Glice en de politiek van noise
Onlangs verscheen ‘Fleisch’ van het Amsterdamse Glice. Peter Bruyn schreef bij FRNKFRT al eerder over ze (1). Hij hoort bij Glice ‘gewoon geluid’ in plaats van de ‘klankmetaforen’ die menige recensie van de muziek van het duo sieren. Betekent niet dat er niet meer over valt te vertellen. Glice is de verklanking van de nieuwe wereld: non-lineair, niet-historisch en ongeordend.
Het vlees is zwak, zo luidt een Nederlandse gezegde. Pogingen om de menselijke conditie te knechten, in te kaderen, te systematiseren en te rationaliseren zijn de afgelopen paar eeuwen mislukt. Wetenschap blijkt uiteindelijk niet veel meer dan een laagje schijnzekerheid. Processen van objectiveringen hebben ons de bioindustrie, industriële slavernij en de holocaust gebracht. Richting- en doelloosheid zijn de nieuwe zekerheden.
Welkom in de 21e eeuw.
Het Amsterdamse duo Glice verklankt die nieuwe wereld als geen ander. Ik scheef voor Gonzo (circus) al eerder over de vorig jaar verschenen ep ‘51433213’ en langspeler ‘LIX’. Beide spannend, intrigerend, angstaanjagend en extatisch. Glice zet de angst én opwinding van het extreme nu om in muziek. Leden Ruben Braeken (ook actief in onder andere Apneu en Katadreuffe) en noise-professor Melle Kromhout vullen elkaar perfect aan. De een de doener, de andere de denker. Al is de scheidslijn in praktijk wellicht niet eens te trekken. De productie van het duo is in ieder geval hoog. Koud een paar maanden na ‘LIX’ en een handjevol eerste optredens is er ‘Fleisch’. Verschenen als cassette in een oplage van vijftig stuks bij het Haarlemse platenlabel Narrominded.
De twee kanten muziek zijn het beste dat Glice tot nu toe heeft uitgebracht. Dat heeft allerlei redenen, waarvan de lengte van de composities (elk 26 minuten) een belangrijke is. Het verhaal dat Glice wil vertellen komt beter over zonder onderbreking van de flow. In mijn recensie van het vorig jaar verschenen ’51433213’ sprak ik van een prehistorische sjamaan die uit de dood is opgestaan. Dat was een wat een ongelukkige omschrijving. De essentie van de muziek die Glice maakt is nu juist dat chronologie en lineariteit achterhaalde begrippen zijn. Bij Glice doen begrippen als nieuw en oud, modern en premodern er niet meer toe. Net zoals die begrippen er eigenlijk ook in onze huidige wereld niet meer toe doen.
Dat besef komt op ‘Gleisch’ keihard binnen. De referenties aan de non-lineaire Griekse wereld van voor en rond de eeuw van Pericles zetten die boodschap kracht bij. Hier gaat het om mythes, om verhalen, om geloof, om mythische in plaats van wetenschappelijke verklaringen. Plezier, genot, pijn en lijden gaan er hand in hand. Thyrsos, de staf van Dionysos en zijn volgers die symbool staat voor vruchtbaarheid, staat er naast Phalaris Tauro, de bronzen stier waarin de Siciliaanse tiran zijn tegenstanders levend kookte. Het zijn verhalen die, in tegenstelling tot veel modernistische wetenschap, nog steeds tot de verbeelding spreken. De verklanking ervan is al even complex als de oorspronkelijke verhalen. Braeken en Kromhout stapelen laagje op laagje en bouwen zo aan prachtige muzikale gedrochten die vervaarlijk balanceren op de verwrongen baslijnen, noise-ritmes en repeterende geluiden die als basis dienen en ervoor zorgen dat de boel niet in elkaar stort. Cosmic noise, noemen Braeken en Kromhout dat.
Ik gebruikte eerder de term new weird ambient om een brug te kunnen slaan tussen ambient en noise én new weird America, een genre dat rond de laatste eeuwwisseling op kwam zetten en vanuit een rock-perspectief het primitieve en onverklaarbare als inspiratie nam. Glice doet dat laatste met elektronische middelen en verklankt zo de ’nieuwe’ wereld. Wie ooit het geweldige verhaal ‘Meltdown’ van Nick Land (2) gelezen heeft, begrijpt wat ik bedoel. Land, geïnspireerd door ‘Mille Plateaux’ van Gilles Deleuze en Felix Guattari, schrijft in 1996 over een wereld die implodeert, die als het ware smelt. Door dat smelten vloeien wetenschap, technologie, cultuur, geloof en economie langzaam in elkaar over en worden onherkenbaar. Land gebruikt de film ‘Bladerunner’ als voorbeeld en ziet de opkomende drum’n’bass en elektronische muziek van onder andere het platenlabel Warp als soundtrack van wat hij accelerationism noemt. Na het uit elkaar spatten van de internet-zeepbel én de aanslagen van 9/11 verdwijnen zijn ideeën naar de achtergrond, maar recente ontwikkelingen maken zijn gedachtegoed weer actueel. Inmiddels is Land een reactionair geworden (3), anders had hij het werk van Glice vast gezien als de verklanking van zijn geschriften uit de jaren 1990. Ook bij Glice transformeert angst in opwinding, leidt verval tot wederopbouw.
Het is echter niet alleen noise, zoals dat wel bij muzikale bloedbroeders Prurient en Actress het geval is, dat de koers bepaalt. Daar is ‘Fleisch’ te gelaagd en complex voor. Noise speelt niet de rol van ontregelaar, maar van basiswaarde die er altijd is. Als een oerkracht die een natuurlijke chaos verklankt. In zijn boek ‘Noise: The Political Economy of Music’ onderscheidt Jacques Attali vier historische fasen in de verandering van de betekenis van muziek (4). Attali definieert muziek als geordende noise en daarmee, even kort door de bocht, representeert muziek de samenleving. In de moderne geïndustrialiseerde samenleving is muziek verworden tot een product dat vooral individueel wordt geproduceerd en geconsumeerd. Daarin volgt Attali de ideeën over cultuurproductie van de Frankfurter Schule: muziek als middel om ons in slaap te sussen, dat ons vrijheid belooft, maar enkel schijnvrijheid geeft en daarmee noise uit de samenleving heeft gehaald. Muziek als stilte. Het boek van Attali verscheen in 1977. Punk klopt aan de deur, jazz en rock ontregelen de samenleving. In zijn conclusie spreek hij van een nieuwe fase — die in de Engelse vertaling ‘composition’ wordt genoemd — waarin muziek weer langzaam maar zeker meer subversieve elementen in zich opneemt, meer noise dus. Het is eenvoudig om die ontwikkeling af te doen als romantisch verlangen. De plukjes noise die toch nog ontstaan worden immers door het systeem effectief omgezet in en georganiseerd tot een consumeerbaar product. Een proces dat socioloog Herbert Marcuse omschrijft als repressieve tolerantie (5).
Toch is er wel degelijk iets aan de hand. Naast Attali hadden ook Gilles Deleuze en Felix Guattari (‘Anti-Oedipus’ en ‘Mille Plateaux’) dat door. Jean-François Lyotard schreef zijn meesterwerk ’Libidinal Economy’ (1974). Jean Baudrillard komt met ‘Symbolic Exchange and Death’ (1976). Bijna een decennium eerder was het echter mediatheoreticus Marshall McLuhan die, als het om geluid gaat, het dichts in de buurt komt bij de wensgedachte van Attali. In zijn boek ‘Understanding Media’ beschrijft hij het belang van geluid bij de structurering van betekenis in samenlevingen (6). De historische fasen die hij onderscheidt — vanuit het perspectief van media — komen ten dele overeen met die van Attali. McLuhan beschrijft de teloorgang van het oor als dominant orgaan. In acoustic space, de fase voor de uitvinding van het schrift, worden verhalen verteld, gezongen en voorzien van muziek. Dat is een collectieve ervaring die toch elke keer weer anders is: non-lineair, vloeibaar en zonder universele betekenis. Dat verandert met het schrift. Het oog neemt de rol van het oor over. Waarheid en betekenis ontstaan op papier en worden gelezen door individuen in letterlijke stilte. Die fase is voorbij, concludeert McLuhan. Hij ziet de opkomende popmuziek in de jaren 1950 en 1960 als ‘nieuwe media’ die een belangrijke rol gaan spelen in de structurering van de samenleving. Rock (een term die McLuhan gebruikt voor alle nieuwe popmuziek in die tijd) zal dezelfde impact hebben op de geschreven cultuur als Homerus had op de orale, voorspelt hij (7).
Is die voorspelling uitgekomen? Ja, durf ik te beweren. Maar dat is voer voor een ander artikel. Glice sluit met het non-lineaire en niet-historische karakter van hun muziek perfect aan bij de nieuwe maatschappij die bovengenoemde denkers beschrijven in hun boeken. Glice breekt ook radicaal met het fundament van noise dat in 1913 werd gelegd door componist en futurist Luigi Russolo: ’The Art of Noises’. Russolo beschrijft er de knechting van noise door middel van mechanische en industriële productiemiddelen en de opname ervan in het geluidsspectrum van het modernisme. Noise als doel op zich, daarmee als contrast van de in hoge mate georganiseerde industriële samenleving en er is dus in essentie integraal onderdeel van (8). Bij Glice is noise geen gegeven dat op zichzelf staat, niet iets dat moet worden onderzocht, georganiseerd en onderworpen. Noise is er noise: de essentie van de niet-georganiseerde wereld. Daarin past Glice niet bij veel muzikanten die gezien worden als genregenoten. Glice maakt immers geen noise, Glice is noise. Dat klinkt wellicht zweverig en is voor sommigen een schande (de theoretisering van iets dat niet te theoretiseren valt), maar wedden dat Kromhout daar allang over na heeft gedacht? Zijn promotieonderzoek aan de Universiteit van Amsterdam draagt de titel ‘Noise Indentities’ (9). Het ontstaan, of eigenlijk de terugkeer, van Glice is vast geen toevalligheid.
‘Fleisch’ van Glice is in een oplage van 50 cassettes verschenen bij het Haarlemse platenlabel Narrominded en is hier te beluisteren.
Openingsfoto Glice: Jostijn Ligtvoet, www.jostijnligtvoet.nl.
Noten
(1) Peter Bruyn (2016). ‘Glice: Geluid durven maken’. FRNKFRT, 31|01|16. (link)
(2) ‘Meltdown’ van Nick Land is te lezen op de website van CCRU, de onderzoeksgroep die hij oprichtte aan de Universiteit van Warwick. (link)
(3) In 2014 publiceerde Nick Land ‘The Dark Enlightenment’, een reactionair en behoorlijk rechts manifest dat enkel nog sporen draagt van zijn jaren 1990-werk. (link)
(4) Jaques Attali (1985). Noise: The Political Economy of Noise. Minneapolis: University of Minnesota Press. Eerste uitgave in het Frans verscheen in 1977 bij Presses Universitaires de France.
(5) Herbert Marcuse (1964). One-Dimensional Man: Studies in the ideology of advanced industrial societies. Boston: Beacon Press.
(6) Marshall McLuhan (1964). Understanding Media: The Extensions of Man. New York: McGraw-Hill.
(7) Dat zei hij in interview dat Eric Norden met hem had voor Playboy en dat verscheen in de maart-editie van 1969.
(8) Luigi Russolo (1986). The Art Of NoisesMonographs in Musicology #6. New York: Pendragon Press.
(9) Zijn onderzoek is te volgen op noiseidentities.tumblr.com.
Originally published at frnkfrt.net on May 22, 2016.