Abd Al Malik meer polemisch dan artistiek op Holland Festival

Identiteit voorbij de slavernij

peter bruyn
FRNKFRT
Published in
7 min readJun 13, 2019

--

In Frankrijk klimmen zijn albums steevast naar hoge plekken in de hitlijst, liggen zijn boeken in kloeke stapels in de winkels en wordt hij op handen gedragen door de overheid en is hij zelfs gelauwerd met een hoge onderscheiding voor de kunst en letteren. In Nederland kent vrijwel niemand de vierenveertigjarige Abd Al Malik. Zijn muziek is hier nooit op de radio te horen en geen van zijn boeken is hier in vertaling uitgegeven. Toch wist de Fransman woensdagavond het Muziekgebouw aan het IJ vrijwel vol te trekken met een voorstelling die meer impact had als polemiek met betrekking tot het ‘identiteitsdenken’, dan dat het grote artistieke indruk maakte.

Het begon allemaal met de tentoonstelling ‘Le Modèle Noir’, dit voorjaar in het Parijse Musée d’Orsay (1), waarbij voor het eerst in de — Franse — geschiedenis nu eens de gekleurde modellen die al eeuwen door de Franse meesters geschilderd zijn centraal staan en letterlijk en figuurlijk een ‘naam’ krijgen. En tentoonstelling waaraan ook in de Nederlandse kunstpers veel aandacht is geschonken. Abd Al Malik werd door de directie van het museum uitgenodigd om een voorstelling te maken bij de expositie. Een voorstelling die nu ook naar het Holland Festival is gehaald.(2)

De als Régis Fayette-Mikano geboren Fransman — zijn huidige naam nam hij aan nadat hij als tiener tot de Islam bekeerd was — gebruikte de expo vooral als inspiratie om uiteindelijk toch gewoon zijn eigen ‘ding’ te doen, waarbij hij één van de tentoongestelde schilderijen, ‘Jeune Noir à l’Epée’ — ‘Jonge Zwarte met Zwaard’ — van Pierre Puvis de Chavanne uit 1850 als uitgangspunt nam. Het resultaat is een uur muziek en rap, gecombineerd met dans en beeld.

Abd Al Malik wordt doorgaans als ‘rapper’ aangeduid, maar de teksten die hij voordraagt sluit zeker in muzikaal opzicht nauwelijks aan bij de gangbare, op harde ‘beats’ gebaseerde Amerikaanse of in Nederland gangbare hiphopcultuur. Maar de Franse hiphop, waar hij overigens wel vandaan komt, is altijd melodieuzer en ‘vloeiender’. Ook zijn subtiele, vaak poëtische woordkeus en zinsbouw staan ver af van de gebruikelijke straattaal die in de hiphop gebezigd wordt; zeker in de Amerikanse en Nederlandse hiphop.

Een hardnekkig misverstand, dat ook in diverse voorbeschouwingen van dit Holland Festival weer terug kwam, is dat Malik een ‘voormalig straatschoffie’ zou zijn. Hij groeide als zoon van gescheiden ouders weliswaar met zijn moeder, broers en zussen op in de weinig florissante buurt Neuhof in de ‘banlieue’ van Straatsburg, zijn vader had echter weldegelijk een hoge functie bij de Congolese overheid gehad en door zijn uitstekende basisschool-resultaten werd Malik — toen nog Régis — geselecteerd om door te leren op een elitaire middelbare school waar hij de enige niet-witte leerling was. Een school waar hij in aanraking kwam met schrijvers en filosofen en talloze boeken verslond. Die invloed, in combinatie met de hiphop uit de buurt waar hij opgroeide en zijn kennismaking als tiener met de Islam en later het meer spirituele en pacifistischer Soefisme maakten Malik tot de kunstenaar die hij nu is.

De essentie van zijn verhaal als kunstenaar, ook nu tijdens het Holland Festival weer, is dat hij als zwarte, islamitische, van Congolese ouders afstammende Parijzenaar als Fransman beschouwd wil worden — en zichzelf ook zo beschouwd. Dus niet als ‘zwarte Fransman’, ‘Islamitische Fransman’, ‘Afrikaanse Fransman’ of ‘Congolese Fransman’. In een interview met Stephan Sanders onlangs in De Groene Amsterdammer (3) benadrukt hij zich als zwarte man ook niet ‘de slavernij’ wil toe-eigenen, omdat die hem niet is overkomen. Zoals hij ook de nu levende Fransen niet het kolonialisme wil verwijten als een soort overgeërfde schuld. Hij wil in het nu leven, als Fransman, met de identiteit waar hij nu voor kiest. Een opvatting die nauw aansluit bij het existentialisme van de door Malik zeer bewonderde Albert Camus, maar ook bij de ideeën van Édouard Glissant, schrijver en filosoof van Martinique die weigerde zich een ‘Caribische identiteit’ te laten aanmeten, en daarmee eveneens van grote invloed op hem is geweest.

Het is een opvatting waar sommige ‘hardcore’ aanhangers van de ideeënwereld van bijvoorbeeld Gloria Wekker even bij zullen moeten slikken. Maliks houding, die verklankt wordt in ‘Moge Allah Frankrijk zegenen’ — zoals één van zijn boeken en films heet — leverde hem al veel bijval van het — witte — Franse establishment op. Met als risico dat hij als ‘knuffel-Congolees’ wordt weggezet en de bevolkingsgroep waar hij vandaan komt zich van zich vervreemdt. Het lijkt hem vooralsnog niet te deren.

Zijn voorstelling ‘Le Jeune Noir à l’Epée’, die overigens in Frankrijk reeds op cd is verschenen (4), is een combinatie van een negental nieuwe nummers in combinatie met wat oudere stukken, vooral van zijn album ‘Gibraltar’ uit 2006. Juist doordat de Fransman zich niet cultureel laat insnoeren, levert dat uiterst verrassende momenten op. Zoals ‘Strassbourg’, een lofzang op de stad waar hij opgroeide. Halverwege zegt Malik “Brand maar los Gérard….”, waarna er plotseling een prachtige pianopartij uit de luidsprekers komt van de vorig jaar overleden Gérard Jouannest, voormalig vaste begeleider en componist van tal van Jacques Brel chansons met wie hij in het verleden al vaker samenwerkte.

Gérard Jouannest

Zijn verzet tegen het in traditionele identiteiten gewortelde ‘wij-tegen-zij’ denken komt halverwege de voorstelling al nadrukkelijk naar boven in het nummer ‘Les Autres’ van zijn ‘Gibraltar’-album dat vrijwel helemaal over de vluchtelingenproblematiek gaat. De titel spreekt voor zich.

In de tweede helft van de voorstelling wordt hij soms wat sentimenteel, zoals met een liedje over zijn moeder die hij zo dankbaar is en een ode aan de liefde — de oplossing voor alles lijkt het — die geheel in ‘One Love’-stijl een loom reggae-arrangement krijgt. In ‘Joseph’ komt het meer authentieke engagement weer wat terug: ‘Iedereen hoort bij de groep,’ rapt hij. Dat heeft niets met huidskleur, religie of afkomst te maken.

En alsof Malik honderd procent zeker wil zijn dat iedereen zijn boodschap mee de zaal uit neemt, is het finalestuk niets minder dan een manifest. ‘Eux’ heet het. Zij. De anderen dus. ‘De anderen’ die vijvenzeventig jaar geleden door Sartre in zijn stuk ‘Met gesloten Deuren’ reeds als ‘De hel’ werden bestempeld om hun onverbiddelijke oordeel.

Om dat oordeel gaat het ook in ‘Eux’. Als een vlammenwerper gooit Abd Al Malik de zinnen er uit: Zij hebben het altijd gedaan. Zij zijn de schuld van alles. Maar we lossen niets op met dat voortdurende ‘wij-tegen-zij’ denken. Dat wegkruipen in de loopgraven van onze traditionele identiteiten. Het gaat juist om de dialoog, de verbinding, de persoonlijke identiteit waar ieder voor zich voor kiest en die met andere persoonlijke identiteiten een samenleving vormt. Het is een thematiek die eerder deze week ook al werd aangekaart door Theo Ploeg in zijn FRNKFRT-verhaal over de Duits/Oostenrijkse rapster met een Turkse achtergrond Ebow (5), die echter weer een heel andere attitude lijkt te hebben. Fascinerend!

Tot zover de teksten van Abd Al Malik. Maar daar werd ook nog bij gedanst, op een choreografie van Salia Sanou uit Burkina Faso. Ik zal het maar eerlijk zeggen: van de vier dansers heb ik weinig of niets mee gekregen, omdat ik te gefascineerd en aandachtig de Nederlandse vertalingen volgde die hoog op het achterscherm werden geprojecteerd. Maar ik weet dat dat niet voor iedereen geldt:> Naast mij zaten twee wat oudere dames de hele voorstelling gebiologeerd naar de dansers te kijken en gaven daar zo nu en dan hun commentaar bij. Of de choreografie hetzelfde verhaal over identiteit en verbinding vertelde durf ik echter niet te zeggen.

Wel moet vermeld worden dat het publiek voor vijfennegentig procent uit wit, duidelijk hoog opgeleide en cultureel onderlegde Holland Festival bezoekers bestond. Is dat erg? Nou, niet meteen een ramp. Maar kan dat beter? Ja, dat kan het beslist.

Peter Bruyn

Gezien wo 12 juni 2019, Muziekgebouw aan ‘t IJ

Noten:

  1. Expositie Le modèle noir de Géricault à Matisse in Musée d’Orsay
  2. Le Jeune Noir à l’Epée bij het Holland Festival
  3. Stephan Sanders — Abd Al Malik; De vorst uit Neuhof. In De Groene Amsterdammer, 2 mei 2019
  4. Het album ‘Le Jeune Noir à l’Epée’ is te horen op Spotify
  5. Theo Ploeg — Minderheden horen er nooit écht bij; over ‘K4L’ van Ebow. Op Frnkfrt, 9 juni 2019

--

--

peter bruyn
FRNKFRT

Beheers jezelf - beheers de media - wees vrij.