peter bruyn
FRNKFRT
Published in
4 min readSep 10, 2016

--

Glopvoets en Kijvende bavianen: Jaap Blonk is terug

Lang niets gehoord van Jaap Blonk. Sinds halverwege het afgelopen decennium leek de stemkunstenaar en klankdichter verdwenen uit de Nederlandse concertagenda’s. En dan opeens drie nieuwe albums. Was hij ziek? Lang op huwelijksreis? Op de fiets de wereld rond? Ja, in 2005 kondigde hij aan een jaartje rustiger aan te doen wat de podia betreft. Maar sindsdien? Een blik op zijn website leert veel. Jaap Blonk treedt nog vrijwel uitsluitend in het buitenland op.

De drie nieuwe albums van Blonk sluiten ook vrijwel naadloos aan bij de albums die ik halverwege het vorige decennium voor Frnkfrt-voorloper Cut-Up besprak (1). Sinds zijn doorbraak halverwege de jaren tachtig als stemkunstenaar met zijn theatrale uitvoering van Kurt Schwitters’ klankgedicht de ‘Ursonate’ — legendarisch is die keer in 1986 dat hij het dada-gedicht voordroeg in het Utrechtse Vredenburg als voorprogramma van The Stranglers, terwijl de fans van de rockgroep hem met bekers bier bekogelden — heeft hij zich in diverse richtingen ontwikkeld.
In eerste instantie was er het theatrale aspect van zijn klankdichterschap. Vervolgens zocht hij naar steeds extremere klanken die hij met zijn stem kon produceren. En uiteindelijk koos hij, geïnspireerd door ontwikkelingen in de elektronische muziek, toch weer voor subtiele verschuivingen in plaats van nadrukkelijke contrasten. Hij presenteerde zich als bespeler van de ‘wangsynthesizer’ — waarschijnlijk de enige professionele in ons land! Zijn lippen spannend en tuitend en zijn tong buigend perst hij de lucht vanuit zijn wangen: sissend, knorrend, piepend en ploppend. Als geen ander kan hij met zijn mond het geluid van een ijzingwekkend traag leeglopende ballon produceren.
Daarnaast is er de Jaap Blonk die belangstelling heeft voor poëzie, voor taal. En met name voor betekenisloze taal. Of beter: Klank die betekenis suggereert. Ruim tien jaar geleden begon hij teksten te schrijven met woorden die qua klank op het Nederlands leken, maar verder geen betekenis hadden. Zoals ‘Koekela Dast’. Of ‘Riekeleu Vuisma’.

Op de hoes van Blonks nieuwe cd ‘Keynote Dialogues’ voor het Poolse label Monotype Records — zijn eerste solo-album sinds ‘Averschuw’ uit 2001 — is ook zo’n gedicht afgedrukt. ‘Glopvoets’ heet het. Het blijkt een anagram van ‘spotvogel’ en daarmee helpt de klankkunstenaar zijn luisteraars toch al in een bepaalde richting. Maar dat is in dit geval ook de bedoeling. Want het gedicht dat onderdeel uitmaakt van het langste stuk van het album, het bijna dertien minuten klokkende ‘Cimbrod King’, bevat nog een zestiental anagrammen van vogelnamen, ingebed in pianoklanken en Blonks meer abstracte ‘wangsynth-partijen’.
‘Keynote Dialoges is, hoewel helemaal door Blonk alleen gemaakt, het meest afwisselend van de drie nieuwe albums. Hij hoefde duidelijk met niemand rekening te houden en varieert van brommende stemdrones via suggestieve klanktaal tot het uiterst conceptuele afsluitende ‘Sympa Cri’. Dat laatste stuk bestaat uit een enkele sample uit een uitvoering van dada-kunstenaar Tristan Tzara’s gedicht ‘Brüll’ door Blonk zelf, maar dan elektronisch bewerkt, versneld en gestapeld tot een ijselijke gil.

‘Diep Fried’ is een duoalbum samen met Machinefabriek in de ‘electronic series’ van Blonks eigen label Kontrans. Voor de subtitilieit die hem zo aansprak in de hedendaagse elektronische muziek is Blonk bij Machinefabriek aan het juiste adres. Rutger Zuydervelt — de man achter de Fabriek — is niet iemand van ‘schockeffecten’. Hij bouwt liever langzaam op, schuift klanklagen over elkaar heen en buigt het geluid behoedzaam de ene of de andere kant op. Daar anticipeert Blonk op vrijwel de meest abstracte wijze op. Drone-achtige stemklanken, al dan niet elektronisch bewerkt. Pas halverwege het album komen daar wat betekenisloze ‘woorden’ bij; onverstaanbaar, zoals elektronicamusici wel eens een paar seconden radio-uitzending uit een ver en exotisch land door hun stukken mixen. De stemkunstenaar kiest hier overduidelijk het idioom van de elektronicamuzikant en dat doet hij fascinerend.
‘At the Hideout’, ook op het Kontrans-label, maar dan in de ‘improvisers series’, is een

livealbum dat Blonk in maart 2012 in Chicago opnam met trombonist Jeb Bishop, turntablist Lou Mallozzi en slagwerker Frank Rosaly. De drie Amerikanen zijn stuk voor stuk gerespecteerde namen in de Chicago impro- en sessiescene — met name Bisshop is een muzikale reus die op tientallen albums van Peter Brötzmann tot Tortoise te horen is en jarenlang lid van The Ken Vandermark 5. Toch is dit album het meest ‘traditionele’ van de drie die hier besproken zijn. Er wordt goed en inventief gespeeld, maar het blijft een typische ‘haantjes-sessie’ waarbij de musici elkaar weliswaar ruimte gunnen, maar Blonk toch minder geraffineerd te werk kan gaan als op zijn album met Machinefabriek of solo. Simpel een kwestie van volume en je plaats in het totaalgeluid bevechten. En dat doet de Nederlander zeker. Alleen grijpt hij daarbij naar wat traditioneler stemkunstenaarsgereedschap. Hoogtepunt is hier het stuk ‘Cachoo Tug’ waarbij Blonk en Bishop kijvend tegen elkaar tekeer gaan als twee bavianen tijdens een echtelijke twist.

Noten:
1 — Jaap Blonk — Kontrans Electronic Music Series

Jaap Blonk — Keynote Dialogues (MonotypeRec)
Jaap Blonk & Machinefabriek — Deep Fried (Kontrans)
Jeb Bishop, Jaap Blonk, Lou Mallozzi & Frank Rosaly — At the Hideout (Kontrans)

Website Jaap Blonk
Website MonotypeRec

Originally published at frnkfrt.net.

--

--

peter bruyn
FRNKFRT

Beheers jezelf - beheers de media - wees vrij.