Het ‘popgevoel’ van Cielo
Niet de veelheid aan goede recensies die ‘Cielo’, het eerste vinyl-album van het duo Glice, krijgt is opmerkelijk, maar vooral de diversiteit van de media en critici die enthousiast blijken. Je kunt labels als ‘drone’, ‘noise’ en ‘soundscape’ aan de plaat hangen — labels die stuk voor stuk een begrensde avant-gardistische niche benadrukken en tegelijk stuk voor stuk de lading niet dekken — maar wat ‘Cielo’ zo bijzonder maakt is het ‘popgevoel’ dat de LP van Ruben Braeken en Melle Kromhout uitstraalt.
Dat merk je ook al meteen als je de besprekingen van ‘Cielo’ doorneemt die de afgelopen weken zijn verschenen. Zo abstract als de vier lange stukken op de plaat zijn, zo graag willen met name poprecensenten er direct concrete ‘beelden’ bij zien. En daar worden dan al heel snel — en vooral voorspelbaar — de futuristische desolate landschappen, apocalyptische visioenen en dystopische sciencefiction films bij gehaald. Maar waarom zou de muziek van Glice geen bos rozen of boterham met pindakaas uit kunnen drukken? Want laten we eerlijk zijn, hoort iemand werkelijk lente, zomer, herfst en winter in de muziek van Vivaldi als het stuk niet ‘De Vier Jaargetijden’ genoemd was?
In feite is dat luisteren op een traditioneel geconditioneerde en normatieve wijze. Theo Ploeg benadrukte al in een stuk dat hij eerder voor Frnkfrt schreef dat de muziek van Glice zich juist aan die conditionering onttrekt en uitnodigt om op een andere, meer vrije manier te luisteren. (1) Daarbij duiden ook de namen die Braeken en Kromhout aan de stukken gegeven hebben, noch de plaattitel die in diverse Romaanse talen ‘Hemel’ betekent, in de richting van de apocalyptische interpretaties.
Het ‘popgevoel’ van het Glice-album zit hem in andere dingen. Het spontane en impulsieve — want vanuit improvisatie ontstane — karakter van de nummers, waar het publiek zich graag mee associeert, bijvoorbeeld. Daarin verschilt het essentieel van bijvoorbeeld de elektronische drones van C.M. Von Hausswolff of Merzbow, die niet alleen veel eenvormiger zijn — en daar juist weer hun trance-effect aan danken — maar ook formeler tot stand komen, op een wijze die je serieel zou kunnen noemen. Dat vraagt — net als de seriële ensemblemuziek uit de twintigste eeuw — een andere instelling van de luisteraar.
Onderscheidend
Sietse van Erve vergelijkt in zijn bespreking van ‘Cielo’ voor de Subjectivisten het album met de muziek van Yello Swans en Wolf Eyes van een jaar of tien geleden.(2) Die hebben inderdaad een vergelijkbare aanpak en in de verte een vergelijkbare sound. Wat methode betreft is er ook een vergelijking mogelijk met Godspeed YouI Black Emperor in de late jaren negentig, zoals Louise Gray in haar Wire-recensie meldt. (3) Maar naast al die groepen is de muziek van Glice minder donker en vooral meer gevarieerd. Want als ‘Cielo’ zich door één kenmerk werkelijk onderscheidt — en dat is door vrijwel alle recensenten waargenomen — is het dat ieder van de vier stukken op het album zo totaal verschillend is.
De nummers zijn geen improvisaties, maar composities die zijn ontstaan door improvisaties te bewerken. En feitelijk niet in een partituur te vangen of in een livesituatie te reproduceren. Die variatie en de geavanceerde wijze waarop het basismateriaal is bewerkt op ‘Cielo’ toont ook waarin Glice gegroeid is ten opzichte van de eerder door het duo uitgebrachte cassettes. Wat de rol van producer Alexander Hacke daarbij is geweest laat zich op het oor niet onmiddellijk vaststellen. Al zijn er qua sfeer en gelaagd collagekarakter wel degelijk overeenkomsten met de albums die de Einstürzende Neubauten bassist de laatste jaren met zijn echtgenote Danielle De Picciotto maakt, zoals ‘Perseverantia’ uit 2016.
En helemaal los van het album zelf is er ook nog de presentatie van Ruben Braeken en Melle Kromhout die Glice een pop-associatie geeft: Geen mannen die zich diep in een hoodie gedoken achter een laptop verstoppen, maar muzikanten die aan weerszijden van een tafel met instrumenten en apparatuur onmiskenbaar iets ambachtelijks aan het doen zijn.
Maar terug naar ‘Cielo’, dat opent met wat feitelijk het meest traditionele ‘drone’ of ‘noise’ stuk is. ‘Pentachromacy’. Je hoort onmiddellijk een aantal lagen klanken tegelijk, die fraai van elkaar te onderscheiden zijn. Uit de titel zou je kunnen afleiden dat het er vijf zijn, maar daar steek ik mijn hand niet voor in het vuur. De onderlinge verhouding lijkt te verschillen afhankelijk van waar je je als luisteraar ten opzichte van de luidsprekers bevindt. Alle ‘lagen’ geluid zijn bij begin van het stuk direct aanwezig. Dat is opmerkelijk en onderscheidend, want laptopmuzikanten, die doorgaans ook ‘laagjes stapelen’, willen nog wel eens stap voor stap opbouwen. Bij ‘Pentachromacy’ zit je direct midden in het spektakel.
Langzaam maar zeker komt er dan een soort puls in het geheel, waardoor ook een subtiel ritmegevoel geprikkeld wordt. Er gebeurt veel aan klanken. Je kunt als luisteraar je focus van het ene naar het andere geluid schakelen, zoals een kleuter van stoeptegel naar stoeptegel hinkelt en stoere pubers in de sloot van ijsschots naar ijsschots springen. Naarmate de finale nadert begint het geluid ook meer te verwaaien, eerst de ene en dan weer de andere kant op, als stof en zand bij onrustig weer op het strand.
Het tweede stuk, ‘Rangda’ — een Balinese koningin van de demonen — is totaal anders. Hier overheersen de ‘glitches’. Geluid dat klinkt als schuren en verfrommelen van papier of iets dergelijks. Kortom, geluid dat van zichzelf helemaal geen muzikale associatie heeft maar wel in een muzikale vorm gebruikt wordt. Geen melodie of harmonie. Het draait hier zuiver om textuur en iets wat in de verte op ritme lijkt. Dat wordt nadrukkelijker naarmate er duidelijker sprake is van een ‘loop’ die iets wegheeft van een draaiende machine of het binnenwerk van een klok.
Op een gegeven moment is er wel degelijk wat verschil in toonhoogte in het spel — al kun je van een melodie nog nauwelijks spreken — maar het blijft voorlopig toch meer ‘schuren’ dan ‘snaren’. Er zijn ook, heel in de verte, wat extreem vervormde stemmen te horen. Demonen? In ieder geval veel horten en stoten. En ‘Rangda’ is het enige stuk van het album dat naar een duidelijke climax toe gaat — die overigens gevolgd wordt door een ‘nachtkaars’ en die wordt dan toch nog resoluut uitgeblazen.
Plaatkant twee opent met ‘Jackdaw’. Nerveuze muziek. Een gitaar lijkt het. Allesbehalve meditatief. Slaat dat op de titel? Die staat immers voor ‘kauw’, de vogel. Langzaam maar zeker komen er zwaardere, diepere lagen bij, terwijl het nerveuze getokkel voortduurt. Er ontstaat een puls en ergens binnen de zes, zeven verschillende klanklagen lijken opeens koperblazers te horen. Maar nee, als al het andere geluid plots wegvalt blijken het twee strijkers.
Op dat moment lijkt ‘Jackdaw’ een traditioneel gecomponeerd stuk muziek geworden — de strijkerspartij is geschreven door Florian de Backere van het Utrechtse Rosa Ensemble. Een contrast alsof er een vlinder uit een cocon gekropen komt. Maar ook het strijkersfragment is aangenaam dwars en daagt uit. Van behaagzucht is geen sprake.
‘Animalcule’ is de Engelse benaming voor microscopisch kleine diertjes. Het vierde stuk op ‘Cielo’ heet ‘Animalicule’. Een verschrijving of zit daar meer achter? In ieder geval is het wederom een track die opent met ‘glitches’. Afgaande op de titel zou je kunnen denken aan het gekrabbel van een beestje in een kooit waarbij een contactmicrofoontje in de vloer is aangebracht. Heel open en ruimtelijk. Langzaam maar zeker worden daar wat aanhoudende tonen doorheen gevlochten. ‘Animalicule’ is het meest narratieve stuk van het album. Het heeft iets van een hoorspel. Na zes, zeven minuten mengt zich een soort elektronisch gesnater of gekwakel in het geluidsbeeld. En zangstemmen onder een dikke laag vervorming. Maar er dringt zich wel degelijk duidelijk een melodie op. Heel vervreemdend, omdat de stemmen niets met de andere klanken te maken lijken te hebben.
Eigenlijk is ‘Cielo’ een ontzettend toegankelijk album. Een katalysator voor de verbeelding. Maar ook weer niet het type cd dat je bijsluit bij de Happinez. Daarvoor is het niet ‘comfortabel’ genoeg. Muziek kan gaan over ‘ontdekken’ en over ‘herkennen’. ‘Cielo’ gaat over ontdekken.
Het album staat niet alleen los van de geconditioneerde commerciële poptraditie, maar evenzeer los van de conditionering binnen één muzikaal idioom, zoals je vaak bij ‘niches’ ziet. Denk in dit geval bijvoorbeeld aan het meest recente album van Godspeed You! Black Emperor. Met ‘Cielo’ van Glice liggen vooralsnog alle wegen open. Zowel voor de groep zelf als voor de luisteraar. Dit is Nederpop die zich niet aan een benauwend verleden vastklampt, maar de onbegrensde toekomst in zich heeft.
Peter Bruyn
Noten:
- Theo Ploeg: ‘Glice en de politiek van noise’ op Frnkfrt, 22 mei 2016
- Sietse van Erve: ‘NNM: Glice — Cielo’ op De Subjectivisten, 30 okt 2017
- Louise Gray: ‘Glice — Cielo’ in The Wire #406, dec 2017
‘Cielo’ van Glice is uitgebracht door Narrominded
Website Glice
Beluister en koop Cielo hier
Meer Glice op Frnkfrt:
Theo Ploeg: ‘Glice en de politiek van noise’ op Frnkfrt, 22 mei 2016
Peter Bruyn: ‘Glice: Geluid durven maken’