Balsem voor de ziel van de ontwerper

Zevende editie van What Design Can Do (re)framed design

theo ploeg
FRNKFRT
6 min readMay 29, 2017

--

Design criticus Alice Rawsthorn opent WDCD met haar keynote (foto Leo Veger).

Een ministerie voor creativiteit en klimaatzaken. Dat moet er komen volgens het klimaat-manifesto dat aan het eind van What Design Can Do-conferentie werd gepresenteerd. Nobel streven, maar echt nodig is zo’n ministerie niet. Designers hebben de overheid niet persé nodig om klimaatverandering aan te pakken.

“We zijn te succesvol en hebben alle grote problemen opgelost”, benadrukt de Canadese ontwerper Bruce Mau tijdens de afsluitende keynote van de zevende editie van What Design Can Do (WDCD). Dat heeft wel weer andere problemen opgeleverd. Dus moeten ontwerpers opstaan en ervoor kiezen ‘goed te doen’. Met zijn wereldwijde organisatie The Massive Change Network verspreidt Mau niet alleen dat gedachtegoed, hij gaat er vooral aan de slag met andere ontwerpers. Want, zo drukt Mau ons op het hart, de essentie van design is produceren. Het standpunt van Mau is misschien opmerkelijk — ja, er is een klimaatcrisis, maar we leven ook in de beste wereld ooit waarin iedereen op aarde in potentie enorme mogelijkheden heeft — maar is op WDCD een inzicht dat door velen wordt onderschreven.

Slechts een enkel maal wordt klimaatverandering tijdens de WDCD een ramp genoemd. Dat iets moet worden gedaan aan klimaatverandering, daar is iedereen het over eens. Er heerst echter optimisme: die oplossing hebben we zelf in de hand. Die framing kun je naïef noemen, maar ze biedt wel mogelijkheden om in actie te komen. En zo heerst er na twee dagen een uitgelaten sfeer bij de honderden ontwerpers die zich verzameld hebben in het Muziekgebouw aan het IJ in Amsterdam. Het is gemakkelijk om daar cynisch van te worden. Vorig jaar reageerde ontwerper Ruben Pater bij designblog Dezeen furieus op de Refugee Challenge die WDCD uitschreef om het vluchtelingenprobleem op te lossen. Het vluchtelingenprobleem is geen designuitdaging maar een humanitaire crisis, schrijft Pater. Design is niet alleen doen, het is óók ideologie:

There is no doubt that the WDCD Refugee Challenge deserves credit for raising awareness among professional designers and the public that this humanitarian crisis should be addressed.

But it fails to acknowledge its own political position as an actor in the refugee crisis, and does not address the responsibilities of designers themselves. A shelter is not just a shelter, a campaign is not just a campaign — they relate to larger political ideologies and sentiments. If we do not take the impact that design has on the world seriously, design for good can do more harm than good.

Pater maakt hier een belangrijk punt dat Mau in zijn, overigens fijne keynote, over het hoofd ziet. In een interview met NRC eerder dit jaar is conferentie-organisator Richard van der Laken realistisch:

Design is geen toverstokje waarmee alle maatschappelijke problemen verdwijnen. Daar heb je ook bedrijven, overheden en burgers voor nodig. Maar design heeft meer te bieden dan veel mensen denken.

In hetzelfde interview reageert Van der Laken op de kritiek op de Refugee Challenge vorig jaar. Hij nuanceert de doelstelling van het traject: het was nooit de ambitie om de vluchtelingencrisis ‘eventjes’ op te lossen.

In ‘The Medium is the Massage’ schreef de Canadese mediatheoreticus Marshall McLuhan:

Anyone who tries to make a distinction between education and entertainment doesn’t know the first thing about either.

Het Climate Council grijpt in (foto Leo Veger).

Dat speelt WDCD parten. Veel critici behoren tot de anyone hierboven. WDCD kent, net zoals die andere Amsterdamse organisatie The Next Web, geen onderscheid tussen inhoud en vorm. De twee lopen in elkaar over en zijn daardoor lastig in balans te brengen en krijgen. Op de zevende editie is het evenwicht perfect. De stijlvolle vormelementen versterken de inhoud. Zoals de klimaatjury hoog boven het podium uittorent en het mandaat heeft direct in te grijpen met kritische vragen een de sprekers. Een ludieke opstelling die werkt door de sterke inhoudelijke invulling van de jury. Het podium is een vierkant en omringt door tribunes waardoor de sprekers letterlijk in het midden van de belangstelling staan. Die opstelling zorgt voor extra commitment van het publiek. De snelle en ijzersterke moderatie is in handen van designstrateeg David Kester en Bureau Europa-directrice Saskia van Stein. Het geeft WDCD de snelheid en kracht van de vroegere TED-conferenties: enkel echt inspirerende inhoud blijft overeind.

Die inhoud is ideologisch gekleurd. WDCD gaat niet enkel over klimaatverandering, maar over de individuele verantwoordelijkheid van de ontwerper en van de ontwerp-community. Daarbij begeeft de ontwerper zich in een netwerk met andere partijen zoals multinationals en overheden. Er is geen ruimte voor een ontwerper die aan de zijlijn blijft staan. Dat is geen typisch westerse houding bewijzen de sprekers uit Libanon en Zuid- en Midden-Amerika. De Braziliaanse design-consultant Fred Gelli prikt de mythe door dat verandering lastig is. Zijn observaties in de diepe jungle van Noord-Brazilië leren hem dat de natuur draait om continue verandering. Kortom: natuur is verandering. En hoe krijg je mensen dan zover verandering te omarmen? Creëer verlangen, weet Gelli zeker.

Doemscenario’s werken sowieso niet. Daar zijn de sprekers het over eens. Mensen moeten het idee hebben dat een doel mogelijk is. “Je iets kunnen voorstellen is cruciaal’, vat architecte Elma van Boxtel (Zones Urbaines Sensibles) samen. Dat vraagt nogal wat van de ontwerper. Inzicht in mogelijke toekomst, bijvoorbeeld. Het doe programma van WDCD — activation sessions genoemd — helpt daarbij. In anderhalf uur helpt ontwerper Hendrik-Jan Grievink van Next Nature rond de vijftig deelnemers door de Pyramid of Technology Pyramid heen. Het model, losjes gebaseerd op het gedachtengoed van Marshall McLuhan helpt om beter inzicht te krijgen in de manier waarop technologie ons leven verandert. Uiteindelijk wordt technologie natuur en onlosmakelijk onderdeel van ons eigen ecosysteem. Kleding bijvoorbeeld. Is het mogelijk je voor te stellen dat zelf-rijdende auto’s natuur worden? Ja, zo luidt de toch wel verrassende conclusie van de workshop.

Marcus Engman pakt iedereen in (foto Leo Veger).

In een activation session over de ontwerper als activist onthult Greenpeace-directeur Joris Thijssen dat samenwerken zijn voorkeurstrategie is. Dat gaat steeds beter. Multinationals, met Shell als uitzondering, tonen steeds vaker een moreel besef en werken graag mee aan klimaatverandering. Ikea is een goed voorbeeld. Althans, dat blijkt uit de gloedvolle keynote van Ikea’s design manager Marcus Engman aan het einde van de eerste dag. Engman beheerst de gave van het verleiden. Zijn verhaal is tot in de puntjes verzorgd en bedacht, maar komt over alsof hij improviseert. Uitermate knap. De aanpak werkt. Komt ook omdat je Engman zo graag wilt geloven. Dat is niet erg.

De zevende editie van WDCD is immers balsem voor de ziel van de ontwerper: na twee dagen onder gelijkgestemden is het geloof groot dat de wereld is te redden en dat de ontwerper daar een belangrijke rol in speelt. Ondanks de sterke keynotes, lezingen en workshops valt daar genoeg op af te dingen. De (re)framing is echter essentieel om de designwereld het broodnodige zelfvertrouwen te geven. Daar is geen ministerie voor creativiteit en klimaatzaken nodig.

What Design Can Do vond 23 en 24 mei 2017 plaats in het Muziekgebouw aan het IJ in Amsterdam. Dit jaar organiseert WDCD een Climate Action Challenge. Het tijdens de conferentie opgestelde klimaat-manifest lees je hier.

--

--

theo ploeg
FRNKFRT

cyborg. renegade design sociologist. veganarchist🌱. xeno for life. anticity #Heerlen linktr.ee/theoploeg