Black Midi: Wringend naar de essentie

peter bruyn
FRNKFRT
Published in
5 min readSep 18, 2019
v.l.n.r. Geordie Greep, Morgan Simpson, Cameron Picton en Matt Kwasniewski-Kelvin,

Je kunt moeilijk volhouden dat Black Midi mooie muziek maakt. Althans niet in de conventionele betekenis van ‘mooie muziek’. Maar dat gold destijds ook voor mijn eerste kennismaking met rockgroepen als The Birthday Party, Sonic Youth, The Fall, Einstürzende Neubauten en Wolf Eyes. Bands die mij toch zo fascineerden dat ik er naar bleef terugkeren. Net als naar de schilderijen van Anselm Kiefer, om het maar eens over een andere boeg te gooien. De ‘lelijkheid’ van Black Midi stoot mij niet af, maar daagt juist uit om de groep te doorgronden. Afgelopen dinsdag speelden ze in de Melkweg.

Ik bleek niet de enige nieuwsgierige. Een lange rij wachtenden op de Lijnbaansgracht. Deels leeftijdsgenoten van de band, maar dat was een minderheid. Tweemaal de leeftijd van de muzikanten leek ongeveer het gemiddelde en zelfs driemaal was geen uitzondering.

Pop- of rock-publiek laat zich steeds minder indelen naar leeftijd. Eigenlijk zijn er in essentie twee typen concertbezoekers. Het ene type zoekt herkenning, bevestiging en daarmee verstrooiing. Even de sores van de dag laten wegblazen door muziek die een aangenaam gevoel achterlaat. Vrijwel alle steeds populairder worden nostalgie- en retroshows behoren tot die categorie, evenals nieuwe artiesten die naadloos daarbij aansluiten. Het is het soort popcultuur die Theodor Adorno verafschuwde — maar dat terzijde.

Daarnaast is er de concertbezoeker die popmuziek zoekt die uitdaagt. Muziek die oncomfortabel voelt door ‘lelijk’ te zijn of minstens onvoorspelbaar. Althans in eerste instantie. Muziek die bovenal een inspanning van de luisteraar vraagt. Maar waarom zou je als luisteraar een inspanning leveren voor iets lelijks? Juist daar schuilt het mysterie. De suggestie dat achter dat oncomfortabele een heilige graal, de oplossing van een mysterie te vinden is.

Drempel

Het ene type muziek is niet ‘beter’ dan het andere. En voor de bezoekers geldt dat al helemaal niet. Maar ze vormen wel verschillende culturen. Voorbeelden van uitdagende pop en rock zijn er talloze. Die hoef ik hier niet op te sommen. Het interessante is in dit geval dat het bij Black Midi een groep van amper twintigers betreft. Vier Britse muzikanten die zijn geboren op de drempel van de eenentwintigste eeuw. Decennia na The Velvet Underground, King Crimson, George Clinton, Sun Ra’s Arkestra, Sex Pistols en noem maar op. Géén jongens van de straat, want dan kom je niet op de Brit School. En daar leerden de vier elkaar kennen; op die befaamde Londense academie voor — vooral — podiumkunsten die de afgelopen decennia al zoveel poptalent heeft opgeleverd.

Toch manifesteert het merendeel daarvan zich in het commerciëlere segment van de pop, zeker na de successen van alumni Katie Melua, Adèle, Amy Winehouse. De vier van Black Midi zullen ongetwijfeld diep in de platenkast van hun ouders gedoken zijn — en waarschijnlijk ook wel in die van hun docenten. Maar zelfs dan is hun eigen muziek nog verrassend oorspronkelijk.

En dat is opmerkelijk in een tijd dat de popcultuur zich bijna algoritmisch lijkt te ontwikkelen. Vrijwel iedere aankomende muzikant springt op de bagagedrager van een hippe trend of — nog comfortabeler — in de bakfiets die ‘nostalgie’ heet.

Ik ga hier niet roepen dat ‘Schlagenheim’, het afgelopen zomer verschenen debuutalbum van Black Midi, tot een onverbiddelijke popklassieker zal uitgroeien. Dat moet de tijd leren. En natuurlijk kent de hink-stap-sprongerige collagemuziek van het kwartet talloze voorlopers — van Talking Heads tot Tortoise. Sla de recensies er maar op na. Sommige namen kende de band, blijkt uit interviews. Andere lazen ze voor het eerst.

Schlagenheim

Maar dat is juist het mooie. Noem het maar de overmoed van de jeugd. Muziek maken die volgens meer ervaren musici eigenlijk alle regels en conventies met voeten treedt. Maar in praktijk blijkt de ervaring van de oude rotten juist vaak een handicap. Ze zijn er niet meer toe te zetten om het wiel voor de derde, vijfde of tiende keer uit te vinden. Wie dat in alle argeloosheid toch doet, zoals veel jonge muzikanten, ontdekt misschien weliswaar hetzelfde oude wiel, maar wellicht ook een nieuwe toepassing.

Ze stonden dinsdag naast elkaar op het Melkwegpodium. Bassist Cameron Picton voor het publiek helemaal links en drummer Morgan Simpson uiterst rechts. Daartussen de beide gitaristen Geordie Greep en Matt Kwasniewski-Kelvin. Om maar te benadrukken dat Black Midi een band zonder hiërarchie is. Niet voor niets werden afgelopen zomer drummer Simpson en bassist Picton naar Nederland gestuurd om interviews te geven.

Mahavishnu

Wat het eerste een beslag op de aandacht van de toeschouwer doet is de dynamiek van de band. En de schijn van chaos die al snel helemaal geen chaos blijkt te zijn. En Brits of niet, van humor is geen sprake, zelfs niet in de meest flegmatieke vorm. Eerder van arrogantie, maar dan vooral het type arrogantie dat primair de functie heeft om ‘cool’ te zijn. En daar zijn met name beide gitaristen heel consequent in. Al was Geordie Greep nog cooler geweest als hij zijn overhemd niet in zijn broek had gepropt zoals mijn vader dat vroeger deed.

Een taakverdeling is er weldegelijk. Picton en Simson sturen de muziek en laten daarbij geen steek vallen. Daarbinnen hebben beide anderen een vrijere rol, waarbij Greep als zanger van de meeste nummers te maken heeft met teksten en songstructuren die vastliggen, maar daarbij nog weldegelijk de grenzen opzoekt. Kwasniewski-Kelvin manifesteert zich als sologitarist en neemt de meeste ruimte, maar wordt wel geacht weer stipt op zijn post te zijn als een volgende riff of ‘interlude’ van hem verwacht wordt. En dat is hij ook.

Na een handvol compacte songs als ‘953’ en ‘Speedway’ volgt er halverwege het concert en lange improvisatie. Picton en Simpson spelen en funkriff en de beide gitaristen maken daar heuse fusion van. En waarom ook niet — in een interview met Oor (1)verklaarde drummer Simpson onlangs al dat Greep hem kennis had laten maken met de muziek van het Mahavishnu Orchestra en dat hij nu zelf ook fan is. Grep en Kwasniewski-Kelvin lijken tijdens de lange jam een contrapunt op te zoeken dat heel, héél in de verte wel wat aan de interactie tussen de beide gitarist van The Ex doet denken.

Het optreden duurt precies een uur. Geen toegift, zoals coole Britten betaamt. Zestig minuten en een dozijn song die geen moment comfortabel voelen, maar tegelijk iets verslavends hebben. Want méér nog dan het veelgeprezen ‘perfecte popliedje’ lijkt deze wringende en knellende rock de weg te wijzen naar het mysterie dat de essentie van de muziek is.

Peter Bruyn

Gezien di 17 sept 2019, Melkweg, Amsterdam

Noten:

  1. John Denekamp — Black Midi; de nieuwe Britrock (Oor, 2019 #07, juli 2019)

Website Black Midi

--

--

peter bruyn
FRNKFRT

Beheers jezelf - beheers de media - wees vrij.