EDUbox Democratie: handleiding voor de leerkracht

Tim Van Lier
EDUboxvrt
Published in
20 min readFeb 22, 2024

Leer hoe je als leerkracht of begeleider met de EDUbox Democratie aan de slag gaat in de les.

De handleiding van de EDUbox Democratie: Puzzelen aan onze samenleving is, net zoals de EDUbox zelf, een initiatief van VRT in samenwerking met het Vlaams Parlement.

Inhoudsopgave van de handleiding:

  • 1. Over EDUbox
  • 2. Over de EDUbox Democratie
  • 3. Aansluiting bij de onderwijsdoelen
  • 4. Even praktisch
  • 5. Tips en verloop
  • 6. Meer weten?

1. Over EDUbox

EDUbox is het educatief media format van VRT.

Het laat jongeren uit het secundair onderwijs op een interactieve manier kennismaken met één bepaald maatschappelijk thema. EDUbox wil jongeren informeren en hen stimuleren om zelf aan de slag te gaan.

EDUbox is gemaakt voor gebruik in de klas, waar leerlingen het onderwerp zelfstandig in handen kunnen nemen. De leerlingen werken in groepjes met fiches in een gedrukte of digitale versie. Deze fiches bevatten stukjes theorie, video’s, interactieve oefeningen en opdrachten.

Het EDUbox-format vereist niet dat je als leerkracht zelf diepgaand inzicht hebt in het onderwerp. De bedoeling is dat leerlingen zelf aan de slag kunnen met het materiaal. Je begeleidt en monitort als leerkracht het proces, je coacht waar nodig.

Voor de leerkrachten is de EDUbox een leermiddel dat je helpt bij het realiseren van onderwijsdoelen.

2. Over de EDUbox Democratie

De EDUbox Democratie is een samenwerking tussen het Vlaams Parlement en VRT.

Deze EDUbox staat volledig in het teken van de democratie. Een basisinzicht in de werking van de democratie is essentieel voor de ontwikkeling van democratisch burgerschap bij leerlingen.

Daarnaast zet de EDUbox Democratie de leerlingen aan tot nadenken over regels en afspraken. Ze wisselen van gedachten over samenleven, zich organiseren en het oplossen van problemen en uitdagingen. Kortom ze doorlopen een proces van meningsvorming en meningsuiting. Ze worden geconfronteerd met verschillen in visie en standpunten en zoeken naar consensus.

Deze EDUbox Democratie introduceert jongeren in de wereld van politiek en democratie. Het doel is om:

  • jongeren een aantal belangrijke basisinzichten en politieke kennis mee te geven;
  • hen te laten nadenken over verschillende samenlevingsvormen;
  • hen aan te zetten om actief met elkaar in dialoog te gaan.

Nadat de leerlingen deze EDUbox hebben doorlopen, kennen ze de basisconcepten die aan de grondslag liggen van onze parlementaire democratie. Ze zijn in contact gekomen met verschillende denkbeelden en actief met elkaar in discussie getreden.

Verkiezingen ‘24

In 2024 trekt de Belg naar de stembus voor wel 5 bestuursniveaus: in juni voor de Europese, federale en regionale verkiezingen en in het najaar voor de provinciale en gemeenteraadsverkiezingen. Bijzonder aan dit verkiezingsjaar is dat er nooit eerder zoveel eerste-keer-stemmers zullen zijn: maar liefst 880.000 jongeren tussen 16 en 23 jaar mogen voor het eerst gaan stemmen.

Bovendien leren we uit onderzoek dat veel politieke en democratische houdingen zoals politieke interesse en vertrouwen worden gevormd tijdens de periode van 12 tot 25 jaar. Na die leeftijd wordt het erg moeilijk iemand warm te maken voor politiek. En politieke interesse is een enorm belangrijke motiverende factor om deel te nemen aan verkiezingen.

Met EDUbox willen we daarom jongeren van het secundair onderwijs informeren over politiek en verkiezingen.

Naast de EDUbox Democratie biedt VRT ook de EDUbox Politiek, EDUbox Ideologie en EDUbox Overtuigen aan. In de zomer verschijnt ten slotte de EDUbox Participatie. Je kan al de deze EDUboxen vinden in de catalogus.

Aanvullend ontwikkelde VRT NWS voor het eerst ook de Jongerenstemtest, een stemtest op maat van jongeren.

Ook het Vlaams Parlement heeft een interessant aanbod van educatief materiaal ontwikkeld voor de verkiezingen van 2024.

3. Aansluiting bij de onderwijsdoelen

EDUbox is nadrukkelijk ontwikkeld voor en getest met jongeren uit zowel richtingen van de arbeidsmarktfinaliteit, de dubbele finaliteit als de doorstroomfinaliteit.

De EDUbox Democratie werd gemaakt met het oog op de leerlingen van de eerste graad secundair onderwijs, maar kan zeker ook gebruikt worden in de tweede graad en derde graad als intro voor lessen rond verkiezingen en/of politiek.

De EDUbox Democratie helpt leerkrachten bij het realiseren van eindtermen uit verschillende sleutelcompetenties.

3.1. Sleutelcompetenties

Sleutelcompetenties zijn clusters van inhoudelijk verwante competenties die de leerlingen moeten verwerven om te functioneren in de maatschappij en zich persoonlijk te ontplooien. Het is de uitdrukkelijke bedoeling van de EDUbox om geen koppeling te maken met bestaande vakken, maar om zoveel en zo breed mogelijk te verwijzen naar verschillende eindtermen, ook die uit minder voor de hand liggende sleutelcompetenties. Op die manier dagen we leerkrachten uit om vanuit verschillende invalshoeken met de aangeboden thema’s van de EDUboxen om te gaan.

De EDUbox Democratie heeft een link met de volgende sleutelcompetenties:

3.2. Eindtermen

Het format van de EDUbox — met zowel tekst, filmpjes als discussie-oefeningen — kan worden gebruikt voor alle onderwijsvormen.

De onderwijsdoelen kan je hier vinden. Hieronder krijg je een overzicht van de relevante eindtermen, per graad en per finaliteit:

1e graad — A-stroom

Burgerschapscompetenties met inbegrip van competenties inzake samenleven

Actief participeren aan de samenleving, rekening houdend met de rechten en plichten van iedereen binnen de rechtsstaat.

  • 7.8 De leerlingen participeren actief in schoolse situaties, rekening houdend met de rechten en plichten van iedereen.° (attitudinaal)
  • 7.9 De leerlingen illustreren het belang van individuele en gezamenlijke acties en engagement voor de samenleving.
  • 7.10 De leerlingen onderscheiden inspraak, participatie en besluitvorming in schoolse situaties, rekening houdend met de rechten en plichten van iedereen.

Democratische besluitvorming op lokaal, nationaal en internationaal niveau duiden.

  • 7.15 De leerlingen lichten wijzen van vertegenwoordiging, deelname aan macht en democratische besluitvorming toe voor zover deze relevant zijn voor hun eigen leefwereld.

Democratische principes en democratische cultuur kaderen binnen de moderne rechtsstaat.

  • 7.18 De leerlingen onderscheiden het samenleven in een democratie van het samenleven onder andere regimes. Ze appreciëren het samenleven in een democratie en de principes waarop ze in Vlaanderen gebaseerd is° (attitudinaal).

1e graad — B-stroom

Actief participeren aan de samenleving, rekening houdend met de rechten en plichten van iedereen binnen de rechtsstaat.

  • 7.8 De leerlingen participeren actief in schoolse situaties, rekening houdend met de rechten en plichten van iedereen.° (attitudinaal)
  • 7.9 De leerlingen illustreren het belang van individuele en gezamenlijke acties en engagement voor de samenleving.
  • 7.10 De leerlingen onderscheiden inspraak, participatie en besluitvorming in schoolse situaties, rekening houdend met de rechten en plichten van iedereen.

Democratische besluitvorming op lokaal, nationaal en internationaal niveau duiden.

  • 7.15 De leerlingen lichten participatieve en democratische besluitvorming toe voor zover deze relevant is voor hun eigen leefwereld.

Democratische principes en democratische cultuur kaderen binnen de moderne rechtsstaat.

  • 7.18 De leerlingen lichten het onderscheid toe tussen samenleven in een democratie en samenleven onder andere regimes.

3e graad — alle finaliteiten (voor modernisering)

Context 5 Politiek-juridische samenleving > Vakoverschrijdende eindtermen

  • 1. De leerlingen geven aan hoe zij kunnen deelnemen aan besluitvorming in en opbouw van de samenleving
  • 2. De leerlingen passen inspraak, participatie en besluitvorming toe in reële schoolse situaties;
  • 3. De leerlingen tonen het belang en dynamisch karakter aan van mensen- en kinderrechten;
  • 4. De leerlingen zetten zich actief en opbouwend in voor de eigen rechten en die van anderen;
  • 5. De leerlingen tonen aan dat het samenleven in een democratische rechtsstaat gebaseerd is op rechten en plichten die gelden voor burgers, organisaties en overheid;
  • 6. De leerlingen erkennen de rol van controle en evenwicht tussen de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht in ons democratisch bestel;
  • 7. De leerlingen illustreren de rol van de media en organisaties in het functioneren van ons democratisch bestel;
  • 8. De leerlingen onderscheiden de hoofdzaken van de federale Belgische staatsstructuur;
  • 9. De leerlingen toetsen het samenleven in ons democratisch bestel aan het samenleven onder andere regeringsvormen;
  • 10. De leerlingen illustreren hoe een democratisch beleid het algemeen belang nastreeft en rekening houdt met ideeën, standpunten en belangen van verschillende betrokkenen;

3e graad — Finaliteit doorstroom (na modernisering )

  • 02.06 De leerlingen spreken en schrijven doelgericht.
  • 02.07 De leerlingen drukken zich creatief uit met taal.
  • 02.08 De leerlingen nemen doelgericht deel aan mondelinge en schriftelijke interactie.
  • 05.01 De leerlingen gaan respectvol en constructief met anderen in interactie rekening houdend met elkaars grenzen.
  • 07.01 De leerlingen reflecteren over de betekenis, de principes en de werking van de democratische rechtsstaat en hun verantwoordelijkheid daarin.
  • 07.03 De leerlingen lichten toe hoe verschillende vormen van diversiteit verrijkend en uitdagend zijn voor het samenleven.
  • 07.04 De leerlingen gaan geïnformeerd, beargumenteerd en constructief in dialoog over maatschappelijke thema’s.
  • 13.3 De leerlingen gebruiken school- en vaktaal.

3e graad — Finaliteit arbeidsmarkt (na modernisering)

  • 02.05 De leerlingen spreken en schrijven doelgericht.
  • 02.06 De leerlingen drukken zich creatief uit met taal.
  • 02.07 De leerlingen nemen doelgericht deel aan mondelinge en schriftelijke interactie.
  • 05.01 De leerlingen gaan respectvol en constructief met anderen in interactie rekening houdend met elkaars grenzen.
  • 07.01 De leerlingen reflecteren over de betekenis, de principes en de werking van de democratische rechtsstaat en hun verantwoordelijkheid daarin.
  • 07.03 De leerlingen lichten toe hoe verschillende vormen van diversiteit verrijkend en uitdagend zijn voor het samenleven.
  • 07.04 De leerlingen gaan geïnformeerd, beargumenteerd en constructief in dialoog over maatschappelijke thema’s.
  • 13.3 De leerlingen gebruiken school- en vaktaal.

3e graad — Dubbele finaliteit (na modernisering)

  • 02.06 De leerlingen spreken en schrijven doelgericht.
  • 02.07 De leerlingen drukken zich creatief uit met taal.
  • 02.08 De leerlingen nemen doelgericht deel aan mondelinge en schriftelijke interactie.
  • 05.01 De leerlingen gaan respectvol en constructief met anderen in interactie rekening houdend met elkaars grenzen.
  • 07.01 De leerlingen reflecteren over de betekenis, de principes en de werking van de democratische rechtsstaat en hun verantwoordelijkheid daarin.
  • 07.03 De leerlingen lichten toe hoe verschillende vormen van diversiteit verrijkend en uitdagend zijn voor het samenleven.
  • 07.04 De leerlingen gaan geïnformeerd, beargumenteerd en constructief in dialoog over maatschappelijke thema’s.
  • 13.3 De leerlingen gebruiken school- en vaktaal.

4. Even praktisch

4.1. Tijdsbesteding

Met de EDUbox Democratie willen we de leerlingen laten kennismaken met het democratisch principe.

Om de hele EDUbox te doorlopen heb je twee lesuren nodig. We raden aan om zeker twee aaneensluitende lesuren te voorzien: zo volgen de leerlingen zonder onderbreking de logische opbouw van de EDUbox.

We adviseren volgende tijdsindeling:

  • Deel 1: 30 minuten
  • Deel 2: 20 minuten
  • Deel 3: 20 minuten
  • Deel 4: 20 minuten
  • Deel 5: vrijblijvend

4.2. Zelfstandig groepswerk, de leerkracht als begeleider

De EDUbox Democratie is beschikbaar als downloadbare pdf of kan digitaal doorlopen worden via de interactieve website. Voor een vlotte werking in de klas is het wel aangeraden om de kaartjes af te printen die de leerlingen voor deel 2 en 3 nodig hebben. Een fysiek exemplaar van de EDUbox kan ook worden besteld via het Vlaams Parlement.

We moedigen aan om de leerlingen in groepjes van minstens 4 tot maximum 6 leerlingen te laten samenwerken. Elk groepje heeft een set fiches en minimaal één pc of tablet met goede internetverbinding nodig. We gaan er ook van uit dat de meerderheid van de leerlingen een eigen smartphone heeft.

Het EDUbox-format bestaat uit een mix van tekst, video en discussiemateriaal. Toegang tot het internet is nodig voor de video’s.

4.3. Inhoud van de fysieke EDUbox

In een EDUbox Democratie vind je: 4 sets van fiches (voor 4 groepjes leerlingen) met telkens:

  • 24 infokaarten die de verhaallijn schetsen en de leerlingen instructies geven
  • 20 kaarten over 4 fundamentele vraagstukken waarover de leerlingen een keuze moeten maken

Zorg ervoor dat elke groep een set fiches heeft. In een EDUbox Democratie zitten 4 sets. Heb je er meer nodig? Je kan een pdf downloaden of een EDUbox bijbestellen via de catalogus van EDUbox of de website van het Vlaams Parlement.

De filmpjes en digitale tools die bij de EDUbox Democratie horen, vind je op deze webpagina.

5. Tips en verloop

5.1. Opbouw EDUbox

De EDUbox bestaat uit 5 delen. Elk deel heeft een andere kleur zodat je als leerkracht rondwandelend door de klas gemakkelijk kan monitoren waar elk groepje ongeveer zit.

  • Deel 1 introduceert de leerlingen in het thema vanuit een inleefspel waarbij ze moeten overleven op een onbewoond eiland.
  • In deel 2 vertalen de leerlingen hun oplossingen voor de verschillende uitdagingen in deel 1 naar een theoretisch kader over beslissingen nemen.
  • Vervolgens passen ze dit kader toe op Vlaanderen in deel 3.
  • In deel 4 denken de leerlingen na hoe ze hun stem op verschillende manieren kunnen laten horen en de politiek kunnen beïnvloeden.
  • Leerlingen die na het doorlopen van de EDUbox graag nog meer informatie willen, kunnen in deel 5 ten slotte terecht voor interessant materiaal op maat van jongeren.

5.2 Deel 1 — En weg zijn we …

Slides 3–19

Om de leerlingen mee op sleeptouw te nemen, starten we met een inleefoefening.

De leerlingen stappen op het vliegtuig richting hun ideale vakantiebestemming. De reis verloopt echter anders dan gepland wanneer hun vliegtuig neerstort op een onbewoond eiland. Door een vulkaanuitbarsting op een naburig eiland is een reddingsoperatie niet meteen mogelijk. Tot de hulpdiensten hen kunnen bereiken zijn ze op elkaar aangewezen om te overleven.

De passagierslijst toont dat de overlevenden uit verschillende groepen bestaat. Zo zijn er gezinnen met kinderen, koppels, senioren, personen met een beperking, maar ook gewonden na de crash. Na de chaos van de eerste dagen — en ook wat ruzies — is het duidelijk dat het anders moet.

Aan de hand van de verschillende uitdagingen zoals bijvoorbeeld de verdeling van de beperkte slaapplaatsen en het schaarse voedsel, denken de leerlingen in hun groepjes na hoe ze dit het best organiseren. Per uitdaging krijgen de leerlingen een bepaalde beslissingsvorm opgelegd waar ze zich aan moeten houden.

Er staan telkens twee vragen centraal zowel bij de voorbereiding als de klassikale nabespreking:

  • Welke oplossingen bedenken de leerlingen zelf voor het probleem?
  • Hoe komen de leerlingen tot een beslissing rekening houdend met de beslissingsvorm die ze krijgen opgelegd?

Belangrijk is om de leerlingen duidelijk te maken dat ze niet enkel voor zichzelf beslissingen nemen, maar steeds de diverse groepen in het verhaal betrekken en afwegen tegen elkaar.

De leerlingen doorlopen de verschillende uitdagingen in groep. Elke uitdaging bestaat uit een korte schets, een opgelegde beslissingsvorm en enkele richtvragen om de leerlingen op weg te helpen. Na elke uitdaging volgt er een klassikale bespreking waar wordt gereflecteerd over de twee centrale vragen. De vragen ‘Oplossing gevonden’ kunnen tijdens deze bespreking als leidraad worden gebruikt.

Als leerkracht kan je de leerlingen ook extra uitdagen met vragen als:

  • Krijgen bepaalde groepen, zoals bijvoorbeeld de senioren of personen met een beperking voorrang op een beschutte slaapplaats ondanks dat ze niet (kunnen) helpen bij bijvoorbeeld het verzamelen van hout voor een kampvuur?
  • Hebben andere groepen die actief meewerken aan het verzamelen van hout of gaan jagen of vissen meer recht op een beschutte slaapplaats omdat zij zich inzetten voor het welzijn van de ganse groep?

Door de situatie te vertalen naar concrete situaties worden de leerlingen gestimuleerd om met extra zaken rekening te houden dan enkel wat ze op hun fiches lezen. Het inleven in de situatie op het eiland zorgt voor een extra betrokkenheid.

De video van Helen Goedgebeur legt de opdracht nogmaals uit.

Slide 10–13
De uitdagingen en hun bijhorende beslissingsvorm.

Uitdaging 1: Slaapplaatsen verdelen

Kort samengevat: Er zijn een beperkt aantal beschutte slaapplaatsen. Van de 250 overlevenden zullen er maar 150 kunnen schuilen voor het naderende onweer. De anderen zullen de nacht op het strand moeten doornemen.

Beslissingsvorm: Iedereen beslist

Elke leerling laat zijn stem horen tijdens het overleg. Elke stem is evenveel waard. De leerlingen zoeken een manier om met deze beslissingsvorm tot een oplossing te komen.

Om de leerlingen op weg te helpen, maken ze gebruik van de vragen op slide 11.

  • Zijn er groepen die meer recht hebben op een beschutte slaapplaats dan andere groepen?
  • Welke voorwaarden gebruik je om iemand wel of geen toegang te geven tot de grot?
  • Moet je rekening houden met de persoonlijke situatie van iedereen?

Wanneer de leerlingen tot een beslissing zijn gekomen, worden de twee centrale vragen klassikaal besproken:

  • Welke oplossingen bedenken de leerlingen zelf voor het probleem?
  • Hoe komen de leerlingen tot een beslissing rekening houdend met de beslissingsvorm die ze krijgen opgelegd?

Vervolgens beantwoorden ze de vragen op slide 12.

  • Hoe zijn jullie tot een oplossing gekomen?
  • Welke voor- en nadelen heeft een beslissingsvorm waarbij iedereen mee beslist?

Uitdaging 2: Voedsel verdelen

Kort samengevat: Er wordt gevist, gejaagd en verzameld door een deel van de groep. Niet iedereen neemt hieraan deel omwille van uiteenlopende redenen. Zo zijn er personen met een beperking of gewonden die moeilijk kunnen deelnemen, maar ook jonge ouders die omwille van hun kleine kinderen niet mee op jacht kunnen gaan.

Beslissingsvorm: Eén leider beslist (de oudste van de groep)

Om tot een beslissing te komen, gebruiken de leerlingen de vraagjes op slide 14.

  • Met welke zaken moet de leider rekening houden?
  • Krijgt iedereen evenveel eten of wordt er een verschil gemaakt tussen de verschillende groepen? Welk dan?
  • Welke voorwaarden gebruikt de leider om een beslissing te nemen?

Wanneer de leider heeft beslist hoe het voedsel zal verdeeld worden, volgt een korte bespreking over hoe hij/zij tot deze beslissing is gekomen aan de hand van de twee centrale vragen:

  • Welke oplossingen bedenken de leerlingen zelf voor het probleem?
  • Hoe komen de leerlingen tot een beslissing rekening houdend met de beslissingsvorm die ze krijgen opgelegd?

Vervolgens worden de vraagjes op slide 15 klassikaal besproken:

  • Hoe is de leider tot een oplossing gekomen?
  • Zijn jullie het eens met de argumenten waarop jullie leider zijn beslissing heeft genomen?
  • Welke voor- en nadelen heeft een beslissingsvorm met één leider?

Uitdaging 3: Opvang van de kinderen

Kort samengevat: Na enkele weken op het eiland beginnen de kinderen zich te vervelen en besluiten enkele volwassenen om beurtelings op de kinderen te passen en hen les te geven. Dit heeft als voordeel dat meerdere overlevenden kunnen helpen met allerlei taken op het eiland.

Beslissingsvorm: Een groep afgevaardigden beslist

Elk groepje bedenkt een oplossing voor deze uitdaging. Om de leerlingen op weg te helpen, maken ze gebruik van de vragen op slide 17.

  • Met welke argumenten moet de groep afgevaardigden rekening houden?
  • Welke voorwaarden gebruiken zij om een beslissing te nemen?
  • Speelt het een rol of de ouders actief bijdragen aan de taken die gedaan moeten worden (bv. jagen of gaan vissen) of mogen de kinderen van de thuisblijfouders ook naar de opvang.

Vervolgens stuurt elk groepje een afgevaardigde die de oplossing vooraan in de klas zal toelichten aan de andere groepjes. De verschillende vertegenwoordigers moeten op het einde een gezamenlijke beslissing nemen.

Tijdens deze oefening is het belangrijk dat elke afgevaardigde om de beurt zijn standpunten duidelijk kan maken. Eventueel kan er ruimte zijn om na afloop van ieders betoog dat de afgevaardigden nog te laten reageren op wat er door een andere afgevaardigde werd geopperd.

Wanneer er een beslissing is genomen door de groep afgevaardigden, is er een nabespreking in de groepjes aan de hand van de twee centrale vragen:

  • Welke oplossingen bedenken de leerlingen zelf voor het probleem?
  • Hoe komen de leerlingen tot een beslissing rekening houdend met de beslissingsvorm die ze krijgen opgelegd?

Vervolgens bespreken de leerlingen de vragen op slide 18.

  • Hoe zijn jullie vertegenwoordigers tot een oplossing gekomen?
  • Zijn jullie het eens met de argumenten waarop ze hun beslissing hebben genomen?
  • Welke voor- en nadelen heeft een beslissingsvorm met een groep afgevaardigden?

Als extra kan er aan de klas gevraagd worden wie — door middel van handopsteken — het eens is met de beslissing die er uiteindelijk door de afgevaardigden werden genomen.

5.3. Deel 2 — De organisatie van het eiland

Slides 20–26

Tot nu toe hebben de leerlingen nagedacht over enkele praktische uitdagingen. In dit deel zetten ze hun aanpak om in enkele regels die voor iedereen duidelijk maakt hoe het eiland wordt georganiseerd.

De leerlingen baseren zich voor deze regels op 4 belangrijke pijlers die een cruciale rol spelen in een democratische rechtsstaat:

  • 1. Wie neemt de beslissingen? (Leiderschap)
  • 2. Hoe worden beslissingen genomen? (Politiek systeem)
  • 3. Welke rechten heb je? (Rechten)
  • 4. Wie heeft welke macht? (Verdeling van de macht)

Bij elk vraagstuk horen vier mogelijke oplossingen. De leerlingen moeten binnen het groepje met elkaar overleggen welke oplossing hen de beste lijkt. De mogelijke oplossingen hebben kenmerken van verschillende politieke systemen.

1. Wie neemt de beslissingen?

  • 1.1. Eén persoon
  • 1.2. Vertegenwoordigers
  • 1.3. Ieder voor zich
  • 1.4. Allemaal samen

2. Hoe worden beslissingen genomen?

  • 2.1. ‘Lotje trek’
  • 2.2. Referendum
  • 2.3. De vertegenwoordigers onderhandelen
  • 2.4. De leider beslist

3. Welke rechten heb je?

  • 3.1. Geen rechten
  • 3.2. Basisrechten
  • 3.3. Basisrechten en bescherming
  • 3.4. Basisrechten, bescherming en participatie

4. Wie heeft welke macht?

  • 4.1. Eén persoon
  • 4.2. Iedereen
  • 4.3. Een gedeelde macht
  • 4.3. Niemand

De leerlingen houden voor elk vraagstuk het gekozen kaartje bij. Na het doorlopen van de eerste opdracht hebben ze dus vier oplossingskaarten bij de hand. Deze vier kaarten van gekozen oplossingen kunnen ze vervolgens samenleggen op tafel zodat hun eiland wordt gevormd.

Eenmaal alle groepjes opdracht 1 hebben afgerond, wordt klassikaal besproken hoe de leerlingen tot hun eiland zijn gekomen. Enkele vragen die kunnen helpen om het gesprek op gang te trekken:

  • Welke beslissingen hebben jullie genomen?
  • Welke discussiepunten waren er binnen jullie groepje?
  • Waarover waren jullie het (on)eens? Waarom?
  • Hoe zijn jullie tot een compromis gekomen?
  • Welke gevolgen zouden jullie keuzes kunnen hebben voor het samenleven op het eiland? Kun je zowel positieve als negatieve gevolgen voorspellen?
  • Zou je zelf in een dergelijke staatsvorm willen leven?

De leerlingen bekijken de video van Helen Goedgebeur die alles nog eens samenvat.

5.4. Extra informatie voor de leraar bij deel 2

Deze extra informatie kan door de leerkracht worden gebruikt in de nabespreking van deel 2.

Het woord ‘democratie’ is afgeleid van de Griekse woorden ‘dèmos’ (= volk) en ‘kratein’ (= heersen, regeren). Letterlijk betekent democratie dus dat de macht om te besturen bij het volk ligt. Maar alleen al om praktische redenen kunnen we niet allemaal mee besturen. In de meeste democratische landen is de democratie dan ook een representatieve democratie. Dat wil zeggen dat we vertegenwoordigers verkiezen tijdens verkiezingen.

Om van een echte democratie te kunnen spreken is er meer nodig dan alleen eerlijke verkiezingen.

Alle burgers moeten basisrechten genieten zoals de vrijheid van meningsuiting en het recht om zich te organiseren. Dankzij die basisrechten kunnen burgers invloed uitoefenen op de besluitvorming en kunnen ze altijd kritiek uiten. In een dictatuur, waar alle macht bij één persoon ligt of bij een kleine groep machthebbers, hebben de burgers die rechten niet.

De democratische principes omzetten in een politiek systeem, kan op vele verschillende manieren. De principes krijgen vorm in instellingen, in regels en procedures, in grondwettelijke fundamenten, in rechten en vrijheden. De belangrijkste basisregels van een democratie vind je meestal terug in een Grondwet.

Bovendien kan een democratie niet zonder rechtsstaat. De regels die door de meerderheid worden vastgelegd, moeten ook opgelegd en afgedwongen kunnen worden en gelden voor iedereen. Maar tegelijk moeten de tegenstanders luidop hun standpunt kunnen blijven verkondigen.

Vandaag betekent democratie zeker niet dat het volk met één stem spreekt. Wel integendeel: pluralisme, meningsverschil en conflict zijn nadrukkelijk aanwezig in de democratie.

Wereldwijd bestaan er veel verschillende bestuursvormen die democratisch genoemd worden en toch sterk van elkaar verschillen. Maar ze hebben wel enkele dingen gemeen:

  • In een democratie is de macht tijdelijk (tot de volgende verkiezingen) en is hij verdeeld over 3 verschillende machten (wetgevende macht, uitvoerende macht, rechterlijke macht)
  • In een democratie is het de bevolking zelf die macht verleent aan vertegenwoordigers die verkozen worden in vrije en eerlijke verkiezingen
  • In een democratie wordt de macht uitgeoefend op basis van een meerderheid. De regels en wetten worden door een meerderheid vastgelegd
  • In een democratie worden de fundamentele rechten van de burgers formeel erkend en beschermd, bijvoorbeeld vrije meningsuiting en het recht om zich te verenigen

In deze opdracht hebben de mogelijke combinaties van kaartjes kenmerken van een aantal politieke systemen:

  • Voor de combinatie ‘één leider + de leider beslist + de leider heeft alle macht’ is het duidelijk: hier gaat het om autoritair leiderschap zoals in een dictatuur voorkomt. In zo’n systeem zijn de politieke en burgerrechten niet beschermd.
  • De antwoorden ‘niemand (geen leider) + niemand krijgt macht om regels te bepalen of iemand anders te bestraffen’ zijn kenmerken van een samenleving zonder centraal gezag. Anarchistische politieke stromingen bepleiten een model zonder centraal gezag, maar stellen een bestuur voorop in de vorm van kleine autonome zelfbesturende gemeenschappen.
  • Het ontbreken van een centraal gezag komt verder voor in landen die ook wel als ‘mislukte staat’ benoemd worden, nl. waar de bestuurscapaciteit van de staat zodanig verzwakt is of ontbreekt, dat de organisatorische taken van de staat niet vervuld worden en geen of slechts minimale openbare diensten geleverd kunnen worden.
  • De combinatie met ‘alle 250 eilandbewoners bij meerderheid + referendum + iedereen heeft alle macht: iedereen beslist mee over alle regels en over straffen wanneer de regels overtreden worden’ verwijst naar een vorm van basisdemocratie waar de betrokkenheid van alle burgers nodig en wenselijk is.

Samenvattend is dat:

Onze democratie vertoont de kenmerken ‘een kleine gekozen groep die de eilandbewoners vertegenwoordigen + de vertegenwoordigers onderhandelen + basisrechten, bescherming en participatie + een gedeelde macht (de scheiding der machten)’.

5.5. Deel 3 — En in Vlaanderen?

Slides 27–39

Vanaf nu wordt de verhaallijn van het zelfgebouwde eiland achterwege gelaten. De aandacht wordt nu gevestigd op Vlaanderen.

De leerlingen nemen er de spelkaarten uit opdracht 1 opnieuw bij. Ze overlopen opnieuw de vier vraagstukken en kiezen deze keer voor de oplossing die volgens hen het beste past bij Vlaanderen.

Wanneer alle groepjes Vlaanderen hebben gebouwd, mogen ze de vier oplossingskaarten omdraaien. Daarop staat er per vraagstuk het juiste antwoord.

Bij ons:

  • Beslist een kleine groep voor iedereen. De leden van het groepje afgevaardigden worden verkozen.
  • Onderhandelen de vertegenwoordigers en nemen ze beslissing bij meerderheid.
  • Heeft iedereen basisrechten, recht op bescherming en recht op participatie.
  • Is er een scheiding van de macht in drie: een groep mag regels bepalen (parlement), een andere groep moet zorgen dat die in de praktijk uitgevoerd worden (regering) en nog een andere groep krijgt de macht op te straffen (gerecht).

5.6. Extra informatie voor de leerkracht bij deel 3

Verkiezingen in Vlaanderen

Om de vijf jaar verkiezen we een nieuw Vlaams, Europees en federaal parlement. Vrije en eerlijke verkiezingen die op regelmatige tijdstippen worden georganiseerd zijn een vereiste voor een democratie. Dat is belangrijk om de macht te beperken. De macht moet regelmatig en telkens opnieuw gegeven worden door de bevolking.

Verder moeten de kieswetten de vrijheid en de veiligheid van de kiezers garanderen. Alle volwassenen mogen gaan stemmen. De kiezers hebben de vrije keuze tussen verschillende partijen en kandidaten. Iedereen mag zich kandidaat stellen en alle partijen hebben gelijke kansen om campagne te voeren. De stemming is geheim zodat je je nooit moet verantwoorden voor je stem. De kieswetten moeten ook garanderen dat alle partijen en alle meningen gehoord kunnen worden, ook als die afwijken van de mening van de meerderheid.

Wanneer je gaat stemmen maak je een keuze tussen de programma’s en ideeën van de verschillende partijen die deelnemen aan de verkiezingen. Je bepaalt mee de machtsverhoudingen tussen de partijen.

Het Vlaams Parlement

Wat zijn de taken van het Vlaams Parlement?

Het Vlaams Parlement is de wetgevende macht van Vlaanderen. Het is verantwoordelijk voor Vlaamse bevoegdheden. Het bestaat uit 124 volksvertegenwoordigers. In de vijf Vlaamse provincies worden samen 118 volksvertegenwoordigers verkozen, in Brussel 6.

Na de verkiezingen wordt op basis van het aantal geldige stemmen berekend hoeveel kandidaten er per partij verkozen zijn. Het aantal zetels in het parlement wordt dus verdeeld over de partijen.

Het parlement heeft drie belangrijke taken:

1. Het stemmen van decreten

Een decreet is een Vlaamse wet. In een parlementaire democratie moeten beslissingen goedgekeurd worden door een meerderheid. Elk voorstel wordt eerst grondig besproken in kleine groepen, de commissies. Daarna debatteren alle volksvertegenwoordigers erover en volgt de stemming.

Een voorstel wordt goedgekeurd als de meerderheid, de helft plus 1, van de stemmen ‘voor’ is.

2. Het controleren van de Vlaamse Regering

De ministers vormen samen de regering. Zij besturen Vlaanderen. Ze doen dat onder andere door het uitvoeren van de decreten. Het Vlaams Parlement benoemt de Vlaamse Regering en controleert nadien of ze haar taak goed uitvoert. De ministers moeten steeds verantwoording afleggen. De volksvertegenwoordigers kunnen schriftelijke en mondelinge vragen stellen. De ministers moeten naar het parlement komen om deze vragen te beantwoorden.

3. Het goedkeuren van de begroting

De begroting is een schatting van de inkomsten en de uitgaven van de overheid. Anders gezegd, hoeveel geld zal er zijn en hoeveel is er nodig om de plannen uit te voeren?

Besturen betekent keuzes maken. Elke beslissing die de regering neemt, kost geld. De regering stelt elk jaar een gedetailleerde begroting op. Die wordt grondig bestudeerd door de volksvertegenwoordigers in het parlement. Pas als de begroting daar wordt goedgekeurd, kan de regering aan het werk.

De plenaire vergadering vindt op woensdag plaats. Dat is het overleg van alle volksvertegenwoordigers samen. In de plenaire vergadering wordt over de decreten gestemd. Ook de begroting wordt daar goedgekeurd.

Het Vlaams Parlement heeft heel wat bevoegdheden. Het is als volksvertegenwoordiger bijna onmogelijk om van alles op de hoogte te zijn. Met alle verkozenen samen inhoudelijke discussies voeren, is ook moeilijk. Daarom zijn er commissies.

Een commissie is een groep van volksvertegenwoordigers die zich gespecialiseerd hebben in een bepaald onderwerp. Elke commissie telt 15 leden en behandelt specifieke thema’s. Zo zijn er bijvoorbeeld de commissie Cultuur, de commissie Onderwijs, de commissie Welzijn, de commissie Mobiliteit, …

5.7. Deel 4 — Jouw stem

Slides 40 -45

Sommige leerlingen zullen tijdens het doornemen van deze EDUbox nog niet stemgerechtigd zijn. Toch kunnen jongeren ook hun stem laten horen.

Slide 41–44

De leerlingen bedenken verschillende manieren waarop jongeren deel kunnen uitmaken van het democratisch proces. Eventueel kan er een klasbespreking volgen nadat ze deze opdracht in groep hebben besproken.

Vervolgens sommen de leerlingen op hoe zij het afgelopen jaar hun stem hebben laten horen.

6. Meer weten?

Achteraan in de EDUbox vind je nog enkele fiches met inspiratie voor leerlingen die op zoek zijn naar bijkomende informatie over politiek en participatie.

De nieuwe stemtest zal gelanceerd worden op 15 april 2024.

--

--