als Geest die even boven het wateroppervlak komt zweven; dus God heeft hier “twee gezichten”, enerzijds als machtige schepper van alles wat onder en boven ons is; anderzijds als Geest die precies op de rand leeft van de grens van water en aarde, bijna onzichtbaar haast (“zweeft”), heel zachtjes en subtiel. Het gaat mij nu alleen even om de woordkeus: “schepper”, “wateroppervlak”. Als je dan verder gaat naar Genesis 3, dan komt dat terug. Het is in Genesis 3 precies omgedraaid. Daar heb je in het eerste vers als equivalent van God als schepper, de slang als listig schepsel, een dier waarvan bekend is dat het leeft op de grens van water en land (slangen kwamen in het Midden-Oosten vaak voor bij de rand van rivieren, daar moest je oppassen); slangen zijn ook heel “listig”, dus bijna onzichtbaar. Je ziet hier dat de persoon van God (“schepper”) is vervangen door de slang (“schepsel”); en de locatie van de Heilige Geest (“grens van water en land”) is overgezet naar de locatie waar slangen normaal voorkomen (“grens van water en land”). Verder kun je je afvragen waar persoon van de Heilige Geest dan is: in de appel, althans het fruit. De Heilige Geest is immers zo zacht, zo zoet, als fruit; van fruit is bekend dat het vlees is, dus de persoon van de Heilige Geest is vervangen door/versluierd door het vles van het fruit. En zou het dan zo zijn, dat de locatie van God is overgezet naar de locatie van het fruit? In-der-daad: het fruit hangt aan een boom, dus “tussen hemel en aarde”; de locatie van God (“schepper van hemel en aarde”) is overgezet, getransponeerd, naar de locatie van het fruit (“tussen hemel en aarde”). Je kunt hieruit afleiden dat de schrijvers een constructie hebben proberen te bedenken, om de schepping te verklaren, die zij niet uit zichzelf konden bedenken, als “virtuele kans”, dat ze zich zelf gerealiseerd hebben dat ze hierdoor in de knoei kwamen met de theodicee, en dat ze hebben geprobeerd dat te verdoezelen.

Symbolen in Johannes

Bij Genesis lijkt vooral de vraag: hoe kan iets ontstaan uit niets? Daar hebben ze een antwoord op gegeven. Ik heb geprobeerd te laten zien dat dit niet een dwingend antwoord hoeft te zijn, maar dat ook dingen uit het niets kunnen ontstaan, zodat God niet per se schepper hoeft te zijn. En ik denk dat het bij Johannes vooral ging om de vraag: hoe kan iets zomaar weer verdwijnen in het niets?

Dat is exact de omgekeerde vraag: niet “iets uit niets” maar “iets weer in niets”? Dit is een ander type vraag, het raakt aan het leven, dit gaat over zaken als: hoe kan het dat een kind dat is gestorven in Auschwitz, zomaar verdwijnt uit onze wereld, zonder dat er enige vorm van vergelding of van herstel plaatsvindt? Het is bijna ondenkbaar dat zoiets prachtigs als een lief klein kind, op zo’n wijze definitief aan het einde komt en dan voor altijd verdwenen is. Er moet iets bestaan als remedie hiervoor. En dit lijkt dan het middel: eeuwigheid. De vraag is dan: wat is dat?

Ook hier kun je je afvragen, of dit een concept is dat nodig is. Je zou ook hier aan de tekst kunnen zien dat er problemen in zitten. Allereerst heb je iemand nodig die de dood overwint; bij een thema als dit kan je niet met een of ander intellectueel verhaal aan komen zetten, maar je moet met bewijs komen. En dat is een probleem, waar vind je zo iemand? Ze hebben Jezus, maar voor hem of voor zijn opstanding is geen historisch bewijs. Volgens mij is hier de noodoplossing dat ze van hem het “levende woord” hebben gemaakt; geen levende persoon maar een levend woord. Je zou je kunnen afvragen: zo heej, dat is nogal wat! Maar je kunt het ook zien als een verzwakking, want “levend woord” is in feite iets als “narratief”, het is gewoon een verhaal, niet echt dus.

Om van een narratief naar iets echts te komen, hebben ze het draadje zo lang mogelijk uitgesponnen. Hierboven had ik vermeld dat in Genesis de draad tussen God en het kwaad zo lang mogelijk was uitgesponnen, ze hadden er zes stappen van gemaakt, dan viel het minder op. Hierbij Jezus hebben ze dat volgens mij ook gedaan, maar dan meer in de historie. Eigenlijk kan je zeggen dat Jezus niet bestond; er wordt wel over verteld door Paulus, waarvan je kan aannemen dat hij (Paulus) bestond, maar helemaal zeker is dat niet; de persoon Paulus is vrij vaag. Ergens kom je uit bij iemand als Marcion die de redactie doet van het Evangelie en de Paulus brieven; Marcion bestaat zeker. Dan gaat het echter verder: diens teksten worden gekaapt door de RKK door mensen als Iraneus en Tertellianus. Die gaan nog wat aan Paulus’ brieven vijlen, en daarna komt er een Evangelie uit waar niemand meer aan twijfelt. De band tussen Jezus en het Evangelie is zo lang geworden, dat niemand het lijntje nog weet te volgen.

En er is nog een tweede, namelijk dat je kan schrikken en denken: oei, eeuwigheid, wil ik dat wel, is dat niet zo’n situatie van “het middel is zwaarder dan de kwaal”? Dat is natuurlijk zo; ze noemen het “de hemel” of “de hel”; het een is eeuwige verveling, en het tweede is eeuwige pijniging, dat zou je niemand toewensen. Daarom wordt er eigenlijk nooit iets over gezegd, er wordt altijd gezegd “je zult wel zien” en “het komt wel ooit”. Dit is dus weer zo kort mogelijk, net als die mega korte schepping van Genesis; dat was ook superkort, en hier krijg je ook niet meer te horen dan: je krijgt een eeuwige beloning of een eeuwige straf, niet meer dan zes woorden die zo’n beetje geheel jouw lot moeten bepalen: alsof daar niet een beetje meer toelichting bij zou mogen komen.

Symbolen in Exodus

Er zit natuurlijk nog meer in de Bijbel. Deze vragen zijn niet zomaar ontstaan, willekeurig bij iemand, maar in een bepaalde historische context. Er zit ook geschiedenis in. Dat is ook leuk om eruit te lichten. Dat zit deels ook in Genesis, maar deels ook in Exodus. Die kan je ook door-analyseren: wat zit hier nu achter?

Als je tegenwoordig kijkt op internet, dan zie je dat rond 1200 B.C. de “bronze age collaps” was waarbij grote rijken uit elkaar vielen en daarna ontstonden nieuwe staten, zoals het moderne Griekenland, of Juda en Israel.Dat past mooi bij “Exodus”.

Dat is alles wat je over de geschiedenis van Israel weten moet. Nu hebben zij het echter over “Exodus” uit Egypte: wat betekent dat dan? Je kan Exodus zien als identity marker: omdat nieuwe staten “identity markers” nodig hebben en “bronze age collaps” natuurlijk veel te suf is, nog daargelaten of mensen destijds in de gaten hadden wat er loos was; hebben ze “Exodus” als verhaal =goede identity marker.

Exodus werkt goed als identity marker; daarvoor voldoet het aan twee vereisten: het verhaal is net waar genoeg om niet afgeschreven te worden (de Egyptenaren waren 1200 BC vertrokken uit Kanaan en Joden vulden toen dat machtsvaccuum); het verhaal is ook net fraai genoeg, “leuk”, “romantisch”, “krachtig”, “meeslepend”, om te dienen als Identity Marker. Misschien dat ook de onzekerheidsfactor kan bijdragen aan het succes van het verhaal, “het spreekt bepaald niet vanzelf; “je moet er wel in geloven wil je het kunnen accepteren”; “je moet dus iets doen”; “je moet je commiteren”; het vraagt commitment! Dit kan dan een soort self fulfilling prophecy worden: je wilt je commiteren, en daardoor ga je zoiets geloven.

Er zijn nog wel meer identity markers, zoals geen varkensvlees eten. Dat was ook een “identity marker” net als Duitsers braadworst eten met bier, Fransen wij drinken etc Voedsel werkt heel goed als identiteitsbepaler: er is natuurlijk geen enkele inherente reden om geen varkensvlees te eten, maar het werkt goed als identiteitsbepaler

Waste-eating pigs may have been good for keeping ships clean, he said, but they could not move great distances over land, so raising pigs might have become a marker distinguishing the Israelites, who were originally pastoral nomads, from sedentary societies. When animosity developed between the highlands and the lowlands, as depicted in biblical stories like the battle between David and the Philistine giant Goliath, pigs could have symbolized a “we and they” theme, Professor Finkelstein said, as in, “They eat pork, and we don’t.”

Understanding human and animal movement is crucial to that process, said Israel Finkelstein, a professor at Tel Aviv University’s Institute of Archaeology, who directs the project. “We archaeologists know that pigs and pork consumption are two very good markers of ethnicity and identity,” he said, given the pig taboo in ancient Israel.

Who’d Import Pigs to Israel? Ancient Europeans, Researchers Say (Published 2013)

JERUSALEM — Israel may not be the most obvious place to study pigs, given that religious strictures in both Judaism and…

www.nytimes.com

Symbolen in Markus

Je kan ook interessante zaken uit het NT halen. Je ziet allerlei zaken voorbijkomen die te maken lijken te hebben met de strijd tussen Romeinen en Joden. Een bekende gebeurtenis is een opstand rond 50 N.C. met een
“Egyptenaar” die predikte op de Olijfberg en Jeruzalem wilde aanvallen. Een andere reeks van gebeurtenissen is de oorlog in de jaren 66–70 die leidde tot de val van Jeruzalem en de vernietiging van de tempel. Die strijd kun je uitgebreid nalezen in Josephus. Het gaat over de aanvoerder Vespasianus in Galilea, de bloedbaden van Gadara, Gamala; de Romeinen die ontzettend huishielden en de Joden die de troefkaart “Messias” inzetten; dat was hun redder; zelfs als deze persoon niet kwam; hij werd een realiteit an sich.

Je kunt die geschiedenissen terugzien in de Bijbel. Althans, het is niet bekend, maar ik heb een theorie opgezet.

Ik keek vooral naar het Marcus Evangelie; hoofdstuk 5 geeft aanknopingspunten. Met een beetje zoeken op Wikipedia. Het is vooral letten op signaalwoorden. Hier heb ik een stuk tekst uit Marcus 5 en de signaalwoorden heb ik zwart gemarkeerd:

Markus 5:1 En zij kwamen aan de overkant van de zee, in het land van de Gadarenen. [plaatnaam Gadara!]
2. En toen Hij uit het schip gegaan was, kwam Hem meteen uit de grafspelonken iemand met een onreine geest tegemoet. [ “bezeten man”!]
3. Hij hield in de grafspelonken verblijf, en niemand kon hem binden, zelfs niet met ketenen.
4. Hij was namelijk dikwijls met boeien en ketenen gebonden geweest, maar de ketenen waren door hem in stukken getrokken en de boeien verbrijzeld, en niemand was in staat hem in bedwang te houden.
5. En hij was altijd, nacht en dag, op de bergen en in de grafspelonken en hij schreeuwde en sloeg zichzelf met stenen.
6. Toen hij nu Jezus uit de verte zag, snelde hij naar Hem toe en aanbad Hem,
7. en met luide stem schreeuwde hij: Wat heb ik met U te maken, Jezus, Zoon van God de Allerhoogste? Ik bezweer U bij God dat U mij niet pijnigt!
8. (Want Hij had tegen hem gezegd: Onreine geest, ga uit van deze man!)
9. En Hij vroeg hem: Wat is uw naam? En hij antwoordde: Mijn naam is
Legio, want wij zijn met velen. [naam “Legio”]
10. En hij smeekte Hem dringend dat Hij hen niet het land uit zou sturen.
11. Nu was daar bij de bergen een grote kudde varkens aan het grazen.
12. En alle demonen smeekten Hem: Stuur ons naar die
varkens [varkens!], opdat wij daarin mogen gaan.
13. En Jezus stond het hun meteen toe. En toen de onreine geesten uit de man weggegaan waren, gingen zij in de varkens; en de kudde stortte van de steilte af de zee in (het waren er ongeveer tweeduizend), en ze verdronken in de zee.

Hieruit kun je veel afleiden. Het gaat over Gadara. Dus je kunt dat opzoeken op Wikipedia. Het ligt bij het meer van Galilea. Het komt ook voor bij de geschiedschrijver Josephus. Dan blijkt dat een plaats die bekend was uit de Joods-Romeinse oorlog van 66–70. Er wordt een bezeten man opgevoerd. Dat kun je ook herleiden. Het bleek dat Gadara werd aangevallen door de Romeinen onder Vespasianus, die later keizer werd. Hij werd volgens wikipedia “bezeten man” genoemd omdat hij pretendeerde bijzondere geestelijke gaven te hebben. Informatie op Wikipedia:

At Alexandria, on receiving the tidings of his rival’s defeat and death, the new emperor at once forwarded supplies of urgently-needed grain to Rome, along with an edict assuring he would reverse the laws of Nero, especially those relating to treason. While in Egypt, he visited the Temple of Serapis where he reportedly experienced a vision. Later, he was confronted by two labourers, who were convinced that he possessed a divine power that could work miracles.[22]

Er wordt gesproken over “wij zijn met Legio”; een aparte term, lijkt op legioen. Vespasianus kwam in Gadar met een legioen X met embleem van onder meer een wild varken, blijkt op Wikipedia. Vgl de vermelding “varkens” in Marcus 5. Er kunnen nog meer verwijzingen staan, die ik moeilijk kan peilen; de vermelding naar “de man die leefde bij graftomben” en “niet door kettingen in bedwang kan worden gehouden” leek mij een mogelijke verwijzing naar Psalm 149 waar het gaat over een buitenlandse heerser ook met verwijzing naar kettingen.

Psalm 149:5 Laten Zijn gunstelingen om die eer opspringen van vreugde,
laten zij vrolijk zingen op hun slaapplaatsen.
6. Gods lofzangen klinken uit hun mond,
een tweesnijdend zwaard is in hun hand,

7. om wraak te oefenen over de heidenvolken,
bestraffingen over de natiën,
8. om hun koningen te binden met ketenen
en hun aanzienlijken met ijzeren boeien,
9. om het beschreven recht aan hen te voltrekken.
Dát zal de glorie van al Zijn gunstelingen zijn.

Halleluja!

Er is mij een wetenschapper bekend in Zweden, die op vergelijkbare wijze teksten probeert te deconstrueren. Maar haar theorieen waren meer vergezocht. Mijn theorie lijkt me beter, maar dit is onbekend, ook al 2000 jaar, opmerkelijk.

Marcus 6 lijkt met het “breken van het brood” en het heen en weer varen over het meer van Galilea een mogelijke verwijzing naar de dood van Joodse mannen die in boten probeerden over het meer te ontsnappen; “het hele meer zag rood van het bloed”, schreef Josephus. Misschien is dit verhaal bedoeld om die mannen weer tot leven te roepen (vermenigvuldigen van het brood=leven).

[497] As soon as ever Titus had said this, he leaped upon his horse, and rode apace down to the lake; by which lake he marched, and entered into the city the first of them all, as did the others soon after him. Hereupon those that were upon the walls were seized with a terror at the boldness of the attempt, nor durst any one venture to fight with him, or to hinder him; so they left guarding the city, and some of those that were about Jesus fled over the country, while others of them ran down to the lake, and met the enemy in the teeth, and some were slain as they were getting up into the ships, but others of them as they attempted to overtake those that were already gone aboard. There was also a great slaughter made in the city, while those foreigners that had not fled away already made opposition; but the natural inhabitants were killed without fighting: for in hopes of Titus’s giving them his right hand for their security, and out of a consciousness that they had not given any consent to the war, they avoided fighting, till Titus had slain the authors of this revolt, and then put a stop to any further slaughters, out of commiseration of these inhabitants of the place. But for those that had fled to the lake, upon seeing the city taken, they sailed as far as they possibly could from the enemy.

[522] Sometimes the Romans leaped into their ships, with swords in their hands, and slew them; but when some of them met the vessels, the Romans caught them by the middle, and destroyed at once their ships and themselves who were taken in them. And for such as were drowning in the sea, if they lifted their heads up above the water, they were either killed by darts, or caught by the vessels; but if, in the desperate case they were in, they attempted to swim to their enemies, the Romans cut off either their heads or their hands; and indeed they were destroyed after various manners every where, till the rest being put to flight, were forced to get upon the land, while the vessels encompassed them about [on the sea]: but as many of these were repulsed when they were getting ashore, they were killed by the darts upon the lake; and the Romans leaped out of their vessels, and destroyed a great many more upon the land: one might then see the lake all bloody, and full of dead bodies, for not one of them escaped.

Marcus 7 lijkt een stille wenk te bevatten naar de strijd bij Gamala, dat lag op een heuvel en de Romeinen moesten zich daar door smalle straatjes vechten. Er was veel tegenstand en de Romeinen drongen in de huizen en bewoners werden vermoord (en bij Marcus wordt er dan weer “leven in een huis gebracht” door Jezus “waarbij niemand mag weten dat hij in het huis is”). Bij Josephus komen de straatgevechten voor en er wordt beschreven hoe de Romeinen in de huizen van de mensen naar binnen gingen om daar te schuilen; en bewoners doodden:

He went up gradually towards the highest parts of the city before he was aware, and was left in the midst of dangers, having only a very few with him; for even his son Titus was not with him at that time, having been then sent into Syria to Mucianus. However, he thought it not safe to fly, nor did he esteem it a fit thing for him to do; but calling to mind the actions he had done from his youth, and recollecting his courage, as if he had been excited by a divine fury, he covered himself and those that were with him with their shields, and formed a testudo over both their bodies and their armor, and bore up against the enemy’s attacks, who came running down from the top of the city; and without showing any dread at the multitude of the men or of their darts, he endured all, until the enemy took notice of that divine courage that was within him, and remitted of their attacks; and when they pressed less zealously upon him, he retired, though without showing his back to them till he was gotten out of the walls of the city. Now a great number of the Romans fell in this battle, among whom was Ebutius, the decurion, a man who appeared not only in this engagement, wherein he fell, but every where, and in former engagements, to be of the truest courage, and one that had done very great mischief to the Jews. But there was a centurion whose name was Gallus, who, during this disorder, being encompassed about, he and ten other soldiers privately crept into the house of a certain person, where he heard them talking at supper, what the people intended to do against the Romans, or about themselves (for both the man himself and those with him were Syrians). So he got up in the night time, and cut all their throats, and escaped, together with his soldiers, to the Romans.

Dit gaat nog wel een stukje verder allemaal dan “identity markers”; dus je zou je kunnen afvragen: waarom worden deze dode mensen ten tonele gevoerd? Is dat niet raar?

Maar het kan goed werken om fundamentele vragen over de werkelijkheid te behandelen. Het lijken mij deze keer niet echt “identity markers”. Het gaat hier niet slechts om de vraag “wie ben ik als Jood”. Maar het gaat om de vraag: “wie ben ik als mens?”

Wie gaat dan deze teksten zo maken??

Je kan je nog wel afvragen: waarom zijn die verhalen omgebouwd naar zo’n cryptische tekst, waarom is Jezus daarin naar voren gebracht, terwijl hij in werkelijkheid niet bestond? Maar misschien kan ik het een beetje proberen te begrijpen. Ik was laatst ook bezig met mijn tekst op Medium, dat gaat meer over de H.G. Ik vroeg iemand: “hoeveel christenen ken jij die beschikken over gaven van de Geest”? Dat wil zeggen over meer dan gemiddeld inzicht in verhoudingen van onze wereld of meer empathisch vermogen dan bij niet-christenen. In twee jaar tijd ben ik er nog niemand tegengekomen. Daarom had ik in de tekst met Pinksteren dan ook maar gezegd: die zijn er kennelijk niet, “wordt toch nooit wat”. Ik had ze een week de tijd gegeven mijn tekst te valideren, dat liep af met Pinksteren, maar niemand kwam, en nu na afloop van die week slaat de middelmaat om mij heen weer toe. Dan zou ik de enige zijn die drager van de HG is. Maar dat vond ik niet eerlijk, dus is de tekst nu zo omgebouwd dat ik mensen de mogelijkheid biedt wel hun geestelijke kant te ontdekken. Ik zit wat te spelen met de gedachte of de Evangelie schrijvers ook zo’n dilemma hebben gehad. Teksten zoals over Jezus bij Pilatus of Jezus in Gadara zijn historische vervalsingen, feitelijk zijn ze zo niet gebeurd, feitelijk bestond Jezus niet. Er was een Messiaanse verwachting, die was er nog in het jaar 70AD, Jezus was nooit gekomen. Je kan het ook aan de opmaak zien: de teksten zijn geconstrueerd, Jezus is achteraf gezet tussen gebeurtenissen uit de Joods-Romeinse oorlog van 66–70 AD en tussen Pilatus en Kafajas rond 30AD. Tegelijk zijn de teksten intelligent en vol gevoel; hoe kan dat? Hoe kan een gevoelvol iemand een feitelijk onjuiste tekst maken? Ze hadden ook gewoon kunnen schrijven: “het geloof in de Messias is helemaal prima”, “gewoon mee doorgaan”, “wat jullie zeggen zal wel ooit feitelijk waar worden”, “iemand gaat die dingen vervullen”, “ook nog wat beter uitleggen”, “het gaat uiteindelijk om de Geest”. Waarom moest het echt gemaakt worden? Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn, dat de schrijvers er zelf niet helemaal uitkwamen: het was zo ingewikkeld, ze hadden geen andere woorden om de verhoudingen in de werkelijkheid te beschrijven. Dat is een intellectueel argument; dat speelt misschien vooral bij Genesis: hoe is het mogelijk dat iets uit niets ontstaat? Dat kan tot verstandsmatig niet?? Bij Johannes is het misschien meer emotie. Mensen smachtten naar de Messias. Ik vermoed dat de schrijvers zoveel medelijden hadden met de mensen, zoveel gevoel, dat ze deze teksten “kado gedaan hebben” in de zin: “alsjeblieft, wat hebben jullie toch zwaar geleden”, “wat hebben jullie toch altijd trouw op jullie Messias gewacht”; “jullie geloven zo sterk in hem, dan krijgen jullie hem ook”; “we zullen hem zo precies mogelijk voor jullie beschrijven”, “we zullen alles tot achter de komma berekenen”; en zo ontstaat dan een Evangelie. Ze hebben ook echt alles berekend, heel nauwkeurig, al de verhoudingen tussen Judas, Petrus, Kafajas, Pilatus. En uiteindelijk komt dit neer op het argument “we moeten toch gewoon wat”, “we moeten iets”, “we kunnen het niet zomaar laten zitten”. En — mazzel — als zij dat niet gedaan hadden, had ik er geen voorbeeld aan gehad; dat was essentieel

Ik heb vandaag een analyse gepost op dit blog over Johannes 17. Het is misschien een rare hobby, maar ik vind tekstanalyse te leuk om te doen; ik heb hier op Medium een paar gedichtjes van Trakl ontleed, systematisch; dat is mooi, als teksten zo strak in elkaar zitten, dan kan je ze ook goed ontleden.

Ook schreef ik: Johannes 17 verwijst rechtstreeks naar de Tien geboden. Dan kan je mooi een lijntje trekken naar het verleden, van Johannes 17 naar Exodus 20, en natuurlijk ook naar de toekomst, van Johannes 17 naar nu. Zo krijg je mooi de eenheid te zien die er bestaat in ozne werkelijkheid. Helemaal super vind ik dat.

Nu kreeg ik als reactie: Johannes 17 is best ingewikkeld en Exodus 20 ook. Nou wordt die in gemeentes als GG(iN) en HHK altijd aan het begin voorgelezen, dus iedereen kent het. Maar tekstanalyse is misschien nog wat anders, dus die geef ik hier ook. Hier probeer ik hetzelfde met de Tien geboden uit Exodus 20 te doen als in het andere artikel over Johannes 17. Eerst de tekst zelf. Ik heb het eerst eens gelezen en daarna kun je proberen de tekst in gedeeltes te verdelen; er lijken bepaalde overgangen aanwezig. Ik heb er ook aanduidingen bij gezet. Ik heb deze analyse bij anderen opgezocht en bevraagd, maar blijkt onbekend.

Deel 1-ruimte/tijd

2 Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit het land Egypte , uit het slavenhuis, geleid heeft.

Deel 2-voorstelling

3 U zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.

4 U zult voor uzelf geen beeld maken, geen enkele afbeelding van wat boven in de hemel, of beneden op de aarde of in het water onder de aarde is.

5 U zult zich daarvoor niet neerbuigen, en die niet dienen, want Ik, de HEERE, uw God, ben een na-ijverig God, Die de misdaad van de vaderen vergeldt aan de kinderen, aan het derde en vierde geslacht van hen die Mij haten,

6 maar Die barmhartigheid doet aan duizenden van hen die Mij liefhebben en Mijn geboden in acht nemen.

7 U zult de Naam van de HEERE, uw God, niet ijdel gebruiken, want de HEERE zal niet voor onschuldig houden wie Zijn Naam ijdel gebruikt.

Deel 3 — wil

8 Gedenk de sabbatdag, dat u die heiligt.

9 Zes dagen zult u arbeiden en al uw werk doen,

10 maar de zevende dag is de sabbat van de HEERE, uw God. Dan zult u geen enkel werk doen, u, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienaar, noch uw dienares, noch uw vee, noch uw vreemdeling die binnen uw poorten is.

11 Want in zes dagen heeft de HEERE de hemel en de aarde gemaakt, de zee, en al wat erin is, en Hij rustte op de zevende dag. Daarom zegende de HEERE de sabbatdag, en heiligde die.

Deel 4-ruimte/tijd

12 Eer uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land dat de HEERE, uw God, u geeft.

Toelichting

Opvallend: vers 2 begint met een land Egypte “van slavendrijvers”; daar werden de mensen uitgeleid, in het verleden. Het bevat de elementen “tijd” en “ruimte”.

En vers 12 ook. Daar eindigt het met een land “van je vader en moeder”, dat wordt aan de mensen gegeven, en daar worden je dagen verlengd, in de toekomst. Het geeft context in ruimte en tijd; in welk land je je bevindt, en qua tijd naar het verleden terug en naar de toekomst toe. Hier zie je de elementen “tijd” en “ruimte”.

In het middengedeelte zitten de elementen “voorstelling” en “wil”. De verzen 3–4–5–6–7 gaan er vooral over dat mensen geen andere goden moeten aanbidden, je moet geen andere voorstelling boven God plaatsen: geen vals label (naam) op God plakken, geen vals beeld maken.

De verzen 8–9–10 gaan erover dat je de sabbat moet gedenken, je moet geen werken doen, ja je moet de sabbat zien als een heilige dag. Je moet ook geen valse ontkenning doen van Gods werk, zijn scheppingswerk (vers 11). Met andere woorden: niets anders willen, element “de wil”.

Het element “voorstelling” in vers 3 t/m 7 is dus meer van de bovenkant, geen voorstelling plaatsen boven God, niet van de bovenkant God een “andere hoed op zetten”; of denken dat jij God kan voorbijstreven in zijn verlossingskracht/barmhartigheid. De wil in vers 8 t/m 10 is meer van de onderkant, je moet Gods wil niet van de onderkant ondermijnen, “ondertunnelen”, door je eigen werken voor die van God te stellen of door afbreuk te doen aan zijn scheppingswerk door dat “im Frage” te stellen of proberen te evenaren met jouw eigen maaksels.

Dit onderscheid is fundamenteel. Het is iets wat ik in mijn “werkdocument Theologie 2023” verder heb uitgewerkt, over hoe mensen een “scheve schaats” kunnen rijden, op twee verschillende manieren. Ik had daarvoor twee personen van Twitter geanalyseerd. Ik noem ze met codenaam V1 en V3. V1 zit “te hoog”. Dat type mensen zijn positief ingesteld, lekker lichtvoetig, charmant, overtuigend, communicatief sterk. Maar zij kunnen wel wat lichtvaardig zijn door zomaar wat lichtvaardig, zonder kennis van zaken, te beweren “ik ben christen”, “ik geloof”; dat zijn mensen die vaak communicatief sterk zijn, maar dat kan een manco hebben, namelijk je “floept er maar wat uit”. Deze mensen maken te snel “foute voorstellingen”.

Het tweede type V3 is juist te zwaarmoedig zijn en denken dat het allemaal heel serieus moet, en hebben dan het idee dat ze te zwaar moeten werken. Deze mensen zijn teveel bezig met hun eigen “wil”. Ziet u de elementen “wil” en “voorstelling”?

Deel 5

13 U zult niet doodslaan.

14 U zult niet echtbreken.

15 U zult niet stelen.

16 U zult geen vals getuigenis spreken tegen uw naaste.

Deel 6

17 U zult niet begeren het huis van uw naaste. U zult niet begeren de vrouw van uw naaste, noch zijn dienaar, noch zijn dienares, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets wat van uw naaste is.

Dit is het tweede deel van de Tien geboden. Het lijkt op het eerste gezicht een “bij elkaar geraapt zooitje” of “algemeenheden” die sowieso wel gelden, ongeacht uit welke cultuur je komt. Maar ook dit kon wel eens zeer secuur opgebouwd stukje tekst zijn. Het gaat hier om de verhouding tussen mensen onderling. Dat maakt het wat anders. Maar het kan ook een-op-een overgezet worden naar de verhouding tussen mensen en God, zo verschillend is dat ook weer niet, het is toch een realiteit.

Daarvoor zou ik twee types persoonlijkheid nog een keer kunnen opvoeren; deze twee heb ik gebruikt in de tekst “Meditaties” hier op Medium.

V1 is druk bezig zichzelf als christen te promoten; hartstikke schattig, maar beetje lichtvaardig; terwijl je toch geen valse getuigenis zou moeten afleggen (het negende gebod). Zo’n persoon zou je (spreekwoordelijk!) wel kunnen slaan. Maar je gaat natuurlijk geen mensen slaan, laat staan “doodslaan”, dat zou natuurlijk helemaal idioot zijn (het zesde gebod).

V3 is de perfecte beelddrager: altijd in de kerk, nog bezig met extra activiteiten, niet bezig met prietpraat en altijd serieus, maar ook in voor een lach. Voor een beelddrager van God zou je natuurlijk zo een ander aan de kant schuiven, gewoon patsboem (het zevende gebod). Maar waarom is het bij hen zo zwaarmoedig en serieus, daar is geen lol te beleven in hun kerk (of alleen als een goede gastpredikant komt). Oef wat een saaie boel, de standaard preken zijn heel lauw. En er zitten ook boeven tussen in hun kerk (sommige gastpredikanten, slechte dominees die zeer ijdel zijn). Ik dacht laatst ook: het is hier wel een roversbende, wat een gezichten; wat zouden ze hier te verbergen hebben, het lijkt wel alsof ze het beeld van God hebben gestolen (achtste gebod).

Op deze manier kan je ook de tweede helft van de Tien geboden dooranalyseren, en alles past als een deksel op een doosje. Ik had gisteren nog gekeken of deze analyse van de Tien geboden bekend is en lijkt niet het geval.

Het was mij opgevallen dat Johannes 17 lijkt afgestemd op Exodus 20. En logisch ook, want als Jezus zegt dat Hij de wil van de Vader doet, dan ui-ter-aard die 10 geboden, “welke anders?” zou je bijna denken.

Als je Johannes 17 goed nakijkt, dan zie je dat de tekst precies de woorden van Exodus 20 herhaalt, zij het soms door er iets af te doen of bij te doen.

Exodus 20:1 Toen sprak God al deze woorden:
2. Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit het land Egypte, uit het slavenhuis, geleid heeft.

Johannes 17:1 Dit sprak Jezus, en Hij sloeg Zijn ogen op naar de hemel en zei: Vader, het uur is gekomen, verheerlijk Uw Zoon, opdat ook Uw Zoon U verheerlijkt,
2. zoals U Hem macht gegeven hebt over alle vlees, opdat Hij eeuwig leven geeft aan allen die U Hem gegeven hebt.

Vergelijk “Toen sprak God” met “Dit sprak Jezus”; en “uit het slavenhuis geleid” is het equivalent van “macht over alle vlees”.

Daarna komen alle geboden een voor een aan de orde. In Exodus staat wat er moest gebeuren: geen andere goden voor Mijn aangezicht; en Jezus zegt hiermee in overeenstemming: dat zij U kennen, de enige waarachtige God:

Exodus 20:3 U zult [A] geen andere goden [B] voor Mijn aangezicht hebben.

Johannes 17:3 En dit is het eeuwige leven, [A} dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en [B] Jezus Christus, Die U gezonden hebt.

Zo gaat het met het tweede gebod ook, en de rest volgt daarna op identieke wijze, steeds zijn de woorden iets anders maar de opbouw is hetzelfde:

Exodus 20:4 [A] U zult voor uzelf [B] geen beeld maken, geen enkele afbeelding van wat boven in de hemel, of beneden op de aarde of in het water onder de aarde is.

Johannes 17:4 [A] Ik heb [B] U verheerlijkt op de aarde.

Het derde gebod: naam niet ijdel gebruiken:

Exodus 20:7 U zult de Naam van de HEERE, uw God, niet ijdel gebruiken,

Johannes 17:6 Ik heb Uw Naam geopenbaard aan de mensen die U Mij uit de wereld gegeven hebt.

Het vierde gebod: gedenk de Sabbatdag, vgl. neem het Woord aan:

Exodus 20:8 Gedenk de sabbatdag, dat u die heiligt.

Johannes 17:8 Want de woorden die U Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, en zij hebben ze aangenomen

Het vijfde gebod: eer uw vader en uw moeder; vgl “wat van Mij is, is van U”, “wij zijn toch familie”

Exodus 20:12 Eer uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land dat de HEERE, uw God, u geeft.

Johannes 17:10 En al wat van Mij is, is van U, en wat van U is, is van Mij; en Ik ben in hen verheerlijkt.

Het zesde gebod: niet doodslaan, vgl “bewaren” in Uw Naam, “niet verloren gaan”

Exodus 20:13 U zult niet doodslaan.

Johannes 17:12 Toen Ik met hen in de wereld was, bewaarde Ik hen in Uw Naam. Hen die U Mij gegeven hebt, heb Ik bewaard en niemand uit hen is verloren gegaan dan de zoon van het verderf, opdat de Schrift vervuld wordt.

Het zevende gebod: niet echtbreken vgl “Uw woord gegeven” zoals op een bruiloft “het ja-woord geven”:

Exodus 20:14 U zult niet echtbreken.

Johannes 17:14 Ik heb hun Uw woord gegeven, en de wereld heeft hen gehaat, omdat zij niet van de wereld zijn, zoals Ik niet van de wereld ben.

Het achtste gebod: niet stelen; vgl “niet wegneemt”

Exodus 20:15 U zult niet stelen.

Johannes 17:15 Ik bid niet dat U hen uit de wereld wegneemt, maar dat U hen bewaart voor de boze.

Het negende gebod: geen valse getuigenis:

Exodus 20:16 U zult geen vals getuigenis spreken tegen uw naaste.

Johannes 17:17 Heilig hen door Uw waarheid; Uw woord is de waarheid.

Het tiende gebod: begeer niet het huis van uw naaste; vgl. “allemaal één zijn”:

Exodus 20:17 U zult niet begeren het huis van uw naaste. U zult niet begeren de vrouw van uw naaste, noch zijn dienaar, noch zijn dienares, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets wat van uw naaste is.

Johannes 17:20 En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen die door hun woord in Mij zullen geloven,
21. opdat zij allen één zullen zijn, zoals U, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons één zullen zijn, opdat de wereld zal geloven dat U Mij gezonden hebt.

--

--