Gerieke

Maurice
Being and Time
Published in
115 min readJul 31, 2022

Gerieke

1.

Vijf over twaalf: de ochtendlessen zitten erop, lunch, tijd voor de innerlijke mens. De dag is ingedeeld volgens onze behoefte aan voedsel, vanuit dit oogpunt is het eigenlijk eerder vreemd dan logisch dat in romans de innerlijke mens vooral een geestelijk wezen is.

Het is een paar passen van het leslokaal naar het restaurant, normaal pak je bij de deur je dienblad en volg je de pijlen op de grond naar de vitrines, terwijl je in je gedachten al iets lekkers kiest. Ik was blij een aantal mensen te hebben afgesneden bij de ingang, maar kwam toen meteen in een rij terecht, want vooraan inspecteren twee meisjes uitvoerig de belegde broodjes.

Ik dacht: “help mij een beetje, wie duwt ze in de rug”, maar het vreemde was, niemand maakt zich er boos over! Ik voelde mij bij het zien van die rij echter al meteen van binnen boos worden en dit gevoel werd alleen maar groter bij het zien van de twee meisjes die het veroorzaken.

Op momenten zoals deze krijg ik een gevoel waar je eigenlijk geen weerstand aan kan bieden en mij dringend ergens op moet afreageren! Ik zou ze kunnen slaan, maar aan de andere kant wil ik mij ook weer niet helemaal buiten de maatschappij plaatsen.

Ze zeggen dat je je ook in taal goed kunt afreageren, daar hoef je je niet te beheersen, misschien dat mensen daarom zoveel vloeken, maar dat bevalt mij niet. Als je vloekt is het alsof het leven niets waard is, maar dat is onzin; ik ben niet voor niets hyperreligieus: er zijn twee dingen die ik niet doe: vloeken en werken op zondag.

Alleen het aantal onderdelen waaruit het bestaat mag voor mij wat minder zijn: een paar minder van deze kleine struikrovers die jouw kostbare tijd ontvreemden!

Als u mij toestaat, zou ik mijn mening zou kunnen verwoorden in een stukje tekst met opschrift “10 dingen om niet te doen in een restaurant”, daar kan ik ook wel boosheid in kwijt. Als ik u kan meenemen in een persoonlijk onderzoek dat zou mij bovendien een fijn gevoel van binnen geven doordat wij iets intiems kunnen delen.

Misschien dat het daardoor verwarrend voor u wordt wat ik nu eigenlijk wil uiten: boosheid of een gevoel van verliefdheid, ik zag u ook al kijken naar mijn kleding. Ik weet het: bepaald een treffende observatie nadat ik uw ogen zag afdwalen op een weg naar beneden bij gebrek aan geestelijk voedsel; en ik geef toe, deze rok is eigenlijk te kort, aan de andere kant, mijn benen zijn te lang. Maar ik zal proberen mijn woorden zo goed mogelijk te kiezen, zodat het voor u niet verwarrend hoeft te worden! Ik krijg vaak commentaar op mijn schrijfstijl, volgens mijn docenten haal ik teveel dingen door elkaar, en maak ik te weinig gebruik van witregels en teveel van puntkomma’s, maar voor u zal ik mijn best doen het goed te formuleren. En hoe moeilijk kan het eigenlijk ook zijn om iets te kiezen uit een menu in dit restaurant: neem gewoon het eerste het beste dat in je opkomt!

Misschien dat u denkt dat ik dit nu ter plekke verzin: niet dus, dit baseer ik op Genesis 3. Ze moeten soms een beetje om mij lachen en dan zeggen ze: jij bent altijd zo lekker boos over iets, of ze zeggen dat ik juist helemaal ergens in kan opgaan waardoor ik aan niets anders meer denk. Dat merk je aan de buitenkant, mijn ogen worden groot en ik krijg rode wangen, kunt u dat bij mij zien? Misschien dat het daardoor weer verwarrend wordt, alsof ik toch “wanhopig” ben. Niet waar! Het gaat hier om geestelijke waarheden. Ik zal het u desnoods nog met meer details uitleggen: er zit een vervelend soort nieuwsgierigheid in mensen, als het om het fysieke gaat, en deze twee meisjes stonden bij de vitrine als Adam en Eva bij de boom van kennis van goed en kwaad. Al liggen er 100 broodjes in de vitrine, zij moeten altijd per se de beste hebben. Maar het gaat hier om bróódjes mensen, hier kun je gewoon voorbijlopen en willekeurig iets meegrissen.

Misschien bent u er ook zo één die het alleen om het fysieke gaat, al zal ik u het voordeel van de twijfel geven en uw vragen beschouwen als waardering voor wie ik ben! Kijk, het enthousiasme is wat u aan de buitenkant ziet. Maar om erachter te komen waardoor dit komt, zal ik moeten toelaten om in de binnenkant van mijn gedachten cirkel. Misschien dat u zich zult verbazen wat een grote hoeveelheid dingen zich in zo’n klein gebied kan bevinden, je hebt hier onder andere mijn intiemste geheimen: afblijven! U bent alleen hier, omdat ik u wil meenemen naar de hoek waar ik mijn vastgestelde doelen bewaar, mijn verwachtingen. Misschien namelijk dat u mijn opvattingen over het kiezen van broodjes zult afkeuren, en zeggen dat ik “onverschillig” bent, of dat ik niet weet hoe je echt moet “genieten” van het leven. Maar nee, ik ben niet onverschillig, en ik kan ook genieten, misschien beter dan u, omdat het bij broodjes zo werkt dat ze voor mij allemaal voldoende waarde vertegenwoordigen om van te eten: het zijn immers maar broodjes, ook al vertegenwoordigen ze allemaal een ander “thema” zoals kaas, vis of tomaat.

Het is wel lastig dit met andere mensen te delen: ze maken zich alsmaar druk om onbenulligheden. Ik zou wel eens willen weten waar de mensen zijn die er net zo over denken als ik, en specifiek “die ene”, “de ware”. Als u nu na al deze woorden nog niet zou begrijpen waar ik voor sta, dan bent ú het vast niet, en zou ik mij echt wel een beetje wanhopig voelen en niet meer goed weten wat ik verder tegen ú zou moeten zeggen. Ik zou dan echt nog maar één oplossing weten, die ik normaal tot het laatst zou bewaren, want ik ben bang dat daardoor het onderscheid inderdaad zoek raakt tussen of ik nu boos ben of wanhopig; want als ik u niet ken zou ik u zomaar langs kunnen lopen, omdat uw leven voor mij geen enkele relevantie heeft; maar als ik u toevallig al eens heb gezien, en misschien al voor enige tijd zoals nu tegen u aan het praten ben en er iets van een gevoel is overgesprongen, een gevoel van herkenning, wilt u mij dan excuseren, ook al ken ik u nog niet zo heel goed, dat ik u bij het afscheid zal omhelzen en kussen?

2.

De meisjes hadden de rij lang opgehouden, maar uiteindelijk een keuze gemaakt, goed voor hen! Ik heb tomatensoep gekozen, eenvoudig lekker en staat ook zo leuk bij mijn haar, vooral als de zon erop schijnt. Ik zou met dit weer eigenlijk op het terras willen zitten, maar dat moet ik vermijden, voor mij als hooikoortspatiënt; ik neem een ​​tafel binnen bij het raam. Misschien dat u dit overdreven vindt, maar ik denk tenminste aan mijn gezondheid en dat heb ik bij u nog niet gemerkt! Ik heb u net wat onthuld van mijn geheimen en hoeveel heb ik daar tot nu voor teruggekregen?

Hé, daar heb je Marie, ze zwaait, wil zij bij mij komen zitten? Nee, ze loopt door. Ze heeft wellicht last van haar ADHD, in die toestand kan ik haar ook beter niet spreken: hoe drukker ze is, hoe dichter de woorden bij elkaar staan, waardoor er niets meer tussen te krijgen is. En ik hou juist zo van taal, maar alleen als je je alles een beetje goed en verstandig formuleert! Niet dat ik overigens iets te melden heb, want ze spreekt het liefst over emotionele zaken, die zich bij haar van minuut tot minuut voordoen, maar bij mij een aantal jaar al niet meer. Want wat staat er in mijn agenda, hoe ziet het eruit, hoe staat het deze week met mijn leven, dat zich in een onveranderlijk bevroren toestand bevindt, staat er iets te gebeuren? Het is natuurlijk nog maar een korte week: morgenochtend geen les en vrijdag een tandartsafspraak. Daar kan ik een half uur bijtanken wat betreft mijn structurele tekort aan intimiteit.

Waar is Louis, dat is tenminste iemand met wie ik het wel kan vinden, en die ik nodig heb om de andere stoel aan mijn tafeltje te vullen en mij te amuseren met een paar leuke Twitter-berichtjes? Hij loopt zeker weer in de pauze in het park, alsof hij niet van mensen houdt; alsof hij niet van mij houdt (wat ik hem moeilijk kan verwijten).

Vandaag hoeft hij tenminste niet in de regen te lopen, maar ik zou toch het fijner vinden als hij hier bij mij zat. Het is fijn om met Louis aan tafel te zitten, hij is leuk om mee te praten. Ik zou ook in het weekend een pagina van mijn dagboek met hem kunnen vullen. Hij heeft eigenlijk teveel losse draadjes in zijn hoofd, hij heeft geen vriendin nodig, maar een psycholoog. Maar dat is natuurlijk dubbelzinnig: om iemand zowel aardig als gek te vinden. Als ik een slechte dag heb, en niet toevallig iets anders te doen heb, verander ik misschien van gedachten.

Ik zou ook een dag in het weekend kunnen delen met Jakob, onze leraar literatuurgeschiedenis. Ik volg zijn lessen nu al een jaar, en ook zijn Twitter account, en als hij iets bijzonder vindt, dan ben ik het eigenlijk altijd met hem eens. Jakob weet veel en heeft ook publicaties op zijn naam staan, maar je kunt merken dat hij tussen de lessen over oude schrijvers door iets wil verduidelijken over zichzelf, en zijn wankele relatie met de wereld. Ik snap het echter niet helemaal, ik zou willen dat hij het aan mij zou verduidelijken. Als hij het moeilijk vindt om het hier te doen, zou het ook in het weekend mogen!

Het zou eigenlijk wel in het weekend moeten, anders kan niet. Het is ongebruikelijk dat zij zich tijdens de lunch met studenten onderhouden, zodat het gek zou zijn bij hun tafeltje aan te schuiven, zelfs niet voor even. Maar zou ik ‘s nachts eens “per ongeluk” door zijn slaapkamerraam naar binnen klimmen om hem een ​​kus te geven? Mogelijk!

Het is niet de eerste keer dat ik iets voel voor een leraar: de eerste was de wiskundeleraar op de middelbare school. Ik vond hem interessant door de manier waarop hij les gaf, want zat er ook niet een beetje gevoel in de manier waarop hij kansberekening uitlegde? Wat zorgde er anders voor, dat ik na mijn afstuderen, op dit eindexamenfeestje dus, op een persoonlijke manier tegen hem begon te praten:

- Mag ik u iets vragen?

- Over wiskunde? Jij was mijn beste leerling. Maar je hebt nu je diploma! zei hij.

- Nee, nee, . . . of we zoenen.

Ik had deze vraag gesteld omdat hij me vrij formeel had gefeliciteerd met mijn diploma, niet de manier waarop ik van hem felicitaties in ontvangst wilde nemen. Dat mijn blauwe vest half van mijn schouder was gegleden was toeval, maar niet dat ik na het zoenen zei, net in die kleine ruimte voordat hij teveel zou gaan nadenken of beginnen met praten over school:

- Dit was wel wat kort!

Dat was wellicht een vreemde constatering, en ook heel kort, zowel naar vorm als naar inhoud. Maar ik had gelezen in een artikel in “Psychologie” dat als je maar snel genoeg communiceert, je onbeperkt de meest onmogelijke vragen kunt stellen, ze belanden dan niet in het deel van het hoofd waar ze op morele bezwaren stuiten. En inderdaad, want hij zei zonder dat hij rood werd, en met een voorzichtige glimlach:

- Hoe stel je het dan voor?

Hieruit kon ik afleiden dat mijn vraag inderdaad niet was afgeketst op morele bezwaren! Maar het belandde kennelijk ook niet in het deel waar vragen met een volmondig ja worden beantwoord, het was ergens tussenin blijven hangen in een gebied waar je vastloopt op praktische uitwerkingen. Ik zei:

- Niet zo moeilijk: we lopen een voor een apart naar buiten

Een wiskundeleraar! Hoe kon hij dat sommetje niet oplossen?

Dit was trouwens wel eenmalig. Niet dat hij niet aandrong om mij vaker te zien, maar mij stond de opdringerige toon niet aan, dus ik zei: nee. Eerst vriendelijk, daarna vijandig: verkeerd verbonden, en toen geblokkeerd. Want weet u niet, dat u zojuist had meegedaan aan een experiment? Kon u het niet begrijpen, dat u hiervoor was uitgekozen, een onderzoek waarbij twee vragen in dezelfde tijd beantwoord zouden moeten worden: wat maakt een man aantrekkelijk voor een vrouw? en bij wie moet je dan zijn? Wat dat betreft was het experiment geslaagd. Je komt dan van de experiment- in de analysefase. Je kunt, als je zo’n situatie wilt analyseren selecteren op de setting (examenfeestje), handeling (zoenen), atmosfeer (broeierig), maar waarom zou je het op iets anders beoordelen dan op iets wat deze leraren gemeenschappelijk hadden, en eerder verwijst naar een geestelijke kenmerk: volwassenheid! Deze leraren waren telkens volwassenen. Dat maakte ze kennelijk aantrekkelijk. Het tweede wat naar voren kwam: dit heeft schijnbaar een lading waarbij ik beslist niet teveel naar kalenderleeftijd zou moeten kijken; het was duidelijk geworden wat hier belangrijk was, namelijk volwassenenheid en ik voelde mij zelf door deze gebeurtenis al een stuk volwassener, terwijl de leraar door zijn vragen achteraf onder de meerderjarigheidsgrens was gezakt.

3.

Misschien verwijt u mij dit experiment. Maar het is soms lastig je eigen gevoelens te onderzoeken puur theoretisch, soms moet je iets proberen in de praktijk. Bovendien: ik ben er héél vroeg mee begonnen, met dit onderzoek, maar het ging niet.

Ik had een doel gezet, en dat was het delen van gevoelens, er was een gevoel en dat wilde ik met iemand kunnen delen, maar ondanks dat ik er vroeg mee begon, wilde het steeds niet lukken!

De wens was er eigenlijk al vroeg, om gevoelens te delen, direct nadat mijn ouders waren gescheiden. Ik was toen zes jaar oud. Ik geloof dat ik het toen direct begon te proberen (gevoelens delen), na een week bij mijn grootouders te hebben verbleven. Zij zeiden: ga maar terug naar je moeder. Mijn moeder zei: ga maar terug naar school. Ik ging toen naar school, het was maar kort, vijf minuten lopen, maar met veel verdriet, terwijl ik daar niet over had kunnen praten (en mijn vader was weg). Dus hoopte ik erover te kunnen praten met klasgenootjes. Ik herinner mij van die dag dat ik later op school kwam, zo tegen lunchtijd, later dan normaal, iedereen was buiten op het schoolplein, en de zon scheen. Simone — klasgenootje, beste vriendin van toen — kwam meteen naar me toe en vroeg hoe het met me ging. Ik zag aan haar blik dat ze het oprecht meende. Ik wilde het haar gaan vertellen, iets zeggen over mijn verdriet, in kindertaal natuurlijk, maar wel oprecht, alleen: de anderen riepen op dat moment dat ze niet moest treuzelen want zij speelden verstoppertje, en zij moest zoeken!

Hierdoor wist ik tenminste dat er mensen zijn die een gevoel hebben; al bleek ook dat het niet echt altijd lukt om erover te praten. Ik ging toen naar het bankje waar de onderwijzers zaten. Ik nam aan dat volwassenen misschien niet per sé aardiger zijn, je hoort ze soms boos praten, maar wel beter weten hoe je over je gevoelens praat en daar ook meer tijd voor hebben!

Maar wat was dit nu: ze zeiden dat ik maar beter terug kon gaan om met de andere kinderen te spelen, zij speelde verstoppertje, dat vond ik toch zo leuk! Ik las zelfs nog in hun ogen, voordat ze dit zeiden, het ongemak, dat ik ze tijdens hun lunch kwam storen.

Vanaf dat moment draaide mijn hoofd op volle toeren om te begrijpen waar de aardige mensen zijn met wie je gevoelens kunt delen. Dit bleek niet gemakkelijk, zodat er al snel meer dan tien jaren verstreken met wachten.

Ik had dat toen eigenlijk niet door, maar er groeide wel iets op de achtergrond. Misschien, als u mij toen had ontmoet, toen ik tot deze conclusie kwam, een jaar of tien later, ongeveer toen ik zestien was, had u het gezien in mijn ogen, ook al kon ik het zelf toen niet ontdekken.

U zou logica kunnen toepassen: het is heel normaal dat er op een bepaalde leeftijd bepaalde dingen gebeuren in het leven van een meisje. Misschien vindt u het gemakkelijker om te letten op uiterlijke veranderingen, dan had u kunnen zien hoe mijn lichaam was veranderd. Maar had u niet gezien dat er op de achtergrond ook iets was veranderd, namelijk dat daar een nieuwe, innerlijke overtuiging aan het groeien was? Het had nog geen duidelijke vorm, “geestelijke volwassenheid” kon je het al helemaal niet noemen, het waren was losse “routines” of “plagerijtjes”. Je kunt er mensen mee uit balans brengen, ze bevrijden van hun te hoge verwachtingen, wat ze normaal het leven of de waarheid noemen, maar eigenlijk gewoon simpele genietingen zijn, waar ze niet zoveel aandacht aan zouden moeten besteden. Je draait je vork in je favoriete eten en je moeder vraagt:

- Vind je mijn lasagne niet meer lekker?

Maar wie is het die dit voedsel van haar vork haalt? Juist, ja, nieuw op de wereld: je innerlijke realiteit! Zij wilde vandaag iets anders proberen. Door dit te doen, kun je je wat gespannen moeder-dochterband wat reorganiseren. In de weekenden met mijn vader gebruikte ik een andere strategie: quasi-positieve antwoorden.

- Wil je gaan wandelen?

- Is goed.

- Of fiets je liever?

- Ook prima.

Het resultaat was dat er niets gebeurde. Misschien praat hij liever met mij? Ook goed. Waar wil je over praten? Maakt niet uit, ik vind alles leuk. Ha ha ha.

Omdat zijn nieuwe vriendin vaak aanwezig was, moest ik ook een oplossing voor haar bedenken. Deze vrouw was erg slim, je zou haast denken dat mijn vader haar had uitgekozen als kopie van mijzelf, dus hier moest ik oppassen. Ik had echter een idee: een valse illusie van normaliteit creëren, wat gek genoeg zou benadrukken dat zij juist geen familie is. Ik vroeg haar bijvoorbeeld:

- Hoe gaat het eigenlijk met je moeder?

Dit lukte. Het was bijzonder dat zo’n normale vraag zoveel woede kan opwekken. Ik benijdde mezelf om deze nieuwe, losse relatie met de wereld, en beklaagde anderen dat zij er zo aan vast zaten.

Je kunt langs een tafel lopen en er valt een vaas om, met of zonder water erin, maakt niet uit. Je kunt dit gedrag “irritant” noemen, maar het komt voort uit een idee, dus er zit een moraal in.

Als u mij in die tijd had ontmoet, en had gekeken naar de interactie binnen ons gezin, dan had u dus kunnen zien hoe in mij een innerlijke overtuiging groeide. Als u tenminste een beetje had opgelet. Misschien had u dat niet kunnen herkennen, als u alleen op de uiterlijke veranderingen had gelet, foei trouwens bij een minderjarige, terwijl u misschien twee of driemaal mijn leeftijd bent!

Nu ik het erover heb, was u dat, die man buiten met dat kleine hondje, toen ik die ene keer vergeten had de gordijnen dicht te doen? Dan heeft u mij dus zien omkleden! Echt heel fout om zo naar een zestienjarige te kijken. U weet vast wel dat ik heel boos keek!

Goed, u heeft mij dus goed kunnen zien, maar als ik inderdaad binnen bereik van uw nieuwsgierige ogen stond: kon u dan tegelijkertijd ook zien dat er aan de andere kant, ergens op de achtergrond, iets was gebeurd, heeft u daar ook op gelet, namelijk dat er een innerlijke overtuiging in mij was gegroeid?

Nee, had u dat helemaal niet gezien? Dat is een beetje raar. Wat had ik dan moeten doen? Had ik dan naar buiten moeten komen, had u het dan wel geraden; of had ik mij letterlijk tegen u moeten aandrukken? Dat is dan wel heel merkwaardig, dat u zo bijziend bent dat ik zo dicht bij u moet komen, daar geloof ik niets van, u houdt mij voor de gek (dat is misleiding, heel erg bij minderjarigen). En helemaal dat ik zo dicht bij u zou moeten komen, dat u mij kon aanraken, alsof u net zoveel van mijn lichaam houdt als ik zelf; u houdt u mij nu weer voor de gek zeker!!

Maar u zou mij niet mogen aanraken als u niet eerst een raadsel zou oplossen, want een kort fysiek contact kan leuk zijn, u moet ook het morele aspect niet vergeten, en dat weegt voor mij het zwaarst. Ik had voor u wel een goede, waarmee we gelijk zouden kunnen vaststellen of u erop had gelet dat in mij een nieuwe innerlijke overtuiging is gegroeid. Het zou luiden:

- welke twee eigenschappen kunt u op mijn gezicht lezen?

Dan bedoel ik niet boosheid, ook zou u dat natuurlijk direct zeggen, en al was dat antwoord strikt genomen ook juist: ik word snel boos, u ziet het, mijn ogen worden groot en mijn wangen rood; misschien dat het daardoor verwarrend voor u was wat ik nu eigenlijk zou willen als ik voor u kwam staan. Maar nee zeg, houd toch eens op. Ik had gewild dat u, ook als ik voor u zou staan, of juist daarom, u heel serieus zou zijn geworden, en dat u niet zomaar wat in het wilde weg zou gaan raden, maar dat u zich echt goed zou moeten gaan concentreren. Misschien dat, als u het goed had geraden, het romantisch was geworden, maar het was dan wel de vraag of u de twee goede antwoorden had gegeven.

Het is natuurlijk een beetje mal, want deze situatie heeft zich in feite nooit echt voorgedaan, wij hadden elkaar maximaal door het raam gezien, maar als u het nou achteraf zou raden, had u het dan wel geweten? Ik zal u de antwoorden geven: “verbazing” is het eerste goede antwoord, vanwege de verbazing waarmee ik naar andere mensen keek, waarom zij hun prioriteiten zo verkeerd stelden in het leven, en “opluchting” zou het tweede goede antwoord zijn, doordat ik zag wat voor problemen zij er door kregen, waar ik geen last van had.

4.

Zo kan je innerlijke overtuiging zich versterken. Al krijg je soms nieuwe uitdagingen. Deze keer was het op de middelbare school en ging het om het verlangen naar een relatie met een jongen. Dat verlangen was ooit ergens vandaan gekomen, ik weet ook niet precies waar en wanneer, alhoewel, je ziet al die films over relaties, mensen praten erover, en welk meisje zou niet ooit eens een relatie willen, zodat ik het ook probeerde (of iemand probeerde het met mij, dat is nooit duidelijk geworden, omdat het van beiden kanten kwam). Maar deze relatie kon in mijn geval niet verder uitgroeien, omdat het werd uitgemaakt (met een berichtje via de telefoon). En wie was het die dat berichtje verstuurde? U denkt misschien: die jongeman, of ik zelf? Nee, het was mijn innerlijke overtuiging :)

Alleen hoe kan dit, wat was hier intussen gebeurd: iets van een strijd. Van de vorige keer had ik namelijk iets overgehouden: een innerlijke overtuiging was gegroeid. Deze innerlijke overtuiging was een strijd begonnen. Zij had mij gevraagd of ik omwille van haar deze relatie zou opgeven en dat gebeurde. Het verlangen naar een relatie was er nog wel een tijdje, een losse blik naar deze jongen, een zoen, maar kon zich niet verder ontwikkelen. Om die reden maakte ik het toen uit met deze jongen, en ging ik later mee met de wiskundeleraar.

Achteraf besefte ik dat mijn innerlijke overtuiging op dat moment de strijd eigenlijk al had gewonnen. Ze verwachtte van mij niet dat ik van een relatie zou afzien, maar het zou iets delicaats moeten zijn, niet al dat gedoe wat deze jongen van mij verwachtte:

-gaan we iets doen?

-straks

-ah, straks :(

Dat was niet wat ik zocht, al wist ik nog niet precies wat hierachter zat. Dat moest ik nog uitvinden. Daarvoor ging ik naar de bibliotheek. Het was in deze periode belangrijk om zoveel mogelijk positieve, bekrachtigende argumenten te vinden voor mijn innerlijke overtuiging, daarvoor ging ik naar de bibliotheek, hier had u mij regelmatig kunnen zien zitten.

Misschien dat u mij daar ook al wel had gezien, als ik erover nadenk: was u dat misschien weer, de man die mij daar toen aansprak? Misschien herinnert u zich nog, welk boek ik las, of was u weer net als altijd alleen op de uiterlijke kenmerken aan het letten? Of herinnert u eerder welke kleding ik droeg: die lichte zomerjurk met bloemenmotief en een zwart vest waarvan ik zogenaamd onwillekeurig met mijn hand aan de knoopjes zat te draaien? “Zogenaamd onwillekeurig”, omdat ik zag dat ik u hiermee hypnotiseerde.

Maar herinnert u zich nog hoe het eindigde: u zat aan een tafel verderop en toen u opstond, was u een tijdje aan het treuzelen, totdat u keek naar mijn boek en mijn latente interesse voor u met één klap om zeep hielp door over mijn boek te vragen of dit “science fiction” was.

Woest!! maakte u mij daarmee, want nee!! zeg, het waren boeken over het christendom!!! Ik zag het wel, u keek scheel, want half naar mijn blouse en half naar de titel! Vertel eens, nu ik u toch weer zie: waarom liep u toen zo snel weg, u was ongetwijfeld bang dat achter mijn antwoord een waardeoordeel schuilging, niet waar? Nu, inderdaad, dat was ook zo: ik vond uw opmerking stom! Ik was immers bezig met religie, en u maakt daar iets belachelijks van! U had vast wel gezien dat ik boos keek, of niet, waarom dacht u anders dat mijn wangen begonnen te blozen, dacht u daaruit soms te moeten concluderen dat ik toch een diep verlangen naar u had? Nee zeg! Ik was boos, want ik was serieus het studeren en u haalt dat onderuit. Het was in deze periode juist belangrijk voor mij, en sorry dat ik mezelf herhaal, om zoveel mogelijk positieve argumenten te vinden voor mijn innerlijke overtuiging, ik zit daarom in deze bibliotheek en dan komt u met zo’n stomme opmerking!

Als u toen niet zo snel was weggelopen, had ik u daar iets meer over kunnen vertellen, of wat dacht u van een nieuw raadsel?! Misschien dat u teleurgesteld was dat het de vorige keer was misgegaan, en ik weet het ook wel, anders dan je hart, dat uit zichzelf klopt, kun je je eigen lichamelijkheid alleen voelen door tegendruk van een ander lichaam. Dacht u soms dat ik daar ongevoelig voor was? U had wel even naast mij mogen gaan zitten, dat zou ik niet vervelend hebben gevonden. Maar het is dus, als u nu denkt dat het direct romantisch was geworden, dat u wel weer een raadsel moeten oplossen, het gaat bij mij niet zonder raadsels. Wat ik u al de hele tijd probeer uit te leggen maar kennelijk zonder resultaat: er is bij alles een moreel aspect, want het is op zich waar, dat ik mijn blik een kort moment met die van u kan verbinden, als ik even in uw ogen kijk, en dat ik dankzij een kort fysiek contact we tegelijkertijd uw en mijn lichamelijkheid kunnen voelen, maar er is ook nog zoiets als de geest, je gedachten, ook op dat niveau wil je contact. Daarvoor kun je raadsels gebruiken, dat zijn van die leuke verbindingselementen. Ik zou u bijvoorbeeld het raadsel kunnen opgeven: is het slim om je verwachtingen in het leven op “hoog” of op “laag” te zeggen. Misschien dat u dan denkt: jij bedriegt, maar nee zeg ik dan, het antwoord staat hier op de pagina. Misschien dat u dan probeert over mijn schouder te kijken in mijn boek. Ha! Dan klap ik de pagina dicht, met mijn hand ertussen. Schat u in dat het antwoord “Hoog?” moet zijn. Hihi, en denkt u dat u dit antwoord zelf heeft verzonnen? Dat is uw onderbewustzijn, naarmate u zo dicht bij mij zit en u naar mij kijkt, schiet het antwoord direct omhoog. Bij dit spelletje laat ik niets aan het toeval over. Maar het is fout. Het antwoord is laag. Als je je verwachtingen op “hoog” zet, dan valt het leven tegen; maar als je ze op “laag” zet, dan vlieg je door het leven, alsof je echt kan vliegen. Het leven is dan niet een klein beetje eenvoudiger, maar wel duizend keer. Het is dan niet, alsof je het antwoord op vragen, zoals wat je kiest voor lunch stap voor stap moet beredeneren, maar je ziet het antwoord direct; alles gaat dan ineens met een factor duizend of miljoen keer zo snel.

De lunchtijd is ondertussen bijna voorbij, zie ik, dat is een bijkomend voordeel als je van je eigen ideeën houdt: de tijd vliegt met zo’n prettige interactie met je eigen gedachten. Aan de andere kant, ik hoef mij niet te haasten, want vanuit deze eigen innerlijke wereld is het maar een klein eindje naar de collegezalen, ik hoef maar uit mijzelf te treden en een gang over te steken. Wie loopt daar trouwens?

Wat is dat voor een onbekende jongeman die zich durft te begeven binnen het blikveld van mijn ogen? Welke rol speel jij in mijn leven?

MICHA

5.

Mocht u vandaag aan de deur komen: sorry, ik ben niet thuis. Ik zit in de trein. Druk desnoods een paar keer op de deurbel: niemand doet open. En voor de buurman: zet het volume van de radio maar hoger, laat mijn kopjes in de keukenkast nu maar dansen.

Voor de lokale maffia: je kunt mijn deur openbreken, maar er is niets te halen. Ik heb hier mijn portemonnee en laptop. Als jullie toch inbreken, geef dan de planten water.

Iemand hier in deze treincoupé die wil weten waar ik heen ga? Misschien u mevrouw, met wie bent u aan het bellen, wie is er aan de lijn? Is het uw papegaai? Heeft hij water nodig? Maar wilt u ook mijn bestemming weten?

Of u, meneer, verstopt achter een krant? Wat verbergt u daar? Misschien een glimlach, heeft u iets te vieren, bent u soms jarig? Ik wil u niet ongevoelig noemen, maar had u daar geen andere dag voor kunnen uitkiezen?

En u meneer met een petje op? Wat heeft u daaronder, de waarheid? Dat is een beetje vreemd, om de waarheid te verbergen onder uw pet, terwijl de hele wereld ernaar op zoek is!

Misschien ben jij meisje met die donkere, gotische kleren, geïnteresseerd waar ik naartoe ga? Wat een outfit! Stond je vanmorgen voor de kleerkast en vroeg je de duivel in persoon welke kleren je moest uitkiezen? Wil jij soms weten waar ik heen ga? Naar de hel? Nee, liever niet! Ik ga naar Amsterdam.

De trein reed er rechtstreeks naartoe, dwars door dichte bossen, soms rakelings langs een Hans en Grietje huis op een open plek. Misschien speelden zich daar in de verborgenheid kleine alledaagse drama’s af. Een jongen die over een bord spruitjes zit, zijn lepel in de lucht, terwijl zijn vader hem verwijten maakt omdat hij zo zijn best had gedaan met koken. Of ligt er een meisje te huilen op haar bed. Je hoort op de achtergrond wellicht de moeder iets zeggen, drie keer achter elkaar, uit een religieus principe, waarna het meisje een diepe ervaring heeft tot drie keer toe niet begrepen te worden. Misschien was ze toen stil, zodat haar moeder opgelucht ademhaalde, maar vergiste deze zich, doordat de enige reden dat het meisje stopte met huilen, was gelegen in het feit dat haar ziel was verdwenen door een gat in het dak. Een andere trein passeerde ons uit de tegenovergestelde richting in deze smalle corridor. Over een paar uur zit ik weer in de trein, maar dan andersom. Wat zal ik me dan herinneren? Ik zet mijn kaarten op twee dingen: ten eerste de afspraak met de docent op de universiteit, wordt mijn artikel goed ontvangen, en wordt er een project van gemaakt, en ten tweede de andere studente die op dit gebied bezig is. Maar hoeveel van deze doelen zal worden gehaald, en wat als ik dan ‘s avonds terugkom met die andere trein, wat het eerste betreft, het project, heb ik daar dan wat mee behaald; en wat betreft dat tweede, is daar iets bereikt of zit ik ‘s avonds mezelf opnieuw af te zonderen in mijn eigen eenzaamheid?

Na Utrecht stapte het gotische meisje uit de trein. Misschien in de Jaarbeurs een bijeenkomst van duistere zusjes? En wat gaan jullie daar doen, welke attracties zijn er? Of is iedereen daar een attractie op zichzelf? Ook de man met de krant verdween. Er stapten nieuwe mensen in. Ik keek naar hen, zij keken met een zekere grimmigheid terug. Behalve een meisje met een blauwe jas. Wat zie jij er anders uit! Wat een slimme keuze! Volgens sommigen is blauw de kleur van de ziel, zo ja, dan bestaat de ziel van de mens wellicht ook uit de stof van deze jas.

Waarom kijk je trouwens zo boos? Komt dat door wat in je boek staat? Staat dit op enige manier in relatie tot jou zelf? Jij zou wel de hoofdpersoon in een boek kunnen spelen. Als er maar geen moord in plaatsvindt. Je hebt een speciaal paar ogen, waarvan het zonde zou zijn dat ze niets meer zien.

De trein reed de stad Utrecht uit en het beeld veranderde. Hier geen bossen met verticale bomen die zich uitstrekken tot de zon, maar een vlak landschap met horizontale lijnen van sloten en wegen. De snelheid van de trein bleef toenemen, hij trok er een rechte streep doorheen. Op sommige plaatsen waren diagonale lijnen te zien, kruisen van windmolenbladen; op één plek een scheve poort. Er waren enkele dorpen aan de horizon. De zon keek hen met een warme glimlach aan, misschien blij dat de huizen er zo mooi bij elkaar stonden. Maar wat verbergen jullie daar in die huizen, wat zitten jullie daar te doen zonder degelijk excuus? Zijn het dromen die jullie daar verbergen, dromen van een tijdloos bestaan ​​van licht en warmte, waarvoor tweeduizend jaar iemand uit zijn graf opstond?

Zie jij, onbekend meisje met een blauwe jas, ook al die onvoorstelbare dingen? Wat zie je er bedachtzaam uit! Er hangt een bepaalde stilte om je heen, alsof dat je ruimte is waar je jouw antwoorden verbergt.

De trein vervolgde zijn weg door het landschap: hier was het een opsomming van steeds meer velden met slootjes eromheen. In dit deel van Nederland was de ruimte mooi afgebakend. Hier was het een toonbeeld van netheid, lijnen met daartussen vierkante of rechthoekige vlakken; was hier een onzichtbare Kandinsky aan het werk geweest? Groene weiden, sloten met water, een oppervlak dat erg kwetsbaar was maar toch sterk genoeg om kleine witte lelies te dragen. Er zwommen eenden of zwanen. Andere dingen hadden genoeg energie om er bovenuit te stijgen, zoals een groep seringen langs het spoor. Hé, ik zag sommigen van jullie vanmorgen op weg naar het station! Wat is dat voor zoete geur, die jullie over de wereld verspreiden, op onbekende wijze en op onverwachte momenten? Er stond ook een rij populieren met nieuw groen blad, pas vandaag ontloken na de eerste zonnige lentedagen: wat zijn dat voor kleine blaadjes, en waarom staat daar geen tekst op, waarom is dat onleesbaar gemaakt? Een lelijke oude kraai vloog de lucht in. Lach je me uit, hè? Heel slim, nu ik in een trein achter stevig glas zit! Maar jij merel, hoog in de boom. Hallo! Hoe gaat het met je? Waarom draag je een zwarte sluier? En wat is dat voor een droevig lied, dat ik door het glas niet kan horen, maar waarin ik iets van een mooi, maar verloren leven vermoed? Zing je over je zus? Ik zag haar gisteren in de tuin, geloof ik. Maar wat is er nu gebeurd? Leeft ze niet meer? Weefden kleine kinderen een graftombe van dunne twijgjes voor haar? Dat is heel goed! Maar wie heeft haar iets aangedaan?

Blauw meisje, zullen we een gesprek voeren? Het is heel gemakkelijk, je hoeft alleen maar een paar dingen te zeggen, dat kan zelfs zonder woorden. Ze zeggen dat de waarheid bestaat uit woorden, maar evengoed kan het worden uitgedrukt in de kleinste tekens. Terwijl we allebei uit het treinraam kijken, zou ik je kunnen vragen:

- Doe jij de dingen die je het allerliefst zou willen doen?

Jij kunt dan antwoorden met een klein gebaar. Je hoeft alleen maar een kleine beweging te maken. Haal hoogstens je vingers door je zwarte haar, en het zou betekenen:

- Natuurlijk niet, nee natuurlijk.

- Wat een verrassing, zou ik zeggen.

Niet met woorden weer.

Sluit gewoon je ogen, als je wilt. Dit betekent zeker:

- Waar is het geluk?

- Het wacht daar ergens op ons, zei ik.

- Nee, hier zo, zei je, met je ogen dicht, in mijn gedachten. Je vertelde me dat met je ogen, omdat ze gesloten waren, maar ook met je lichaam, want je zat heel stil, alsof dat wilde zeggen:

- Niet bewegen, anders vervliegt het weer.

Zo wekte je de indruk dat je niet meer leeft, ook al is dat technisch gezien niet zo, en valt het ook niet op, vanwege jouw jonge leeftijd, een vrolijke trui, het rood op jouw wangen en het ontbreken van uitwendige verwondingen.

Drie, vier minuten, wie van ons zou het bewegen? Kan je het nog herinneren? Jij was de eerste die, toen je met jouw linkerhand jouw rok glad veegde, weer terugkwam in de directe realiteit.

6.

Na een half uur reed de trein een station in Amsterdam binnen. Alle passagiers pakten hun spullen (zoals was verzocht) en stapten uit. Ik keek naar hun gezichten; er was niets dat een individueel bestaan ​​verraadde, behalve de richting waarheen ze gingen; en ieder had zijn eigen boodschappentas, koffertje of een rugzak, al die kleine of grote dingen waarin ze hun geheimen verborgen. Aan de andere kant van het perron stopte eveneens een trein en stapten mensen in en uit, of vertoonden al die motieven waarmee ze een werkdag of een dag op school beginnen. Ik zag het blauwe meisje niet meer, ze was ergens in dit landschap van rails en perrons verdwenen; maar waarom ook niet, ik zou nauwelijks kunnen beweren dat ik haar bezit, iedereen heeft recht op zijn eigen eenzaamheid!

Misschien dat u dit negatief vindt. Dus zo zit het: gaat u mij de hele tijd beoordelen? Maar u leeft echt in een andere wereld, want u kunt het ook positief beschouwen om wat afstand tot de wereld te bewaren! Dit lijkt me niet zo normaal, maar ook niet heel ongewoon. Wij hebben immers iets meegemaakt, nietwaar, moeder? Wat mompel je altijd met je iets jongere zus, achter mijn rug maar binnen gehoorsafstand: besluiteloos, aarzelend, geen energie? En waar praat je over in de supermarkt, waar je andere moeders ontmoet wiens kinderen in New York, Moskou, Madrid zijn gaan wonen, één in Panama, en de ander woont weliswaar in Amsterdam, maar is daar wethouder. De andere moeders vragen ongetwijfeld naar mijn succes, maar het heeft zich niet voorgedaan, of ze vragen naar haar kleinkinderen: ze zijn niet geboren! Maar wij hebben iets meegemaakt, nietwaar moeder? Jij had ook zo’n levensplan. Anders had je op je huwelijksdag beter “nee ik wil je niet” kunnen zeggen! Maar wat gebeurde er daarna met ons? Ik kan me de details herinneren; mijn vader nam me mee op weg naar de tabakswinkel. Hij stierf in de auto, op natuurlijke wijze, plotseling, zonder dat er een schot in de lucht klonk. Maar was dit niet ook een misdaad, ondanks dat geen dader kon worden geïdentificeerd?! En was het de politie misschien opgevallen dat ook de zoon, die op de achterbank was blijven zitten, niet bewoog? Op dat moment leerde ik deze truc voor het eerst. Ik heb gemerkt dat je het als tactiek kunt gebruiken om ofwel “online” of “offline” te kunnen zijn, waar andere mensen non-stop “online” zijn. Iedereen staat continu “aan”, maar mijn gevoel vertelde me dat ik niet meer naar de wereld hoef te kijken met de strenge blik waarmee andere mensen dat doen, zoals het zou moeten voelen als je er sterk aan gehecht bent. Het gaf voldoening af en toe uit het raam te kijken, zoals op een regenachtige dag. Je kunt dan naar een punt in de verte kijken; een punt voorbij de grenzen van ons huidige bestaan.

Misschien dat u denkt: foei, die arme moeder toch, eerst de vader, en nu doet de zoon ook al lastig! Maar alsof er geen manieren zijn om je familie tevreden te houden. Als jouw gemoedstoestand niet overeenkomt met de levenszin van andere mensen, dan kom je automatisch in een aantal ingewikkelde situaties terecht. Maar je kunt het ook handig aanpakken: de resultaten waren verrassend: zolang ik goede cijfers haalde op school, was mijn moeder al snel tevreden.

Ook met andere leerlingen kun je dit soort handigheden toepassen, gewoon als je wat kleine woorden rondstrooit, een paar opmerkingen, dan zijn ze tevreden. Je gooit ze wat broodkruimels toe en dat is genoeg. Zintuigen zijn duidelijk niet geschikt om zoiets als een gevoel te ontrafelen.

Dit zijn natuurlijk maar metaforen: “broodkruimels”. Ik kan ook “kiezelstenen” zeggen, of wat dacht u van “economisch”, als in het allemaal een beetje economisch houden, of "religieus"; want sommige dingen bestaan al sinds het Oude Testament.

7.

Ik moet u overigens ook wel ergens in gelijk geven, als u dan per se één punt wilt scoren, ik zal u nog eens een bekentenis doen: de theorie om alles economisch te houden werkte prima, tot ergens halverwege de middelbare school, en toen even niet!

Het was net alsof ik mijzelf opnieuw moest uitvinden. De oorzaak vinden was niet zo ingewikkeld. Ik keek en zag het meteen: er is een nieuw verlangen, het verlangen naar een relatie met een meisje. Dat was ergens vandaan gekomen, ik weet niet waar, maar dat maakt eigenlijk niet zoveel uit, zij was er gewoon. Maar u kunt me er niet op vangen, want ik had mijn theorie verbeterd! Eerst dacht ik de hele theorie overboord te zetten, geef ik wel toe. Ik had er nu net een beetje handigheid in gekregen dingen een beetje economisch te houden, maar relaties waren helemaal niet economisch. Toen kwam ik het woord “casual” tegen. Dat leek op “economisch”: maximaal wat dagdromen, zoals in de trein, met één oog naar de lucht en een ander naar het meisje schuin tegenover je. Soms klommen dat soort meisjes ook door mijn raam, als ik in slaap was. Zo’n meisje had wellicht niemand om haar haar naam te noemen, en niemand om mee te praten over hoe ze zich voelde. Dus ik wilde haar een goed gevoel geven, een denkbeeldig gesprek beginnen; of wilde ik me zelf goed voelen? Vanaf die tijd kwam ze in mijn dromen binnen, en zo leerde ik haar stem kennen. Ze vroeg dingen als:

- Ik moet vanavond gaan, maar wil je dat ik morgen terugkom?

- Jazeker.

- Maak je geen zorgen, ik kom terug. Je zei dat je me mist, nietwaar?

- Zeker!

- Dat is prima, want ik heb alles wat ik nodig heb. . voor jou

Ze kwam terug. Soms, op lentedagen, bracht ze ook iets van een bloesemgeur in mijn slaapkamer, seringen die in de tuin stonden. Of op herfstdagen was haar haar nat van de regen, wat ik voelde toen ze iets naar voren leunde.

Ik merkte echter dat ze soms ook verwondingen had, een schram in haar gezicht, of een blauw oog. Ik wachtte toen op een teken om iets te zeggen:

- Mag ik je een vraag stellen?

- Alles wat je wilt weten.

- Is het leven niet gemakkelijk voor je?

- Nee.

In deze droom werd het op een dag verwarrend: ze stond op maar wankelde omdat haar benen haar niet konden dragen; ze struikelde en viel op mijn bed; plotseling lag haar arm om mijn middel. Dit was een gevoel waar je duizelig van kon worden, dus vroeg ik vaker om dit soort aandacht, onder een smoes als:

- Ik heb het koud.

- Wat ik kan doen?

- Zou je me weer, op je eigen typische manier, omhelzen?

Misschien hoor ik u zeggen dat u het zwak vindt, dagdromen, omdat het kwalitatief minder is dan echte ervaringen. Maar waarom? Als ik terugga naar het gesprek van zonet met het meisje met de blauwe jas: u denkt misschien dat het allemaal onzin was, maar alles zat erin. Op moment dat zij mijn droom binnenkwam, leerde ik haar stem kennen, en toen ze antwoordde dat ze niet de dingen deed die ze wilde, voelde ik dat het haar dwars zat, iets dat pas weer overging toen we verderop in het gesprek zaten. Dit zijn fysieke gewaarwordingen van haarzélf, die ik ook kon voelen; als ik u in het gesprek had toegelaten, had u het ook kunnen voelen. Je probeert dus hier, door een geestelijke verbinding, andermans fysieke gevoel te bereiken, en daarmee haar aanwezigheid, haar bestaan. Heeft u het al eens ervaren, dat dromen zo werken, en zo'n verre vlucht nemen?

In de tussentijd kwam de trein aan in Amsterdam. Vanaf het treinstation was het niet ver naar de tramhalte. Even later vertrok de tram op weg naar de universiteit, ik was erg benieuwd naar de afspraak, ik zou zelfs nog iets te vroeg komen.

Toen ik na de bespreking terugliep, moest ik een stukje lopen. Ik liep langs een brede laan. Er waren veel auto’s en motorfietsen en tussen hen de straat oversteken. Toen het stoplicht op groen sprong, gingen de mensen vooruit en ik liep al nadenkend de verkeerde kant op, toen iemand me tegen het lijf liep, waardoor mijn papieren op de grond vielen. Au! Wie ben jij nu weer?

GERIEKE

8.

Zijn er lege stoelen in de bibliotheek? Ja, genoeg plek voor mijn boeken, en een potje nagellak. Ik koos dezelfde plek aan het raam en dezelfde methode als altijd om mijn nagels te doen: afwisselend, om-en-om, deze keer de ene vinger rood en de andere roze. Misschien ook wat make-up rond mijn ogen? Wat vind jij, jongeman, die ik een minuut geleden op straat ontmoette, wat een mooie donkere kleur hebben mijn ogen, nietwaar? Kun je me na een paar jaar nog herinneren? Mogelijk! Alleen zult je zoeken naar mijn naam, want die raad je nooit, hij is vrij zeldzaam. Ik zou een centraal karakter kunnen vormen in jouw eerste autobiografische roman, waar zal dat plaatsvinden? Misschien gewoon in Amsterdam, dicht bij huis. En wat zal de titel zijn, wat dacht je van iets als “Lente in Amsterdam”, bekend van zijn beginregels: “Toen het lente werd. . .”

De tijd tikt ondertussen door, vergeef mij deze onzin zodat ik verder kan gaan met mijn studie over Tolstoj, Oorlog en Vrede, als u in mijn schoenen stond, zou u er ook bang voor zijn dat ik de deadline niet zou halen. Ik studeer officieel Nederlands, en misschien dat u dit een onbestemd gevoel geeft. Inderdaad, omdat ik Nederlands studeer kan ik het strikt genomen niet over een Russisch boek hebben, maar omdat ik niets kon kiezen, houd ik mijn scriptie over “de invloed van Tolstoj op de Nederlandse literatuur”. Zo kun je aan alles een draai geven, net als van die Amsterdamse draaiorgels.

Het begin was natuurlijk saai, misschien vindt u dat ook, als u aan een boek begint en u bent ergens op pagina 30. Maar toen werd het leuker. Ik lees boeken niet zomaar, ik heb natuurlijk mijn eigen innerlijke overtuiging, en die zoekt in boeken maximaal naar bevestiging, zoals een paard in de wei naar gras zoekt.

In Oorlog en Vrede kon ik dat vinden, daarom dat ik mijn scriptie over dit boek wil hebben. Misschien dat u dit weer naar het fysieke trekt, en van mij wilt horen welke fysieke signalen ik kreeg bij dit boek, of ik het warm of koud kreeg bijvoorbeeld, of draaierig werd. Ik weet niet hoe erg u het wilt hebben, bent u soms een sadist, wilt u soms dat ik steken in mijn zij voelde? U kunt er wel vanuit gaat dat bij sommige passages mijn hartslag iets sneller ging. Behalve de fysieke signalen, waar u misschien niet achter kijkt, wil ik ook wel noemen waarom. Niet vanwege de hoofdpersonen in dit boek, maar vanwege het personage Sonja Rostova. Ze is mooi, maar verlegen, of niet zo verlegen, maar bescheiden. Positief, zou ik zeggen! Het irritante is wel: dit soort kwaliteiten wordt door Tolstoj afgestraft. Hij is traditioneel, en streeft naar relaties en niet naar vluchtig contact. Daar zou je het bij kunnen laten, maar Tolstoj besluit haar te straffen, als je het over sadisten hebt: Sonja wordt de gouvernante, een ongetrouwde vrouw die voor de kinderen moet zorgen van haar oude geliefde Nicholas en zijn nieuwe vrouw. Dat is toch oneerlijk! Hoe voelde u zich erbij, toen u dat las, was u net zo boos als ik; en heeft u als u boos wordt ook dat uw wangen rood worden? Tolstoj rechtvaardigde in het boek dat het haar eigen schuld was en noemde Sonja een “steriele bloem”, “a sterile flower” op zijn Engels; dat is een term die je zou kunnen opvatten als aseksualiteit, maar wat als Sonja niet aseksueel was maar hier iets anders aan de hand was, maar een meisje dat gewoon bescheiden was, niets geen druktemaakster zoals de nieuwe vrouw van Nicholas. Het is echt gek als je dit soort dingen over andere mensen leest, ik werd er erg boos van. Ik wilde in het boek springen om haar aan de mouw te trekken en Nicholas in zijn gezicht te slaan met het eerste wat mij voorhanden zou komen, zoals een deegroller, want dat hadden vrouwen in die tijd waarschijnlijk.

Ik zou meteen door kunnen gaan met de roman Anna Karenina, waar ook zo’n bescheiden meisje voorkwam, Varenka, die door Tolstoj ook helemaal onderaan de “ladies market” was gezet, alsof hij het voor zijn plezier deed, maar alleen omdat het niet overeenkwam met zijn eigen theorieën over traditionele familieverhoudingen! Varenka had een date, ze ging met iemand paddenstoelen plukken in het bos, maar van alle jongens die Tolstoj voor haar had kunnen kiezen, had hij op haar date iemand op haar afgestuurd met een communicatiestoornis! Deze arme jongen slaagde er namelijk niet in de woorden “ik vind je leuk” uit te spreken, waardoor het helemaal niets werd tussen beiden. Ik zou ze wel terughalen uit de vergetelheid, en als het nodig was, zou ik allerlei dingen in zijn oor fluisteren wat hij alleen maar hoefde te herhalen, zodat Varenka en deze jongen aan het eind in dat bos allerlei dingen met elkaar zouden doen, wat van Tolstoj niet had gemogen! Dan heb ik het nog niet eens gehad over Anna Karenina zelf, die door Tolstoj lafhartig op een perron in de rug werd geduwd, net op het moment dat er een trein aankwam! Misschien dat u denkt: wat is dat nu voor rare analyse, ze sprong toch zelf? Ja ja, wat denkt u nu helemaal, maakt u mij nu niet belachelijk, als ik zou geloven dat een romanpersonage zelf kan springen!

9.

Ik heb een zelfgemaakte beslissing genomen, zoals mijn hart ook uit zichzelf klopt. Ik ruimde mijn papieren op, er was nog behoorlijk veel efficiëntie in de laatste minuten, ik had binnen een uur vijftien pagina’s over Sonja Rostova af, genoeg om de basis te vormen van mijn scriptie, het was makkelijk om mij met haar te identificeren, dat was het eigenlijk altijd al, maar ik durfde gewoon niet teveel van het vaste, bekende kader af te wijken. Nu had ik het eindelijk wel gedaan. En waarom ook niet: ik ben toch geen meisje die niet weet wat links of rechts is? Ik had toch ook al één en ander meegemaakt, en mijn eigen innerlijke overtuiging vormgegeven, eerder dan vandaag, en mijn nagels gelakt? Het was fijn om er nu wat andere voorbeelden bij te hebben, zoals Sonja. Het enige wat ik nog zou hopen te beleven was om iemand te vinden die net zoals ik was, zodat ik met hem een nacht zou kunnen delen in een gelijksoortig klein intiem verlangen. Ik had al eerder geconcludeerd dat het bladeren in boeken eigenlijk alleen maar puur tijdverdrijf is, totdat ik iemand zou vinden om gelukkig mee te worden. Het was in zekere zin wel een prettige vorm van tijdverdrijf. Ik moet zeggen dat ik mij wel enigszins had vergaloppeerd aan sommige personen van wie ik dacht dat zij het zouden kunnen zijn, maar eigenlijk alleen maar omdat ze toevallige voorbijgangers waren.

Misschien zou ik nog eens wat moeten beginnen met de jongeman die ik net op straat tegenkwam, al kan ik niet ontkennen dat hij ook een toevallige voorbijganger is. Aan de andere kant, je kunt het ook gewoon proberen en dan ga je vanzelf wel zelf merken of je een goede inschatting hebt gemaakt of niet.

Er loopt een tramlijn tussen de universiteit en mijn appartement, maar ik liet twee, drie trams vertrekken zonder in te stappen en liep langzaam de straat af, honderd meter, en daarna vijftig meter terug aan de andere kant. Het weer was veranderd, de zon was weg, het regende nu, in de winkels en huizen brandden de lichten. Ik liep langzaam terug, om een lijntje te trekken en de wegen van de voorzienigheid te kruisen met die van mijn anonieme medeburger, want waar zat hij? Hij was in het universiteitsgebouw verdwenen, en zoals geldt volgens de wetten van Newton: wat erin gaat moet er ook weer uitkomen. Na een tijdje verscheen hij inderdaad, maar het schoot mij te binnen dat er ook nog zoiets was als een tweede wet van Newton, was dat niet iets over vergetelheid: kon hij me nog herinneren? Daar zou je direct een reeks raadsels aan kunnen verbinden, zoals heb jij in de tussentijd gemerkt wat er aan mij is veranderd? Misschien zou je even niets zeggen, ik zou een stap naar voren kunnen doen. Het zou zo fijn zijn als je zou raden dat ik mijn nagels had gelakt! Ik had echter ook wel goedgekeurd als je had gezegd, dat er iets meer kleur was gekomen op mijn wangen.

De jongeman liep snel door, dus er was helemaal geen tijd om naar nagellak te vragen. Haast, om de hoofdstad misschien te verlaten? Maar waarom, dacht jij misschien dat sprookjesfiguren die raadsels opgeven, hier niet wonen? Mis! Ze zitten hier zowel in de bibliotheek, buiten het tumult van de buitenwereld, en ze kunnen, heel irritant, op straat in de weg lopen, wat ik toen probeerde. Ik dacht echter dat ik in jouw ogen zag, dat iets dit verstoorde, wellicht dat je mijn plotselinge aanwezigheid misschien als confronterend had ervaren, omdat je verschrikt keek; geen wonder, ik begrijp het. Ik probeerde toen een tweede, andere benadering: zou je mijn aanwezigheid ook accepteren als ik mij meer kwetsbaar zou tonen? Dit was iets vriendelijker, al moest ik je iets omver duwen: ik botste tegen je op waardoor je papieren op de grond vielen, en zei:

- Ow! Het spijt mij. Ik ben de meest onhandige voetganger ter wereld!

Een zachtere stem in mij, dan waarmee ik normaal de telefoon beantwoordde, deed jou glimlachen, toen ik je vertelde dat ik overdreven afgeleid was als ik op straat liep, en je nam het verzoek aan om samen jouw papieren van de grond op te rapen. Ik zag dat jij literatuur studeert (hoe kan het ook anders, op de letterenfaculteit, bedacht ik mij achteraf). En hoe dacht jij over mij?

Ik had al allerlei mogelijke raadsels voor je bedacht, dat is eigenlijk een soort automatisme, als ik een leuke jongen zie schieten er vanzelf allerlei raadsels naar boven, zoals emoties. Misschien was dat raadsel over nagellak iets te moeilijk, al zou ik het wel opwindend vinden als je mij goed zou bekijken, maar multiple choice zou beter zijn, zoals: is het toeval dat ik een boek over Tolstoj bij mij heb? Die kun je niet missen. Of toen ik zei dat ik dat ook literatuur studeert: is het toeval dat wij ooit dezelfde keuze hebben gemaakt?

MICHA

10.

Gerieke — dus dat is haar naam. Hoe zou ze dat uitspreken, als ze de telefoon opneemt: zakelijk, zoals een secretaresse op een kantoor? Of juist zacht, net zoals ze tegen mij sprak?

Ze hielp om mijn papieren van de grond te rapen, maar toen we klaar waren hoefde ik van haar niet per se meteen weer alleen verder te lopen, en als ik eerlijk ben zij van mij ook niet. Ze liep naast me over een brede stoep (leek alsof de gebouwen voor ons aan de kant gingen) en praatte over wisselende dingen, hoe vat ik het samen: jij studeert Nederlands maar leest ook veel andere boeken; je woont in Amsterdam maar komt niet uit een grote stad (wat overeenkomt met een licht accent). Je hebt moeite om te wennen aan de grote stad, probeert niet voor trams te lopen; jij was blij dat ik niet boos was, al keek ik wel verbaasd. Jij keek zeker, maar wat ze zeggen: zekerheid kan ook juist onzekerheid verbergen. Maar tussen alles: je maakte een wat besloten indruk; dat is iets wat ik herken, en ik weet ook waar: vaak genoeg in de spiegel gezien! Dat is iets dat bij andere mensen juist vaak andersom is, hoe kan dat? En is dat wel handig, in de grote stad, met zoveel voetgangers en trams, waar je beter oplet? Ik zei tegen haar, toen er één aankwam:

- Pas op voor die tram.

Allemaal nonsens eigenlijk, wat we bespraken, we deden net alsof het alleen maar hierover ging, wat wij studeerden. Het is heel gek, als je dit soort dingen doorneemt over trams of steden, alsof het iets met jou zelf te maken heeft wat niet zo is. Misschien omdat je zodoende in de tussentijd meer tijd hebt om haar waar te nemen. Ik vond dat ze er chique uit zag, maar die fel gekleurde nagellak was dan wel weer apart.

De avond viel, maar het leek dat het later was dan gisteren, even opgeschort totdat ons gesprek was afgerond. Tussen de verschillende zijstraten was er één waar Gerieke linksaf moest, althans dat zei ze. We wisselden hier telefoonnummers uit, ik had nog wel heel wat vragen, maar voor nu dacht ik: gewoon niet te moeilijk doen. Tijdens het typen van het nummer in mijn telefoon en het woord van afscheid, hebben we ons beperkt tot het meest essentiële, maar meteen na zoiets kom je al in een andere situatie, want wat moet je hiermee, zo’n rare ontmoeting? Ze liep weg, tussen de bomen. Je zag haar niet meer, alleen af ​​en toe iets van een hoog gebouw; en zacht gefluit van het verkeer, vreemd, was dat er de hele tijd al? De andere mensen op straat gingen er ook toen vandoor, ook vreemd, alsof ze de hele tijd waren stil blijven staan om ons af te luisteren. Ik liep verder naar het station. Aan de kant van de weg was een gracht, je zou kunnen denken met water, maar eigenlijk vol met suggestie. De avond legde er een kostbare donkere glans op, als een moeder die haar kind in bed stopt. Misschien dat u denkt dat de natuur haar geheimen niet prijs geeft, maar wat is dat nu! Kijk maar eens naar dat water, als je er met zekere aandacht in kijkt, kijkt de natuur naar je terug, zoals een kind uit een bed.

Ik ging zelf terug met de trein. Ergens in de verte, vanuit het raam, zag je kleine lichtjes, dwaallichtjes leek het, huizen vermoedde ik. Er bleef één lichtje aan de horizon drijven, vreemd irritant. Daarna verdween dit gelukkig ook, die een leegte achterliet, waardoor er weer ruimte ontstond voor heropleving van sombere gevoelens (die andere mensen wellicht ook wel zouden ervaren, want van welk materiaal zouden ze anders tragedies maken?). Ik had met Gerieke nummers uitgewisseld, maar het was nog wel de vraag wat voor iemand zij was. Zou zij één van die zeldzame personen zijn waarover ik in boeken had gelezen? Misschien had ik dan geluk, en zelfs bijzonder dat ze in de stad voorkomen op klaarlichte dag, in plaats van op papier. Ze had aan de andere kant wel iets in haar gezicht dat zacht en besloten was; hetzelfde moet gezegd worden van de wind, toen ik het laatste stukje naar huis liep.

GERIEKE

11.

Ik mag niet klagen over mijn appartement; het zit op de derde verdieping in een gebouw zonder lift, maar heeft verder alles, kijk maar even rond hier: een woonkamer met keukenblok en achter de deur rechts zit een badkamer. Met de mensen in het appartement tegenover hebben wij met elkaar zoals de Fransen zeggen een “vis-a-vis”. Bent u ook misschien de bewoner van dat appartement? Knap, dat u uw leven zo rond het mijne weet te organiseren! Dan weet u dat ik graag naakt door mijn kamer loop, alhoewel, met mijn oorbellen in. Dan weet u dus ook dat mijn route loopt van de badkamer naar de keuken loop. Als ik helemaal langs de rechtermuur loop waar een kast staat, kan ik ongezien vanuit de badkamer in de keuken komen, maar in het midden staat een kast waar ik met mijn lichaam omheen moet; natuurlijk, die kast heb ik daar neergezet, ik zou het kunnen verwijderen, maar het moet ook voor u leuk blijven! Als u dan net kijkt, dan hoeft u niet te raden dat ik het ben, zeker rond een uur of negen ‘s avonds als daar de zon op valt. Het is een misverstand als u denkt dat het puur om het fysieke gaat: u miskent hier de creatieve component. Ik vind het leuk om door dit spel te doen hoe je de werkelijkheid, die bestaat uit een heleboel frames per seconde, kan terugbrengen tot één beeld. Dat is dan wel alleen in de zomer. In de late herfst of winter, en het schemert, is het mogelijk om rustig langs de kast te lopen, want het licht van de straatlantaarn schijnt schuin naar binnen, op de bank, maar ik loop langs de schaduwkant naar de keuken. Dit is de creatieve, betekenis genererende component van mijn gedragingen.

Heeft u trouwens de keuken al gezien? Het is klein, maar voldoende plek voor een magnetron om maaltijden op te warmen en mijn ontbijt is ook niet bepaald wat ze in het restaurant serveren, of het moet de koffie zijn. Geen gedoe met belegde broodjes, geef mij ’s ochtends alleen koffie; en dan het liefst zonder melk. Ook hier zou het een misverstand zou om het fysieke aspect op de voorgrond te plaatsen, ik heb dit nodig om te kunnen leven in de mentale toestand waarin ik besta.

Het was vandaag eigenlijk nog te vroeg om op te staan, half acht, maar als slecht uitslaper kan ik de verleiding niet weerstaan (niet de enige trouwens, als u mij nu een beetje goed kent). Niet zozeer dat er in het weekend veel is te doen. Van maandagochtenden bij de koffieautomaat weet ik dat dat anderen veel doen in het weekend; het mijne is meer een zoektocht. In mijn optiek is er deze keer hooguit één ding dat ik kan proberen: een berichtje sturen naar deze onbekende jongeman. Zijn naam is Micha en zijn telefoonnummer heb ik opgeslagen. Veel meer dan deze persoonlijke gegevens weet ik niet, ik heb ook geen daadwerkelijke steunpunten in wat hij gisteren gezegd heeft, alleen maar één of twee dingen over zijn studie gehoord, o ja, en zijn verslag dat hij af had, waarbij toen ik de papieren aan het rapen was ook een halve bladzijde kon zien; verder nog iets over Amsterdam, maar als je het zou opschrijven nog geen twee regels.

Toch was het een goed idee om tegen hem op te botsen. De vraag is wel waarom, waarom heb ik dit gedaan, of wat trok mij juist in hem aan? Dit is gek genoeg wat mij gisteren al binnen een enkele tel door mijn hoofd ging, zodat ik quasi impulsief handelde door op hem af te stappen. Maar je kunt ook uit de binnenkant van mijn gedachtencirkel, stappen, waarin ik u al één keer toeliet. Je komt er ergens de wiskundeleraar tegen: vreselijk! Wat doe je hier nog? Ik zou je uit mijn gedachten moeten jagen! Maar Micha dus ook. Nu dit is vastgesteld, snel een bericht gestuurd, de oplossing zit soms maar twee centimeter voor je neus:

[Hoi, heb je nog pijn in je voet?]

Om het wachten op een antwoord makkelijker te maken ging ik ondertussen naar de bakker, en liet mijn telefoon thuis liggen. De bakker is op zich een geschikte plaats om tijd te verdoen, andere klanten kopen echt veel! Je kunt je afvragen wat ze ermee doen: slapen mensen er soms mee? Of bouwen ze een Eiffeltoren van brood in hun achtertuin? Pas na tien minuten kwam ik uit de winkel, en het teruglopen naar mijn appartement deed daar nog vijf minuten bovenop. Het leek mij heel veel, maar naarmate ik dichter bij huis kwam ook wel weer weinig, want had ik Micha niet te weinig tijd gegeven om een bericht te sturen, hoe groot was die kans? Alleen, gelukkig dat er een bericht was:

[Helemaal goed, sta weer verticaal!]

Fijn om zo’n bericht te ontvangen! Het waren natuurlijk woorden met letters, maar het leken wel hartjes ❤❤❤. Bovendien ging het maar over een stom voorval, maar het is gemengd met een intentie, namelijk de verborgen wil elkaar weer te zien.

Ik wilde vooralsnog niets sturen, ik liet mijn telefoon in de keuken liggen en deed honderd-en-één andere dingen. Weet u trouwens hoe ontzettend moeilijk het is om niets te doen? Maar ook hier speelt vermoeidheid op gegeven moment een rol, want ik deed even niets en juist toen kwam er een nieuw bericht, alsof het zo had moeten zijn; net alsof we met die eerste berichtjes een gedachtenspelletje waren begonnen waarbij je wel even tijd mocht nemen voor de volgende zet.

Hij schreef dat hij vrijdag terug moest naar Amsterdam, voor een tweede afspraak bij de universiteit, als hij klaar was zou hij mij kunnen laten zien hoe hij weer kon lopen, maar:

[Je gaat me niet nog meer pijn doen?]

[De volgende keer geef ik je een hand]

Meteen in mijn agenda gezet: 15.00 uur, Micha, hand. Zo was de volgende vrijdag tenminste een beetje gevuld, of tenminste in twee helften verdeeld. Ik kon mij niet beheersen en nam een douche om onder te gaan in mijn eigen geluk. Daarna leefde ik zes dagen in een onbewuste staat, slechts kort onderbroken door vragen of twijfels, want tenslotte had echter de innerlijke werkelijkheid in mij het laatste woord, door te laten zien dat in het leven voldoende aanleiding kan zijn om risico’s te nemen.

MICHA

12.

Voor als u weer aan de deur komt vandaag: sorry, ik ben alweer niet thuis. Ik zit in de trein naar Amsterdam, net als vorige week vrijdag, voor mijn tweede afspraak op de UvA. Hopelijk wordt het deze keer een succes. Druk de deurbel desnoods nog maar een keer in. Voor de buurman: draai nog maar een plaatje. En voor de lokale maffia: verzin alsjeblieft een goede reden waarom jullie nu weer inbreken!?!

Ik moest in Arnhem naar het andere perron lopen voor de trein naar Amsterdam. Eenmaal weer in beweging kwam een nieuw moment om mij af te zonderen van de wereld. Ik kon haar moeilijk claimen, een plek in de wereld, ieder heeft recht op een eigen plek. Nu de trein verder reed, stond het mij weer vrij om aan andere dingen te denken. Ik stuurde Marion een bericht:

[Ben voorbij Arnhem, zie je zo]

Aan professor V. schreef ik:

[Bijna in Amsterdam, alvast een goed weekend]

V. was degene die het hele werk had verzonnen, dat we gepubliceerd moesten krijgen in een vakblad. Marion is degene met wie ik samenwerk. Zij schreef “ok”, maar V. schreef niets terug. Van alle mensen, met hun beperkingen, vielen mij academici nog het meest tegen; het lijken niet de dingen, maar woorden, of symbolen, die hem een soort van absolute zekerheid geven, waardoor hij de werkelijkheid niet meer kan waarnemen zoals het is.

Anderzijds, ik moet zuinig zijn op u, V. Dank allereerst om mij aan te nemen. Volgens u had ik destijds een “voorbeeldige sollicitatiebrief” gemaakt. Maar waarom die opmerking, die u erbij maakte: “dat je op jouw leeftijd al zulke brieven kan schrijven”. Hoezo leeftijd? Collega X. noemt dat verborgen discriminatie. Volgens X. zit onze hele taal daar vol mee, zoals we wel tegen buitenlanders zeggen: “wat spreekt ú al góed Nederlands!” Maar toch dank u wel voor de baan. Ook nog dank voor dat project. Dank voor het project over Proust, en bovendien dank om ook Marion uit Amsterdam aan dit project te koppelen, heel erg leuk om een mooi meisje hieraan toe te voegen, hoe geweldig is dit. Echt fijn om in je mailbox te kijken en dan zit er weer wat van haar.

M Van: M

M Aan: M

Betreft: Proust

Hoi Marion. Ik hoop dat het laatste stukje een beetje goed viel, hoe het bij Z. ontvangen werd?

M Van: M.

M Aan: M

Betreft: afspraak

Z. was positief over het artikel, al gaf hij aan dat pagina 4 en verder nog aangepast moeten worden, er staan ook te weinig voetnoten. Ik heb hier al een aantal voorbeelden van bijgevoegd.

Denk je dat je dat zou willen doen? Hoor ik morgen of uiterlijk overmorgen?

M Van M.

M Aan M.

Betreft: RE: FW: uitnodiging

Goedemorgen,

Sorry dat ik laat ben met mijn reactie. Ik kijk in het weekend meestal niet in de mail. Hierbij zend ik de laatste kopie met jouw toevoegingen, ik heb alles overgenomen.

Als ik het zo een beetje overzie, lijkt het nu wat. Ik kom vrijdag bij je en doe jou de groeten van Walter de buurman.

Er zijn toen meer mailtjes heen en weer gegaan. Collega X. is op de hoogte van de voortgang, en ook van mijn samenwerking met Marion. X. had gemerkt dat ik samenwerkte met een meisje, wat hem vrolijker maakte dan anders, ook ‘s ochtends terwijl het eigenlijk nog te vroeg was voor alcohol. Dus hij had een paar vraagjes opgeworpen bij de koffieautomaat. Dit doet hij vaker, hele gesprekken beginnen bij de koffieautomaat, het is normaal, maar hij maakt de gesprekken echt lang, onduidelijk waarom, het kan zijn dat hij een soort bevestiging zoekt, en dat deze gesprekjes voor hem een soort oefening vormen om een onderwerp helemaal uit te spinnen en te kijken of er ergens bijzonderheden zijn, afwijkingen, om te bewijzen dat die er bij hem niet zijn. Dus hij had een paar vraagjes opgeworpen bij de koffieautomaat, zoals of er kans is op een overnachting; maar ik zei van niet, en dat vond hij raar. Ik zei dat ik Marion te zakelijk vond, mooi, maar zo serieus. X. dacht er anders over. Hij zei: alle vrouwen willen seks, waarom zouden ze anders hun borsten aan de voorkant dragen? Ik wilde vragen of hij het dan ook met zijn moeder had gedaan, waarop hij mij boos aankeek en gooide hij koffie over mijn schoenen; meevaller dat mijn schoenen niet van karton zijn.

13.

Marion, jij bent slim, jij begrijpt dat wij studenten niet zomaar iets kunnen schrijven, als wij ons buiten het wetenschappelijk discours plaatsen, dan lachen ze ons uit in Oslo of Stockholm, of al die andere plaatsen waar ze aan wetenschap doen. Ze lachen ons toch misschien toch al uit. Daarom schrijven wij wat over Proust, dat is tenminste een verantwoord wetenschappelijk onderwerp, en we blijven trouw aan de wetenschappelijke protocollen, die voorhouden dat je eerst een onderwerp moet kiezen dat al goed bekend is, en dan de volgende vragen moet beantwoorden: wie waar wat waarom. Het begon ermee begon dat mijn professor een studie verlangde over Proust, omdat het binnenkort een jubileumjaar is, hij is 150 jaar geleden geboren. Maar dat V. vindt dat Proust wat eenzijdig is. Dat is een stokpaardje van hem. Daarover zijn wij het ook eens, maar om andere reden. V. zei: zoek uit waarom P niets schrijft over familieleven, familiegeluk, iets dat in moderne tijd verloren lijkt maar toch zo belangrijk is. Zoek dat uit met iemand van de UvA, die daarop aan het promoveren is. Marion …. dat ben jij. Ik dacht dat jij misschien een lelijke oude heks was, maar nee, jij bent jong en mooi; in eerste instantie viel jouw zakelijke kant mij niet op.

Omdat ik mijn eigen ideeën had over relaties, had ik het thema van ons onderzoek iets willen verschuiven. Wij zijn toch niet de familie V.? Hij is een familieman. Hij heeft een gezin met twee kinderen, en ze gaan op vakantie met de auto in plaats van met de trein. V. wil weten waarom Proust geen familieman is, als iets negatiefs. Dit weet je dus niet, maar ik heb deze vraag iets aangepast, in de richting van een positieve beoordeling. Daarmee kwam ik toen bij jou, in Amsterdam. Ik dacht even dat jouw blauwe ogen toen wat oplichtten, op moment dat ik je erover sprak, of net daarna, maar dat is waarschijnlijk verbeelding, in ieder geval kon ik herinneren dat ik zei dat Proust geen enkele relatie lang kon volhouden, en dat jij dit niet begreep. Daarmee was mijn idee van “verschuiving van onderwerp” van de baan, en gingen we door met jouw idee, die ging over het familieleven bij de ouders van Proust. Kon je echter zien dat ik bij jouw uitleg hierover achter een denkbeeldige Berlijnse Muur zat verstopt, ook al trok ik er een gezicht bij dat ik zeer ingenomen was met jouw voorstel? Ik kon mij ook herinneren dat, toen wij in de bibliotheek zaten, aan de andere kant van het raam een boom stond en daarin zong een merel een avondliedje, terwijl de rest van de stad zweeg. Maar jij leek het niet te horen. Hoe is dat nu mogelijk, zo’n intelligent iemand! Ik vertelde wat, en ik probeerde jou mee te krijgen in het luisteren naar deze vogel, dat zou toch wel lukken? Maar jij was bezig met dit project; jij zat mij toen met jouw lichtblauwe ogen aan te staren, weet je dat nog; heel anders dan die van mij trouwens. Ik probeerde nog wat van deze opmerkingen. Maar jij bleef serieus en stelde meer zakelijke vragen, waaruit ik kon afleiden dat jij weliswaar geen oor had voor liedjes van merels, of voor de tragedie van Proust, maar wel verstand van literatuur (opmerkelijk, ik had altijd gedacht dat dit samenging).

Daarover hadden we nog wat berichtjes over en weer gestuurd de afgelopen week. Maar waarom wisselden de berichtjes steeds tussen die van haar en van dat andere meisje met die donkere ogen, dat ik op straat was tegengekomen; jouw meer sensitieve zusje? Ik moet zeggen dat ik haar berichtjes leuker vond. Het was meer je irritante zusje van zestien die nog in de polder woonde en, omdat ze ook plannen had iets van haar leven te maken, nu alvast alles van iedereen wilde weten: regent het bij jou ook (en waarom ook niet), of ik ook inkijk heb van de overburen (so what?) en drink je ’s ochtends koffie of thee? Dat vond ik eigenlijk veel leuker dan Marion.

Om voor wat afleiding te zorgen ging ik Gerieke tekenen. Ik hield vroeger van tekenen, zodat ik ook háár heb geprobeerd te tekenen, het meisje van mijn dromen. Ze ziet eruit “zoals je een meisje zou tekenen”. Misschien dat u vraagt wat ik hiermee bedoel (ik vul dit maar even voor u in, ik hoor u uiteraard niet echt); ik bedoel zoals kinderen een huis tekenen, gewoon standaard, met een deur links, één raam rechts, één of twee ramen erboven, een schuin dak en de schoorsteen. Weliswaar teken ik zonder talent, maar het is altijd mogelijk met een potlood op een leeg papier zonder al teveel krassen een paar contouren te trekken. Uit gewoonte tekende ik dit meisje op vergelijkbare wijze,. Voor haar ogen wel met iets meer nadruk (met het potlood), vrij donker. Ze heeft donkere ogen die ernstig kijken. Uit gewoonte zou ik daar niets op uit doen. Donkere ogen kunnen ook hard, afwerend zijn. Maar dit zijn ogen die ergens naar uitkijken, niet dat ze continu heen en weer gaan naar alles wat beweegt, wat een voordeel is bij het tekenen; juist niet, maar vragend, ogen die van een bepaalde waarheid overtuigd wilden worden.

14.

Nadat een groot aantal kleine mailtjes heen en weer waren gestuurd kwamen we voor de tweede keer bij elkaar in Amsterdam, met jou Marion wil ik zeggen, niet bij dat andere, meer sensitieve zusje van je, Gerieke. Opnieuw bij jou op de faculteit; voor jou op de tafel veel papieren, in de kamer aan de gracht, waar mensen voorbij liepen, en waar een merel in een boom een liedje zong, en was begonnen aan een nieuw couplet. Hoorde je het weer niet?

Ik had teksten meegenomen die we door namen, maar jij had veel meer meegenomen. Toen we daar aan het werken waren, zong de merel lekker door. Na een tijdje werd hij stil geworden; hij had zich laten aflossen, of ontmoedigen; beneden langs de gracht liepen mensen voorbij.

Jij hebt mij toen even aangehoord, alleen bewogen jouw handen actief door de bedrukte papieren, soms deed je het haar achter jouw oren, en dat raakte even aan mijn gevoel, alsof je mij daarmee van het werk wilde afhouden, dat echter nog lang niet af was. Ik stelde een verkeerde vraag, en jij schudde toen jouw hoofd, waardoor jouw haren weer iets los kwamen. Het was leuk om naar die fysieke kenmerken te kijken.

Misschien dat u nu zegt dat ik nu heel indringend op haar fysieke kenmerken zat te letten. Daar heeft u mij, alleen was er wel heel slechte verlichting, er zaten lampen aan het plafond, maar die konden het maar niet goed licht krijgen in die grote ruimte, misschien doordat het plafond zo hoog was. Dat was het ergste echter niet, want waarom toch steeds die serieuze toon, waarmee zij vragen beantwoordde? Waar stopte zij jouw gevoelens, waar ze tijdens ons gesprek niets van liet merken, onder de tafel misschien?

Stiekem en tussen twee zakelijke opmerkingen van Marion door heb ik een aantal keer naar buiten gekeken, en ook een beetje terug in de tijd. Het gesprek met Marion was min of meer een voortzetting van het eerste gesprek: dezelfde plek aan het raam, je kon ook vooruitkijken, ik zou me zo kunnen voorstellen dat we zo aan elke dag een keukentafel zouden kunnen zitten, als getrouwd stel. Ik weet niet wat u daar voor associaties bij krijgt, maar het enige dat mij te binnen schoot: misschien stond er op een vuur een ei te bakken, bij u is dat misschien een vuur van verlangen. We keken naar nieuwe pagina’s, waarvan we de tekst al hadden voorbereid, een uitgewerkte variant wat via de mail was verstuurd; tekst die tegelijk klaar maar ook nog helemaal klaar was. Van de vorige keer herinnerde ik verder de huizen aan de overkant van de gracht, die in de schemering stonden met lichtjes om de kern van bestaan aan te geven van de mensen die daar woonden; daarbuiten een ruimtelijke context die bestaat uit plaats en tijd, wat je ook vaak in boeken hebt, of op schilderijen, maar dan wel een stadsgezicht. Het enige wat dan nog daarbij toegevoegd moet worden is ons gevoel daartegenover verstaan, vanuit angst, frustratie, verveling?

Tijdens het gesprek keek ik op de klok; ik had gedacht dat we om drie uur klaar zouden zijn, ik zou dan bij de tramhalte zou zijn, maar niet voor jou, maar voor Gerieke! Marion, jij kent haar niet, dus het interesseert je niet, maar mij wel! Op de avond dat ik haar had getekend, was mij wat duidelijker geworden, waaruit ik echter nog geen vaste conclusies had getrokken; ik pakte de tekening en schreef er haar naam onder (omdat het letters zijn, die de dingen duidelijker maken). Alleen: hoezo? Wat voor verwachtingen had ik nu van Gerieke, geen toch? Ik stopte toen met tekenen en schrijven, in de hoop dat dan mijn gedachtes ook stil zouden worden, maar de muren hadden het waarschijnlijk al gezien, net als de bloemen voor het raam en de bomen in het park. Misschien dat zij niet helemaal zo dom zijn, zoals mensen denken, maar in staat kleine analyses te voltrekken. Ergens vloog een vogel op van een tak, die het vermoedelijk niet meer kon aanzien.

Ik had daarom mijn kaarten gezet op twee dingen: om 13.00 uur deze werkafspraak met Marion, en om 15.00 uur afspraak met Gerieke bij de tramhalte. Toen ik in de trein zat had ik nog gedacht dat het allemaal wel mee zou vallen, ik dacht er al bijna niet meer aan dat ik haar had getekend, totdat er een meisje en een jongen tegenover mij kwamen zitten, waarvan het meisje een tablet uit haar tas haalde waar ze een tekenprogramma op had. Ze had een pen waarmee ze op het scherm tekende, het was kleding, mode-ontwerp misschien. Op dat moment schoten mijn verwachtingen van Gerieke ineens weer omhoog. Dit is ongelofelijk, als ze in de hele wereld geen andere plek hadden kunnen kiezen. Het, alsof de duivel met je leven speelt!

Toen ik in de tram naar de universiteit zat, en bij het begin van mijn ontmoeting met Marion had ik er weer geen last van. Maar toen ik mij tijdens het werk begon te vervelen, en de tijd van mijn afspraakje met Gerieke dichterbij kwam, schoten mijn verwachtingen ten aanzien van haar opnieuw omhoog naar honderd. Ze ziet er zo leuk uit, en ze is zo aardig, dat ik mij niet zou kunnen indenken dat ik mijn relatie met haar casual zou kunnen houden! Dat is toch oneerlijk. Waarom werd toen ik de vorige keer in Amsterdam was, van alle personen die je zou kunnen indenken, nu net een meisje op mij afgestuurd dat zo leuk is? Misschien dat u ook zou zeggen dat ik geen goede kijk heb op de werkelijkheid of dat ik moet werken aan de onderlinge verhoudingen. Maar wat bedoelt u nu daarmee? Wat is dan voor vage taal? Bedoelt u zoals net zat te fantaseren, dat ik zou gaan werken aan mijn verhouding met Gerieke? Of bedoelt u dat ik dit juist zou moeten opgeven? U bent niet duidelijk!

Ik begrijp u wellicht: u wilt dit oplossen en dat u mij daarom adviseert om mijn contact met Gerieke te stoppen. Ik ben daarom verheugd met uw support. Heel slim ook, vanuit dit opzicht, om direct een ander meisje op mij af te sturen: Marion. Wat een onwijs vergaande service, om even snel een ander meisje voor mij te regelen. Maar u had dan wel wat beter uw best moeten doen, want Marion is iemand waar ik helemaal niets mee heb. Bovendien, heeft u dan helemaal geen gevoel voor Gerieke, u bent wel een heel slecht mens! Of heeft u juist heel veel gevoel voor haar, en wilt u zo dadelijk haar van mij afpakken? U bent moeilijk te vertrouwen. U bent echt onmogelijk! Ik doe het zo: ik vraag Marion of ze iets wil drinken, zegt ze ja dan ga ik met háár mee en zal ik Gerieke opgeven, ik laat haar dan aan u over; maar zegt Marion nee dan zal ik er niet langer van afzien om niet naar Gerieke toe te gaan.

Ik zal niet vals spelen, ik zal mijn uitnodiging aan Marion om na ons werk nog iets te gaan drinken half gemeend zeggen, zodat in theorie alle kansen open liggen, ook al weet ik wel dat ze nee zegt; dan heb ik echter geen excuus meer om niet naar Gerieke toe te gaan!

GERIEKE

15.

Is het vandaag zo koud, of verzin ik dat maar? En waarom kan ik met mijn voeten bewegen, maar voel ik ze niet? Ik loop langs een straat die van west naar oost loopt en waar in de ochtend de zon opkomt; langs de kant staat een rij populieren met nieuwe groene bladeren, pas verschenen na de laatste zonnige lentedagen. Aan het einde van de straat staat een oude lindeboom, met fletse bladeren: wat zijn dat voor kleine rommelige blaadjes, waarin jij je hebt gehuld, waren deze soms in de uitverkoop? Toch, jullie bomen staan allemaal in je eigen realiteit, ieder zijn eigen jas, ieder zijn eigen perkje; terwijl wij mensen ons lopen te stressen, van moment dat de zon opkomt tot na zonsondergang, we lopen elkaar achterna, omdat achter ieders ogen (in mijn geval bruin), aan de achterkant van iemands blik, een eigen realiteit bestaat, misschien een realiteit waar jongens door meisjes worden afgehaald voor een afspraakje. De volgende halte was Spui, daar moest ik zeker uitstappen, ik twijfelde alleen over mijn kleding.

De setting was veranderd: vanuit mijn buitenwijk met jaren zestig flats stond ik nu weer in het centrum, en dadelijk kwam halte Spui. Ik deed het boek over Tolstoj alvast in mijn tas, ik ging nu de overgebleven hoofdstukken niet verder lezen. Afwisselend keek ik links en rechts uit het raam, een enorme omgeving van huizen en winkels, auto’s en mensen, of in contrast daarmee, naar iets dichter bij de natuur, een klein vogeltje, ook op weg naar een afspraakje misschien, of hier in de tram, iets naast haar stoel, de mensen voor ons. Ik moet mijn schoenen nu ook maar weer aan doen, ik doe ze altijd graag uit, jammer dat je echter niet met blote voeten hier in de stad kunt lopen; waarom zijn stoeptegels niet van stof gemaakt?

De tram naderde zijn doel. Speelde er verder nog iets magisch af rond ons? Nee, er speelden toen vooral praktische zaken: ik heb gezegd halte Spui, dat is het probleem niet, maar waar heb ik nu mijn telefoon?

Eenmaal op straat: vaste bodem. Er ontstond enige opstopping tussen de uitstappende en instappende passagiers, waar ook wat kleine kindertjes tussen zaten, maar sorry mensen, ik kon mijn telefoon niet vinden. Misschien denken jullie dat ik het niet dringend nodig had, maar op straat ging ik er direct in praten:

- Hallo?

Aan de andere kant van de lijn klonk een ingesproken bericht: voicemail. Hij stelde voor dat ik op een later moment zou terugbellen. Maar hoezo later? De afspraak stond vast voor vandaag 15.00 uur, het was bijna tijd!

16.

Een ogenblik later zat ik op een bankje naast de tramhalte die ik net had genoemd. Bij het oversteken struikelde ik bijna over de stoeprand, die mij had kunnen voorbereiden op een wisse dood onder de wielen van de auto’s en motoren, je kunt het gevaar van stoepranden bagatelliseren, behalve als je onhandig bent zoals ik. Toen het stoplicht op groen ging, schoven de auto’s en motoren naar voren uit elkaar en bij het volgende stoplicht schoven ze weer in elkaar. Langs de rand liep ik samen met het autoloze volk. Er liep een meisje met een witte jurk, misschien had zij zelfs geen ouders, het zou een weeskind kunnen zijn.

Ik keek naar de grote gebouwen en tussendoor keek ik uit naar Micha. De gebouwen waren erg indrukwekkend, net als zijn afwezigheid. Mijn jas was iets van mijn schouder afgezakt wat mij herinnerde aan een vergelijkbare situatie met een leraar ooit. Langs de kant van de weg lag een plantsoen met een bloemperk: oranje en geel waren de bloemen, de Spaanse vlag, er waren mensen die foto’s maakten. Zouden mijn ouders hier ook zijn geweest? Heb ik ergens thuis een foto van mijn moeders beeltenis tegen de achtergrond van dit parkje? En lag mijn moeders schaduw daar nog ergens op het gras; en hing de flits van mijn vaders spiegelreflexcamera nog in de lucht? Nee, geen foto gezien, zal wel niet.

Er kwam een nieuwe groep mensen bij het stoplicht. Vooraan stond een mevrouw, met drie jonge kinderen. Micha zat niet bij deze voetgangers. Dan maar wachten op de volgende groep. Naast het park stond een hotel, met vijf verdiepingen. Waren mijn ouders hier in het hotel geweest, op één kamer? Hebben ze daar verborgen objecten laten slingeren? Zou ik nog eens gaan kijken? Nee, geen tijd, een tweede groep voetgangers stak de straat over, ik zocht, een beetje rusteloos want waarom duurde het nu zo lang; Micha was er niet. De gebouwen namen mij vervolgens weer sterk voor hen in, tot een derde groep voetgangers voorbij was gelopen. Dit was ook een groep onbekenden, behalve de ene persoon, hij was het. Ik herkende hem niet meteen, dat kwam door de jonge dame waarmee hij liep. Ik dacht even dat het toevallig was, immers kon het iemand zijn met wie hij had samengewerkt en nu afscheid van zou nemen. Ik zat te kijken: waar komt het punt dat ze elk een eigen kant op gaan? Maar nee, dat kwam niet, ze liepen gewoon samen verder! Je kon bovendien zien dat van deze twee mensen hun passen op elkaar afstemden, met aandacht voor elkaar.

Je kunt er lang naar zitten staren, zelfs nog als ze al voorbij zijn. Ik ging weg en liep naar het park. Er stonden hier verschillende bankjes, waarvan de meeste kennelijk waren bedoeld voor echtparen; totdat ik er één vond die niet was bezet. Op gegeven moment zat ik er zo lang dat de bomen die naast het bankje stonden, lindes, mij persoonlijk moesten kennen. We zwegen echter, alsof ieder even aan het eigen verleden dacht. Er liepen verschillende mensen langs, meestal in tweetallen, en dacht:

- Die bomen weten eigenlijk nu al teveel van mij.

Hoorde ik daar ook hoe een vogel ergens boven mij op een tak zingt, is dat een merel? Zit die hier ook? Een zwarte vogel die liedjes zingt in een andere, vreemde taal dan de onze. Die moet dan wel heel erg verdwaald zijn. En hoe kan het, als je zo’n sterk gevoel van binnen hebt, dat het je ogen irriteert zodat bij het horen van zo’n liedje er tranen uitkomen, net zoals bijvoorbeeld op een moment dat je je enkel verzwikt?

Ik moest denken aan het meisje waar Micha mee liep, iemand die met weinig woorden samengevat kon worden. Het zijn vaak deze mensen die op zomerdagen naar buiten komen en met wie jongens snel gelukkig worden, en daarna ook weer snel ongelukkig. Had Micha niet een beetje verstand, zodat hij beter kon begrijpen dat hij voor mij had moeten kiezen!? Of had hij andere verwachtingen van ons afspraakje dan ik? Maar het was toch ook niet zo dat ik er heel hoge verwachtingen van had? Ik had het experiment met Micha gekopieerd van een experiment toen ik net eindexamen had gedaan op de middelbare school, een experiment waarvoor een persoon nodig was, dat echter ook gewoon een vreemde mocht zijn; het enige verschil was dat ik de factor “leeftijd” had vervangen door “motivatie”. Dat zou geen verschil moeten opleveren, al klopte het niet helemaal met dat ik hier zat te huilen, hoe komt het dat ik zo huil? Ik verliet mijn innerlijke gedachtes voor uiterlijke voorwerpen, om te kijken hoe zij het voor elkaar krijgen om niet te huilen. Er was een kleine vijver in het park, kinderen lieten een bootje varen op het water. Er kwam ergens zonlicht vandaan, dat kon je zien in het water? De kinderen waren rusteloos, misten zij iets, konden zij de bron van het zonlicht niet vinden? Nee, hun bootje bleef niet drijven. Verderop stonden de herenhuizen van de straat, aan de andere kant van het hek. Maar steeds gingen de gedachten weer de andere kant op. De wind waaide door de bomen en bewoog iets met mijn jas: wil jij mij soms uitkleden? Wil jij mij wel? Duiven vlogen langs ons heen. Eén van de kinderen begon luid te lachen, toen het bootje weer begon te varen, een bewijs dat er tenminste één bepaalde wens was vervuld in deze wereld. Door gaten in de wolken was tenslotte de zon te zien, van de ene kant van de werkelijkheid naar de andere. Het licht viel door de oude lindebomen, die ze begonnen te filteren, dank je wel, houden jullie dan ook van mij? Ik pakte mijn tas voor de terugtocht naar huis. Van verschillende kanten keken mensen mij aan, ik weet niet of u daar ook bij liep? Zonodig omdat ik moest huilen misschien, was u daarop afgekomen, foei toch, vindt u dat amusant? Moet u zelf soms nooit huilen, of geniet u van andermans ellende? Of heeft u de theorie beter op orde? Zeg het dan! Want wat was hier nu misgegaan? Hoe kan het dat aan Micha zo’n hoog prijskaartje hangt, terwijl ik tot bijna zeker wist dat ik helemaal geen hoge verwachtingen had, omdat ik die ooit had opgegeven! Ik had toch een mooi rekensommetje gemaakt ooit met u in de bibliotheek; het sommetje waarbij ik voorrekende dat je je verwachtingen in het leven beter op “laag” kan zetten. Of zat er een fout in mijn berekeningen? Ik zou het nog eens kunnen narekenen. Ik had mijn verwachtingen ingesteld op “laag”. Dus ik had mij beperkt in wat ik uit de uiterlijke werkelijkheid zou toelaten in mijn innerlijke werkelijkheid, zoals dat je je beperkt tot dingen die eenvoudig voorhanden zijn of die je vertrouwd zijn. Maar misschien gaat daar iets mis, misschien is het probleem dat die dingen vervolgens de neiging krijgen om de hele waarde te vertegenwoordigen die het leven heeft, en daarmee een intrinsiek hogere waarde gaan vertegenwoordigen.

Dat is gek, maar het is in feite wat er met Micha was gebeurd doordat de ontmoeting met hem, en de berichtjes die we over en weer naar elkaar stuurden, bij mij zoveel associaties opriepen. Maar dat was vreselijk, daarvan had ik de gevolgen al eens gezien!! Dit was allemaal zo verwarrend.

Er was nog iets anders dat ook vreemd was, namelijk de indruk die Micha op mij had gemaakt. Het was dat ik hem op straat zag lopen met het andere meisje, je zou denken dat dit veel betekent, maar ik had het rare gevoel dat dit helemaal niet klopte, want ik had mijn honderd verschillende gevoelens van geluk voor hem, en ik had de afgelopen week gedacht dat hetzelfde kwam van zijn kant, maar dan in honderden verschillende blijken van nieuwsgierigheid; en ik dacht dat dit hele pakket van nieuwsgierigheid was overgegaan van hem op het andere meisje, maar toen hij naast haar liep, en ik naar zijn gezicht keek, zag ik dat van alles wat ik voor hem voelde, en van alles wat ik had gemerkt aan gevoelens van zijn kant, in verhouding tot dat andere meisje helemaal niets was te bespeuren!

MICHA

17.

Toen ik Marion de vraag stelde of ze iets wilde drinken, gebeurde natuurlijk het onvermijdelijke. Waarom zijn er geen verkeersregelaars voor de voorzienigheid? Daarnaast had ik stress onderweg naar het café. Ik probeerde niet teveel op de omgeving te letten omdat ik Gerieke’s aanwezigheid bijna kon voelen, alsof ik met het voetgangersstoplicht haar hand aanraakte. Ik vroeg aan Marion even een time-out om mijn schoenveters los en weer dicht te maken, maar eigenlijk probeerde ik mijn gedachtes te verbinden, waarin ik vooruitliep naar het station, wegrende, of onderdook op het achterkamertje van Anne Frank, dat hier ergens in de buurt moest liggen; verdiept in de verschillende mogelijkheden of onmogelijkheden van een alternatief bestaan.

Zat ik maar thuis, waar ik kon communiceren met de verschillende saaie, maar veilige aspecten van mijn privéleven, zoals alle dingen in het keukenkastje, ze stonden er nog. Inclusief één blik tomatensoep, die mij aan Gerieke’s haar deed denken.

Een bericht op mijn telefoon. Is dit nu wat ze zeggen: “je zit klem”? Ik had geen gelegenheid het te lezen, om te zien of daar een gevoel in zit. Het zou een clash kunnen geven met mijn eigen gevoelens en dan val ik om. De natuur stond ook niet aan mijn kant, want zou er een storm losbarsten, dan zou dat mooi mijn verdere gang naar het park met Marion dwarsbomen. De natuur weigerde echter mee te werken. Marion, jij draaide met jouw haren los naar me toe en vroeg:

- Gaan we hier links?

Dit waren twee kleine woordjes van familiariteit waarvan het woordje “we” vreemd klonk, alsof er zogenaamd iets was wat mij aan haar verbond, terwijl ik haar niet eens leuk vond.

Tijdens het lopen probeerden we een kleine conversatie, daarin krijg je de suggestie van allerlei onafgewerkte gedachten en sentimenten; hier was afleiding van buiten hard welkom. Ik wees op verschillende dingen die we onderweg zagen, zoals iemand die tulpen kocht en hard moest niezen (“allergisch!”), maar ik merkte dat Marion moe werd als je teveel van dat soort opmerkingen maakte (bij Gerieke zou dat wellicht anders geweest zijn). We stapten over het Damrak en sloegen de hoek om bij het Spui. Daar was inderdaad geen verrassing: Gerieke zat op een bankje naast de tramhalte. De kleur van haar haar leek als vanouds, rood, boven haar licht gebogen houding, de manier waarop ze stil naar de dingen om zich heen keek, een deel gericht op de hemel, een deel op de gebouwen, een derde deel op de groep voetgangers die overstaken waar ik en Marion tussen liepen. Ik had het idee dat zij mij ook zag, ook al stond ik relatief ver af, aan de buitenste rand van dit groepje. Ik keek opzij naar haar; maar kon niet zien wat zij van binnen voelde; ik kon niet goed zien of haar waarneming dezelfde was. Het zou kunnen van niet.

Marion merkte het niet, dat ik naar Gerieke keek. Ook naar het Spui merkte ik dat zij dingen miste. Het stoplicht sprong op groen en ik deed een pas naar voren, maar zij zag het nog niet. Hoe zou het zijn met de vogels, zou zij die ook met vertraging horen; of zouden hun liedjes niet eens klinken, door een muur van haar eigen gedachten heen?

Pas na een paar seconden maakte zij zich ook los van het trottoir om over te steken. We lieten het Spui achter ons. Mijn kennis van Gerieke was daarmee voor mij wel klaar, nam ik aan. Bij mijn rol voor haar gevoelsleven stond nog een vraagteken, als daar al ooit een rol was geweest; zo ja, dan zou ze mij waarschijnlijk nu in haar hoofd in een vijver aan het verdrinken zijn.

Met Marion dronken we iets in een café, vervolgens nog iets, en er kwam daarna zo’n moment waarop er niets concreets meer te doen valt, nergens zin meer in. Het is zo’n moment waarop de mensen ermee ophouden naar de lucht te kijken, naar de wolken; zeker als je als je tegenover elkaar zit in zo’n besloten ruimte; alsof de hele wereld zich concentreert in de gemoedstoestand van de persoon tegenover je. Ik was Gerieke vergeten, of wilde haar met iets anders verdringen, en dan maar meteen alles, het moest sowieso sterk zijn waarmee ik zo’n sterk gevoel moest verdringen. Marion trad zodoende weer in mijn privé wereld, als verlossende kracht, vanuit haar fysieke tegenwoordigheid; wat was begonnen in de bibliotheek, nu het café, daarna het vervallen trappenhuis; haar haar op het kussen, haar aangezicht begraven in haar haar.

Ik hoop dat u die scène niet heeft meegekeken, die je als script van een slechte B-film zou kunnen beschouwen. Details geef ik verder ook niet, want wat zou dat nu voor slechte film zijn, ongegeneerd bij twee mensen in de slaapkamer naar binnen kijken?!

Laten we liever over gevoelens praten. Als u mij vraagt hoe ik mij nu voel: niets beter. Sommige mensen zouden zeggen dat een dag met een meisje doorgebracht een “perfecte dag” is, maar voor mij was het een wankel, losgeraakt stuk materie waaraan geen zin en betekenis verbonden zat, zoals brokstukken die door de ruimte vliegen. Ik zou het misschien nog wel een keer beter verwoorden, zonder zo’n slechte beschrijving vol metaforen, maar ik kan even niet op iets beters komen. Alles hindert mij op dit moment, zelfs de woorden kan ik niet vinden.

GERIEKE

18.

Terug in het appartement was niemand aanwezig, gelukkig, het is al vervelend genoeg als mensen je op straat aanstaren. Het belangrijkste was misschien om gewoon te gaan slapen, of eerst douchen, want daarbij kun je denken aan wat er allemaal is gezegd of gebeurd, en dat dan gelijk wegspoelen.

Misschien heb ik het zelf niet goed aangepakt. Heeft u niet een paar tips heeft voor mij: reageerde ik niet overdreven, doordat ik van hem een experiment heb gemaakt zonder dat ik vooraf alles goed in kaart had gebracht? Daar kan ik mij aan storen! Ik moest zorgvuldiger zijn! Ik zou ergens een heel dikke streep moeten zetten onder dit experiment.

Na vijftien minuten douchen was ik er nog niet over uit, maar er was genoeg water verspild. Terwijl ik in bed ging liggen, deed ik de radio aan, misschien dat daar iemand een idee had.

In de ochtend zag ik op mijn telefoon twee nieuwe berichten. Het eerste was van mijn studiebegeleider, duidelijk, maar ik wist niet hoe ik met het tweede bericht moest omgaan:

[Hallo * zucht* Ik was met het andere meisje meegegaan, maar baal ervan. Niet dat ik in tweede kansen geloof, maar wellicht verzacht het iets dat je weet dat ik bang was voor jou, dat ik je te leuk zou vinden. Dat is bedoeld als compliment. Hopelijk maak jij wel verstandige keuzes in het leven!!]

Natuurlijk, ik maak goede keuzes, totdat ik gisteren een fout met jou maakte. Dat had ik kunnen schrijven, maar in plaats daarvan antwoordde ik, terwijl ik geen oog droog hield:

[mijn verstandige ik gelooft idd niet in tweede kansen]

[dan maar hopen voor jouw onverstandige ik]

[nee, zij vermoordt je]

Ik liep naar de stoel waarop mijn kleren lagen, en schonk wat koffie in (deels ernaast, dat wordt een lelijke vlek op mijn shirt), keek uit het raam. Maar waarom was dit raam zo groot, wil de hele wereld zien dat ik moet huilen? Mijn gedachtes bleven ronddraaien en het lukte mij deze keer niet deze donkere cirkel te verlaten om mezelf van de buitenkant te observeren, ik zat vast in mijn eigen gedachtes, een soort gevangenschap, ik had toch ergens rond mijn zestiende, zeventiende, voor ik begon met leven, alles goed uitgedacht!? Ik was toch helemaal ready voor het leven? Nooit gedacht dat ik na een paar jaar zoveel stress zou hebben.

MICHA

19.

Het kunnen smalle of het kunnen brede wegen zijn, die wegen van de voorzienigheid, of soms zelfs een klein plein zoals het Spui. In feite staat uw rol daar ook wel in een kritisch licht! Ik dacht dat u over een soort absolute macht beschikte, maar dat is dus niet het geval. Ik vermoedde dat al, omdat u met Marion kwam aanzetten, voor wie ik geen gevoel had.

Ik geloof u wel: u wilde dit oplossen. Maar kom dan niet aan met nep-oplossingen, zoals nu weer deze hier, een advertentie voor werk in het buitenland: docent Nederlands internationale school Parijs, kennis van Nederlands en Frans vereist. Ik begrijp u wel: u wilt dat ik stop denken aan Gerieke en daarom dat u mij adviseert om ergens ver weg te gaan wonen. Maar dit werk in Parijs? U moet echt beter uw best doen, want ze zitten daar vast helemaal niet op mij te wachten. Ik bedoel, ik kan wel Frans, maar dat kunnen er wel meer. U denkt veel te makkelijk over dit soort dingen, u heeft geen realiteitszin.

Bovendien, ik vertrouw nog steeds niet helemaal of u niets met Gerieke van plan bent. Heeft u haar adres al achterhaald? Ik hoop maar dat u geen strafbare dingen van plan bent.

Let op: ik stuur een reactie op die vacature, en als ik positief antwoord krijg ga ik weg naar Parijs, en laat ik u achter met Gerieke in de hoop dat uw gedrag binnen de wet blijft; maar als ik negatief antwoord krijg, dan zal ik alles wat ik voor haar voel aan Gerieke vertellen, wat het ook waard is, en u gaat mij dat niet tegenhouden.

U zult het niet zo leuk vinden, maar de mensen in Parijs zullen mij niet willen en dan staat het in ieder geval officieel vast dat ik in het begin voor haar had moeten kiezen. Ik zal mijn sollicitatie aan Frankrijk schrijven zoals het hoort, rationeel en bescheiden zoals Fransen dat doen, zodat alle kansen open liggen, ook al weet ik wel dat ik word afgewezen; maar dan is in ieder geval duidelijk dat ik geen excuus meer heb om naar Gerieke toe te gaan.

GERIEKE

20.

Zaterdagochtend, even mijn status bijwerken: onderweg naar de bakker. Ik varieer meestal met de tijd. Soms zie je al bij de ingang dat je niet het goede moment hebt gekozen, aan de hand van het type auto’s voor de deur. Ook had ik pech met de verkoopster. Er zijn hier twee verkoopsters, één praat normaal maar vandaag was het degene die tegen je praat alsof je een kind bent. Ik gooide haar het wisselgeld over de toonbank. Misschien dat u vooral geïnteresseerd bent in dit soort situaties en dat u daar een klinische diagnose aan zou willen verbinden? Nu, ik had er wel één. Ik denk dat het woord “verwachtingen” hier nog het beste is. De bedoeling was om verwachtingen laag te houden, maar met Micha lukte het niet; buiten speelde de wind met de wolken, en binnen beschikken mijn verwachtingen vrijelijk over mijn bewustzijn in plaats van andersom. Ik denk dat ik gek ben geworden, want ik pak steeds snel mijn telefoon als ik een bericht van hem kreeg.

Hij had mij vlak na ons mislukte afspraakje iets gestuurd, wat eigenlijk vreemd was, omdat hij zijn aandacht zou moeten richten aan die ander; en nu krijg ik nog steeds iets van hem. Ook stuur ik stuur dingen terug, wat eigenlijk ook vreemd is, omdat ik boos op hem zou moeten zijn. Hij stuurt willekeurige berichtjes over Frankrijk, in de avond, als hij klaar is met zijn nieuwe werk (als docent Nederlands op een internationale school). En ik stuur net zulke berichtjes terug over Nederland (met het restje energie dat ik ‘s avonds overhoud). Ik stuurde hem nieuws over het afronden studie (anekdotes over leraren) en over winkels waar ik mijn inkopen deed (anekdotes over klanten). Bij hem kochten ze ook brood en hij stuurde mij daarover berichtjes. Waarom? Wat is nu het antwoord op de vraag hoe je je verwachtingen laag kunt houden, dit soort berichtjes houdt het juist hoog. Zonder twijfel, als u dit zo hoort, dat u zich er dan mee wilt bemoeien. Het is opmerkelijk, dat ik u de laatste tijd weer meer zie, zowel op straat als in de winkel, u bent zeker aangetrokken door mijn verdriet, ik vraag me af of u daarvan geniet! Het is ook zeer vervelend dat u zich ermee bemoeit, het is uw zaak niet. Aan de andere kant, ik wil het ook niet geheim houden, ik wil mij er niet voor schamen, u mag mij wel zien als ik huil. Misschien dat u zich dan wel weer, zoals altijd, teveel concentreert op de fysieke verschijningsvormen, u ziet mijn rode ogen, u ziet mijn tranen. Maar weet u dan niet, dat fysieke uitingsvormen zoals rode ogen of tranen, meestal een intentie weergeven, dat een intentie meestal op een voorwerp zoals soms een mens is gericht? Het enige wat dan nog overblijft, is de vraag of een mens een voorwerp van hoge verwachtingen kan zijn.

U zou kunnen denken waarom niet, maar dit kan verwarrend zijn als ik als persoon weet dat hoge verwachtingen niets waard zijn. Het is dan zeker begrijpelijk er vanaf te komen. Daarom vind ik het goed dat Micha in Parijs zit, op enige afstand. Misschien dat u daar kritisch op bent, op zo’n kunstmatige “oplossing”: betekent dit dat mijn gevoelens voor hem minder zijn geworden? Misschien dat u ook wijst op mijn telefoon, waarmee ik berichtjes naar hem stuur, misschien dat u mij erop wijst dat ze in Parijs ook wifi hebben, waarvan u kunt menen dat dit omstandigheden zijn waarmee ik mijn malaise in stand hou. Maar pas op met die opmerkingen. Ik kan de vraag ook omdraaien, in plaats van om te stoppen met het sturen van berichtjes naar Micha, kan ik ook stoppen om naar u te luisteren.

21.

Als de dagen elkaar opvolgen zonder onderscheid, kunnen ze een gevoel veroorzaken dat vergelijkbaar is met wanneer je een lange periode bewusteloos bent.

Soms braken er bepaalde dromen in door, of mensen, maar nooit heel scherp. Op zaterdag stonden dezelfde (of soortgelijke) mensen bij de bakker, maar kon ik ze dus niet goed zien, zodat ik soms iemand aanstootte.

Het werd ook nog langzaam herfst, dit toonde eens en voor altijd hoe de werkelijkheid bestaat uit allemaal kleine dingen; door de weeks werkte ik op school maar in het weekend lag ik in bed tot het licht werd, en ik keek naar de regendruppels op het raam, en in de middag nam ik tijd om een wandeling te maken, om naar te bomen te kijken waarvan de bladeren verschillende kleuren kregen: ze gaven hiermee een hint van een individueel bestaan, wat helemaal duidelijk werd toen ze één voor één naar beneden vielen.

Het dieptepunt was in de herfstvakantie, er was geen werk, en ook geen geluk, ik was juist bezig deze week in mijn kamer te overleven toen er ook nog een dom ongeval gebeurde. Ik zette een glas water niet goed terug op de wastafel, maar het viel seconden nadat ik de badkamer had verlaten, waarschijnlijk doordat ik de deur te hard had dichtgetrokken. Ik wist niet wat dat geluid was en liep terug, waardoor ik in het glas stapte. Je zou het niet verwachten, maar ik verloor veel bloed door zo’n stom glas. Zo had u mij zeker nog nooit gezien; dan u gezien hoeveel bloed dat was? En vond u dat leuk? Maar dan bent u zeker een sadist! Bent u dan zo’n type die bloederige foto’s maakt, zelf afdrukt en op een muur van zijn kamer plakt? Gelukkig dat ik al een shirt aan had, dan sta ik er tenminste niet helemaal naakt op.

Daarna kwam oud en nieuw, ook al niet fijn, niet voor huisdieren en niet voor ongelukkige mensen. Misschien dat u ook ongelukkig bent, want alleen in mijn appartement en dat van u waren de lichten uit en werd er geen champagne geschonken; of was u ergens naar een feestje? Had u een inkomend telefoongesprek, was het de vriendelijke stem van een meisje aan de andere kant van de lijn, heeft ze u uitgenodigd en bleef u daar ook slapen? Als ik naar uw raam keek, bleef het daar de hele nacht donker. Bij mij was het ook donker, u kon dat natuurlijk niet zien want u was misschien op het feestje, of al met haar naar haar huis gegaan, maar ik hoef geen geheim van te maken, dat het niet mogelijk was van mijn verdriet een feestje te maken en dat ik daarom om tien uur ging slapen. In de kranten schrijven ze de volgende dag “jaarwisseling rustig verlopen”, inderdaad, maar alsof dat iets positiefs is!

Soms viel het weer mee, het omgaan met het verleden, vooral tijdens werkweken, maar soms schoot het weer levensgroot omhoog als golven in een oceaan; het maakt van mijn huidige dagen losgeraakte stukken wrakhout, sorry voor deze wat zwakke uitdrukking.

We schrijven nog steeds met elkaar, gek genoeg. Het was wel meer dan een week geleden dat hij de laatste keer had geschreven, ik geloof dat hij er zich aan ergerde dat ik afstand nam en minder berichtjes stuurde, zodat hij dit nu ook was gaan doen. Zijn laatste berichten waren ook een beetje vertwijfeld, alsof het hier geen lente was, wat is dat nu voor een vraag, bedoelt hij soms dat we een nest moeten bouwen? En die vraag hoe lang we elkaar nu al kennen, inderdaad, net alsof het tijd is een huis te kopen en te gaan settelen! Dat is bijzonder, terwijl het een aflopende zaak is tussen ons, en wat was daar erg aan: wat er niet geweest was, zou er nooit zijn; maar toch zat er iets scheef in deze redenering, want waarom miste ik hem dan, meer dan toen ik nog wel regelmatig schreef?

Het was net alsof ik nu meer moeite deed om de juiste woorden te kiezen per enkel berichtje, en ik keek niet minder vaak op mijn telefoon. Ook huilde ik vaker, om kleine dingen, als ergens op straat een egel was overreden bijvoorbeeld. In de dagen na onze mislukte afspraak had ik besloten niet teveel te huilen, wat ik dus wel deed. Ik probeerde met enige afstand zijn berichtjes te beantwoorden, om hem de suggestie te geven dat ik geen verdriet had, maar dat was dus ook wel het geval. De laatste maanden probeerde ik nog meer afstand te stoppen tussen mijn berichtjes, ik dacht zo mijn verwachtingen aan hem omlaag te schroeven, en ik had het gevoel dat hij dat ook probeerde, we probeerden het allebei.

Toen het zomervakantie werd, belandde ik in het niets. Het gaf dat de de vreemde (maar valse) suggestie dat alle externe omstandigheden zich verenigden in de uitvoering van een plan: net alsof ze mij allemaal uitzwaaiden, een gevoel alsof ik stierf, ondanks mijn jonge leeftijd en goede gezondheid.

In de nacht had ik echter een droom, met mijzelf in mijn slaapkamer, in dezelfde situatie als waarin ik op bed lag. Je kunt ‘s avonds gaan slapen en je afsluiten in je gedachten door je ogen te sluiten, dan kan de werkelijkheid langzaam overgaan in een droom maar soms net niet helemaal, net een teveel of te weinig van realiteit. In deze opwinding worden de dingen die je om je heen ziet langzaam symbolisch: je hebt dezelfde dingen om je heen, en jij bent dezelfde persoon, maar er gebeuren onverwachte dingen.

Het was een droom met mijzelf als hoofdpersoon, hetzelfde T shirt die ik droeg, de dingen in de kamer op de achtergrond. Het was even alsof er iemand door het raam klom (beetje raar, op de derde verdieping, en dat zonder geluid te maken), dus ik deed gelijk mijn ogen open. Het eerste wat ik zag is dat er inderdaad een persoon bij mijn bed stond. Ik was even verblind door de aanblik, zodat ik verder even niet hoefde te speculeren over het hoe en wat. Al was die conclusie niet helemaal waar, toen iets van dit gevoel wegviel, ervaarde ik dat ik op bed lag, terwijl hij daar stond. Ik zei:

- Jij komt mij zeker halen.

Het hele idee veranderde geleidelijk aan in een grap, hoe langer ik erover dacht, hoe onbegrijpelijker het werd, maar ook hoe gewoner. Ik zag dat hij de grap herkende (maar waarvan dan?) Misschien dat hij ook iets positiefs van het leven te vinden had. Het gekke: het raam opende zich, de jonge man verdween, en daarna gek genoeg, was er niets meer behalve een gevoel van dankbaarheid.

22.

Een rare ervaring, zelfs als het een droom is, was het bijzonder; een droom die ik op dit moment zelf voelde als een allesoverheersende vermoeidheid. Het dwong me kleine stapjes te doen, en de belangrijkste locaties van mijn appartement kregen ineens een heel eigen soort “belangrijkheid”: van het bed naar de bank en dan naar de keuken, op dezelfde manier deelde ik de tijd in kleine eenheden, zodat de dag veel langer leek: een kwartier op de bank zitten.

Ik maakte koffie in de keuken en liep terug naar de bank. Na twee of drie koffie worden mijn emoties normaal iets minder actief, maar dat hielp vandaag niet tegen dit gevoel van vermoeidheid.

Het lukte nog wel te lachen, om de voorstelling die ik van mijzelf maakte, als een oud dame die door het huis sloft, en door deze gedachte vermenigvuldigd met de smaak van koffie, werd ik automatisch weer actiever.

Het gaf ook een aanzetje aan mijn verstand, om weer eens te gaan nadenken in plaats van in het ledige staren. Het zou kunnen dat deze signalen van vermoeidheid een bewijs waren dat mijn lichaam het opruimen van gisteren en het dingen naar een tweedehands winkel brengen, was gaan herkennen als “overgang” in mijn leven; als dit een eigen werkelijkheid zou gaan vormen, zou de feitelijke overgang makkelijker worden, het wordt allemaal wat meer economisch: je bespaart op twijfels. En het is mogelijk niet zozeer door twijfels dat mensen afzien van een moeilijke beslissing, ondanks dat ze zelf graag iets anders beweren, maar door de energie die twijfelen kost, zodat je uiteindelijk door besparing van energie een winst behaalt op gebied van daadkracht. Ik besloot tot een “actie” dat mij direct van alle kwaad zou verlossen Ik had bedacht dat als je je verwachtingen op “laag” zet, de overgebleven dingen een heel hoge waarde gaan vertegenwoordigen. Nou kan je zeggen dat dit een probleem is, maar je kan het ook als een uitdaging zien. Ik wilde testen of je het zo omhoog kan drijven, dat je bij een soort “absolute waarde” zou uitkomen, een staat waarbij ik volledig onafhankelijk kan zijn, maar tegelijk in bezit van geluk.

Deze gedachte gaf mij een overweldigend gevoel van droefheid, woede, kwetsbaarheid en hopeloosheid. Het gevoel was zo sterk, dat ik het vergeefs probeerde te corrigeren. Het was iets te hard, alsof iemand anders zich meester van mij maakte; iemand met vermoedelijk een nog verdrietiger en troostelozer bestaan dan ik, bijna mensonterend. Ik kon niet geloven dat zo iemand zou bestaan, maar was ervan overtuigd dat dit wel zou veranderen, als ik eenmaal Micha iets zou aandoen.

Het was alsof deze onbekende mij een ultimatum gaf, iets van een paar dagen maar, een week, dat zou voldoende zijn. Als ik binnen die week Micha zou doden, dan zou ik mijn leven mogen houden, maar als het niet lukt, moet ik mijzelf dood maken.

Ik kon niet geloven dat zij dat meende, maar ik zag toen dat zij behalve een stem, ook twee stralende ogen had, waarmee zij mijn blik vasthield. Zij had daarnaast ook praktische gedachtes: ik zou het pistool van mijn grootvader kunnen gebruiken. Het zou tegelijk de momenten die zijn vastgelegd in mijn herinnering van Micha mij zeer dierbaar maken, want dat zouden de enige resterende beelden zijn waarop hij levend zou zijn te zien. “Deze herinneringen zijn heel duur”, zei de onbekende stem, en ik vond het fijn dit juist uit haar mond te horen.

23.

Daadkracht gaat niet vanzelf over. Ik besloot ook zelf naar Parijs te gaan. De trein kwam op tijd aan, alles leek ineens makkelijk te gaan. Op het perron in Parijs stonden een paar automaten voor metrokaartjes; ik zou er op zich niet zoveel nodig hebben, maar op allerlei manieren wordt je bij de les gehouden door je bewustzijn, zodat ik een serie van tien kocht.

De schuifdeuren naar buiten gingen open als een gordijn in een theater, alsof ze zeiden: maak hem maar af. Ze hadden zelfs verschillende soorten voertuigen die mij ter beschikking stonden, alsof het niet snel genoeg kon gaan: taxi’s, metro, fietsen. Ik ging met de metro. Je zou je kunnen indenken hoe het moest zijn als er een schot zou klinken en iedereen zou gaan rennen en over elkaar zou struiken en rollen. De metro bleek vol te zitten met namen die aan geweld herinnerden: Wagram, Austerlitz, Sebastopol. Hierdoor steeg mijn bewustzijn weer, alsof geweld de normaalste zaak van de wereld was.

De mensen hier hadden veel ondernomen, of veel onrust, om zoveel dingen mee te maken en andere plaatsen te bezoeken en te veroveren. Bij elke naam kun je je nieuwe menselijke drama’s voorstellen: de grootouders krijgen een kind, een jongen, die trouwt, en zij krijgen ook kinderen, er komt dan een oproep om oorlog te voeren, nietwaar? Zijn vader neemt hem mee naar de tabakswinkel, en koopt een pakje sigaretten, samen roken ze er elk één, terwijl ze de dingen die ze tegen elkaar hadden willen zeggen één voor één inslikken. Nog maar een sigaret dan. En wat gebeurt er daarna? De kleinzoon, laten we hem voor de gelegenheid Micha noemen, gaat mee op weg naar het slagveld. Hij sterft op gewelddadige wijze, eerst klonk er een schot in de lucht, dan lange tijd niets, maar na een tijdje komt hij bij bewustzijn en ligt hij zonder aanwijsbare reden op de grond. Het zou een clash kunnen geven tussen zijn bewustzijn en de omringende natuur, maar zo voelt het niet, zijn reactie is zwak, alsof al de helft van zijn leven is weggevloeid. Misschien kan hij alleen het gras voelen, waardoor zijn liggende positie vreemd, angstig maar tegelijk ook heerlijk is, zoals hij als kind in zijn dorp in het gras lag. Hoe zou het voelen, of hoe zou ik het zeggen: er was al een deel van zijn dagelijkse zorgen, zijn persoonlijke observaties-naar-binnen, verdwenen; hij had alleen maar observaties naar buiten, die alleen op sommige momenten naar binnen sloegen, maar bij de meest simpele dingen. Hij zag dat er geen wolken aan de hemel waren, waarom viel dat nu pas op? Het gras voor zijn neus was versierd met bloemen, geel, wit en blauw, waar kleine insecten overheen vlogen; de wind bewoog ze lichtjes, de bloemen; je kunt je voorstellen, hoe hij zich herinnerde, dat op de laatste zomerkermis in het dorp zijn klasgenootje, Gerieke als je wilt, of laat ik er iets Frans van maken, Genevieve, een bloem in het haar had gestoken, net boven haar oor, en waar was zij, terwijl hij haar nodig had? Misschien kwam er na een paar minuten toch iets uit zijn bewustzijn terug; je kunt je zo voorstellen, als je op een slagveld ligt, dat je dorst krijgt, toch kwamen toch iets van zijn zorgen terug: waar haal je water? Misschien waren er wat dennenbomen opgesteld, maar op een afstand, aan de overkant van het veld, die een onuitputtelijke schat van schaduw en koelheid waren; maar waarom lukte het niet om daarnaartoe te lopen, waarom droegen zijn benen hem daar niet naartoe? Misschien kwam er op dat moment één van die zogenaamde dennenbomen op hem afgelopen, en veranderde al lopend in een menselijke gestalte, een mens met een geweer. En er geen verrassing in: het ging af bij zijn gezicht, zodat hij daarna geen wil meer had, alleen nog losse, dwarrelende kleuren en vormen, zonder daar een mening of een oordeel over te hebben, al was het mogelijk dat sommige kleuren herinnerden aan het verleden, aan de ramen in het klaslokaal op een winterochtend, als het nog maar net licht was, een tussenvorm van grijs en zwart, als het geel van hooi op de velden in de zomer, en het groen van de kerstboom. Daarna verdween ook dat, en was er alleen nog stilte, zoals hij vroeger had ervaren in de kerk, waar hij toen al iets van de dood had ervaren. Misschien stopten op dat punt zijn gedachtes, en was het grote thema “het leven”, het zo moeizame leven, daarmee, voor één individu alweer, afgewikkeld.

Op deze manier zat ik de dromen over hoe je een pistool zou kunnen gebruiken, zoals ze dat vroeger deden, aan de hand van de namen van Parijse metrostations. Soms keek ik even uit het raam of zich daar veldslagen afspeelden maar het was een metro, niets te zien natuurlijk! Je blik verdwijnt dan automatisch weer naar binnen, en van de mensen in de metro trein, waarvan je de gevoelens kon proberen te onderscheiden van hun uiterlijke kenmerken; niet helemaal objectief uiteraard, maar toch, bij benadering. Zat er hier niemand die zich niet voor de gek liet houden, of konden ze mijn gedachten echt niet lezen? Was het dankzij het laagje make up dat ik op mijn gezicht had, dat ze niet daarachter konden kijken? Ik was op zaterdagochtend naar de bakker gegaan (waarom van je routine afwijken, maar ook om wat brood in huis te hebben voor het geval ik terug zou komen), daarna echter even bij de boetiek naar binnengestapt voor een beetje rouge; verrassend dat ze een nieuw merk hadden, net voor m'n vertrek! Het plaatst je meteen in een wat andere dimensie, zo’n kleurtje. Je kunt dan ook nog nadenken over je kleding, ik droeg een zwarte broek en een T shirt met strepen. Dit shirt had ik al vanaf mijn middelbare school, ik droeg het tijdens de wiskundelessen, ik voerde er denkbeeldige gesprekken in met de wiskundeleraar, en als Louis mijn dromen binnenkwam, dan trok hij dit T shirt over mijn hoofd. Dit was ook het shirt dat ik droeg toen wij met een paar andere meisjes naar de kermis gingen, op zomerdagen, en waarin ik, als ik terug was, in mijn slaapkamer, nog wat naar muziek ging luisteren, samen met alle voorwerpen die in mijn kamer waren. En als ik naar de tandarts ging, waar het, op momenten dat het lastig werd, contrasteerde het mooi met mijn bleke gezichtskleur.

24.

Als je lang in een trein zit, en daarna in de metro, en dan naar buiten stapt, dan komt de echte wereld wel ineens heel dichtbij, ook door de wat vreemde huizen, straatlantaarns, uithangborden. Alles is dan even een droom, dus leunde ik met mijn rug tegen een hek, totdat ik voelde dat mijn duizeligheid begon af te nemen. Ik wist dat Micha woonde aan de Rue de R** want soms had het hierover gehad: een zijstraat van een zijstraat van de Boulevard *** (en ik had hem gevraagd of er trams rijden, nee dus, metro). Ik had het op Google streetview bekeken (zoals ik graag als kind naar foto’s van straten in verre landen keek). Soms kwam ik hier iets bekends tegen: de boulangerie waar hij brood koopt; een krantenkiosk, waar je ook kaartjes kunt kopen voor de bioscoop. Toen ik daarlangs liep, kon ik het niet helpen om even naar binnen te kijken, of er inderdaad de verkoper zat waar hij over had geschreven, iemand die volgens hem heel langzaam was. Ik zou het niet kunnen ontkennen, het was een wat sullige man, op een stoel achter een tafel, tussen planken waar boeken en tijdschriften op stonden, en doordat hij niet bewoog kon je je ook voorstellen dat hij dood was en je de ambulance zou moeten bellen. Toen ik eenmaal van de grote boulevard met winkels was afgeslagen, was ik blij, want hier was het rustiger, maar kwam de missie ook echt dichterbij, waardoor de neiging ontstond te gaan treuzelen. Sta ik nu in het glas van een deur te controleren of mijn haar goed zit? Probeer je nu een glimlach in de spiegeling van die deur, terwijl je iets ingewikkelds moet gaan doen?

Ik stond even stil bij een klein parkje, het haalde mij uit mijn concentratie omdat hier moeders hun kinderen lieten spelen (of waren dat gouvernantes)? Er was een klein meisje aan de andere kant van de speeltuin, ze had haar schoen uitgedaan en sprong in de zandbak, misschien speelde ze dat ze een kangaroe was, of hoe het moest voelen om de controle te verliezen.

Vanaf de boulevard was het niet ver tot aan zijn huis. Er waren geen naambordjes bij de deur, maar er is ook nog zoiets als een huisnummer plus visuele herkenning. Ik herkende het van toen ik keek op Google streetview. Als het goed is vertrok hij ongeveer rond dit uur van de school waar hij lesgaf, een afstand van een uur met de fiets (hij gebruikte tegenwoordig standaard de fiets). Toen ik in zijn straat liep, schrok ik even van iemand die net zo oud moest zijn, op het laatst moest ik mijn hand uit de tas halen, en een stukje rustig ademhalen. Het was een laan met bomen waar ik weer even met mijn rug tegenaan kon leunen. Er waren veel auto’s en ook opvallend veel motorfietsen. Ik besloot de straat over te steken, om beter zicht te hebben op het huis, al had ik besloten om niet van afstand te schieten.

MICHA

25.

Na al het werk doordeweeks kun je in het weekend meteen weer aan de slag: om de leegte weg te werken. Ik legde mijn tas met boeken en huiswerk op tafel. Onderweg naar huis had ik dezelfde route afgelegd als altijd, tussen dezelfde gebouwen door. In de speeltuin speelden kinderen, er zaten er een paar op de schommels, één kind stond te springen in de zandbak, een grappig gezicht. Kun je me met woorden uitleggen wat je daar aan het doen was? Waarschijnlijk niet, ik zou het jou moeten uitleggen; ik heb de woorden wel, maar dan is er nog steeds de mogelijkheid dat wij elkaar niet begrijpen. Zouden de moeders die erbij stonden er een mening over hebben? Nee, ik zag dat zij niet stopten met praten. Misschien dat alleen de eik die op de hoek van de speeltuin stond, een beste plaats voor zo’n boom, de rust had voor een passend antwoord.

Ik heb huiswerk meegebracht dat ik moet doornemen, een hele stapel papier, waarop de leerlingen een verhaal hadden moeten schrijven. Ik had ze uitleg gegeven over de “magische drie” voor creatief schrijven: Actie, Kleur, Emotie! Ik ging achter mijn tafel zitten en keek voor de aardigheid het eerste werk na, eens even zien wat ik zou tegenkomen. Waarover zouden de jongens schrijven: een voetballer die een gevaarlijke actie uithaalde en die boos werd dat hij een rode kaart kreeg? En de meisjes? Een jonkvrouw met rossig haar die van haar gevoelens van somberheid probeerde af te komen door een actief liefdesleven? Dit zou duidelijk voldoen aan de opdracht. Soms liep ik even naar de keuken voor een glas thee, of keek even uit het raam, maar er was niets bijzonders, behalve de schaduw van iemand die onder de bomen in de laan heen en weer liep. Verder bewogen alleen de wijzers van de klok. Ik las verder in één van de proefwerken. Het ging over een vrouw. Ze had een lieve dochter, maar die zat ergens ver weg in het zuiden van Frankrijk, één of andere schurk was er met haar dochter vandoor gegaan en maakte van haar een getrouwde vrouw, die met hem naar bed moest, alleen het huishouden werd voor haar gedaan. Ze had een bruine pony in de stal, aan wie ze haar diepste gevoelens vertelde. Vervolgens beschreef deze leerling allerlei ondeugende gevoelens, waarvoor ik haar een hoog cijfer zou geven. Het is echt gek als je dit soort dingen van andere mensen leest en dan vergelijkt met je eigen leven, zo’n schrijfopdracht maakt echt was los!

Het werd tijd om te eten. Er zit een bistro naast de kiosk op de boulevard, bistro “de Levant”, dat ik per toeval had ontdekt maar nu vaak kom. Ik had een begin gemaakt met een volgend werkstuk met de titel “Over het ontstaan van de kleur roze”, daarna wachtte ik een minuutje bij het raam, er reed een motorfiets met iemand achterop, er was een hardloper, een vrouw met een hondje die ver achterop liep, meer mensen waren er niet. Daarna liep ik langzaam naar de deur. Het weer was veranderd, het regende licht, in de winkels en huizen brandden de lichten, ik pakte een paraplu. Het was een roze paraplu, die ik had gekregen toen het werd uitgedeeld op straat bij een reclame actie voor behandeling van borstkanker. Het was misschien niet gemakkelijk de dingen te onderscheiden in deze donkere, regenachtige straat, maar mijn paraplu was daarop een mooie uitzondering, goed dat we hier niet in een oorlogsgebied zitten.

Op de boulevard liepen verschillende mensen in wisselend tempo: er was een jongeman die bijna rende, een paar vriendinnen die het niet uitmaakte dat ze hard lachten terwijl hun voeten erbij stampten. De jongeman liep snel door en haalde de vriendinnen in, die eventjes ophielden met lachen en wandelen, alsof dat met elkaar samen hing. Je hebt haast, nietwaar, om de hoofdstad te verlaten? Ben je verliefd op een meisje in de Provence, die een bruine pony heeft? Dat is dan ver lopen. Of ben je op zoek naar een plek om te eten, vandaar dat je even bij bistro “de Levant” bleef staan! Zie je dat achterin de zaak een vlammetje brandt in de oven? Daar bakken ze brood, ze noemen het platbrood (het is ook plat), dat krijg je bij je maaltijd als je salade bestelt. Maar hij liep door, nee, hij zag het vlammetje misschien niet en misschien nog nooit platbrood gegeten.

Ik liep naar binnen en werd welkom geheten door de zoon van de eigenaar, een jongen met een eigenaardige bril (de zoon). Misschien dat de eigenaars, vader en zoon, in het begin eerder mijn aanwezigheid in dat restaurant als vreemd hadden ervaren, omdat ik er alleen kwam, of een tafel voor één persoon bestelde, en dan ook nog op een vreemd tijdstip, als de Fransen nog niet gaan eten, eigenlijk te vroeg; herhaaldelijk, ook als ik telefonisch informeerde of er plek was, had ik het idee alsof ze mij niet begrepen, terwijl mijn Frans toch ok was, maar misschien was dit slechts verbeelding, verbaasden ze zich inmiddels nergens meer over, en was het nog maar een restant van die eerdere ergernis die ze uit gewoonte tegen mij in stand hielden. Ze hielpen mij, niet alleen met bestellen, maar ook met het uitkiezen van eens iets nieuws op de menukaart (ongevraagd, enthousiast, totdat ze merkten dat ik daar geen behoefte aan had); en als ik klaar was met eten, hoefde ik niet meteen te vertrekken, maar maakten ze nog wel eens een praatje. Op vrijdag of zaterdag werd het eten niet geserveerd door de eigenaar of de zoon, maar door een studente met zwarte haren die er werkte als bijbaantje, of was gestopt met haar opleiding, wie zal het zeggen, we hebben vaak te snel een oordeel klaar. Zij liep altijd snel met de bestellingen door het restaurant, op een manier alsof de borden bijna zouden gaan vallen; als je dat zou zien zou je denken dat ze hier wel goede zaken zouden doen, zo druk als ze waren, teveel werk voor het personeel, maar het was meer haar manier van lopen. Ook als ik er als enige zat liep ze zo snel. Ik zat ook te denken: misschien dat ze door de snelheid alles juist in evenwicht kon houden, en als ze haar pas zou vertragen alles op de grond kletterde! Immers, waarom zouden we daarover weer een oordeel paraat moeten hebben, natuurlijk, te snel, zoals altijd! Dat was trouwens een aangenaam tijdverdrijf tijdens het eten, kijken hoe zij door de ruimte bewoog en haar borden in evenwicht hield, terwijl ze met één been een uitgeschoven stoel omzeilde, en een kop soep wat overhelde, zodat het bijna overgoot op één van de andere gasten. Misschien dat ik daardoor vaak wat treuzelde bij het eten, waarbij ik steeds werd bediend met een nieuw glaasje wijn, een knieval van de Libanese keuken aan het gastland, dacht ik in het begin, maar nee, weer een verkeerde veronderstelling: Libanese wijn, daar drinken ze dus ook wijn! Dit was prima wijn, hierdoor liep ik bij het verlaten van het restaurant vaak ook zelf niet helemaal recht, zodat het, als je er een kansberekening op zou loslaten, wel een keer zou moeten gebeuren dat de wankele serveerster en deze aangeschoten klant elkaar in de armen zouden vallen. Ik zou dus uw fotocamera gereed houden.

Soms probeerde ik haar de situatie wat makkelijker te maken, door als ik het eten op had, de soepkom al netjes recht op het bord eronder te leggen, en dan de lepel en vork daar weer in; juist echter na die hele opstapeling, na dit kleine werkstuk, had ik het gevoel dat het zinloos was, dat zij zich beperkte tot het meest essentiële, een kort goedenavond, waarna zij bovendien met haar grote passen wegliep en daarbij de stapel weer in disbalans bracht; maar dit is natuurlijk maar suggestie, concentratie is een combinatie van kleine en grote verbindingen in je hoofd, waar je vaak in de uiterlijke werkelijkheid ook de kleine dingen ten onrechte koppelt aan grote dingen, alsof het één het ander zou moeten betekenen, alsof als het buiten op straat regent, ook in je hoofd zou regenen!

Na een paar glazen wijn zou ik de serveerster graag willen uitnodigen, maar als ik er dan nog één nam, dan verdween dat weer, dat was waarschijnlijk het bekende “glaasje teveel”. Ik liep weg langs de boulevards. In dit deel van Parijs hadden ze namen van buitenlandse steden, dus eerst ging je de hoek om naar Turkije (Constantinopel) en voor je het weet stond je weer in een ander land. De huizen waren heel oud, net als de krantenkiosk, die nu gesloten was, en man die daar werkte trouwens ook. De drie vriendinnen die ik zag op de heenweg waren niet meer te horen, en van de jongeman die naar de Provence ging was ook niemand meer te zien. Ik zag überhaupt niemand meer op straat (altijd rare gewaarwording in deze drukke stad, dat je soms niemand zag, maar gebeurt geregeld). Toen het voetgangerslicht op groen sprong even een minuutje pauze, meer uit gewoonte dan noodzaak, maar toen kwam er toch nog een motorrijder langs, zo zie je maar weer, als je de veronderstelling hebt dat er niemand komt, dan komt er toch één aan, niemand die de waarheid kent, noch daargelaten hoe de motor werkt, hoe de motorrijder heet, of hij getrouwd is.

Vanuit de brede boulevard naar mijn eigen straatje kom je in een andere sfeer, rustiger, donkerder; een stad is net een telefoonnetwerk van grote en kleine verbindingen, er zijn boulevards en zijstraten, die soms blind lopen; zo’n zijstraatje is net een lief kind in de klas, zo één die haar vinger in de lucht steekt maar toch niet wordt opgemerkt. Er was één vrouw op straat, maar ze liep weg toen ik eraan kwam, tussen de bomen. Je zag haar niet meer, alleen iets van haar shirt. Ze liep snel weg, waarschijnlijk had zij ook een afspraakje in de Provence, of zaten er thuis kleine kinderen huilend op haar te wachten, boven in een hoog flatgebouw, misschien dat meisje dat vandaag in de zandbak stond te springen en haar andere zusjes. Bij het betreden van mijn appartement kwam mij de gedachte te boven dat ze zeggen dat een huis echter vooral een veilige haven is; het was er binnen donker als in de uithoeken van het universum, de lucht rook mild als midden op een oceaan, de ramen waren een dun laagje folie dat was aangebracht tegen de buitenlucht, zodat suggesties en subjectieve veronderstellingen hier een veilig bestaan konden leiden, geheimen niet zouden ontsnappen, zeker niet die we het diepste van binnen bewaren. Het zou beter zijn maar gewoon te gaan slapen, dat zou ook een goed idee zijn de vrouw die beneden door de straat bleef drentelen, zou dat een prostituee zijn, maar dat zou nieuw zijn, bij ons in de straat??

GERIEKE

26.

Ik mag niet klagen over Micha’s appartement; het ligt op de eerste woonlaag aan de achterkant, in een aanbouw, van een perceel met vijf of zes verdiepingen. Het is een degelijk oud gebouw met een houten beslagen deur aan de voorkant, die misschien in een vorig leven in een kasteel heeft gezeten, zodat je weinig kans hebt daar een gat in te slaan: beter om aan de achterkant door het raam te klimmen. Achter het gebouw ligt een parkje met een paadje van waaruit je met een keukentrap de ramen binnen kan klimmen. Het trapje kan ik verstoppen achter een paar struiken, zelfs nog met mijn lichaam daarnaast en mijn hoofd er net bovenuit, maar dat is goed om in de omgeving te turen of er iemand is; zo nee dan loop ik een rondje door de buurt. Terwijl ik loop kijk ik naar de ramen die open staan en die waar de gordijnen dicht zijn; op de tweede verdieping zijn ze dicht, wonen daar mensen die onzeker zijn van hun positie in de wereld, zodat zij afstand willen houden van deze gekke tegenwoordigheid? Zijn jullie daar je testament aan het schrijven, voordat je de trappen opklimt om te springen, de wind door je haren te voelen totdat je de grond raakt?

En hoe zit het op de derde verdieping, waar de gordijnen eveneens dicht zitten? Geldt daar misschien het omgekeerde: zijn ze ergens erg zeker van, zoals van hun keuze voor een relatie met een bepaalde persoon, zodat ze daar geen nieuwsgierige ogen bij kunnen gebruiken? Je zou je kunnen verbazen dat zoveel mensen die zekerheid in hun bestaan gevonden hebben, en er niet meer hier achter het gebouw tussen de struiken schuilen om een misdaad te plegen, ik bedoel: hoe groot is die kans?

Eenmaal weer achter het gebouw loop ik van de muur naar de struiken en terug, het is prettig om in die paar passen een kleine afstand af te leggen. Ik heb er nooit zo over nagedacht hoe je beweegt, maar als ik aan Micha denk zijn het zes stappen van de muur naar de struiken, en als ik denk aan iets willekeurigs zoals broodjes zijn het er zeven (gek). Als je de tijd moet doden kun je behalve tellen, ook vriendschap sluiten met de dingen om je heen: ik heb hier struiken en een muur; zij hebben weliswaar geen eigen gedachtes, maar wel een eigen plek in deze wereld (en dat is misschien maar een nuance-verschil, ook gek), van waaruit ze een vriendschappelijke relatie onderhouden met de zon. Als ik bij de kant van de struiken kom is het donker, en als ik weer bij de muur ben is er nog een streep van de zon, die een klein driehoekje van de muur afbijt. Op die manier zou je je trouwens zomaar kunnen afvragen of de zon wel rond is, en niet toevallig een driehoek.

De tijd waarop de Fransen avondeten is vrij laat, hier had ik niet op gerekend, zodat ik veel te vroeg kwam en Micha is niet te vinden. Zolang ik hier al sta, wordt de driehoek zon steeds kleiner, zodat er nog maar een kleine figuur over is, een driehoekige sticker die je van de muur kunt trekken, een sticker zoals je misschien vroeger van je meester of juf kreeg. Het was dus te vroeg om hier om zeven uur te gaan staan. Hij zal wel aan het dineren zijn, dat is dan je laatste maaltijd of hoe noem je dat. Van de berichtjes weet ik bovendien dat hij na negen uur hier terugkomt, omdat hij meestal rond die tijd iets stuurt, waaronder ook vaak iets over wat hij had gegeten. Ik denk dat zijn belangstelling voor eten authentiek is, tussen alle onzin die hij schrijft. Als je erover nadenkt, dan kun je ervan uitgaan dat het Franse existentialisme, waarin werd gezocht naar wat authentiek was, vanzelf wel op eten uit moest komen; maar dat soort gedachtes zijn nutteloos op dit moment. Het is belangrijker om voor dit moment mijn geduld niet te verliezen. Ik zou hem zelfs nog een berichtje kunnen sturen, voor zover ik weet kan hij niet zien waar het vandaan verstuurd wordt. Ik weet echter vrijwel niets om te schrijven, uiteindelijk werd het een bericht dat niet helemaal veilig was:

[Hallo, schijnt bij jou ook de zon? Hier nog net een klein stukje.]

Na een tijdje kwam een antwoord:

[Ja, nog twee drie minuten denk ik]

[Haast je dan maar naar huis :)]

Dat was nog eens een goed idee, op deze manier kon ik berichten sturen zonder dat het argwaan hoefde te wekken. Wel oppassen met dit soort berichtjes, want ik begon er bijna van te lachen. Terwijl dit eerder een drama is dan een komedie, een drama zo Grieks als mijn naam Ge-rieke. Mijn achternaam meer Romeins: Luymes-Limes, afgeleid van Limes zeggen sommige mensen, de Romeinse noordgrens. Het was ooit dat Nederlanders van boven de limes naar het zuiden trokken tot Parijs, maar voor wat ook alweer, wat hadden ze ook alweer gedaan? Een moord? Misschien dat het daardoor kwam dat ik hier stond, omdat ze iets van hun karakter aan mij hadden nagelaten, dat is nog eens een erfenis! Terwijl ik in gedachten was, ging in Micha’s kamer het licht aan en dat was nodig, want ik begon het afwisselend warm en koud te hebben. Ik bleef vanaf dat moment nog wel achter de struiken; je innerlijke werkelijkheid kan soms op een holletje naar voren gaan, terwijl je uiterlijke werkelijkheid nog even achter blijft, zoals — al zit er een lichaam tussen — de voor- en achterpoten van een paard (sorry hiervoor als u een beter voorbeeld heeft).

Het was al na zonsondergang en de natuur vulde de binnenplaats met schaduw, van onderen naar boven als een glas dat zich vult met water (maar dan een onbestemd soort, rioolwater). Micha verplaatste zich in de kamer achter het glas, in dit geval een dun laagje dat leven en dood van elkaar scheidt; geen twijfel mogelijk dat hij het was, want ik ontving op mijn telefoon een bericht dat hij thuis was en de jongeman in het raam had ook een telefoon in zijn hand. Hij was niet iemand die meteen ging slapen, ik vermoed ook wel waarom, het eten zit in je maag maar je hoofd moet nog gevuld worden met geruststellende gedachtes, voordat je erop vertrouwt te gaan liggen zonder angst dat iemand je keel doorsnijdt. Hier ontstond wel een irritante situatie, want ik stond buiten en het werd langzaam echt koud, het was geen zomers weer en ik had mijn jas in het hotel.

Ik probeerde mijn gevoelens op te stoken, maar dat hielp niet, ik probeerde ook heen en weer te bewegen maar dat maakte geluid, zodat je kon verwachten dat in de kamer op de tweede verdieping, als daar iemand zijn testament zat te schrijven, hij zijn potlood zou neerleggen en bij het raam kwam en het was mogelijk ook een irritatie voor het liefdespaar op verdieping drie (al kun je veronderstellen, dat zij daar te bezig voor waren, alhoewel, misschien kun je in het schrijven van een testament meer passie leggen dan in het bedrijven van de liefde, wie weet? ).

Zo gingen mijn gedachtes alle kanten op, nutteloze gedachtes; uiteindelijk ging Micha slapen; dit was een code om naar binnen te gaan.

27.

Waar waren de uitgangspunten, waar lag het begin, dat nu vanavond zijn uiteindelijke vervolmaking kreeg, toen ik de ladder tegen de muur zette; waar was het startpunt? Je zou je het heel eenvoudig kunnen voorstellen: er was een meisje, en een jongen, en zij stond op zijn voet (zou hij intussen al slapen? Nee, Micha stuurt nog een bericht, alsof hij zijn gevoel niet in één keer uit kon zetten, anders dan bij de lamp.)

In ieder geval, je kunt je afvragen wat er nog vooraf is gegaan aan die eerste ontmoeting. O ja, ik had wellicht de behoefte om zijn hartslag te horen. En had ik niet eens gezegd dat ik bij iemand door het raam zou klimmen, en hem een kus geven.

Mensen die mij zagen zouden zich kunnen afvragen: wat gaat ze doen? Gaat ze de ramen wassen? Maar nee, dit is een schildertrapje, ik had hem eerder vandaag op straat gevonden, waar hij bij een schildersbus stond (en hier naar toe moeten slepen, dus dit kleine stukje kon er nog wel bij). Ik zou liever een man roepen om de trap tegen de muur te zetten, en om snel even mij aan te raken. Ergens bovenin het gebouw deed iemand een raam open, maar dat was een oude vrouw: wat heb jij lelijke oude heks te doen op dit nachtelijk uur, als ik een man nodig heb? Wil je kinderen gaan ontvoeren? Laat ze met rust, zij moeten nog slapen.

Toen het weer stil werd, pakte ik mijn mobiel en stuurde Micha een berichtje:

[Slaap jij al? Zo nee, stuur je me wat?]

Geen antwoord. Maar weet je wat raar is, daar wachtte ik nu juist op. Ik verplaatste ik de trap en zette hem uiteindelijk zonder mannelijke hulp tegen de muur, alleen dat daardoor de stilte kort werd onderbroken door een tik. Voordat ik de trap besteeg, toen mijn hartslag iets gezakt was, pakte ik het pistool en deed het in mijn broekzak (paste niet) en toen achter mijn ceintuur. De munitie zat er al in vanaf Amsterdam. Het was goed mogelijk om stil door het raam te klimmen, onvergelijkbaar stil als je het vergelijkt met alles wat in een stad geluid maakt, maar in dit appartement rondlopen was moeilijk, want het was ontzettend klein! Ik liep een paar passen door zijn kamer naar de leunstoel, en ging hier een tijdje zitten. Het is een vergelijkbare leunstoel als bij mijn grootouders, waar ik tijdens kerstavonden graag zat. Ik hield mijn ene been achter de andere, totdat het pijn deed. Daarna liep ik door de ruimte en verplaatste langzaam wat kleine spullen, ik schoof de stoel aan achter het bureau, zodat ik er tenminste langs kon, legde de papieren op een stapeltje en deed ze in een la van zijn bureau. Ik probeerde niet teveel lawaai te maken bij het weer dichtdoen van de la die klemde in het bureau, maar het bleek dat er één wat dikker papier tussen zat. Het bleken werkstukken te zijn, een opdracht creatief schrijven? Er was een verhaal over een meisje en haar pony, het was erg goed. Ik pakte mijn telefoon, en stuurde Micha een berichtje:

[Je slaapt zeker. Had je veel werk vandaag? Moest je veel huiswerk nakijken?]

Nu het bericht was verstuurd, klonk ergens in de verte een signaal, maar er reageerde niemand, hij sliep dus echt. Dit was een goed moment om er een einde aan te maken.

Maar dat viel nog tegen, was dat misschien omdat ik niet durfde, of omdat het fijn was in dit appartement te zijn en mij onledig te houden met de kleine dingen die hier lagen, alsof we hier een gemeenschappelijk huishoudelijk leven voerden en hij al iets eerder naar bed was gegaan. Op de hoek van het bureau stond een plant (volgens mij een Begonia) met oranje bloemen, die had wel water nodig. Ik liep voorzichtig naar de keuken en vulde een kopje met water, een gieter kon ik niet vinden, die was er misschien ook niet. Daarna liep ik terug naar het bureau. Het leek zo fijn, zo’n huiselijk leven. Ik zou dan nog wat opruimen in de kamer en daarna naast hem gaan liggen, zo’n gedachte kan je er helemaal van vervullen, dat er zoiets als menselijk geluk zou moeten kunnen bestaan (maar een vals geluk, verzekerde ik mij). Ik pakte de stoel om te gaan zitten aan het bureau en ging door de papieren op het bureau, waarvan de woorden of symbolen die erop stonden, in het halfschemer van de straatlantaarns, een soort absolute waarheid tot uitdrukking leken te brengen.

Het waren ook niet alleen de woorden, maar ook de kast, het bureau, de stoel. Ik legde de papieren recht zodat hij morgen beter kon beginnen met het nakijken van dit werk (morgen? leefde hij dan nog?). Het leek alsof het omgaan met deze dingen een reden was om nog geen einde aan zijn leven te maken, alsof er ergens nog een gedachte was die eerst opgemerkt en afgemaakt moest worden, voordat ik het werkelijk kon doen. Dit project hoeft niet in één dag te eindigen, zei ik tegen mijzelf, het is een soort kruistocht, en Parijs was ook niet in één dag veroverd!

MICHA

28.

Mocht er al iemand aan de deur zijn geweest, sorry dat ik niet heb opengedaan, omdat ik op zaterdag laat ben met opstaan. Had anders uw aanbieding maar achtergelaten, wat was het, een intelligente stofzuiger? Hoe hoog is dan zijn IQ?

Na het opstaan liep ik zoals altijd wat heen en weer door het appartement: van het bed naar de waterkoker, van de waterkoker naar het aanrecht om koffie in een kopje te doen; maar waarom stond die op een ongebruikelijke plek, vreemd, zeker gisteren in het restaurant teveel gedronken!

Ik liep toen van het aanrecht naar het bureau, waar de stoel naar achteren was geschoven (dat vond ik nooit leuk). Ondanks dat het eigenlijk nog te vroeg was om hard na te denken, wierp het een vraag op naar de betrouwbaarheid van het bestaan. Ook lagen de papieren op een andere volgorde op het bureau (maar wel netjes). Doordat dit vreemd was, schoof ik het te hard naar links, waardoor er koffie over het bovenste werkstuk ging. Hoe kun je zoiets nu begrijpen? Was hier een onzichtbare hand bezig geweest? Wat zijn dit nu voor Stasi-methoden? Het is niet iets waarvoor meteen een verklaring is, en de dingen zelf zeggen niet in je gezicht wat ze denken of ‘s nachts hebben gezien. Het is ook niet zo dat er per se iets te zien moet zijn geweest: dit raakt aan je geheugen, iets wat volgens de moderne psychologie toch zo belangrijk is voor je bestaanszekerheid, en als je niet zeker weet of iets echt is gebeurd, kun je enerzijds gaan zoeken naar een sleutel in de uiterlijke werkelijkheid, anderzijds naar gaten in je geheugen. Dit betekent dat de ruimte waarin je de oplossing moet zoeken twee keer zo groot wordt! Hierdoor verschuift het thema van je zoektocht steeds van buiten naar binnen naar buiten, waardoor je hele balans eraan gaat: een continu heen en weer; daar had de Stasi destijds waarschijnlijk ook bewust op gerekend.

Toen ik ‘s ochtends naar de boulangerie ging, had ik het even van mij afgezet, althans even van vorm: ik wist toch nog wel wat voor brood ik wil hebben? Ja, zoals altijd! En mijn portemonnee ligt toch nog wel altijd op dezelfde plek? Ja, inderdaad, in de keukenla, en er zitten ook nog alle pasjes in! Daarna liep ik naar de bakker, in de richting van één van die twee vormen van intermenselijk geluk die de Romeinen hadden achtergelaten (brood en spelen). Met die gedachtes kwam ik langs de speeltuin (niemand), de kiosk (te druk) en restaurant “de Levant” (gesloten). Ik dacht even aan de blauwe ogen van de serveerster en haar figuur, op het moment dat ik voorbij ging aan de ramen van het restaurant, en het leek even alsof er binnen een klein blauw lampje brandde, maar dat is waarschijnlijk verbeelding. Weet jij, lieve serveerster, wat voor probleem er in mijn innerste is ontstaan? Kun je je nog herinneren, ik zat gisteren bij jou in het restaurant, bij het raam, dat uitkeek op de boulevard, en jij liep heen en weer naar de keuken, waarbij je ternauwernood het servies recht kon houden. Ik ging toen terug naar mijn appartement, maar terwijl ik daar sliep, deden deed de bureaustoel een klein dansje en de papieren besloten zelf op andere volgorde te gaan liggen! Of was er een deel van de vorige dag uit mijn geheugen ontsnapt, een kwartiertje of desnoods een minuutje waarin ik de stoel naar achteren verplaatste. Maar om welke reden zou ik de stoel zo ver van het bureau verplaatsen, dat had toch geen enkele zin; en wat was dan de reden, dat ik de papieren had veranderd, terwijl ik al het huiswerk nog moest nakijken vandaag of morgen? Woonde er nog iemand in mijn appartement, een vorige bewoner, die ‘s nachts tot leven komt en met stoelen sleept, of woont er nog iemand in mijn hoofd, die gebruik maakt van hetzelfde lichaam, maar dan ‘s nachts? Was dat een voorouder van mij, die misschien honderd jaar geleden was gesneuveld op een slagveld, maar naar steunpunten zocht om terug te komen in de huidige werkelijkheid, en wat zou je dan beter kunnen kiezen dan je eerste achterkleinkind!? Dit waren gedachten waar je gek van kon worden, zeker op een lege zaterdag in een vreemde stad! Om dit te compenseren zocht ik naar andere steunpunten, stonden de lantaarns nog steeds op dezelfde plek aan de boulevard, jazeker, deze prullenbak herken ik ook, net als de man die daarin zit te graaien, de jongedame met het kleine springerige kind, die gaan zeker weer naar de speeltuin, nee, ze draagt een boodschappentas, zeker naar de supermarkt, allemaal bekende items; alleen een paar kleine dingen waren verplaatst, kennelijk, de grote dingen stonden op dezelfde plaats als de vorige dag, dus helemaal gek was ik ook niet. Maar waarom wisselden dan de kleine dingen van hun plek? Het zou op zich een oplossing kunnen zijn door het te negeren, omdat het toch alleen maar kleine dingen waren, maar dat gaat niet: er zijn bepaalde vaste verbindingen die aan de binnenkant van de werkelijkheid bestaan, en die kun je niet zomaar negeren, van welk formaat ze ook zijn: in dit geval tussen kleine voorwerpen en de plek waar ze lagen. De enige positieve gedachte die uit dit alles nog te persen was, is dat de koffie nog op de goede plek lag, want terug in het appartement dronk ik nog snel twee koffie (ik zou in goed geweten zeggen dat dit op de juist plek stond, al twijfelde ik over het kopje). Ik keek naar buiten (toch net zo’n uitzicht als gisteren, zij het met een lichte regen). Om voor wat afleiding te zorgen ging ik huiswerk nakijken, dat was nog het beste wat ik kon doen. Sommige werkstukken waren zonder concentratie ingevuld, een pen op een papier maar zonder inspiratie, hoewel zonder veel fouten; maar de verhouding actie en emotie was zoek. Andere werkstukken waren wel bijzonder, ze bevatten bijzondere gedachtes, harde uitspraken soms randje discriminatie (wat deden de ouders van dit kind voor werk, of wat zeiden ze in hun vrije tijd?), of soms ook voorzichtige conclusies; in die laatste werkjes kwamen ook vaak dieren voor.

29.

In de middag was de regen weg, en fijn om in de binnentuin te zitten. Er stonden een paar van die Parijse ijzeren stoeltjes, die ook in parken staan, zoals in de Jardin du Luxembourg of in het centrum. Het enige verschil is dat je hier tussen hoge bebouwing zat, zodat je continu je stoeltje aan het verschuiven was om in de zon te blijven. Nadat ik de stoel verschillende keren had verschoven, dat wil zeggen: tot ik bij de muur uitkwam, waar nog een kleine driehoek zon over was, en ik niet verder kon, ging ik naar binnen. Op het bureau lagen veel papieren, want ik had ze daar weer uitgestald. Deze keer kookte ik iets op het fornuis (tagliatelle), terwijl de zon buiten onderging, teken voor de vogels om een lied aan te heffen, een mooi orkest is dat.

Daarna had ik de laatste teksten doorgenomen (één was erg goed, een negen, het had als titel “Wat is de oorsprong van roze?” hoe kom je erop, dat had ik bij de andere kinderen nog niet eerder ontdekt, en daarna dacht ik erover om naar de stad te gaan. Het idee stond mij vandaag niet aan en ik gaf de bureaustoel, de werkstukken en het koffiekopje de schuld. Na een tijdje waren de vogels in de bomen stil geworden, zij hadden ook geen zin. Ik deed de papieren niet in de la, maar liet ze op tafel liggen, en ging slapen; alles was stil, alleen mijn gedachtes bewogen nog even, en snoepten kleine minuutjes van mijn slaap af; ik pakte de telefoon en stuurde Gerieke een berichtje, niets bijzonders, dezelfde nietszeggende berichtjes als gisteren. Ze antwoordde dat het in Amsterdam licht regende, dat ze stiekem even naar buiten was gegaan om te kijken of de liguster bloeide; of ik ook ligusters had? Ja, toevallig wel, op de binnenplaats staan hier ook ligusterstruiken, zijn ze ook wit, ja inderdaad! Gerieke schreef:

[De bloemen zijn goed voor de bijen, pas wel op als je er dichtbij staat, dat ze je niet steken; dat is mij bijna een keer gebeurd]

Zo viel ik in slaap, maar het gaf geen rust, er was een droom en die het was min of meer een voortzetting van de dag; in mijn droom zat ik op dezelfde plek aan het raam, in mijn appartement, bij het bureau, maar die schoof steeds weg. Buiten stonden ligusterstruiken, met kleine groene blaadjes en witte bloemen. Gerieke was ook aanwezig in de tuin, met een wat gevaarlijke snoeischaar, die zij achter de struiken gooide, want ze zei:

- Je moet deze struiken pas snoeien als ze zijn uitgebloeid

- Wacht dan maar tot morgen

Bijzonder dat ik haar hier in de tuin aantrof (wat deed ze hier?) en ook dat ze dezelfde kleding aan had toen ik haar voor het eerst zag op een plek langs de gracht, waar bomen stonden, maar met hetzelfde type lichtgroene bladeren. Het was een andere ruimtelijke context, maar met datzelfde allesdoordringende groen zoals dat overal in de natuur voorkomt; iets waar wij toen een gesprekje over begonnen. Na dat gesprek voelde jij je flauwvallen, zodat ik je zou moeten opvangen, maar ik had haast, want ik moest naar een Libanees restaurant (maar waarom?).

GERIEKE

30.

Op de avond dat ik wat papieren en een stoel in Micha’s kamer had verplaatst, waren me nog verschillende ideeën opgekomen, waar ik echter niets mee had gedaan; nu ik hier voor de tweede avond zat, had ik het idee daarmee verder te gaan. Misschien noemt u dit “stasi-praktijken”. Ga echter ergens anders iemand beschuldigen omdat ik hier in dit huis ben; wat heeft u hier zelf te zoeken?

Ik had het idee om aan één van de werkstukjes van zijn leerlingen, die bovenop de stapel lag (met een originele titel “Wat is de oorsprong van roze?”, hij had het een negen gegeven) een liefdesverklaring toe te voegen, degene die zulke titels kon verzinnen (haar naam was Hannah) zou vast een rijk innerlijk leven hebben en ongetwijfeld ook knap zijn en een goede kledingsmaak hebben (“een meisje om te kussen”). Ik pakte het werkstuk met de bedoeling er iets onder te schrijven, maar realiseerde mij toen dat het raar zou zijn onder het werkstuk iets in een ander handschrift toe te voegen, dat had geen zin. Hoe langzaam werkt het verstand, dat het dit niet van tevoren kan verzinnen, geen wonder dat het een tijd heeft geduurd voordat elektriciteit was uitgevonden, maar de sterren stonden er altijd al! Nog los daarvan zou ik het niet nodig vinden de zedenpolitie op Micha los te laten, als hij uitvoering zou geven aan wat ik van plan was op het papier te schrijven over de diepste wensen van dit Frans-Nederlandse diepgevoelige meisje (“ik zou het als het mooiste cadeau beschouwen als jij mijn eenzaamheid zo verbreken door plotseling. . .”). Als je bedacht, dat ik mijn handschrift best slordig was, of hij misschien zijn bril niet ophad, dan zou je in plaats van eenzaamheid ook nog eerbaarheid kunnen lezen, en dan was het helemaal fantastisch. Bovendien, hoe oud zou ze zijn? Het werkstuk gaf wel de suggestie dat dit een meisje was dat erg ontwikkeld was, maar sommige kinderen zijn al ver voor op hun leeftijdsgenootjes. Dus hoeveel levensjaren zou ze hebben, en hoeveel maanden of jaren gevangenisstraf zou het opleveren, als Micha haar eenzaamheid of eerbaarheid zou verbreken. Ik stopte met deze lijn van denken, en probeerde iets anders. Ik zou beter niets gaan schrijven, maar nog wat dingen gaan verplaatsen, maar minder opvallend, de eerste keer had ik papieren die op het bureau lagen verplaatst, dat was eigenlijk heel onvoorzichtig, hij kon gemakkelijk denken dat er iemand in de kamer is geweest, en misschien had hij dat wel gedacht. Ik had net zo goed de muren roze kunnen verven! Ik liet deze keer het werkstuk over de oorsprong van roze zachtjes op de grond vallen, dat was immers mogelijk zonder menselijk ingrijpen, de wind had het kunnen doen, dezelfde wind die door rozenstruiken blaast, terwijl mensen dan hun jas nog wat steviger dichtknijpen, en vermanend gedachtes probeerde te onderdrukken aan andere tijden, aan het verleden, hoe dom of juist onvoorzichtig wij zijn geweest, hoeveel treurige pianoliedjes wij nog moeten luisteren, voordat onze oren het niet meer zullen horen; ik verwijderde snel twee losse blaadjes aan de begonia die op de hoek van het bureau stond, voordat ik van het trapje naar beneden zou klimmen, om tegen de buitenmuur te beginnen met huilen.

Ergens vloog een nachtvlinder door de gigantische ruimte, met heel soepele vleugels, die waarschijnlijk in dit nachtelijk uur met heel andere zaken bezig was. Mijn gedachtes namen op dat moment een sprongetje voorwaarts. Binnenkort zal ik hem neerschieten, vanwege de afspraak die ik met mezelf had gemaakt. Ik zou stoppen met mijzelf verraden. Waarom kwamen er dit soort ideeën op in mijn hoofd, om een liefdesverklaring onder het papier over de rozen te schrijven; en waarom mijn zo grote onvoorzichtigheid, waarom zat ik hier ‘s nachts wakker te zijn achter dit bureau, terwijl je toch weet dat ‘s nachts alles en iedereen rust, behalve de maan en de nachtvlinders, en mensen die door een slecht geweten worden gekweld? Heb ik dan een slecht geweten?

Tegen de vroege ochtend stonden sommige mensen op, misschien personeel van een bakkerij of ander winkelpersoneel. Een oudere man opende een raam, waarachter hij vervolgens een ontbijt zat te eten. Daarna verdween hij en ging het licht uit; hij ging zeker op weg naar een onbekende winkel. Ik bleef deze ochtend wat langer bij de muur staan, zag dat er vervolgens nog andere lichtjes gingen branden in de ramen van de gebouwen rond het erf, en ramen open en dicht gingen. Boven aan de hemel ontstond langzaam een kleurverschil, ik ging op weg naar mijn hotelkamer, de metro’s waren gaan rijden, het enige vervelende was dat ik een plaats moest delen met andere passagiers zodat ik niet hardop kon huilen.

31.

Ik nam de metro naar het station bij mijn hotel, vlakbij het beeld van mijn gouden zusje Jeanne d’Arc. De straat naar het hotel loopt licht omhoog, in het midden staat het hotel, als het scharnier in een wipwap. De vrouw achter de receptie beantwoordde onverstaanbare vragen van hotelgasten met een even onverstaanbaar antwoord, zodat ik zonder veel aandacht naar binnen stapte. Ik voel mij eigenlijk pas bij het zien van mijn bed moe worden, het enige wat ik hier wil doen is slapen, wat je tijdens het leven sowieso al het meeste doet. Ik droomde van mijn verjaardag: ik was net zes geworden. Dat was vervelend, want ik zag helemaal geen vrienden. Ik deed mijn schoenen aan (waarom had ik die uit?) en liep naar buiten. Daar was ik ouder; natuurlijk, het was niet mijn zesde, maar mijn achttiende verjaardag, en wat zag ik er goed uit; mijn haar zat ook heel goed (dichtgeknoopt met een oranje lint). Een tram naderde van links, en kwam vervolgens achter mij aan. Ik wist meteen al waarom, om mij op te pikken. Ik ging de tram in en er ontstond direct enig contact tussen mij en de andere passagiers, iemands hand kwam tussen mijn benen. Maar wat is nu leuker, een ritje in een attractiepark of dit soms? Ergens naast mij klong een belletje, daarna verdween de droom en bleek het mijn telefoon, een bericht van Micha. Hij stelde voor dat hij mij op een later moment zou bellen. Hoezo dat? Ik woon in Amsterdam en heb met jou niets te maken.

Een uurtje later zat ik met een kopje koffie in het restaurant van het hotel en luisterde naar zijn stem, ik was er wel klaar voor. Zijn gedachten schoven uit elkaar als een harmonicum om een zin te vormen en schoven daarna weer in elkaar. Hij vroeg:

- Wat een gezelligheid daar bij jou.

- Ja, ik zit hier in een restaurant, allemaal Fransen hier vandaag

- Ik wil je iets vertellen, van vandaag

- OK

- Ik had een proefwerk om na te kijken, moet je nagaan

- Nou?

- Ik had het een negen gegeven, maar toen ik wakker werd stond er 9+

Toen moest ik lachen; al lach ik snel, op sommige momenten moet ik al ook lachen bij een simpel woord (“tomaat”).

- Hé, dat is niet grappig!

- Hoezo?

- Nee, niet! Ik dacht echt dat ik het een negen had gegeven, maar nu staat er 9+, ik dacht gewoon dat hier iemand in mijn kamer was geweest, maar ik kan het alleen maar zelf zijn geweest. En als dat zo is, dan heb ik echt een probleem met concentratie.

(Een groep toeristen kwam langs in het restaurant, waarom duurde het nu zo lang totdat ze weg waren.)

- Ja, ik ben hier nog. Micha, je zou je eens moeten laten nakijken. Ik kom je wel een keer onderzoeken.

- Fijn!

- Binnenkort moet ik naar Parijs, ik kijk zo wel even in de agenda.

- Naar Parijs? Kom je hier?!

We zwegen, alsof ieder even voor zichzelf aan de toekomst dacht. Ik zag toen een serveerster op mijn afkomen met een menukaart en moest lachen en huilen tegelijk: ik kon geen verband ontdekken tussen deze serveerster en mijn tranen die opkwamen. tot ik dacht “wat staat er voor jouw toekomst op het menu”.

32.

Onderweg van het hotel naar zijn appartement, in de avond, gebeurde het onvermijdelijke. Ik kwam hem tegen terwijl hij langs de straat liep, maar hij aan de ene kant en ik aan de andere kant. Deze boulevard was breed en de eerste auto, die was opgetrokken bij het stoplicht, schoot al voorbij, maar ik had hem toch een kort moment kunnen zien. Het was slimmer geweest als ik een andere route had genomen, en niet langs de hoofdweg; verkeerd dat ik mij liet meevoeren langs deze route. Op zulke momenten twijfelde ik wel aan mijn plan, ik had ook thuis kunnen blijven, roeren in mijn soep. Maar je weet het, al kook je het nog zo door, je weet dat er geen oplossing in zit voor je mentale problemen.

Het stoplicht was op rood gesprongen, en daarna weer op groen, zodat er weer een orkaan losbarstte (van het verkeer). Van de boulevard sloeg ik bij de kiosk af naar de zijstraat; het was al enigszins of ik hier woonde! De kioskhouder, een oude man, was bezig kleine plantjes naast de ingang van zijn winkeltje water te geven. Tijdens het gieten keek hij even op en probeerde hij een kleine glimlach, daarin krijg je de suggestie van allerlei onafgewerkte gedachten zoals of hij in mij een buurtbewoner zag; dan wel een vrouw die hij in zijn jeugd had bemind, waarvan hij zich misschien alleen nog de voornaam herinnerde (behalve natuurlijk hoe ze eruit zag, en hoe gepassioneerd ze was). Ik stapte over het voetpad langs de bomen en sloeg af bij het binnenhof; daarna een paar passen in het bloemperk. Daar was inderdaad geen verrassing: de keukentrap lag achter de struiken, de zon maakte een kleine driehoek op het muurtje. Alles was hetzelfde, alleen met dit verschil: een oude man zat op een bankje aan de overkant. De kleur van zijn haar leek als een wit laken over zijn hoofd gebonden, boven zijn licht gebogen houding, de manier waarop hij een glas wijn van de grond pakte en een blik naar de hemel richtte (iets in de trant van “ik kom er binnenkort aan”). Ik staarde ook naar de hemel, en toen weer naar de man, en van daaruit naar de gebouwen. Ik had het idee dat de man mij ook zag, maar dat het hem niet interesseerde, ik keek opzij naar hem, en ja, hij keek al niet meer, ze zijn in deze stad zeker gewend aan mensen; al zou het ook kunnen zijn dat het iets anders was: een onzichtbare grens tussen ons, misschien een geluk dat hij ooit had bedacht, te groot gemaakt en daardoor nu voor onmogelijk hield.

Op de binnenplaats dronk ik iets uit mijn flesje water (vorige dag vergeten, spijt van, vandaag zouden ik alles goed doen). Vervolgens at ik een stuk chocolade. Er kwam daarna zo’n moment waarop er niets concreets meer te doen valt, behalve wachten tot het licht in zijn appartement uit zou gaan. Ik stond tussen de muren van de binnenplaats en boven mij waren wolken aan de hemel verschenen, zodat de ruimte van alle kanten besloten was. Er bleken nog twee personen naast mij hier aanwezig, namelijk twee egels, in hun eigen kleine privé wereld naast de keukentrap. De deur in het vervallen trappenhuis van de aanbouw was afgesloten, maar het raam stond als altijd open. Ik klom na een uur gewacht te hebben naar binnen, en wat was begonnen als wat gedoe met een werkstuk, zou nu naar de volgende fase moeten gaan.

Vanaf het bureau waar de mij bekende dingen lagen, de begonia en de werkstukken, daarachter het keukenblok, het broodrooster, liep ik naar het achterste gedeelte waar de slaapkamer was. Ze zeggen dat mensen als ze slapen veel gezichtsuitdrukkingen hebben, maar dat geloof ik niet, volgens mij hebben wij mensen als wij slapen allemaal dezelfde gezichtsuitdrukking: wezenloos. Ook de voorwerpen in de kamer hadden zo’n uitdrukking: een telefoon die op het keukenblok lag en niet opgenomen werd, werkstukken die niet nagekeken werden, de hele woning eigenlijk.

MICHA

33.

Jammer dat ik al zo vroeg wakker wordt, het is pas 06.00 uur. Toch is het ook wel fijn dat het donker is, het is een onuitputtelijke bron van schaduw en dat is fijn nu ik nog maar half wakker ben. Het is alsof mijn hele lichaam zich inspant om het gevoel van ontwaken dat rond mijn hart ligt te verspreiden over de andere delen.

Ik zat in een moment, zo’n tussenmoment, dat je nog geen kracht voelt om op te staan, maar ook geen kracht om iets van de situatie te vinden; nog niet genoeg wakker om onderscheid te maken tussen goed en kwaad, behalve een bescheiden variant daarvan, dat liet onderscheiden tussen prettige of minder prettige sensaties: de dingen die in de kamer stonden en die iets vertrouwds hadden, maar alles wat er aan was te zien was hun kleur of vorm, niet hun functie, die was hun ontnomen.

Misschien dat ik beter de gordijnen open zou doen, zodat er meer licht naar binnen kon komen om iets daarvan iets méér te kunnen waarnemen; en tevens iets van de buitenwereld door te laten. Ik zou echter ook rustig in het donker kunnen blijven liggen, als in een laboratorium, waar je zou kunnen onderzoeken wat er gaat gebeuren. Grappig dat ik van Gerieke had gedroomd, alsof ze hier ook aanwezig was, dat krijg je dan, van die gekke momenten net alsof ze hier door de kamer liep. Het was overduidelijk een droom maar bijzonder realistisch, knap hoe je hersenen schimmen uit het verleden tevoren kunnen toveren; de natuur heeft echt sluwe manieren bedacht om het leven op te vrolijken.

34.

De werkelijkheid is soms anders dan je verwacht. Je hoort veel over bijzondere gebeurtenissen; en het internet staat vol met dit soort berichten. Maar deze droom van vanochtend stond vlak voor Micha’s ogen, maar tegelijk ook een nieuwe dag: het was dus kennelijk blijven hangen.

Micha zag die dag ook een andere waarheid onder ogen, wat precies de reden was van deze “droom”. Bij hem kwamen deze beelden terug en hij overdacht ze nog een keer. Alles, stuk voor stuk, leek bepaald door hun logische volgorde, verbonden door alle ellende die er bestond in zijn hart. En hij zag dat er daardoor iets veranderde, gewoon in de keuken; er stond tegenover hem een barst in de muur, door midden, van boven tot beneden, gewoon in de keukenmuur; eerst alleen een dunne streep, maar later een barst. Hij kon niet geloven wat hij zag, zo zat zij te staren naar de muur tegenover zich. Het leek eng, maar deels ook niet; het versnelde zijn gedachten.

Hij wilde nu geen moment verliezen, zodat hij Gerieke een berichtje stuurde of ze een keer met hem zou willen lunchen. Hij wilde niet dat ze daar bepaalde bedoelingen achter zag, zodat hij eraan toevoegde dat er niet bepaalde verwachtingen of een theorie over had; ook al kon hij zich voorstellen dat hij haar er misschien mee overviel. Ze schreef:

Nou vooruit.

Mischa schreef:

Dan kom ik binnenkort een keer in Amsterdam, ik kom toch nog wel eens terug

Nee, doe maar niet

Oh, bedoel je toch liever niet?

Nee, ik bedoel, wat is hier te zien.

Aha, dus toch liever niet.

Ken jij Parijs nu al?

Ja, maar niet bijzonder, gewoon.

Mmm, misschien kom ik een keer kijken.

Aha, zo.

Nu moet ik even gedag zeggen

Er werd die dag echter verder geen actie meer ondernomen, omdat zij zogezegd op 800 kilometer afstand van hem bevond, en zij ging ergens in het park lopen.

35.

Een volgende week later Mischa en Gerieke tegenover elkaar in een bistro. Ze besloten binnen te zitten. Omdat het gesprek halverwege stokte, begon Gerieke wat te spelen met haar bestek. Het kwam zo: Micha zat met een hand onder zijn kin haar aan te kijken, en zij keek deels onder haar wimpers naar hem; en in haar gedachten lagen zij omstrengeld in een veld zomerbloemen in plaats van in een duf restaurant. Zij vroegen elkaar om beurten, om hun gedachten af te leiden, trivialiteiten. Gaandeweg werd het zowaar persoonlijk, en vroeg zij aan hem:

Hoe zou je mij tegenover een ander beschrijven, je buurman, collega. Ik bedoel iemand die mij niet kent.

Mmm, ik zal zeggen, … dat je lang bent… en het is leuk om naar jouw gezicht te kijken. Andere mensen lijken vaak zo half in slaap als je ze aankijkt, jij lijkt wakker.

Daarna was er weer niks, tot ze vroeg:

Wat was dat nu, deze uitnodiging voor mij? Waarom?

Micha zat te twijfelen wat hij zou zeggen. Gerieke zei:

Vind jij mij aantrekkelijk?

Haha, hoe moet ik dat nu beantwoorden? Als ik ja zeg, dan verraad ik m’n gevoelens, en als ik nee zeg, dan klopt dat ook niet

Heb jij dan gevoelens voor mij?

Hahaha, hoe moet ik dat nu weer beantwoorden? Als ik daarop ja zeg, dan denk je nog dat ik verliefd op je ben, maar als ik nee zeg, dan ga ik liegen.

Ben je dan verliefd op mij?

Jouw vragen zijn onmogelijk. Hahahaha

Ik ben hier 800 kilometer gereisd, ik mag wel wat vragen. Dat is normaal. Het is trouwens normaal, als je verliefd bent, dat je me wilt kussen.

Micha schudde even een gedachte van zich af, en kuste haar. Gerieke moest van binnen even lachen hoe praktisch ze het speelde. Micha vroeg: waarom lach je, en zij zei: kus me nog eens. Daarna vroeg ze Micha haar nog een keer aan de onbekende buurman te beschrijven wat hij voelde toen hij haar mocht kussen.

Hij aarzelde nogal lang, hij zei dat hij zich hier niet goedkoop vanaf wilde maken; hij dacht aan “ik vergat even mezelf”, maar dat leek zo goedkoop. Het leek even alsof alles hiervan afhing. Hij zei:

Misschien geen idee. Maar weet je wat geinig is als je iemand kust? Sommig mensen doen dan hun ogen dicht, maar je kunt ze ook even opendoen.

En wat dan?

Dan kan ik je leuk van dichtbij bekijken.

Omdat het personeel staarde, besloten ze het gesprek op Micha’s kamer voortzetten. Ze gedroegen zich alsof ze een stel kinderen waren.

Later bedacht ze wat er veranderd kon zijn, dat ze hem nu wel in haar leven toeliet. Het zou dit kunnen zijn. Ze was voorzichtig om dingen in haar leven toe te laten, omdat die weer van haar afgenomen zouden worden; eigenlijk vond ze de wereld misschien een tikkeltje gemeen. De wereld was misschien door een of ander ongeluk tot stand gekomen, en er zouden verder ook weer allerlei ongelukken kunnen gebeuren. Maar met zo’n ultra negatieve levenshouding had ze hier niet op gerekend: er zou ook een ongeluk teveel kunnen gebeuren. En kennelijk was de natuur ook die mening toegedaan. Het leek erop dat de natuur met haar en Micha ene ongeluk teveel had begaan; alles in de natuur was erop gebrand hen bij elkaar samen te brengen, ondanks de afstand of andere problemen. De natuur kreeg hierdoor een vriendelijk gezicht, die het eigenlijk de hele tijd ook wel had gehad, die van de onbekende derde. Maar zij was misschien niet alleen een toeschouwer, maar ook een regelaar. Misschien, hahaha, misschien vond zij hun geklungel niet meer om aan te zien, zo van: die twee zijn jong en mooi en zitten te klunzen, ik kan het gewoon niet verdragen; wil die ene alsjeblieft van die ander gaan houden wanneer die ander nog aanwezig is, en mooi en lief nota bene; en wil die andere verdorie ook eens ophouden met dat halfwijze gedoe; je gaat me niet vertellen dat je door zijn kamer loopt te spoken rond middernacht als een vampier en dan planten water geeft; niemand heeft je erom gevraagd en je voelt toch in de lucht dat het om iets anders gaat; is de zon ondergegaan om bij iemand door de kamer te spoken of om iets te doen aan je grenzeloze eenzaamheid; nou heb je mijn mooie haren gekregen, en je lichaam is sterk en het is zomer op de kalender; dusssss; zou jij ook niet even vergeten dat de natuur niet alleen passief kan zijn, kan je haar er niet van verdenken, soms naar je te knipogen, even een zonnestraaltje teveel tussen de al grote hoeveelheid; en vertellen de bomen in het park je niet, tussen het licht dat ze doorlaten, dat ze van je houden?

--

--