Colin Stetson: basblazen om de werkelijkheid te begrijpen
Donderdag 1 december 2011, 10:00 uur ’s ochtends. In het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid in Hilversum is een wetenschappelijk microsymposium begonnen over het verschijnsel Top 2000. Wat doet miljoenen Nederlanders in de laatste maand van het jaar zo warm lopen voor Queens ‘Bohemian Rhapsody’, de Eagles ‘Hotel California’, Deep Purple’s ‘Child in Time’ en al die andere overbekende popdeunen die iedereen als het moet zelfs tijdens het mondspoelen kan gorgelen?
De negen aanwezige academici die ondervraagd worden — merendeels hoogleraren — mogen dan onderling flink verschillen qua expertise, wat het antwoord op bovenstaande vraag betreft zijn ze het hartgrondig eens. Emotie! Het geheim van de inmiddels traditionele Top 2000 is het groepsgevoel. De gemeenschappelijke ervaring. En wat mensen in de afzonderlijke popsongs trekt is de herkenning. De associatie met dat bijzondere moment, doorgaans ergens tussen je veertiende en twintigste: Die eerste liefde, die eerste studiemaand op kamers, de eerste keer stoned, het eerste blauwtje, de eerste keer op vakantie zonder ouders en wat al niet meer.
De academici hebben prachtige termen voor de emoties die ‘getriggerd’ worden bij het horen van een favoriet popliedje. Zoals het ‘our song’ fenomeen. Of, als er bewust in reclames of films bepaalde hits worden gebruikt: ‘mood management’. En wie zich daar op commerciële basis mee bezig houdt bedrijft ‘beleveniseconomie’, weet één hoogleraar te melden. Bij de Top 2000 gaat het ook nog eens om een hele speciale emotie: Nostalgie. En dat komt neer op de ‘herbeleving’ van een emotie. Niet voor niets zijn de fanatiekste stemmers voor de Top 2000 tussen de veertig en de zestig en is het gemiddelde plaatje in die lijst zo’n dertig jaar oud. Pophits gaan over herkenning en over emotie.
Donderdag 1 december 2011, 19:00 uur. Ik zit aan de bar in het Amsterdamse Bimhuis. Naast mij Colin Stetson. Over anderhalf uur moet hij het podium op. Maar hij wil zich nog even concentreren op zijn concert en daar heeft hij wel een uurtje voor nodig. De muziek van Colin Stetson is — voor mij althans — alles wat de Top 2000 niet is. Een jaar geleden had ik nog niet van hem gehoord — ik ontdekte hem toen ik vijfenvijftig was. Dus geen puber-associaties — of het moet de verbazing zijn die overeenkomt met de eerste keer dat ik als pakweg zeventienjarige de muziek van The Velvet Underground en The Fugs onderging.
Maar daar dacht ik eigenlijk geen moment aan toen ik eerder dit jaar Colins album ‘New History Warfare, vol 2: Judges’ hoorde. Ik dacht alleen maar: ‘Wat is dit?’ Verbazing. En meteen daarna: Daar wil ik meer van horen. Daar wil ik meer van weten. Wat is dit voor muziek? Waar gaat dit over? Als ik maanden later — op 1 december dus — met Colin zit te praten, blijkt dat hij als muzikant met hetzelfde bezig is als ik als luisteraar. De muziek van Colin Stetson gaat over verbazing en onderzoeken.
Colin Stetson speelt bassaxofoon. Eigenlijk niet alleen bassaxofoon, maar zo ongeveer alle rietinstrumenten. Aan de bassax dankt hij echter zijn grootste roem. Die bassasxofoon zal hij deze avond in het Bimhuis ook spelen, naast de altsax. Dat hij — in Nederland althans — pas dit jaar ontdekt werd met ‘New History Warfare, vol 2: Judges’ en niet in 2008 met de voorganger ‘New History Warfare, vol 1’ heeft een simpele, bijna banale marketingreden. ‘Vol 1’ verscheen bij een in Nederland niet gedistribueerd en dus niet of nauwelijks verkrijgbaar platenlabel — Aagoo — terwijl zijn laatste album uitgebracht werd op het hippe, Canadese Constellation Records waar de mensen van Godspeed You Black Emperor achter zitten.
Luisteren naar ‘New History Warfare, vol 2: Judges’ is alsof je naar een complete band luistert. Maar het is geen band, het is Colin Stetson in z’n eentje die drie, soms zelfs vier partijen tegelijk speelt. En zonder overdubs, want dat is voor hem nou net de artistieke uitdaging, vertelt hij. Daarvoor heeft hij een stuk of vier microfoons op strategische plekken op en rond zijn saxofoon aangebracht, plus een contactmicrofoon met een soort halsband tegen z’n keel gedrukt. Zo combineert hij een geavanceerde circular breathing techniek — inademen en blazen tegelijk waardoor je een in principe eindeloze noot kunt spelen — in combinatie met hard geblazen boventonen en grommende keelklanken, waarbij hij de kleppen ook nog eens ritmisch laat plokken bij wijze van percussie.
“Nee, ik laat mij bij het componeren niet dicteren door die speltechniek,” beantwoordt hij aan de Bimhuisbar de meest prangende vraag. “Die techniek is een gereedschap dat ik gebruik, meer niet.” Net name de in alle recensies genoemde en geprezen circular breathing is geen kunstje dat hij per se wil etaleren, vertelt Stetson. “Dat is iets dat ik al zo lang beheers. Al vijftien of twintig jaar. Ik kan het inzetten als ik nodig heb. Maar ik probeer wel steeds om meer op mijn saxofoon te ontdekken. Verder te gaan met het onderzoeken van het instrument. Dieper te gaan. Maar dat wil toch iedereen met zijn of haar leven, of niet soms?” Hij zegt het als een vanzelfsprekendheid waar niet aan te tornen valt. Maar negen uur eerder, bij het Top 2000 symposium, was het woord ‘diepgang’ niet gevallen. Niet één maal.
Colin Stetson werd ruim vijfendertig jaar geleden geboren in Ann Arbor, Michigan, doorliep daar het conservatorium, waar hij ondermeer les kreeg van Roscoe Mitchell — zelf een legendarisch technische saxofonist. Na zijn afstuderen in 1997 woonde en werkte hij eerst zes jaar in San Francisco en vervolgens een tijdlang in Brooklyn om zich uiteindelijk in het Canadese Montreal te vestigen. Ondertussen speelde hij mee op albums van ondermeer Tom Waits, The Bell Orchestra, My Brightest Diamond, TV on the Radio, Arcade Fire, Jolie Holland, Feist, Timber Timbre en Bon Iver. En dat naast sessies in het improjazzcircuit en het werken aan zijn eigen albums.
Nee, meespelen op al die pop- en rockplaten doet hij niet om zo zijn solo-albums te kunnen bekostigen, zegt hij. Integendeel. “Als ik niet op zoveel platen van anderen zou spelen had ik al veel meer solo-abums gemaakt. Dat spelen met Arcade Fire, TV on the Radio en al die anderen zie ik ook niet als ‘job’. Dat doe ik niet voor het geld, maar omdat ik het gewoon leuk vind. ‘I love that music’. Ik heb er ook geen enkel probleem mee om mij aan de muziek van anderen aan te passen. Als ik in die muziek geloof tenminste. Bij Bon Iver ben ik trouwens geen gastmuzikant; ik maak volledig deel uit van de band en bemoei mij dus ook met de composities.”
“Voor mij bestaat dat onderscheid tussen jazz en rock ook niet zo. ‘Music is music’. In artikelen over mij wordt telkens weer Evan Parker als referentie genoemd. Maar ja, die wordt er altijd bij gehaald als het over ‘circular breathing’gaat. Ik word ook niet alleen maar geïnspireerd door jazzsaxofonisten of zelfs jazzmuzikanten. Het kunnen alle mogelijke interessante geluiden zijn. Een elektrische gitaar bijvoorbeeld. Ik heb een tijdlang de partijen van Jimi Hendrix zo exact mogelijk op saxofoon nagespeeld.”
Volgend jaar gaat hij trouwens ook weer met allerlei muzikanten uit de jazz en improwereld werken, vervolgt de saxofonist. Met Mats Gustafsson, met violist C Spencer Yeh, met saxofoniste Matana Roberts, die net als hij haar platen opneemt voor het Constellation label. Maar iedereen heeft het druk en overlappende lege perioden in agenda’s vinden is moeilijk.
Een uur later. Colin Stetson doet op het Bimhuispodium wat hij ook op zijn albums doet: verbazen. Zonder effectpedalen , maar met drie of vier microfoonsnoertjes aan z’n enorme bassaxofoon en dat rare halsbandje om. Nikkelen Nelis zonder ‘tsjing boem’. Na ieder stuk op de bassaxofoon staat hij even na te puffen als een gewichtheffer die zijn halter weer op de grond heeft laten zakken. Het is geen kunstje; het is kunst. Binnen de kortste keren zit je niet meer te luisteren en te kijken naar die verbluffende techniek, maar naar de muziek die er door voortgebracht wordt. Het lange, op een soort minimalthema voortjakkerende ‘Judges’ van het laatste album. En het al even imponerende ‘In Love and in Justice’, waarmee hetzelfde album afsluit.
Intrigerende titel trouwens, zoals ook zijn albumtitels intrigeren: ‘New History Warfare’ — twee delen zijn er inmiddels. Het laatste album van wat een drieluik moet worden is inmiddels opgenomen en verschijnt in 2012, had hij eerder op de avond verteld. “Het ‘New History Warfare’-drieluik is mijn poging om een persoonlijke mythologie te schrijven. Een poging om de werkelijkheid te begrijpen…”
De gedachten dwalen af naar negen uur eerder. Het Top 2000 symposium. Naar ‘moodmanagement’ en ‘nostalgiekatelysatoren’. Hits zijn er niet om de wereld te begrijpen maar om houvast te bieden in een onbegrepen werkelijkheid. Favoriete popsongs als baken van herkenning. En soms — vaak zelfs — bieden ze troost. Zalvende troost, die de aandacht van de vragen afleidt.
Colin Stetson vraagt wel. Hij vraagt voortdurend. Vragen en onderzoeken. Terrence Malick noemt hij als inspirator — maker van even monumentale als vaak onbegrepen films. Malicks wijze van omgaan met tekst in zijn films spreekt hem aan, zegt Stetson. Vandaar de handvol gastbijdragen van Laurie Anderson aan ‘New History Warfare vol 2: Judges’. Die heeft hij geprobeerd op dezelfde manier in te zetten als Malick doet. Maar het lijkt verder te gaan. De voice over in veel werk van Maleck heeft ook wel iets van ‘circular breathing’. Maar dat zijn details. Wat Stetson en Malick gemeen hebben is dat ze met hun werk geen beschutting willen bieden tegen de grote, harde wereld — geen paraplu van bedwelmende nostalgie — maar dat ze die wereld proberen te doorgronden en te interpreteren. Daar kun je je aan vertillen, natuurlijk. Maar dan kun je weer opnieuw beginnen. En desnoods weer. En weer. Als Sysiphus. En dat is ook mythologie.
Colin Stetson — New History Warfare, vol 2: Judges (Constellation / Konkurrent)
Originally published at frnkfrt.net.