“Werken met hart en ziel” - Anne’s reflectie

Wieteke Vrouwe
Door de ogen van…
5 min readNov 25, 2015

Door Wieteke.

Anne en ik zitten in de ‘Spa’, een frisse ruimte die inderdaad wel wat weg heeft van een spa. Je zou er bijna in je badjas gaan zitten. Een lekkere bank om in te ploffen, mooie kussens met patronen en spiegeltjes erop, twee lichtblauwe lounge-fauteuils en voor ieder van ons ieder een hip tafeltje om onze koffie op te zetten. De ruimte staat in schril contrast met de woongroepen die we tot nu toe gezien hebben, vooral op de gesloten instelling waar we maandag waren.

Het valt Anne ook op: “Een paar jongeren die ik sprak vertelden over de rustmomenten, waarbij ze een uur in hun kamer moet zitten met de deur op slot gedraaid: ‘Ik word hier gek, ik word hier erger!’ De beperking van de vrijheid is dwingend, en als ze een keer vrijheid hebben dan willen ze het er van nemen. Op de groepen zag ik wel een soort wij-gevoel ontstaan, maar in hun eigen kamers is het koud en kil. Echt net een gevangenis, terwijl sommigen er al meer dan geen 9 maanden zitten. Mag er dan geen verf op de muur? Geen posters, schilderijtjes?”

De leerling geven wat hij nodig heeft
We praten vandaag over Anne’s ervaringen in de LabSprint. Ze voelt naar aanleiding van de verhalen die ze gehoord heeft steeds meer weerstand tegen de rustmomenten in de gesloten instelling waar we op maandag waren. Natuurlijk, de leiding moet de overdracht kunnen doen, maar is er echt geen andere mogelijkheid? Kan de leiding van de ene groep gaan luchten met de jongeren van de andere groep? “Sommige kinderen hebben het nodig om 2 uur per dag rust te hebben, bijvoorbeeld ADHD’ers. Maar moet je dan een hele groep dwingen om de kamer op te gaan? Een individualistischer aanpak zou ervoor zorgen dat kinderen het gevoel hebben dat ze gezien worden.”

Anne vraagt zich af of de bezuinigingen in de jeugdzorg invloed zouden (moeten) hebben op regels als bij de rustmomenten; soms gaat het volgens haar ook om het verzinnen van creatieve oplossingen. Toch is er ook binnen haar eigen team veel discussie over geld en vooral het opvullen van uren: “Je doet hetzelfde werk, we zijn een zelfsturend team, de werkdruk ligt hoog — sommigen kunnen dat beter aan dan anderen. Ik heb soms echt niet genoeg tijd om de leerling te geven wat hij nodig heeft, terwijl dat toch is waar ik voor sta. Ik kan me voorstellen dat andere jeugdinstellingen daar ook mee te maken hebben. Je raakt goede werknemers kwijt, die een juiste connectie met de kinderen kunnen maken. Dat is heel belangrijk, maar daar wordt geen rekening mee gehouden bij het ‘afromen’, er is weinig oog voor kwaliteit.”

Het mentoraat — een grote, belangrijke factor
Juist dit punt raakt Anne, omdat ze deze week ook gehoord heeft hoeveel jongeren aangeven dat hun mentor dé persoon is om een vertrouwensband mee op te bouwen: “Het mentoraat — dat is voor kinderen een grote, belangrijke factor. Echt gehoord en gezien worden, een relatie met één persoon. Een jongen zei over zijn mentor ‘ik ben voor hem geen werk, ik heb zijn privénummer, het is alsof ik zijn eigen kind ben’. Als je je hart en ziel niet in je werk legt dan kun je dit werk niet doen, en dat voelen jongeren ook. Ik realiseer me ook dat dit de reden is dat ik mijn werk doe. Ik hoop echt dat dat het verschil zou kunnen zijn.”

Terugkijkend op haar werk in de afgelopen tijd concludeert Anne dat ze er teveel vanuit gaat dat de jeugdbescherming denkt dat jongeren weten dat een gesloten jeugdopvang hun laatste alternatief is; “…maar eigenlijk moet je er nooit vanuit gaan dat een jongere weet wat er van hem verwacht wordt en wat zijn perspectief is.”

“Eigenlijk moet je er nooit vanuit gaan dat een jongere weet wat er van hem verwacht wordt en wat zijn perspectief is.”

Stilstaan bij gevoel
“Ik realiseer me nu dat ik ook altijd dacht dat ik goed bij gevoel stil kan staan, maar eigenlijk doe ik dat niet zoveel. En nu, in de interviews, vond ik dat ook echt moeilijk. Ik zit altijd heel erg op het proces, en aandacht voor het gevoel, het ‘wat doet het met je’, daar ben ik me na de Sprint heel bewust van geworden. Dat vind ik belangrijk en wil ik meenemen: het proces is niet altijd het belangrijkste. Sta ik wel genoeg stil bij wat het voor de ander betekent, en ook wat het voor mij betekent — laat ik dat wel genoeg aan ze weten? Als een jongere van mij naar een gesloten opvang gaat denk ik ook: shit, missie gefaald. Maar ík weet wat ze te wachten staat. Zij lang niet altijd.”

Voor de beleidsmakers heeft Anne nog wel een aantal vragen en tips, en ze somt ze moeiteloos achter elkaar op:

  1. “Een heel belangrijk punt”: hoe kunnen we het mentoraat goed in ons beleid verwerken?
  2. Het gevoelsmatige verschil tussen beleidsmakers en mensen ‘op de werkvloer’ is groot (in het kader van de bezuinigingen zou het zover kunnen komen dat de groepen binnen het VSO groter worden, op de school waar Anne werkt zijn de klassen nu max. 10 leerlingen): “Hoe kun je zeggen dat ik voor een klas met 15 moeilijk opvoedbare kinderen moet gaan staan? Kom maar eens kijken, dat kan niet!”
  3. Een hot topic in de verhalen was het gevoel van jongeren om niet gehoord te worden op beslissingsmomenten: ‘Er is mij niks gevraagd, ik weet ook dat ik uit huis moet, maar ik wilde naar een open groep — niet besloten, betrek mij bij je plan!’ “…en mijn oproep zou zijn: laten we dat ook doen.”
  4. “Ik ben erg voor het betrekken van verschillende hulpverleners uit verschillende disciplines bij het maken van plannen die over hen gaan. Vraag ze wat volgens hun succesfactoren in het werk zijn, en bouw daar beleid omheen. Er zijn veel goede veranderingen gaande, en die kunnen volgens mij mooi versterkt worden als het beleid er goed op aansluit.”
  5. maar over het voorgaande punt is Anne ook kritisch: “Je moet het wel met je hart doen, omdat je de meerwaarde ervan inziet. Nu voelt het soms alsof participatie een verplichte ronde is.”

Anne zucht even: “Ik probeer niet negatief te zijn, want ik begrijp ook dat het lastig is om beleid te schrijven voor zoveel mensen. Er valt altijd wel iemand buiten de boot. Toch blijf ik erbij dat het belangrijkste doel is dat jongeren zich gezien en gehoord voelen. Als iedereen werkt op een manier die dat mogelijk maakt, vanuit je hart en je gevoel, dan kun je heel wat bereiken.”

--

--