theo ploeg
FRNKFRT
Published in
8 min readSep 10, 2016

--

Een kolenberg waar de verhalen nog uit moeten

“Die spulletjes zijn van mijn zus”, wijst Frederieke Jochems naar de meubels die in de huiskamer staan. Veel is het niet. Twee stoelen, een kastje met een oude televisie erop, een houten werktafel. Het behang is gedeeltelijk van de muren gebladerd, de keuken aan een flinke opknapbeurt toe. Buiten staat een matzwart geverfde grote Amerikaan pontificaal voor haar deur geparkeerd. “Van de buurman”, lacht ze. Jochems klaagt niet. De komende drie maanden woont ze in de voormalige mijnwerkers-woning aan de Brunahildestraat in Brunssum. Op een steenworp afstand van het ouderlijk huis dat ze op haar achttiende verliet. “Het is vreemd om de klokken van de Sint-Vincentiuseskerk weer te horen. Dat voelt heel vertrouwd. Je denkt: ‘ik ga nooit meer terug’, maar hier zit ik.”

Jochems (51) is terug met een ambitieus doel: het maken van een ‘epos over Brunssum’. Haar epos. “Dat idee sluimerde al aan tijdje”, vertelt ze. In Brunssum kwam ze al tijden niet meer. Haar ouders verhuisden in 1986 naar Oud-Valkenburg. Toen haar moeder ziek werd, was er plek in verzorgingstehuis Schuttershof. In Brunssum. Het weerzien met de plaats waar ze opgroeide was vreemd, maar vertrouwd. “Ik keek mijn ogen uit”, lacht ze. “De mentaliteit verraste me. De mensen zijn hier heel aardig en lief. Heel hartelijk ook.” Dat hielp mee bij het herontdekken van haar wortels. “De drang om er iets mee te doen groeide. Misschien is dat gerelateerd aan mijn leeftijd, dat ik de balans op wil maken.”

Ze werd in 1961 geboren in Schiedam, maar verhuisde een jaar later naar Brunssum. Haar vader, kersvers gepromoveerd in de econometrie in Rotterdam, vond een baan als medewerkers personeelsbeheer bij de Staatsmijnen. “Hij kon kiezen uit allerlei plekken. Mijn moeder zag Limburg wel zitten.” Het gezin woonde in eerste instantie aan de Vondelstraat en betrok later een van de twee (vrijstaande) villa’s met rieten dak op de hoek van de Prins Hendriklaan. Jochems woonde er tot haar achttiende. “Dat de mijnen zouden sluiten was al duidelijk toen we naar Brunssum vertrokken. De kolen uit Amerika waren de helft goedkoper. Daar kon je niet mee concurreren. Alles leunde hier eenzijdig op de mijnindustrie.”

Bij de afdeling personeelsbeheer van de Staatsmijnen werd haar vader geconfronteerd met de gevolgen van de sluiting van de mijnen in de Oostelijke en Westelijke Mijnstreek. Tienduizenden mensen raakten werkeloos. “Daar heeft hij thuis vaak over verteld”. Jochems had een gelukkige jeugd, maar voelde zich desondanks ‘allochtoon in Limburg’. “Mijn ouders waren niet katholiek, maar hervormd en atheïstisch. Ik voelde me een buitenstaander in een roomse enclave. Mijn ouders wilden absoluut niet dat mijn zussen en ik naar een katholieke school gingen. We gingen wel om met katholieke kinderen. Een generatie eerder zou dat onmogelijk zijn geweest, zo extreem verzuild was het hier. Ik was stik-jaloers op die meisjes in communie-jurkjes. Dat was spannend, maar ik nam er geen deel aan. Ik ging later om met een kliek jongeren uit Schuttersveld, ruige types waar ik mee naar Pinkpop ging. Die zijn vaak zó slecht terechtgekomen. Op de openbare school waar ik zat, het Grotius College in Heerlen, had ik weer andere vrienden. Die zijn later allemaal gaan studeren. Studeren was daar logisch. Ook voor mij.”

Op haar achttiende trok Jochems de wijde wereld in. Eerst naar de Verenigde Staten waar ze terecht kwam op een experimenteel film-departement — “behoorlijk avantgarde” — en later tussen de fotografen op de Rijksakademie van Beeldende Kunsten Amsterdam. “Dat heeft me gevormd om altijd vanuit kunst naar film en beeld te kijken.” Tot 1986 kwam ze maandelijks in Brunssum. Een grote brand verwoestte haar ouderlijk huis. De bejaarde buurman Dr. Mey, de mijnarts kwam om. “Die brand was een traumatische gebeurtenis, je voelt je uitgerookt. Mijn ouders vertrokken naar het Heuvelland, naar Oud-Valkenburg.” Het recente weerzien met Brunssum bracht de brand terug.

En nu zit ze er weer, in Brunssum. Nippend aan een mok koffie in haar tijdelijke tuin die uitkijkt over het centrum van het stadje dat tegenwoordig krap 30.000 inwoners telt. De brand heeft een onuitwisbare indruk achtergelaten. Op de plek van haar ouderlijk huis staat nu een inwisselbaar appartementen-complex. Niets herinnert er aan vroeger. Jochems denk hardop na: “Die brand is de katalysator voor mijn project. Ik wil weten wat er precies is gebeurd.” Zo ontstond het idee voor een epos over Brunssum. Een heldendicht voor een plaats zonder identiteit. Het project moet leiden tot de film ‘Militairen in de Mijnstreek’, een documentaire met drie verhaallijnen. Rode draad vormt Allied Joint Force Command, een van de belangrijkste militaire commandocentra van de NAVO, gevestigd op de plek waar vroeger Staatsmijn Hendrik stond met de diepste — meer dan duizend meter — schacht van Nederland. De militairen streken er in 1967 neer onder de naam AFCENT (Allied Force Central Europe) en worden zo in de volksmond nog steeds genoemd. AFCENT domineert sindsdien Brunssum, al is de aanwezigheid veel minder groot dan in de jaren 1970 en 1980.

“Ik woonde bij wijze van spreken naast het hek”, vertelt Jochems enthousiast. “AFCENT is een blinde vlek op de kaart. Hoe zit dat precies? Wat gebeurt daar allemaal? Ik probeer daar zo diep mogelijk door te dringen. Dat lukt aardig. Wist je dat de ISAF-missie in Afghanistan hier in Brunssum wordt gecoördineerd en operationeel ondersteund? Dat weet bijna niemand. Zeker hier in de buurt niet.” De AFCENT — bedoeld als compensatie voor de mijnsluiting — heeft uiteindelijk weinig werkgelegenheid opgeleverd. Een paar honderd banen, meer niet. Er verdwenen er vijfduizend. In een mijnwerkersbuurt als de Langeberg zat op gegeven moment tachtig procent van de mannen thuis. Iedereen van boven de vijftig ging met vervroegd pensioen. De duizenden buitenlandse militairen die er neerstreken winkelden liever tax-free dan bij de lokale middenstand, al zorgde hun aanwezigheid ervoor dat de economische zomer in Brunssum — in de jaren zestig een van de rijkste gemeenten van Nederland — langer aanhield dan in bijvoorbeeld het nabijgelegen Heerlen.

Daar raakt het verhaal van de AFCENT dat van de mijnen, de tweede lijn in de documentaire van Jochems. “Het mijnverleden is nog lang niet verwerkt”, zegt ze stellig. Ze zocht contact met de oud-mijnwerkers die het mini-mijnmuseum annex bezoekerscentrum in de voormalige Maria-school hebben opgezet. “Er is veel rensentiment, kwaadheid, maar ook trots. De mijnwerkers hebben bijgedragen aan de wederopbouw van Nederland, vaak zelfs doorgewerkt op zondag, omdat er zo’n behoefte was aan kolen. Van de ene op de andere dag was het afgelopen. Ze hoorden ergens bij en plots stonden ze er helemaal alleen voor. Zó sterk hebben ze dat ervaren. De mijnwerkers die ik heb gesproken staan ambivalent tegenover het verleden: de een zou zo weer terug gaan als de mijnen morgen weer open gaan, de ander zegt: nooit meer. Het was natuurlijk onmenselijk zwaar werk.”

Het mijnverleden houdt Jochems bezig. Tijdens de recente Parade der Nationaliteiten — een dansevenement dat om de vier jaar in Brunssum wordt georganiseerd — liepen mijnwerkers in originele werkkleding mee uit Duitsland, België, Italië, Luxemburg en Nederland. “Die werden als helden onthaald”. Ze had zich inmiddels gerealiseerd dat het, los van de documentaire, zinnig was iets meer te doen met het mijnverleden. “Je kunt zeggen dat die mijnwerkers misschien ook helden waren. Maar dat zou een te groot onderwerp worden om ook nog eens in de documentaire te stoppen.” Zo ontstond ‘Kolen in het Pompgebouw’ dat komende zaterdag 1 september van start gaat. Afgelopen weekend liet Jochems kolen storten op de vloer van een van de ruimtes, het filterhuis, van de voormalige Pompgebouwen in het Brunssumse Schutterspark. “Het valt me op dat hier bijna niets meer te zien is van het mijnverleden. In Genk staan de gebouwen er bijvoorbeeld nog. Hier moest de transformatie plaatsvinden van zwart naar groen, naar Parkstad. De berg kolen in het Pompgebouw ligt als een steen op de maag van de mijnstreek. Een kolenberg waar de verhalen nog uit moeten.” Je zou het kunnen zien als een collectieve psychoanalyse.

En dus zit Jochems vanaf zaterdag klaar om te luisteren. Naar verhalen. Van iedereen: oud-mijnwerkers, hun vrouwen, kinderen, ondergronders en bovengronders. “ Ik wil daar echt als een spons gaan zitten en alles opzuigen. Maar mensen mogen ook een foto op komen hangen of hun kolenkit vullen met kolen.” Tijdens de opening zingt een koor van oud-mijnwerkers ‘Glück Auf’, het mijnwerkerslied, en blaast klarinetspeler Michel Marang de video’s aan van interviews en beelden die Jochems reeds opnam. “Ik ben heel benieuwd naar de verhalen die los gaan komen. Ik ga er rustig naar luisteren, zonder vooropgezet plan: het is bedoeld als onderzoekslab.”

Die afstandelijkheid bewaart Jochems niet bij ‘Militairen in de Mijnstreek’. De derde verhaallijn van de documentaire is namelijk haar eigen. Voorzichtig: “Het is voor het eerst dat ik zo’n persoonlijke film maak. Ik leg mijn eigen leven als een liniaal langs de meanderende ontwikkeling van de geschiedenis.” Jochems zegt het niet met zoveel woorden, maar die brand in 1986 houdt haar nog steeds bezig. Waar voor de inwoners van de mijnstreek de overblijfselen van de mijnbouw chirurgisch uit het landschap zijn verwijderd, daar verdween voor Jochems totaal onverwacht de veilige plek waar ze opgroeide. Maar er is meer aan de hand. “Identiteiten spelen een grote rol in mijn werk. Twee werelden op één plek of in één persoon die botsen of schuren”. Soms manifest, zoals in de documentaire die ze voor L1 maakte over Edith Stein — de heilig verklaarde filosofe -, soms onderhuids, zoals in de film ‘Stormen in het nieuwe land’ over de bibliotheekbus in de Noordoostpolder.

In ‘Militairen in de Mijnstreek’ neemt Jochems ook zichzelf onder de loep. Nooit echt thuis geweest in Brunssum, nooit echt thuis in Amsterdam, waar ze al jaren met plezier woont. “Ik heb niet het gevoel dat ik ooit ergens ben geland”, lacht ze, “Al ben ik vast niet de enige die dat gevoel heeft.”

Kolen in het Pompgebouw is onderdeel van het onderzoeksprogramma ‘Heerlen, als’ van Kunstencentrum Signe Heerlen en vindt plaats in het kader van Cultura Nova en wordt zaterdag 1 september om 15.00u geopend. Daarna geopend tot en met 30 september van woensdag tot en met zondag van 14 tot 17 uur. Meer info bij Kunstencentrum Signe.

De documentaire ‘Militairen in de Mijnstreek’ wordt in opdracht van L1 gemaakt en ondersteund door het Mediafonds.

Meer over Frederieke Jochems: www.franjo.nl.

Foto’s: bovenste door Frederieke Jochems, onderste twee door Leoni Ravestein.

Originally published at frnkfrt.net.

--

--

theo ploeg
FRNKFRT
Editor for

cyborg. renegade design sociologist. veganarchist🌱. xeno for life. anticity #Heerlen linktr.ee/theoploeg