De consequente kersentaart van Wooden Shjips
Zoektocht naar de urgentie
Soms kan muziek diep in het verleden wortelen zonder een moment gedateerd te klinken. Het Amerikaanse rockkwartet Wooden Shjips is een groep waarvoor dat geldt. Al vat er niet altijd gemakkelijk de vinger op te leggen waardoor dat precies komt. En jezelf dan alleen maar achter dat begrip ‘urgentie’ blijven verschuilen is toch een beetje een zwaktebod. Maar urgent klonken ze, dinsdagavond in Paradiso-Noord. Zondermeer.
Wooden Shjips staat in een duidelijke traditie. Een traditie waar garagerock en psychedelische rock samenkomen. En de Texaanse groep 13th Floor Elevators rond zanger en songschrijver Roky Erickson, die vanaf halverwege de jaren zestig actief was en in 1966 hun debuutplaat ‘The Psychedelic Sounds of the 13th Floor Elevators’ maakte, wordt niet zelden als de oer-band in het genre beschouwd.
Een belangrijke schakel tussen Ericksons groep en Wooden Shjips wordt gevormd door het Britse gezelschap Spacemen 3 in de jaren tachtig — en dan met name hun maxisingle ‘Walking with Jesus’ waarop een zeventien minuten (!) klokkende versie van het nummer ‘Rollercoaster’ van die eerste 13th Floor Eleveator plaat te vinden is.
Wooden Shjips werd begin deze eeuw opgericht in San Francisco door de ervaren zanger en gitarist Ripley Johnson, die drie vrienden om zich heen verzamelde die op dat moment nog amper een instrument beheersten. Ze vernoemden zich naar ‘Wooden Ships’, de song die eind jaren zestig door David Crosby, Paul Kanter en Steve Stills werd geschreven en destijds op de plaat gezet door zowel Jefferson Airplane als Crosby Stills & Nash. In plaats van de andere drie stapje voor stapje muzikaal te scholen, ontwikkelde Johnson consequent één muzikaal idioom voor de groep.
Ik gebruik hier heel bewust het woord ‘idioom’ en niet ‘formule’, omdat dat laatste associaties oproept met fabrieksmatig en machinaal. Met een werkwijze die telkens hetzelfde product oplevert en daar is bij Wooden Shjips geen sprake van. Johnsons idioom voor de groep behelsde een bepaald type muzikale bouwstenen en een stel regels volgens welk daarmee gebouwd kon worden. Maar het resultaat binnen die voorwaarden is weldegelijk onbeperkt variabel.
Het komt er op neer dat bassist Dusty Jermier en drummer Omar Ashanuddin ieder nummer eindeloos een minimale partij herhalen. Maar dat wel zo precies en gedisciplineerd dat je er als luisteraar gegarandeerd bevangen door raakt. Daar overheen definieert gitarist en zanger Ripley Johnson als het ware de songs en klavierspeler Nash Whalen zorgt voor wat melodische smeerolie tussen Johnson en de ritmesectie.
Je zou het ‘taartmuziek’ kunnen nomen. De bodem kan de ene keer wat harder of zachter zijn, de andere keer ietsje zoeter of kruimeliger, maar eigenlijk proef je die verschillen nauwelijks. Het blijft de taartbodem zoals bij Wooden Shjips de ritmesectie ‘de ritmesectie’ blijft. Ook de laag muzikale room die Nash Whalen daar overheen legt zorgt per muzikale taart niet voor grote verschillen. Het draait uiteindelijk om Johnson. Hij bepaalt wat voor taart het wordt: Kersen, aardbeien, blauwe bessen of schijfjes banaan.
En live, in Paradiso-Noord, werkt dat. Negen nummers lang; een vol uur — de toegift niet meegeteld. Het zakt geen moment in. Er is geen sprake van nostalgie. Geen dwepen met ‘vintage’ apparatuur of effecten. Géén retro-vloeistofdia’s, maar psychedelische, computergestuurde abstracte beelden die op het scherm tegen de achterwand en vooral op de witte T-shirts van de muzikante worden geprojecteerd. Doorslaggevend en het meest overtuigend blijft echter de consequente wijze waarop de groep binnen het zelfgekozen idioom musiceert.
De popgeschiedenis kent daar méér voorbeelden van. Denk aan de Ramones, J.J. Cale, Status Quo — althans in de vroege jaren zeventig — en Alan Vega in zijn ‘rockabilly-periode’ in de vroege jaren tachtig. Muziek die steeds hetzelfde is en toch ieder nummer weer anders. Zo klinkt Wooden Shjips wat ruiger dan gemiddeld in ‘Other Stars’, van het ‘Back to Land’ album uit 2013 en vervolgens opeens weer trager in ‘Ride on’ van het recente ‘V’. Maar in dat nummer laat Johnson wel de mooiste gitaarsolo van het concert horen.
‘Staring at the Sun’, ook van ‘V’, heeft een refrein dat iets meer ‘pop’ klinkt, terwijl ‘Flight’van het ‘West’-album uit 2011 juist heel zwaar is. Tegen het eind gaat het tempo iets omhoog met als finale ‘Death’s not your Friend’ van het in eigen beheer uitgegeven debuut uit 2006.
Zelf noemde de band het eerder dit jaar verschenen ‘V’ trouwens een ‘zomerplaat’. Het is natuurlijk gewoon een Wooden Shjips album, al heeft Johnson er wellicht iets zoetere en kleurrijker vruchten op gedrapeerd. Maar dat zijn slechts details. Wooden Shjips bewijst dat het niet iets als speltechnische virtuositeit is dat muziek ‘urgent’ maakt, maar het consequent volgen van een zorgvuldig ingeslagen weg. Het is die standvastigheid waar een immense kracht van uitgaat.
Peter Bruyn
Gezien: Di 4 september 2018, Paradiso-Noord, Amsterdam.
Website Wooden Shjips