Union lacht het laatst

Pieter Verheyden
FC Socrates
Published in
8 min readDec 28, 2021

--

‘s Avonds in het Dudenpark (foto PV)

Vrijdag 26 november, iets na 22u30. Felice Mazzù roept zijn troepen samen, geeft bemoedigende schouderklopjes en spreekt zijn spelersgroep als vanouds bevlogen toe. Le Royal Union Saint-Gilliose (USG) heeft net zijn eerste nederlaag in 7 speeldagen geleden. 1–3 onderuit tegen een slim en uitgekookt OH Leuven op een natte en barkoude novemberavond. In een normaal voetbalseizoen zou dit geen verrassende uitslag zijn. Van de voorbije confrontaties met OHL kon Union er 7 winnen, kwam het 4 keer tot een gelijkspel en verloor het 5 keer. Maar dit is geen normaal voetbalseizoen…

Onwaarschijnlijk scenario

Union staat, in haar eerste seizoen in de hoogste klasse sinds 1973, aan de vooravond van de winterstop, aan kop in de Jupiler Pro League. Met maar liefst 7 punten voorsprong op eerste achtervolger Club Brugge mag het zich de terechte herfstkampioen noemen. USG maakte 50 doelpunten en incasseerde maar 20 tegendoelpunten. Met Denis Undav en Anthony Morris heeft het zowel de topscoorder als de doelman met de meeste clean sheets in huis. Van de 21 gespeelde wedstrijden kon het team van trainer Felice Mazzu er 15 winnen.

De onbetwiste herfstkampioen

Maar dus niet die bewuste vrijdag 26 november. De spelers lijken na afloop zichtbaar vermoeid en de gezichten zijn bedrukt. Verdediger Siebe van der Heyden zet zoals steeds nog een laatste zangstonde in met de supporters. Zichtbaar teleurgesteld heft hij zijn rechterarm de lucht in, “Bruxelles, ma ville, je t’aime. Je porte ton emblème, tes couleurs dans mon cœur. Et quand vient le week-end, au parc Duden, je chante pour mon club, Allez l’Union !” Op Tribune Est, de staantribune tegenover de eretribune, lijkt de nederlaag geen indruk te maken. Het merendeel van de supporters is lang na het affluiten nog op post en zingt, aangevoerd door de leden van fanclub Union Bhoys, uit volle borst mee. Vlaggen en vuisten gaan de opnieuw de lucht in. “Allez L’Union!” Er wordt gedanst en gesprongen en de paar gelukkigen die nog een frisse pint hebben weten te scoren (altijd een uitdaging in het Joseph Mariënstadion) klinken op de ploeg. De jongere kids haasten zich tot aan de zijlijn om middenvelder Casper Nielsen een high five te geven. Ons kliekje van supporters besluit ook de uitgang op te zoeken. Nat en verkleumd (de tribunes langs de kant van het Dudenpark hebben geen dak) dalen we de betonnen trappen af richting Brusselse Steenweg. Aan de buitentoog van de Club House of bij Chez Katy (stamcafé van de supportersclub Union Bhoys) kan je wel met wat geduld en doorzettingsvermogen nog een biertje scoren. Grote groepen supporters blijven het clublied enthousiast scanderen en de fanshop draait overuren. Wanneer ik een dik halfuur later door het donkere Dudenpark huiswaarts trek, weerklinkt er een medley van Oasis’ Don’t Look Back In Anger en supportersgezangen en overvalt er mij een vreemd soort van melancholie en ontroering (en toch ook wat frustratie omtrent het puntenverlies). Wat maakt den Union nu toch zo speciaal?

Slapende reus wordt wakker

Het is een vreemde mix van nostalgie, romantiek en uiteraard sportieve merites. Union is momenteel een hype, maar wel één die is gebouwd op een geschiedenis van 124 jaar, 11 landstitels (de laatste weliswaar in 1935) en het record van 60 opeenvolgende competitiematchen zonder nederlaag.

Van charmante club tot koploper in de Jupiler League (PV)

Ik pikte mijn eerste wedstrijden mee tijdens mijn studentenjaren aan de VUB (2000–2004). Een vriend woonde in Sint-Gillis en was destijds al gecharmeerd door de club. Echt fervente supporters waren we (nog) niet, maar af en toe gingen we proeven van de nostalgische sfeer in het Dudenpark. In 2010 verhuisde ik naar Vorst, op 100m van het stadion. De liefde voor Union, toen nog een derdeklasser, begon te groeien. Elk opeenvolgend seizoen zag je meer geel-blauwe sjaals op straat en in 2015 promoveerde USG terug naar 2de klasse. Het jaar daarop begonnen er renovatiewerken aan het Joseph Mariënstadion en moest Union verhuizen naar het veel te grote Boudewijnstadion. Een verhuis die moeilijk lag bij vele supporters. Door onverhoopt succes in Play Off 2 verzamelden er voor de match tegen Standard 10.000 fans. Union maakte in de laatste minuut 3–3 gelijk en er barstte een waar volksfeest los. Daar werd het potentieel van deze club zichtbaar. Een volkse stadsclub met een rijke geschiedenis, een underdog met een hoek af, die véél harten kan veroveren. Een club uit het hippe Sint-Gillis met een stadion in het zuidelijkere Vorst, gelegen op de Chaussée de Bruxelles…

In 2018 krijgt USG met Tony Bloom en Alex Muzio nieuwe Britse eigenaars en schakelt het in de beker van België zowel Anderlecht als landskampioen Genk uit. De clubleiding geeft aan dat ze USG in ere wil herstellen, naar het model van Brighton & Hove Albion. Bloom, Brighton fan in hart en nieren, nam die club in 2009 over en promoveerde er in 2017 mee naar de Premier League. De leiding van Union laat hij over aan zijn businesspartner Alex Muzio. Die is ambitieus maar geduldig. Union moet, op termijn, terug naar de hoogste klasse. De slapende reus wordt langzaam wakker…

Een match Union-Daring in de jaren 1930 (foto wikicommons)

Zwanze en art-déco

Mijn allereerste match zag ik toen het grote Union in 3de klasse speelde tegen ronkende namen als Standaard Wetteren en Dour Borinage. Het voetbal was verre van groots, maar er hing toen al een speciaal sfeertje daar in dat beetje aftandse stadion waar de gradins achter de goals de strijd tegen het woekerende Dudenpark al lang opgegeven hadden. Het Joseph Marien stadion is het kloppend hart van Le Royal Union Saint Gilliose. Het ademt het roemrijke verleden van de club uit. In 1919 werd de eerste match gespeeld tegen Milan FC. In 1920 deed het dienst als één van de stadions tijdens de Olypische Zomerspelen. In 1926 werd de eretribune gebouwd met een bakstenen voorgevel in art-deco die ruim 100 meter breed is, versierd met zeven expressionistische bas-reliëfs.

Union is ook een Art-déco monument (foto TD)

De ruimtes onder de tribune hebben verschillende figuratieve glas-in-loodramen. In de gouden jaren 30 was er plaats voor niet minder dan 44.000 toeschouwers. Het stadion is sinds 2010 beschermd als monument en werd in 2016 verbouwd om aan de vereisten van het profvoetbal te voldoen. Toch is het legendarische stadion het zorgenkind nu de club opnieuw succesvol is. Uitbreiding is niet mogelijk en grote ingrepen zijn door de beschermde status verboden. Zo mag er o.a. geen dak boven de openluchttribunes. Maar net dat dwarse karakter geeft dit stadion, en daarmee de club, zo veel charme. De bomen die hoog boven de staantribunes uittorenen, supporters die net als hun ploeg weer en wind trotseren. De ellenlange wachtrij voor een pintje…

Het Joseph Marien Stadion, ergens in 2019, tussen de bomen van het Dudenpark (foto TD)

Nee, voor luxe en business seats kom je niet naar het Joseph Marien Stadion. Toch slaagt de club er in om steeds meer supporters aan te trekken. Een bonte mix die even divers is als de inwoners van de hoofdstad. Oudere inwoners van Vorst en Sint-Gillis, jonge, hippe inwijkelingen, expats, de lokale brouwer (Cantillon!), slager (Gaston!) en popster (Angèle!), vaders met hun ketten. Er wordt Frans, Nederlands, Engels, Spaans, Italiaans en Brussels gesproken. Er zijn trouwe fanclubs die het rustig houden (Les Fidèles) en er is de jonge garde die voor peper zorgt (Union Bhoys). De supporters van Union gaan er prat op antifascistisch en respectvol te zijn. “Toute ma vie unioniste antifasciste” werd vaak luidkeels gescandeerd tot de politie dit vorig jaar plots provocatief en ongepast vond in een voetbalstadion. Begrijpe wie kan… Maar de supporterclubs blijven respect hoog in het vaandel dragen. Meer dan ooit wordt er op sociale media opgeroepen om de tegenstander niet uit te fluiten en de ploeg positief te blijven aanmoedigen. De thuismatch tegen Antwerp eerder dit jaar was exemplarisch hiervoor. Antwerp heette ons met een groot spandoek welkom in 1A en wij van Union feliciteerden Antwerp met hun, weliswaar gevleide, overwinning. Football as it should be en zoals de supporters van Union het graag propageren.

Geen klein ploegske meer (foto FVC)

Toch brengt het succes ook een aantal heethoofden op de been en waren er tijdens de match Union-Charleroi kleine incidenten. De Carolo’s provoceerden met een vlag van RWDM en enkele volledig zwart gekleede heethoofden (geen blauw-gele sjaal te zien) daagden op hun beurt de zebra supporters uit. De club uit Molenbeek is véél meer dan Anderlecht DE rivaal van Union. De rivaliteit waartegen het populaire theaterstuk Bossemans en Coppenolle, de Brusselse variant op Romeo & Julia, zich afspeelt en de inzet van de Zwanze Derby, de folkloristische bijnaam die het duel van beide stadsploegen meekreeg. Maar zwanze betekent lol trappen met elkaar. Zwanze, dat is wat de Union supporters eigenlijk nog het meest typeert. En geweld en hooliganisme staan daar lijnrecht tegenover. Zulke incidenten zijn gelukkig, nog steeds, zeldzaam en worden publiekelijk afkeurd. Na een fantastisch seizoen uit 1B promoveren naar 1A en daar na 21 speeldagen aan de leiding staan, dat is zwanze in ’t kwadraat. Clubs als Club Brugge, Standaard, KV Mechelen en AA Gent verwelkomen in het stukje geschiedenis langs het Dudenpark, daar konden we een paar jaar geleden enkel van dromen.

Ambiance in de tribune (foto PV)

De nederlaag tegen OH Leuven werd gevolgd door overwinningen tegen Sint-Truiden, KV Mechelen, Zulte Waregem en Cercle Brugge en een gelijkspel tegen Gent. In januari wachten achtereenvolgens Genk, Club Brugge en Anderlecht. Er zijn nog 39 punten te winnen. Het behoud in 1ste klasse is veiliggesteld, de ambitie reikt stilaan verder, ook voor de zwanzende supporters…

Maar winnen of verliezen, zoals de besnorde Brussels charmezanger Jean Narcy (en gek genoeg ook componist van het clublied van RWDM) in 1987 al zong: “C’est L’Union qui sourit!” Die brede smile blijft tot het eind van het seizoen op het gezicht van elke Unionist gebeiteld!

--

--