Dream Syndicate: nostalgie die bijna geen nostalgie meer is
Voor nostalgie geldt zoals voor zoveel genotmiddelen dat het niet schaadt zolang je het met mate tot je neemt. Uiteindelijk levert het ook niet veel op, natuurlijk; afgezien van dat kortstondige veilige gevoel van herkenning. Na een paar keer flink mijn neus gestoten te hebben — figuurlijk dan — probeer ik toch zo min mogelijk toe te geven aan muzikale nostalgie. Met name reünies van rockbands die mij vroeger aan het hart gingen tracht ik zoveel mogelijk te vermijden. Maar er zijn uitzonderingen. Eén daarvan is de wederopstanding van The Dream Syndicate.
Daar is ook een goede persoonlijke reden voor. Mijn ‘ontdekking’ van de band rond zanger en songschrijver Steve Wynn beschouw ik nog altijd als een sleutelmoment in mijn muzikale ontwikkeling. Begin jaren tachtig kwam voor mijn gevoel de meest opwindende alternatieve rock uit Engeland: Joy Division, The Sound, Killing Joke, de vroegste Echo & the Bunnymen enzovoort. De ‘new wave’ van de New Yorkse CBGB’s scene was alweer over het hoogtepunt heen.
Maar op een voorjaarsdag in 1983 was ik toevallig in een platenzaak in Antwerpen en daar gebeurde het. Er werd een plaat opgezet en ik dacht: ‘Hé, dit nummer van The Velvet Underground ken ik nog niet. Ik liep naar de balie en vroeg wat het was: De debuut-LP van The Violent Femmes. Meteen aangeschaft.
Ik was nog in de winkel toen er een andere plaat opgezet werd. ‘Dit moet echt The Velvets zijn,’ dacht ik. Ongetwifeld een bootleg want ik kon het nummer niet thuisbrengen. Ik had de winkelier zeker op een idee gebracht. Maar nee, ik had het weer mis. Het was ‘The Days of Wine and Roses’, het Dream Syndicate-debuut. Formeel een paar maanden eerder verschenen, maar in ieder geval nog niet tot mij en mijn vriendenkring doorgedrongen.
Het was het begin van veel moois. Via The Dream Syndicate ontdekte ik uiteraard Green on Red, The Three O’Clock, Long Ryders, Rain Parade en wat al niet meer. Maar door mijn heroriëntatie op de Verenigde Staten kwam ik ook alweer razend snel bij The Gun Club, Sonic Youth, Replacements, Tav Falco, The Wipers en niet veel later de complete SST-scene uit. Een rockwereld die open ging.
Al kwam The Dream Syndicate uit Californië, het dreigende, aan de Velvet Underground herinnerende geluid in combinatie met de Reed-achtige zang van Steve Wynn gaf de band iets New Yorks. Op de vroegste albums althans. Vanaf de derde studioplaat, ‘Out of the Grey’, kreeg de muziek meer ‘west coast sfeer’ — de titel is in dat verband al veelzeggend. Die tendens zette zich voort in Wynns solowerk, nadat de groep in 1989 gestopt was. Niet voor niets werd Wynn in de decennia die volgden regelmatig bij de ‘Americana’ ingedeeld en op ‘rootsfestivals’ geprogrammeerd.
Maar vijfendertig jaar na het verschijnen van ‘The Days of Wine and Roses’ is de band weer terug. Dat wil zeggen oprichters Wynn en drummer Dennis Duck met derde bassist Mark Walton — hij volgde in 1984 David Provost op, die een jaar eerder de oorspronkelijke bassiste Kendra Smith was opgevolgd. Leadgitarist in de huidige Dream Syndicate is Jason Victor die al zeker een jaar of tien bij Wynn in diens begeleidingsband Miracle Three speelt. De leadgitarist is doorgaans de concertmeester van een rockband. Maar dat noch oorspronkelijke gitarist Karl Precoda, noch diens opvolger in de jaren tachtig Paul B. Cutler nu van de partij is blijkt geen enkel bezwaar.
Integendeel, het is in zekere zin juist een voordeel. Victor is al te horen op het nieuwe Dream Syndicate-album ’How did I find myself here?’ — het eerste sinds 1988 — dat begin dit najaar verscheen. En omdat die plaat een substantieel deel van het liverepertoire bepaalt, slaat Victors spelstijl ook een fraaie brug van de nieuwe naar de oude stukken.
Daarmee is nog iets essentieels gezegd over de reünietournee van The Dream Syndicate. De band wil er duidelijk geen pure ‘trip down memorylane’ van maken. Zeven van de nummers die in Amsterdam gespeeld worden komen van ’How did I find myself here?’. Dat is op één song na de complete nieuwe plaat. Op die plaat speelt ook voormalig Green on Red klavierspeler Chris Cacavas mee, die in 1988 al op het vierde Dream Syndicate-album ‘Ghost Stories’ was te horen en hij is ook mee op tournee.
In Bitterzoet wordt vertrouwd begonnen, met ‘Halloween’ van ‘Wine and Roses’. Compleet met rondzingende gitaar en lange solo. Het publiek oogt merendeels alsof ze ook bij de concerten in de jaren tachtig geweest zijn. Mannen — vooral mannen — die niet al te ver meer van hun pensioen af zitten. Type ‘Platenbladlezer’ en ‘blij met de vinylrevival’.
Als de toon gezet is wordt meteen doorgeschakeld naar het nieuwe album. ‘The Circle’ en ’80 West’ worden aangenaam gejaagd gespeeld met een hoofdrol voor Victor. Goed beschouwd zijn de bas- en drumpartijen simpel bij The Dream Syndicate. Dat maakt de terugkeer van Walton en Duck in feite vooral van ‘spiritueel’ belang. Talloze musici zullen die nummers precies zo kunnen bassen en drummer. Maar dat hier de oorspronkelijke ritmesectie staat voelt gewoon anders. En natuurlijk zal de vertrouwdheid en de gezamenlijke band met het verleden invloed hebben gehad op de opname van het nieuwe album.
De overgang naar ‘Armed with an empty Gun’, van het tweede album ‘Medicine Show’ gaat naadloos. Een bijna Nick Cave-achtige blues. Niet iedere song van de nieuwe plaat is even sterk. ‘Like Mary’ kakt wat in, maar ‘Out of my Head’ kan zich weer met de klassiekers meten. Niet in de laatste plaat dankzij Jason Victor die met zijn complete lijft gitaar lijkt te spelen. Kronkelend, buigend, bijna achterover klappend. Hij ‘zwoegt’ echt op die gitaar. En hoewel hij ook e oude Dream Syndicate songs ongetwijfeld reeds talloze keren gespeeld zal hebben, benaderd hij ze telkens weer als een berg die beklommen moet worden. Zoals Neil Young dat ook zo fraai doet, eigenlijk.
‘Whatever you Please’, het eerste nummer dat gespeeld wordt van het album ‘Ghost Stories’ uit 1988 klinkt al direct een stuk melodieuzer. Met het heftige ‘Medicine Show’ wordt voorzichtig de weg naar de finale ingezet. Daarna volgt de titelsong van de nieuwe langspeler, die op de plaat al meer dan elf minuten duurt en in Bitterzoet uitgroeit tot één van de onbetwiste verrassingen van de avond. De song is muzikaal ambitieuzer dan de meeste oude stukken en zou de uitgelezen afsluiter van het concert geweest zijn, als de groep niet reeds een paar andere perfecte finalesongs had gehad. Het zal ook weinigen verbaasd hebben dat na het gedreven ‘That’s what you always say’ — ook van de debuutplaat — afgesloten werd met de klassieker ‘The Days of Wine and Roses’.
Maar die song kreeg wel een totaal opgepepte versie. Niet meer dat slepende van voorheen, maar direct plankgas op de gitaren en Wynn zingend als een op drift geraakte Dylan. Dit zijn ook de momenten dat géén van Steve Wynns latere bands — want er zijn er meer geweest; denk ook aan Gutterball — ooit zo goed en opwindend is geweest als de band waarmee hij begon: The Dream Syndicate.
Natuurlijk volgen er toegiften. Tweemaal moet de band terugkomen, vier songs in totaal. ‘Boston’, voor velen de favoriet van het derde album ‘Out of the Grey’, krijgt een schitterende uitvoering met een fraai saluut aan Tom Petty — ‘don’t have to live like a refugee’ — er in verwerkt.
De laatste toegift is ‘John Coltrane Stereo Blues’. Nog zo’n Dream Syndicate monument waaraan iedere keer weer eindeloos met twee gitaren gebeiteld kan worden. Zondermeer de beste Quicksilver Messenger Service song die de Quicksilver Messenger Service nooit schreef of speelde. Wynn en Victor duelleren met elkaar op de snaren als John Cipollina en Gary Duncan in de beste QMS-dagen. Woest. Overstuurd. Extatisch.
De vijftigers en zestigers in Bitterzoet beleven een pracht-concertavond. Maar toch, ondanks de klasse en de nieuwe songs blijft het nostalgiegevoel. Want om deze muziek weer hip en actueel te maken zal het toch echt door vroege twintigers gespeeld moeten worden.
Peter Bruyn
Ma 23 oktober 2017, Bitterzoet, Amsterdam.
Bekijk hier The Dream Syndicate drie dagen eerder op het Crossroads Festival in Duitsland (compleet concert)