Vicente Dikeman Parker Drake

Black Music Matters

peter bruyn
FRNKFRT
Published in
4 min readMar 16, 2022

--

V.l.n.r. Luis Vicente, John Dikeman, William Parker, Hamid Drake

Gewoonlijk is het eerst de muziek van een album die aanspreekt — daar draait het immers om bij een LP of CD. En als dat het geval is, ga je wellicht ook de liner notes op de hoes of in het boekje nog eens lezen. Bij ‘Goes Without Saying, But It’s Got To Be Said’ was het wat mij betreft andersom. Misschien kwam het door de prikkelende albumtitel. Misschien nodigde het bij de cd gestoken boekje gewoon uit. En misschien — of waarschijnlijk — speelde ook mee dat de namen van de vier muzikanten mij al vertelden dat het muzikaal wel snor zou zitten.

Vóór op het podium — en in het geluid op het album — de Amsterdam residerende Amerikaan John Dikeman en de Portugese trompettist Luis Vicente. Beiden gevorderde dertigers, wit en vooral actief in de Europese improscene. En achter hen — fysiek, maar zeker niet in muzikale zin — de zeventigjarige contrabassist William Parker en de vier jaar jongere slagwerker Hamid Drake. Allebei doorgewinterde zwarte improvisatoren die het Europese circuit op hun duimpje kennen en vaste gasten zijn op podia als het Londense café OTO en festivals als het Oostenrijkse Konfrontationen.

De vier treffen elkaar op 19 juli 2019 bij kunstcentrum Galeria Zé dos Bois (ZDB) in Lissabon — de CD-hoes vermeldt 2020, maar dat is een vergissing. Op dat moemt is de wereld al in locksown. Maar eerst even over die ‘liner notes’. In het boekje bij ‘Goes Without Saying, But It’s Got To Be Said’ staan twee teksten één essay-achtig stuk van Dikeman en een in een soort poëziestijl genoteerd ‘Covid-dagboek’ van Parker. Twee totaal verschillende stukken die tegelijk weer op een fraaie wijze op elkaar aansluiten en tot nadenken stemmen.

John Dikeman schrijft over het voor minstens negentig procent blanke stadje in de staat Wyoming waar hij opgroeide, zonder het levende besef dat iets als racisme nog bestond. ‘Zwarte’ culturele stijlkenmerken, zoals dreads of een Afrikaans mutsje waren gewoon ‘cool’. Totdat hij, naar de westkust verhuist en na een paar jaar kunstacademie z’n boterham in new York verdienend als plaatser van schotelantennes, hij er achter kwam dat voor veel mensen racisme nog een dagelijkse realiteit is. Opeens vielen hem de schellen van de ogen. Dan beseft hij ook wat een oudere generatie musici, als William Parker en Hamid Drake, hun halve leven al heeft doormaakt en wat een voorrecht het is dat ze in een kwartet als dit samen kunnen spelen. En daarbij hoe actueel en noodzakelijk een beweging als Black Lives Matter is.

Willam Parker op zijn beurt, heeft het in zijn tekst helemaal niet over Black Lives Matter. Hij heeft dat gevecht al de zeventig lange jaren van zijn leven gevoerd — zijn ogen zijn wat dat betreft allang geopend. Maar wat hij ziet is een decennialange muzikale strijd voor vrijheid, vrede en schoonheid die plotseling gedwarsboomd wordt door een dodelijk virus. En wat leeftijd betreft begint hij ook al aardig bij de risicogroep te behoren. Hij herdenkt medemusici als bassist Henry Grimes, saxofonist Lee Konitz, trompettist Wallace Roney en anderen die stuk voor stuk aan Covid zijn bezweken. Maar gelukkig is er nog de muziek om je aan vast te klampen — de improvisatie voorop. Improvisatie als ambassadeur van een nieuwe waarheid. Even verderop schrijft hij: ‘Misschien is de licht wel improvisatie en Covid 19 een mug die daarin rondvliegt. En ‘als het er op aankomt ga ik improviseren. Zonder bij na te denken, maar niet onnadenkend’. Om te besluiten met de overweging: ‘Hoe komt het dat muziek nog steeds bestaat, ondanks het Coronavirus. Het is liefde. De ultieme improvisatie.’

Twee kanten van de actualiteit: De moord op George Floyd en het om zich heen grijpende virus. Het gaat te ver om te zeggen dat muziek beide verdrijft, maar het verzacht de pijn. Improvisatie vooral.

En geïmproviseerd wordt er op ‘Goes Without Saying, But It’s Got To Be Said’. Twee lange stukken met een kort intermezzo daartussen. Terwijl de twee blazers na een minuutje intro van de ritmesectie nog redelijk gedisciplineerd beginnen, laten ze an spoedig hun energie en weerbarstigheid de vrije loop. Ondertussen doen Parker en Drake onverstoorbaar wat ze al hun hele leven doen: ongelofelijk goed bassen en drummen — ze hebben al honderden kleren samengespeeld. Ze zijn als kleuterjuffen of hondenuitlaters die weten dat ze de kinderen en huisdieren gewoon even stoom moeten laten afblazen. Al doen Dikeman en Vicente dat wel op een erg overtuigende wijze, waarbij de saxofonist vaak de initiatiefnemer is en de trompettist volgt. Wie Dikeman een beetje kent, kent ook zijn mannetjesputtersimago.

Na een kwartierje mogen de twee ‘jonkies’ even op adem komen en krijgen Parker en Drake hun ‘momentje’ dat schijnbaar terloops wordt ingevuld. De ruim vier minuten intermezzo zijn wat meer ingetogen, waarna Drake zich in het derde stuk meer op de voorgrond plaatst door wat te zingen, waarna Dikeman en Vicente weer muzikaal met elkaar in dialoog mogen. Ditmaal lijken ze zich wat meer in te houden, zonder dat dat ten koste gaat van de expressie. Alsof Parker en Drake met hun dertig jaar meer ervaring de twee blazers wat in toom hebben gekregen, alleen maar door zichzelf te blijven.

Peter Bruyn

Luís Vicente, John Dikeman, William Parker, Hamid Drake — Goes Without Saying, But It’s Got To Be Said (2020, JACC Records)

‘Goes without saying, but it’s got to be said’ op Bandcamp

--

--

peter bruyn
FRNKFRT

Beheers jezelf - beheers de media - wees vrij.