peter bruyn
FRNKFRT
Published in
8 min readOct 18, 2013

--

De geestdriftige innovatie van King Krule (of: Het bewijs dat Billy Bragg vreemd ging?)

Als ik het goed begrijp is King Krule zo hip, dat hij eigenlijk weer fout is; of op z’n minst verdacht. King Krule wordt aanbeden door de ‘hipsters’, en dat lijkt op dit moment de doodsteek voor iedere serieuze muziekcarrière. Dus zit ik met een probleem. Ik vind King Krule namelijk geweldig en bij zijn concert in Paradiso ontpopte hij zich zo ongeveer als meest indrukwekkende nieuwkomer die ik dit jaar gezien heb. Daarbij heb ik geen idee waaraan ik hipsters herken. Heeft het iets met wollen mutsjes te maken? Met scheef geknipt haar? Met een bepaald, nieuw type smartphone waarop permanent gepriegeld wordt?

Het zal allemaal wel. Wat ik in ieder geval overtuigend en objectief heb kunnen vaststellen is dat ‘6 Feet beneath the Moon’ — het debuutalbum van King Krule — dit najaar een reactie bij mij teweeg bracht die ik lange tijd niet bij muziek ervaren heb. Niet dat het album zoveel beter is dan andere platen; het is gewoon ‘anders’. Bij de tweede keer luisteren verdween de eerste verwarring en kristalliseerde zich langzaam een associatie uit: Billy Bragg — de postpunktroubadour die destijds, in de vroege jaren tachtig, zijn gitaarversterkertje op zijn rug droeg — die ergens in 1993 moet zijn vreemd gegaan met de moeder van William Bevan — alias Burial. Of zij ging vreemd met hem, dat kan natuurlijk ook. In ieder geval moet die conceptie een boreling hebben opgeleverd die achttien jaar later muziek zou gaan maken die klinkt als wat nu op ‘6 Feet beneath the Moon’ te horen is.
Al besef ik terdege dat die associatie volstrekt persoonlijk blijft.

Creole

In ieder geval heette de baby in kwestie Archy Marshall. Als tiener begon hij muziek te maken onder verschillende pseudoniemen. Uiteindelijk werd het King Krule — een verbastering van ‘King Creole’, als ik het goed heb begrepen. En ‘6 Feet beneath the Moon’ verscheen op de dag dat Marshall negentien werd.
Ik heb inmiddels een flink aantal recensies van het album gelezen. Telkens wordt King Krule weer met een andere muzikant uit de popgeschiedenis vergeleken. Dat is altijd een goed teken: Als je met iedereen vergeleken wordt, dan lijk je op niemand. Platen die onmiddellijk op hun plek vallen binnen een traditie kunnen heel goed zijn en ook dankbaar in de armen gesloten. Maar ze worden nooit ‘legendarisch’, en zelden zelf een baken of referentiepunt. Omdat ze altijd in de schaduw blijven van de muziek waaraan ze zich zo authentiek mogelijk ondergeschikt maken.
Door de jaren heen was ik als popliefhebber altijd het meest op mijn qui vive bij albums die ik niet direct kon thuis brengen. Bij muziek waar nog géén eenduidig label voor leek te bestaan. In mijn geval waren dat er nogal wat rond 1980: Het vroegste werk van Joy Division, het debuut ‘Kollaps’ van Einstürzende Neubauten, die eerste plaat van Birthday Party die via Engeland uit Australië kwam aanwaaien. Een paar jaar later had ik zoiets ook met The Wipers. Nog later bijvoorbeeld met Sunn0))). En ook met Burial.

Live in de uitverkochte bovenzaal van Paradiso, op zondag 13 oktober, zien King Krule en zijn muzikanten er uit als een jazzkwartet. Vier hardboppers, maar zonder saxofoon of trompet. Vier mannen in van die pakken waarin ze lijken te wonen. Nou ja, mannen… Knullen eigenlijk. Maar de muziek is onweerstaanbaar. Deels door het stemgeluid van Marshall/Krule dat absoluut niet bij dat jongensachtige roodharige hoofd met die flaporen lijkt te passen. Deels door de songs, die hartstochtelijk hun weg zoeken naar begrip, maar tegelijkertijd iets oncomfortabels houden. En deels door de uitstraling van King Krule zelf. Allemachtig, wat blijft die gast ‘cool’. In dat opzicht heeft hij vele malen meer persoonlijkheid dan bijvoorbeeld generatiegenoot Jake Bugg.

Wat hij vervolgens met die persoonlijkheid in zijn teksten te melden heeft kan mij eigenlijk nauwelijks schelen. Zeker omdat hij naar eigen zeggen een aantal van de songs schreef toen hij veertien, vijftien of zestien was. Ik had zijn opa kunnen zijn. Zijn puberoverdenksels neem ik graag voor lief. Wat mij inspireert is de geestdrift waarmee hij die teksten er uit gooit. Die volstrekt originele wijze waarop hij ze muzikaal verpakt. En het heilige geloof in zijn eigen artistieke urgentie waarmee hij op dat Paradisopodium staat.
Want hij stáát daar, compleet met dat rode haar en die flaporen. Dat rode haar dat bij bleke Britse vocalisten om één of andere reden altijd met ‘soul’ wordt geassocieerd. Misschien heeft dat met Van Morrison te maken. Misschien met Mick Hucknall.
Bij een ‘grote stem’ lijken ‘grote visies’ te moeten horen. Maar iemand van vijftien, zestien, of zeventien kan zich nog zoveel over de grote boze wereld en de eeuwige mooie liefde inbeelden, zijn — of haar — teksten blijven die van een vijftien, zestien of zeventienjarige. Zo hoort het ook. En zo oud was Archy Marshall toen hij het merendeel van het repertoire voor zijn debuutplaat schreef. De liedjes worden daar wat mij betreft niet minder indrukwekkend door. Integendeel.

Bollocks

Toch is dat een ‘bezwaar’, of minstens een kanttekening die in veel recensies van ‘6 Feet beneath the Moon’ terug te lezen is. En ook in de verslaggeving van de King Krule concerten.
De muziek van King Krule zou nog zo typisch ‘adolescent’ zijn.
Ja, dat haalt je de koekoek! Archy Marshall is een adolescent. Dat maakt zijn muziek juist perfect authentiek.
Is het uitstralen van de onblusbare vitaliteit van de adolescentie niet juist altijd het mooiste van popmuziek geweest? Is dat niet het kenmerk van tal van klassieke popplaten? Dylan was twintig toen diens ook nog zeer prille debuut verscheen. Die plaat is bij mijn weten nooit negatief bekritiseerd als ‘adolescent’. Het beruchte debuutkwakje ‘Never mind the Bollocks’ van The Sex Pistols evenmin. En over de puberale humor van de jonge Beastie Boys werd weliswaar gegniffeld, maar het sierde hen dat ze zo heerlijk onbeschaamd durfden te zijn, daar kwamen de kritieken van destijds in mijn herinnering op neer.
En om nog eens terug te komen op de eerste plaat van The Birthday Party: Een ‘Push the sky away’ of ‘Dig, Lazarus, Dig!!!’ van de drieëntwintig- of vierentwintigjarige Nick Cave zou natuurlijk volstrekt ongeloofwaardig zijn geweest. Dat hij sinds ‘Prayers of Fire’ dertig jaar moest ‘groeien’ en ‘rijpen’ om die platen te maken, maakt van ‘Prayers’ absoluut geen minder album. Als document van de drieëntwintigjarige Cave is het wat mij betreft net zo krachtig als ‘Push the Sky away’ dat is van de vijfenvijftigjarige Cave. In ‘Prayers’ herken ik veel van mijzelf als twintiger. In ‘Push the Sky away’ hoor ik mijzelf terug als vijftiger.

Terug naar King Klune. Ik vind Marshall juist zo goed omdat hij die volstrekt originele muziek met die karakteristieken van de adolescentie combineert. Het hele concert lang stuurs kijken bijvoorbeeld — alleen als hij met zijn rug naar het publiek staat, om bijvoorbeeld even een slok uit een blikje bier te nemen, kun je hem soms héél even betrappen op een kort lachje in de richting van zijn muzikanten. Die houding is gewoon ‘stoer’. Ik weet nog zo goed dat ik dat ook had. Goed, ik kan dat nu relativeren, maar ik neem het van Marshall nog weldegelijk serieus. Omdat ik het zelf destijds ook zo serieus meende.

Ik las een handvol interviews met Archy Marshall (1) (2) (3) en die knul is niet gek. Absoluut niet. Hij is weliswaar geen man die graag zijn hele biografische hebben en houwen er uit gooit, maar al lezende kom je weldegelijk het een en ander te weten. Dat zijn moeder een tijdje in een vrij bekende postpunk band zong, bijvoorbeeld. Dat zijn vader hem min of meer dwong om klassieke literatuur te lezen — ‘Moby Dick’, Shakespeare. En hij blijkt zijn dichters te kennen. Dat diverse familieleden in de popmuziek actief waren. Dat er in huize Marshall veelvuldig naar platen van Ian Dury werd geluisterd. Zelf zegt hij in het Loud and Quiet-interview dat er in zijn muziek ook verwijzingen naar Gene Vincent zijn te horen.(3) En daarmee slaat hij de spijker op z’n kop. Het bijzondere en innovatieve van de muziek van King Krule zit ‘m in de velstrekt natuurlijke wijze waarop hij die songtraditie met het muzikale idioom van Burial of Mount Kimbie combineert.

Brit

Daarbij zat hij als tiener een aantal jaren op de Brit School — de befaamde Londense middelbare school voor creative en tegelijk elders moeilijk inpasbare middleclasskinderen — bij ons zou je zeggen een typische Groen Links/D66-school — waar ook ondermeer Amy Winehouse, Adele, Jesse J en Katie Meluha leerling waren. Het is een school waar nogal wat leerlingen terecht komen die zich elders niet op hun plek voelen. Maar het ‘doucheputje van de Londense onderwijsinstellingen’ is het niet. Integendeel. Eerder een soort ‘Barlaeus aan de Theems’ voor creatieven.
In een interview met Vice (1) vertelde Marshall onlangs hoe hij zijn album aan de ene kant wilde perfectioneren door er heel lang aan wilde werken en anderzijds de waarde ervan inzag om het ruw te laten. Dat inzicht, die paradox, onderstreept zijn intelligente artistieke visie. Dat maakt hem een boeiende muzikant. Ik, verwacht van Archy Marshall geen diepzinnige gedachten over relaties of zingeving. Wat dat betreft kan ik — op mijn leeftijd — beter bij Dylan, Cohen of Hammill terecht. Naar King Krule luister ik om de vitale en weerbarstige drang naar innovatie.
Die innovatie heeft ook niets geforceerds. King Krule is op het podium een rockkwartet — twee gitaren, bas en drums, al wordt er ook zonder enige gêne zo nu en dan met de jazz geflirt. Tegelijk maakt Marshall met hetzelfde gemak een hiphopproductie. Die werelden zijn volstrekt natuurlijk geïntegreerd. Marshall en zijn muzikanten zijn er mee opgegroeid — nooit anders gewend geweest. Moeiteloos schuiven ze een dub de arrangementen binnen. Bijna achteloos wordt een paar maten breakbeats of drum’n’bass gespeeld. Juist die vanzelfsprekende symbiose die in de plaats komt van wat vroeger nog nadrukkelijk ‘experimenteel’ heette, geeft de muziek van King Krule een innovatieve verdieping. Diepgang.

Misschien wordt het wel helemaal niks met Archy Marshall / King Krule. Misschien kan hij de druk van de verwachtingen niet aan — en in de Engelse poptraditie komt daar ook nog eens de druk van de ‘hype’ bij. Maar net zo goed kan hij zich nog tien, twintig, dertig jaar ontwikkelen. Totdat hij een even ‘established’ als gerespecteerd popmuzikant is. Arrivée, zoals Sting of Nick Cave. Dan heeft hij ondertussen ongetwijfeld ook geleerd te lachen wanneer hij op het podium staat. Het zij zo. Hij zal dan goed zijn, technisch ongetwijfeld meer onderlegd en als showman geraffineerder. Maar beslist niet ‘beter’ dan nu, op z’n adolescentst, in 2013.

Peter Bruyn

Noten:
1. Viola Funk — King Krule is een beetje schizofreen. Op Noisy / Music by Vice (augustus 2013)
2. Jasper van Vugt — King Krule; van Kid tot King. In Oor (2013) #08
3. David Zammitt — Six Feet Gigh and Rising. In Loud and Quiet #51(aug 2013)

Clips:
The Noose of Jah City
Easy Easy
Out Getting Ribs

Lees ook op Frnkfrt over Burial:
Theo Ploeg — Burial en de hyperrealiteit

Originally published at frnkfrt.net on October 18, 2013.

--

--

peter bruyn
FRNKFRT

Beheers jezelf - beheers de media - wees vrij.