Doe normaal of rot op

over rolmodellen, normaal doen en no lives matter

theo ploeg
FRNKFRT
9 min readMar 23, 2017

--

‘To the isolated, isolation seems an indubitable certainty; they are bewitched on pain of losing their existence, not to perceive how mediated their isolation is’
Theodor Adorno in Negative Dialectics (1966)

En zo denk je plots aan rolmodellen. Aan het gebrek daaraan. Aan identiteit en non-identiteit. Door een aantal schijnbaar losstaande gebeurtenissen in de laatste weken van februari.

Griep.
Snot.
Gemberthee.
Bed.
Netflix.

Eindelijk tijd om de ‘Hip-hop Evolution’ te kijken — de veelvuldig geroemde Netflix original van Darby Wheeler, Scot McFadyen en Sam Dunn uit 2016. De documentaire behandelt in vier delen van elk driekwartier de social-culturele geschiedenis van hip-hop (1).

Goede docu die redelijk de diepte in gaat. Het verhaal, vertelt door rapper Shad Kabango, begint in het New York van begin jaren zeventig, belandt via de doorbraak van het genre naar de mainstream bij de maatschappijkritische hiphop van midden jaren tachtig. Bij Public Enemy in het derde deel ‘The New Guard’.

‘It Takes a Nation of Millions to hold Us back’ (1988) sloeg bij mij in als een bom. In eerste instantie door het Slayer-riff in ‘She Watch Channel Zero!?’. Mijn muzieksmaak veranderde in die jaren radicaal. In 1985 ontdekte ik Amerikaanse indie. Een welkome afwisseling in mijn nogal eenzijdige metal-dieet. Via D.R.I., Seven Seconds, Minutemen, Wipers en R.E.M. kwam ik terecht bij Joy Division en New Order. En uiteindelijk bij Public Enemy. ‘It Takes a Nation of Millions to hold Us back’ vulde een zestig minuten-tape die maandenlang zat vastgelijmd in mijn walkman. Heftig en ideologisch album dat revolutie predikt. Daarna volgende een ontdekkingstocht in een voor mij nieuw genre.

In ‘Hip-hop Evolution’ vertelt Chuck D (geboren in 1960) over zijn jeugd. Hij zag iedereen doodgaan en overal was geweld, haalt hij herinneringen op. De president, Martin Luther King, Black Panthers, rellen in Detroit, geweld tegen kleurlingen als dagelijks praktijk. Veel veranderde er niet in twintig jaar. Zijn doel met Public Enemy? The Clash mengen met Run DMC, de woede uit de jaren zestig en zeventig kanaliseren in hiphop.

In ‘Fight The Power’ (1989) rappen Chuck D en MC Flavor over een wereld waarin de bewierookte helden niet de hunne zijn:

Elvis was a hero to most
But he never meant shit to me you see
Straight up racist that sucker was
Simple and plain
Mother fuck him and John Wayne
’Cause I’m black and I’m proud
I’m ready and hyped plus I’m amped
Most of my heroes don’t appear on no stamps

Het fragment zette me aan denken: wie zijn mijn rolmodellen? Die vraag kreeg een paar dagen later een nieuwe dimensie. Eerst was er Anne Laumen, studente aan de Maastricht Academy of Media Design and Technology, die zich als curator van een succesvol LGBT-blog (68.000 volgers), niet gerepresenteerd voelde in het publieke discours in Nederland (2). Kort daarop volgden twee afstudeer-tussenpresentaties bij de opleiding iArts aan de kunstacademie in Maastricht die dezelfde thematiek raakten.

Hanna Eenhoorn verbaasde zich over de minimale representatie van zelfbewuste vrouwelijke creatieven in het publieke discours. De situatie in Nederland is helemaal zorgwekkend. Uit het onderzoeksrapport ‘Beperkt Zicht: De Rol van Mediamakers in de Beeldvorming’, dat begin dit jaar verscheen, blijkt dat de situatie in Nederland bijzonder is. In 2005 en 2010 deed het land het nog bovengemiddeld goed op het aantal vrouwelijke experts dat in de media te zien, horen en lezen was. De afgelopen jaren daalde die representatie tot onder het wereldwijde gemiddelde (3).

De zorg van Nienke is algemener: waarom conformeren wij ons zo gemakkelijk aan de gangbare sociaal-maatschappelijke norm? Herbert Marcuse schreef daar een boek over: ‘One-Dimensional Man’. Weliswaar uit 1964, maar nog steeds huiveringwekkend actueel. Marcuse borduurt er voort op het gedachtegoed dat de Frankfurter Schule voor en tijdens de tweede wereldoorlog vormde: in onze modernistische samenleving zorgen processen van rationalisering en objectivering ervoor dat er een verregaande normalisatie plaatsvindt. De cultuurindustrie vervult daarin een dominante rol. Door overal een product van te maken, verschuift de essentie van cultuur van ideologie naar markt. Marcuse ziet daarin de vervolmaking van het laat-kapitalisme: de geest van een wereld die vrij zou kunnen zijn. En dat dus niet is (4).

Af en toe komen er nieuwe subculturen langs die de kapitalistische cultuur onder druk zetten. Punk in de jaren zeventig, bijvoorbeeld. Binnen korte tijd weet het systeem de ontkenning ervan te assimileren door van punk een product te maken dat overal te koop is. In de geweldige uitgave ‘RAVE: Rave and Its Influence on Art and Culture’, een coproductie van Black Dog Publishers en het Museum of Contemporary Art Antwerp, reflecteert de onlangs overleden cultuurcriticus Mark Fisher op het verstorende effect van de vroege ravecultuur. Raves voldeden niet aan het genormaliseerde idee van popcultuur. Zoals Fisher schrijft: “Why should the rave ever end? Why should there be any miserable Monday mornings for anyone?” Ook rave werd een product (5).

In zijn, wat mij betreft, belangrijkste werk ‘Negative Dialektik’ (1966) wijst Theodor Adorno op het effect dat het dialectisch maatschappelijke proces heeft op de openheid van een samenleving. Door continu te denken in tegenstelling, typerend voor het westen sinds de verlichting, wordt de werkelijkheid afgebakend in eenvoudige categorieën die geen recht doen aan de pluriformiteit ervan. De filosofie ordent, meent Adorno, wat in werkelijkheid niet geordend is. Door star aan rationele en objectieve categorieën (ordeningen) vast te houden, ontstaat er een systeem dat op zichzelf staat en de werkelijkheid wordt (6).

In ‘Capitalist Realism’ (2009) gebruikt Fisher het begrip ‘reflective impotence’ om aan te geven hoe wij dat systeem als onvermijdelijk zijn gaan zien:

“They know things are bad, but more than that, they know they can’t do anything about it. But that ‘knowledge’, that reflexivity, is not a passive observation of an already existing state of affairs. It is a self-fulfilling prophecy.”

Fisher schreef dat acht jaar geleden (7). Inmiddels zijn we een paar stappen verder. Niet alleen accepteren we de dingen zoals ze zijn, we doen er alles aan om de dingen zo te laten blijven. Een soort maatschappelijk stockholmsyndroom. Het inzicht dat de dwingende structuren waarin we de werkelijkheid hebben gevat precies dat zijn (dwingende structuren) doet ons beven van angst. Elke bedreiging van de status quo wordt gezien als een aanval op de eigen identiteit. Wie aan zwart piet komt, komt aan mij. Als witte hoogopgeleide man ben ik helemaal niet in het voordeel. Elk nieuwsbericht van een vluchteling die een misdrijf heeft begaan is nepnieuws.

De verkiezen die vorige week plaatsvonden draaien precies daarom: hoe kunnen wij de angst voor de dwingende structuren neutraliseren door een sterke Nederlandse indentiteit te creëren?

Via identiteit zijn we weer terug bij rolmodellen. Die fungeren immers als voorbeelden. Dragen in het publieke debat ideeën uit of ondernemen acties waarin je je volledig herkent. Wanneer dat publieke debat inmiddels zo is genormaliseerd dat er vrijwel geen afwijkingen van de norm meer in voorkomen, is het voor iedereen die anders denkt en doet onmogelijk om zich te vereenzelvigen met de dominante meningen. Kortom: voor hen bestaan geen rolmodellen meer.

Ondanks dat ik ontzettend gemiddeld ben — blanke hoogopgeleide man van middelbare leeftijd — herken ik me niet in de rolmodellen die het publieke debat voeren. Niet in de tafelgasten bij Pauw & Jinek, de vrouwen en mannen die dagelijks bij De Wereld Draait Door aanschuiven, de leiders van de politieke partijen die campagne voeren. In mijn beleving zeggen ze allemaal hetzelfde. Blijven ze veilig in het frame van de neoliberale samenleving zitten. Ik kan daar helemaal niets mee.

Mijn geluk: ik kan mijn schouders erbij ophalen, het openbare debat negeren en doen wat ik zelf belangrijk vind. Dat is niet iedereen gegeven. De tolerantie ten aanzien van huidskleur, smaak, seksuele en religieuze voorkeur — eigenlijk elke afwijking van de standaard — is de laatste twintig jaar schrikbarend afgenomen. Dat trekt diepe sporen. Er zijn groepen in de samenleving die wel degelijk te lijden hebben onder dat proces van normalisatie. Wie daar iets aan probeert te doen, krijgt de bal teruggekaatst: wie af wil wijken van de standaard kiest daar zelf voor en moet met de risico’s leven. Dat standpunt maakt elke discussie per definitie zinloos. Rapper Ice-T beschrijft dat fenomeen in de korte gesproken intro bij het nieuwe nummer ‘No Lives Matter’ van zijn hiphop/metal-band Body Count:

When I say ‘Black Lives Matter’ and then you say ‘All Lives Matter,’ that’s like if I were to say ‘Gay Lives Matter’ and you say ‘All Lives Matter’, or I say ‘Women’s Lives Matter’ and you say ‘All Lives Matter.’ You’re diluting what I’m saying. You’re diluting the issue. The issue isn’t about everybody.

Het vertalen van een specifieke situatie naar een algemene, liefst universele, is de essentie van de modernistisch normalisatieproces zoals Adorno dat beschreef. Niets bestaat meer écht, buiten het algemene. In dat kader doet de kersverse Amerikaanse president Trump niet veel anders dan expliciet maken wat impliciet al aanwezig was. Gebruiken Geert Wilders, Mark Rutte en ook Jesse Klaver het bestaande frame om de wereld te duiden en bekrachtigen daarmee de wereld zoals ze is.

Kan het ook anders? Niet binnen het dominante frame. Zowel het vasthouden aan de genormaliseerde standaard of het bevechten ervan versterkt de status quo. Het negeren ervan is een mogelijke optie. Het radicaliseren van de uiteindelijke consequentie, zoals Ice-T’s Body Count doet, wellicht ook.

No lives matter.
In een wereld waarin alles hetzelfde is, doet niets er meer toe.

In het befaamde interview dat de Canadese mediatheoreticus in 1969 met Playboy deed, waarschuwt Marshall McLuhan voor de minder fijne gevolgen van de door hem voorspelde global village. Het is een algemene misvatting dat McLuhan een rooskleurige toekomst beschreef. Meerdere malen heeft hij aangegeven dat het uiteenvallen van modernistische structuren onder druk van nieuwe media (bij McLuhan zijn media vrijwel identiek aan technologie) een wereld zou creëren waar ‘stammen’ weer een belangrijke functie zouden gaan vervullen. Stammen hebben een duidelijke identiteit en die wordt, volgens McLuhan, altijd met geweld versterkt.

De global village is een gewelddadige plek. Of eigenlijk: kàn een gewelddadige plek worden wanneer we de impact van de veranderingen niet begrijpen. In het Playboy-interview spreek McLuhan van narcissus narcosis: nieuwe media worden zo’n integraal onderdeel van onze leefomgeving dat we ze niet meer herkennen en we niet meer in staat zijn ze van een afstand te observeren. Dat observeren is hoogstnoodzakelijk, benadrukte McLuhan. Het zorgt ervoor dat we begrijpen welke effecten nieuwe media hebben. En dat zorgt ervoor dat we de effecten ervan enigszins kunnen sturen (8).

Gedurende de jaren zeventig werkte McLuhan aan een model om de effecten van media te kunnen begrijpen. In het acht jaar na zijn dood verschenen ‘Laws of Media’, uitgegeven door zijn zoon Eric, wordt de tetrad of media effects beschreven. Het model is uitermate geschikt als analyse-instrument voor allerlei concrete en abstracte technologische ontwikkelingen. Volgens McLuhan zijn er drie wetten waaraan elk medium voldoet: het versterkt iets, maakt een andere medium overbodig, haalt iets terug uit het verleden dat overbodig geworden was én bewerkstelligt een radicale verandering wanneer het tot de grenzen wordt geduwd (9).

Die laatste wet — gekoppeld aan de vraag What does the medium flip into when pushed to extremes — is in de context van dit verhaal relevant. Het beschrijft wat voor maatschappelijke verandering een technologie teweegbrengt wanneer er op geen enkele manier invloed op wordt uitgeoefend. De global village verwordt in dat geval tot een wereld met fascistische tendenzen waarin iedereen moet voldoen aan dezelfde classificaties. In Marcuse’s ééndimensionale maatschappij. In Adorno’s dialectische maatschappij waarin afwijking van de norm sociaal problematisch is. In een maatschappij die enkel nog rolmodellen heeft die het ‘normale’ representeren.

Doe normaal of rot op. Mark Rutte als ultieme rolmodel.

No lives matter.

Bronnen

(1) Darby Wheeler, Scot McFadyen en Sam Dun (2016). Hiphop Evolution. Netflix.

(2) Anne Laumen voert twee tumblr-blogs: http://mygayisshowing.tumblr.com en http://gayestbisexual.tumblr.com en studeert momenteel af aan Maastricht Academy of Media Design and Technology op een onderzoek naar het opzetten van een platform voor jonge LGBTers.

(2) Women Inc (2017). Beperkt Zicht: De Rol van Mediamakers in de Beeldvorming. (pdf)

(3) Herbert Marcuse (1964). One-dimensional Man: Studies in the Ideology of Advanced Industrial Society. Boston: Beacom Press.

(4) Nav Haq, Wolfgang Tillmans en Mark Fisher (2016). RAVE: Rave and Its Influence on Art and Culture. Antwerpen en London: Black Dog Publishers en Museum of Contemporary Art Antwerp.

(5) Theodor Adorno (1966). Negative Dialektik. Frankfurt am Main: Suhrkamp.

(6) Mark Fisher (2009). Capitalist Realism: Is there no Alternative? London: Zero Books.

(7) Eric Norden (maart 1969). ‘Playboy interview: Marshall Mcluhan’, Playboy. (pdf)

(8) Marshall McLuhan en Eric McLuhan (1988). Laws of Media: The New Science. Toronto: University of Toronto Press.

--

--

theo ploeg
FRNKFRT

cyborg. renegade design sociologist. veganarchist🌱. xeno for life. anticity #Heerlen linktr.ee/theoploeg