Commentaar geven is gemakkelijk

Nico Van Dyck
FC Socrates
Published in
6 min readJul 5, 2016

We schrijven de zomer van 1982 en het is heet, bloedheet, in Sevilla.

In Groep F van de Mundial neemt Brazilië het in het Estadio Ramón Sánchez Pizjuán op tegen Nieuw-Zeeland, Schotland en de Sovjet-Unie. Als 13-jarig voetbalgek knaapje luister ik gefascineerd naar het commentaar van Evert ten Napel. Zijn stem vormt de perfecte begeleiding bij het sambavoetbal van de Brazilianen — “the best Brazilian team never to win a World Cup”.

Alleen al de manier waarop hij naam “Eder” uitspreekt bijvoorbeeld, sluit perfect aan bij de curve die de vleugelspeler in zijn voorzetten weet te leggen. Als iemand als Evert ten Napel spits Serginho een houten Klaas noemt, heb je het gevoel dat het om een compliment gaat. Wanneer de Schotten 1–0 voorkomen, klinkt in zijn stem zowel ongeloof als hoop op een mirakel. Hij spreekt met even veel bewondering over de 10.000 per definitie altijd dronken Kiwi’s in de tribune als voor de vergeefse strijd van hun Nieuw-Zeeland tegen de Goddelijke Kanaries.

Evert ten Napel

Hij spreekt de namen van de Sovjets uit op het ritme van de goed geoliede machine die ze zijn. In 1978 zag ik redelijk veel van het WK in Argentinië, maar buiten wat opvallende wedstrijdfeiten (afgekeurd doelpunt op corner in laatste minuut tussen Brazilië en Zweden, een ploeg die shirts was vergeten — Frankrijk v Hongarije?, een pegel van Arie Haan tegen Italië, die 6–0 van Argentinië tegen Peru, en Kempes, de goddelijke Mario Kempes met de lange manen) was me toch niet zo heel veel bijgebleven, buiten het doelpunt van Archie Gemmill tegen de Kezen dan natuurlijk. 1982 is qua voetbalcommentaar mijn eerste echte beleving. En Evert ten Napel was toen mijn held. Samen met de betreurde Jan Wauters en Rik De Saedeleer natuurlijk. Zij koppelden een geweldige kennis van het spel aan bij momenten poëtisch commentaar.

Rik De Saedeleer

In 1982 waren de toenmalige BRT en de NOS speciaal voor het wereldkampioenschap een samenwerking aangegaan, waarbij zij hun verslaggevers deelden. Achteraf lazen we in de krant dat dit vooral in Nederland goed werd geapprecieerd. Nederlanders zouden het Vlaamse commentaar zo veel beter vinden dan de berichtgeving van hun landgenoten.

Wie terugdenkt aan “Daar is ‘m, daar is ‘m” of “Hij is er helemaal door, de inspanning van het jaar” van Rik De Saedeleer, kan dat wel begrijpen. Maar ik kan me nu nog altijd niet voorstellen dat ze het commentaar van Dirk Abrams in de groep van Italië, Kameroen, Polen en Peru zo bijster goed vonden. Op de overwinning van Polen tegen Peru na allemaal gelijke spelen die even troosteloos waren als het gewauwel van Dirk “ik kan niet wachten op een zender als de VTM” Abrams. Er gebeurde gewoon niks in die groep: er waren zelfs geen sjeiks te bespeuren die in de tribune op een fluitje bliezen.

Mensen zeggen soms: de tijden veranderen, maar ik ben daar niet altijd zo zeker van. Heden ten dage komt de beste tv-voetbalcommentator der Lage Landen nog altijd uit Nederland. Frank Snoeks staat op eenzame hoogte. Als ik voor een kwartfinale moet kiezen tussen Frank Snoeks of Filip Joos (zie verder), is de keuze snel gemaakt.

Frank Snoeks

Daar kan een neus niet tegen,” zegt de Nederlander wanneer Eder tegen de elleboog van Boateng aanloopt (die twee namen in een wedstrijd tussen Italië en Duitsland is misschien wel voer voor een ander stukje). Excusez le mot, maar van zulke uitspraken krijg ik een spreekwoordelijke stijve. En het blijft gewoonlijk niet bij 1 rake opmerking. Frank Snoeks is een man van wie je per wedstrijd lijstjes met gevleugelde woorden kan aanleggen. Zo’n beetje als Sid Waddell in het darts. Hier bij ons daarentegen…

Als je Frank Raes laat doen, is voetbal nog sneller dan nu al gevreesd een niet-contactsport. Echt, er kan geen tackle (of “tekkel”, zoals sommige Vlaamse commentatoren dat schabouwelijk noemen) gebeuren of er moet een gele kaart getrokken worden. Als een voet nog maar 2 centimeter omhoog komt, is het in zijn ogen rood. Verder is zijn commentaar zo bleek dat tot het einde der tijden alleen “binneeuh” in de gemeenschappelijke voetbalherinnering zal blijven hangen. En de wetenschap dat Gert Verheyen zijn lief in de High Street in Hoogstraten heeft leren kennen.

Wanneer ik de naam “Stef Wijnants” hoor, breekt mij het koude zweet uit en moet ik spontaan aan “De schreeuw” van Edvard Munch denken. Hij ziet er niet alleen uit als het personage op dat schilderij; wanneer ik naar hem luister, trek ik van afgrijzen hetzelfde gezicht. Hij is gewoon een verschrikkelijke zeur om naar te luisteren. Net als zo vele neutrale (sic) voetbalsupporters is hij blijkbaar van mening dat voetbal te allen tijde spektakel moet zijn. Iedere ploeg die het aandurft een muur op te trekken en vanuit een gesloten organisatie speelt, moet verbannen worden naar Siberië. En maar doordrammen over die verdedigende instelling. Zo voorspelbaar. Als je dan Frank Snoeks hoort… In dezelfde kwartfinale als die van het elleboogincident: “Beide ploegen hebben 1 doel voor ogen en dat is doorgaan naar de halve finale. Aan spektakel wordt even niet gedacht. We gaan niet zeggen dat de Italianen catenaccio spelen, maar hoog hierboven op een wolk kijkt ene Helenio Herrera goedkeurend toe. Als je het zo bekijkt, wordt het best een aangename wedstrijd.” Geef de heer Snoeks eens ongelijk.

Het is met de Vlaamse voetbalverslaggevers tegenwoordig zo erg gesteld dat de beste eigenlijk een radiocommentator is — en Peter Van Den Bempt doet het ook op tv inderdaad heel goed — en dat de volgens mijn opinie dan tweede in lijn door een groot deel van het Vlaamse voetbal kijkende volk als een klojo wordt beschouwd die het verdient om haatgroepen op Facebook te hebben.

Filip Joos

Groepsnamen als “Filip Joos is ne PALJAS”, “Ik haat Filip Joos” en “Filip Joos kent er niets van” liegen er toch niet om. Ik moet toegeven dat ik vroeger ook niet veel van die man moest hebben, zeker niet toen Liverpool 35 miljoen pond of meer betaalde voor Andy Carroll en hij daar in een van zijn voetbalcommentaren de draak mee stak. Zijn voorliefde voor het calcio zal altijd de bovenhand halen en als je iedere spits met iemand als Totti gaat vergelijken, dan lopen er inderdaad veel mindere goden rond. Maar Andy Carroll was toen een aankoop van Kenny Dalglish, dus dachten wij als Liverpool-supporters allemaal dat het wel goed zou komen. Het oordeel van the King trek je niet in twijfel. Maar ofwel ben ik bijgedraaid, ofwel is hij veranderd, want al geruime tijd lees ik zijn columns in De Standaard met plezier — hij heeft een zeker literair talent — en ook op tv hoor ik hem steeds liever. Ik heb hem dit voorjaar weer een paar keer bezig gehoord tijdens matchen van Liverpool, een paar dagen later dan, wanneer ik de wedstrijd nog eens (nuchter) herbekijk. Ik moet zeggen: hij weet doorgaans waarover hij spreekt. En in tegenstelling tot zijn collega Wijnants ziet hij de logica in de manier van spelen van ploegen als IJsland en Slovakije op een EK: strijden met de wapens die je hebt. Hierbij dus: Filip Joos is zo slecht nog niet.

We schrijven 2016 en ik ben bij wijze van spreken blij wanneer een van de jongens thuis nog eens op zijn PlayStation speelt. Zoals iedere moderne (stief)vader weet, wordt dit spel in de Nederlandstalige versie voorzien van commentaar van … Evert ten Napel.

--

--