theo ploeg
FRNKFRT
Published in
12 min readAug 27, 2014

--

‘Het populisme komt naar je toe!’ of hoe Veronica op de politiek vooruit liep

door Peter Bruyn en Theo Ploeg

Deze week is het precies veertig jaar geleden dat Radio Veronica als ‘piraat’ de ether verliet. Even voor zessen ‘s middags op 31 augustus 1974 klonk de o zo dramatische saxofoonsolo uit de ‘What Love (Suite)’ van The Collectors. Daarna volgde het ‘laatste woord’ van Rob Out, eindigend met de woorden ,,Er sterft iets. Met het afscheid nemen van Veronica sterft ook een beetje de democratie in Nederland. Dat spijt me. Voor Nederland.’’ Grotesk, ongetwijfeld. Maar in de opvatting van velen ook legendarisch. En er mocht dan iets gestorven zijn, Veronica had weldegelijk bijgedragen aan de conceptie — of misschien moet je zeggen ‘aan de opvoeding’ — van iets nieuws dat decennia later pas tot wasdom zou komen: Het populisme.

De nostalgie wordt op de laatste dag van augustus gevierd in Ahoy’ onder de titel ‘The Day the Music Died’. Het bespelen van de sentimenten is altijd een sterke troefkaart in de handen van populisten geweest. Rob Out had het feilloos in de vingers. De ‘Veronica-herdenkers’ hebben het nog steeds. Peter Koelewijn — destijds Veronica-icoon en –meubelstuk tegelijk — komt opdraven. Piet Veerman — omdat de drie nog levende leden van The Cats inmiddels niet meer door één deur kunnen. George McCrae — de in Limburg wonende Amerikaan wiens enige serieuze hit ‘Rock your Baby’ op nummer één in Veronica’s Top-40 stond op de dag dat de zender uit de lucht ging. Plus nog een hand

vol andere artiesten die al ver over hun houdbaarheidsdatum heen zijn, maar het publiek ongetwijfeld het gevoel zullen geven dat vroeger alles beter was.

Over politiek zal waarschijnlijk niet gesproken worden in Ahoy’. Politiek was sowieso taboe bij Veronica, tot het moment dat de strop om de nek van Out en de zijnen werd aangehaald. Maar ondertussen had de zeezender de bodem bemest met een cultuur waaruit het populisme als politieke factor kon opbloeien. Meer nog dan de TROS, die doorgaans die rol toebedeeld krijgt.

Populisme. Het woord vulde de afgelopen vijftien jaar de kolommen in kranten en tijdschriften, vooral waar het de politieke verschuivingen in de westerse wereld betrof. Van Vlaams Blok en Front National via de Amerikaanse Tea Party beweging tot — uiteraard — het poldertrio Fortuyn, Verdonk en Wilders, waaraan dan in veel gevallen wat geforceerd Jan Marijnissen werd vastgeplakt — vooral om te benadrukken dat ‘populistisch’ niet synoniem is met ‘ultrarechts’, lijkt het.

Waar het hier om gaat is dat ‘populisme’ steevast als primair politiek verschijnsel beschouwd wordt. Een verschijnsel waarvoor — hoewel menige auteur overeenkomstige bewegingen ziet in de vroege twintigste eeuw — de doorbraak van Pim Fortuyn, begin deze eeuw, graag als startpunt wordt genomen. Vooral door columnisten. Niet toevallig stond er boven een artikel dat H.J.A. Hofland een decennium na de moord op Fortuyn voor De Groene scheef als kop: ‘Tien jaar populisme’. (1)

Maar ook uitgebreidere beschouwingen over het — Nederlandse — populisme, zoals ‘Populisten in de Polder’ van Gerrit Voerman en Paul Lucardie (2) en het als pamflet gepresenteerde, maar zeer lezenswaardige ‘Pleidooi voor Populisme’ van David van Reybrouck (3), presenteren het verschijnsel primair als een politieke ontwikkeling die rond de eeuwwisseling plots tot bloei komt en schenken relatief weinig of helemaal geen aandacht aan het ‘culturele populisme’ dat mogelijk als katalysator heeft gewerkt.
Over de specifieke kenmerken van populisme zijn de meeste auteurs het wel eens, al zijn er nuanceverschillen. Doorgaans wordt er instemmend geciteerd uit het werk van de Britse politicoloog Paul Targgart (4). Volgens hem rust het populisme op drie pijlers: om te beginnen het afzetten tegen de gevestigde politiek — en daarbij met name de ‘indirecte democratie’ waarbij de ‘zakkenvullers op het pluche’ denken te weten wat de gewone mensen willen. Ten tweede is er wat Taggart ‘Heartland’ noemt, maar wat je ook kunt interpreteren als de ‘Henk & Ingrid’ van Wilders — de hardwerkende ‘gewone man of vrouw’ die al vele generaties met het land verbonden is. En ten derde benadrukt Taggart dat populisme geen ‘kernwaarde’ heeft. Het is eerder een ‘methode’ dan een ‘historisch gefundeerde ideologie’. Niet voor niets roepen veel populisten graag dat ze ‘niet links en niet rechts’ zijn.

Met deze basiskenmerken zijn nog een aantal verschijnselen verbonden die vooral als smeermiddel voor datzelfde populisme dienen, zoals charismatisch leiderschap en communicatie in de vorm van goed ‘bekkende’ one-liners. Vooral de sentimenten worden graag aangesproken. En even zo gemakkelijk worden kwantiteiten als kwaliteiten gepresenteerd.

Terug naar Radio Veronica en naar de culturele wortels van het politieke populisme. Want zo veel er over de ‘tsunami’ der Leefbaren, Trotsen en PVVers is geschreven, zo weinig lijkt het daaraan voorafgaande bestudeerd. Een uitzondering is de studie die Mark van Ostaijen en Shivant Jhagroe in 2012 in het tijdschrift Sociologie publiceerden (5). Zij onderzochten het populisme in massamedia, kunsten en wetenschap. In hun historisch goed onderbouwde verhaal noemen ze zowel de ‘piraat’ Veronica als de binnen het omroepbestel opererende TROS als typische verschijnselen van het ontzuilende Nederland. Daarnaast gaan ze ook nadrukkelijk in op als ‘populistisch’ te bestempelen ontwikkelingen binnen het Nederlandse televisieaanbod, zoals de ‘directe democratie’ in de vorm van het door de kijkers rechtstreeks laten ‘wegstemmen’ van kandidaten bij talentenjachten en spelletjes. Maar dat betreft allemaal voorbeelden uit de jaren negentig of later. Op het Veronica van de jaren zestig en vroege jaren zeventig wordt nauwelijks ingegaan.

Toch manifesteert zich juist in die periode de populistische pioniersfunctie van Radio Veronica. Niet eens zozeer

Willen van Kooten alias Joost de Draaijer

de drie broers Verwey, de eigenaren van de zender en het zendschip, die lange tijd op de achtergrond bleven, maar vooral in de personen die de boegbeelden van Veronica zouden worden: In de tweede helft van de jaren zestig Willem van Kooten, alias Joost de Draaijer, en vervolgens, in de vroege jaren zeventig, Rob Out. Zij speelden met trots hun piratenrol, zoals veel populisten in het politieke bestel zich graag als ‘cowboys’ of vrijbuiters manifesteren. Van Kooten staat zich erop voor de professionele basiskennis van het radiomaken te ontberen. Voor hem gelden de oude regels niet. Alles is geoorloofd (6).

Van Kooten is de vleesgeworden representatie van wat socioloog Marshall McLuhan rond die tijd de amateur noemt: wars van conventies en lineair denken zoekt hij een eigen weg buiten de gebaande paden. Hij heeft immers niets te verliezen en accepteert geen gezag (7). De amateur is, evenals de cowboy, een geuzennaam.
Net als de politieke cowboys zetten de piraten van Veronica zich af tegen het gevestigde orde in de vorm van het omroepbestel. En dat is al direct een verschil met de TROS, die — voortkomend uit de kortstondige televisiepiraat REM — al direct binnen dat bestel opereerde. De TROS was weliswaar een niet-ideologie-gebonden monstertje dat lak hebbend aan het ‘bildungsideaal’ van de oude omroepen steeds meer ontzuilende radioluisteraars en televisiekijkers opslokte, maar daarbuiten nauwelijks ‘rebels’. Integendeel. Niet voor niets speelden nogal wat scènes van latere Wim T Schippersprogramnma’s bij de Vpro zich af in een plantsoen dat vernoemd was naar TROS-omroepster Willy Dobbe, symbool van de ultieme vertrutting.

Willy Dobbe

Ook het begrip ‘vertrossing’ wordt vaak met populisme geassocieerd. Maar het woord dateert niet uit de jaren zestig, maar uit de jaren zeventig. Het kwam in zwang toen de discussies over het omroepbestel weer eens aangezwengeld werd rond het tijdstip dat de TROS A-omroep werd, in 1974. Hetzelfde jaar dat de piraat Radio Veronica uit de lucht ging. Het gedepolitiseerde, ideologieloze en prettige gevoel dat de TROS in die tijd uitstraalt past perfect bij de ééndimensionale maatschappij waarvoor Herbert Marcuse begin jaren zestig waarschuwt. Een wereld waarin iedere mening wordt getolereerd, iedere menig ook even veel waarde heeft en het hebben van géén mening gezien wordt als net zo waardevol, misschien wel waardevoller. Een dergelijke ontwikkeling baant de weg voor politici die zonder echt iets inhoudelijks te zeggen kunnen rekenen op een aanzienlijke aanhang. (8)

Het Veronica van de late jaren zestig voldoet in veel opzichten aan de karakteristieken die Taggart noemt. Zeker niet aan allemaal, wat logisch is, omdat de radiopiraat nadrukkelijk géén politieke speler was. Integendeel. De Verweybroers probeerden juist zoveel mogelijk buiten het gezichtsveld van de politiek te opereren. Nederland had in 1965 het internationale Verdrag van Straatsburg — populair: ‘de anti-piratenwet’ — ondertekend die illegale zendschepen onmogelijk moest maken, maar dat verdrag was nog niet geratificeerd. In de late jaren zestig leek de Nederlandse regering daar ook geen haast mee te hebben. En de Verweys wilden zeker geen slapende honden wakker maken.

Maar als radiomakers verzetten Van Kooten en de zijnen zich weldegelijk tegen de vastgeroeste vormen van het Hilversumse omroep-establishment. Bijvoorbeeld door halverwege de jaren zestig al te beginnen met horizontale programmering — wat bij de verzuilde omroepen van het bestel amper te realiseren was en ook pas decennia later een beetje zou lukken. En natuurlijk door zich puur op amusement te richten, zich daarmee zowel de hoon als de woede van de oude zuilen op de hals halend. (6)

Het ‘homeland’ van Taggart valt bij Radio Veronica niet zo concreet aan te wijzen. Maar wel een soort ‘familiegevoel’, dat natuurlijk door de TROS — ‘Grootste Familie van Nederland’ — in de jaren zeventig nog veel nadrukkelijker geëtaleerd werd. Het is ook een misverstand dat Veronica een typische jongerenzender — of pop- of rockzender — was, ondanks de vooral later veel gebruikte slogan ‘Je bent jong en je wilt wat!’. Veronica was ook in de ‘piratenjaren’ nauwelijks een specifieke promotor van ‘goede’ of specifiek op jongeren gerichte muziek. Veel meer een allemansvriend. Kok schrijft er uitgebreid over (6). Juist artiesten als Vader Abraham, Corry & de Rekels en The Cats met hun omvangrijke Volendamse periferie — muziek die moeder en grootmoeder ook mooi vond — konden dankzij Radio Veronica groot worden.

Ook het ontbreken van een ‘kernwaarde’ bij het nadrukkelijk zuilloze Veronica is duidelijk. Sterker nog: bij het Radio Veronica van de late jaren zestig was iedere verwijzing naar politiek of religie taboe. Een liedje als Boudwijn de Groots ‘Welterusten, Mijnheer de President’ stond op de zwarte lijst. Geen luisteraar mocht tegen de haren

Rob Out

gestreken worden. Veel luisteraars betekende veel advertenties. En veel advertenties betekende veel geld. Dat was de spil van alles en het hele doel van de zender. Rob Out zei veel later eens in één van zijn bevlogen boutades dat Veronica was opgericht uit liefde voor popmuziek. Maar dat is aantoonbaar onzin. Veronica begon begin jaren zestig als initiatief van een handvol ondernemers en investeerders om lucratief hun eigen bedrijven en die van andere — betalende — adverteerders in de markt te zetten en werd vervolgens enkele jaren later dankzij de ideeën van Van Kooten omgebouwd tot een — overigens niet minder commerciële — muziekzender naar Amerikaans model.

En daarmee zijn we bij de karakteristieken die Veronica misschien nog wel méér voorlopers van het populisme maakte dan voornoemde. In 1964 kreeg Willem van Kooten, die zich reeds had bewezen als vlotte copywriter voor adverteerders en presentatoren, van de broers Verwey gedaan dat hij een week of wat mocht rondkijken bij Amerikaanse radiozenders.

De ideeën waarmee hij terug kwam veranderden Veronica in het ‘iconische’ Veronica. Januari 1965 begon de zender met de Top-40, die een instituut zou worden. Maar minstens zo belangrijk was de wijze van communiceren. Terwijl bij de Hilversumse omroepen nog met ‘polygoonjournaalstem’ werd gesproken, gebruikten de Veronica-dj’s de taal van de straat, van alledag, van ‘de gewone man’. Zoals vandaag de dag overal op de radio wordt gesproken, eigenlijk. Maar dat was in de jaren zestig nog werkelijk ‘not done’. Tal van voormalige Veronica-medewerkers beleefden een cultuurshock toen ze na het stoppen van de zeezender in 1974 — en sommigen al eerder — bij de traditionele omroepen aan de slag probeerden te komen.

Veronica was — ook grotendeels dankzij de talenten van Van Kooten — de eerste zender die grossierde in oneliners. En Veronica tutoyeerde. De Veronica-DJ’s wekten als geen ander de indruk dat ze rechtstreeks tegen de luisteraar praatten — al waren alle programma’s daags van te voren op het vaste land ‘ingeblikt’ om vervolgens vanaf het schip uitgezonden te worden.

Veronica begreep de essentie van een relatief nieuw medium als radio maar al te goed. De wereld werd kleiner, televisie deed z’n intrede en de roep naar zelfexpressie groot. Het geloof in instituten als de overheid brokkelde af, al liep dat in Nederland nog niet zo’n vaart. Daarbij paste een open, laagdrempelige aanpak. Een presentator die ook maar een gewone jongen of meisje was en de luisteraar serieus nam. Een aanpak die in de VS al langzaamaan gemeengoed geworden was (7).

Veronica was — of wekte althans die indruk — het omroepequivalent van de ‘directe democratie’. Een mooi voorbeeld is het ontstaan van het programma ‘Candlelight’ van Jan van Veen, dat hij ook na het stoppen van Veronica nog

Jan ‘Candlelight’ van Veen

decennialang met succes voor andere zenders bleef maken. In het boek van Kok (6) vertelt technicus Ad Bouman hoe Van Veen in 1967 in een beschonken bui op plechtstatige toon een spontaan toegestuurd gedicht van een luisteraar begon voor te lezen, terwijl hij er een al even Kitscherig Mantovani-muziekje onder zette. Het was een grap. Meligheid, meer niet. Maar in de daarop volgende dagen stroomden de brieven met gedichten binnen van luisteraars die het prachtig hadden gevonden. Opeens was het geen grap meer. De wil van de luisteraar was wet bij Veronica. ‘Candlelight’ werd binnen de kortste keren ‘big business’.

En het omgekeerde was al evenzeer het geval: een plaat werd gedraaid zolang het een hit kon worden, ongeacht de kwaliteit. Vrat het publiek het niet, dan was het gebeurd. Niks ‘goede plaat’. Een populaire plaat was per definitie een goede plaat. Kwantiteit als maat voor kwaliteit. Het dictaat van de popcultuur, zoals Adorno het noemt, waarin binnen enkele jaren iedereen luisterde naar dezelfde plaatjes, via hetzelfde medium en er hetzelfde van vond. Uiteraard gestuurd door de massamedia (9). Het optuigen van de eerste hitlijst in Nederland — de Top-40 — sluit naadloos aan bij die ontwikkeling. De vaak dubieuze manier waarop die hitlijst in de beginjaren tot stand kwam ook (6).

Nogmaals, Radio Veronica, de zeezender, was geen politieke partij maar een commercieel bedrijf. Maar wel een mediabedrijf; een massamedium zelfs. En daardoor onderdeel van de cultuur — de populaire cultuur — die bespeeld werd op een wijze die opvallend veel leek op de wijze waarop de populistische partijen enkele decennia later de politiek zouden bespelen. Dat werd kraakhelder in de vroege jaren zeventig, toen de ratificatie van het Verdrag van Straatsburg in zicht kwam en de Nederlandse politici met de billen bloot moesten. Net als later het geval zou zijn met de populistische partijen, zorgde ook Veronica voor een tweedeling die niet meer uitgedrukt kon worden in de oude ‘links-rechts’ verhoudingen. Zowel de reactionaire Hendrik ‘Boer’ Koekoek als de radicale Dolf Coppes (PPR) verklaarden zich Veronicasympathisanten.

In april 1973 kwamen meer mensen naar het Haagse Malieveld om te demonstreren voor het behoud van Veronica dan er ooit voor enige andere demonstratie geweest waren. Honderdduizend is het aantal dat doorgaans genoemd wordt. En ook hier waren de oude ‘zuilen’ uiteen gerukt — vertegenwoordigers van alle partijen — ook uit de top van de partijen — hadden meegelopen. Tegelijk waren het landbestuurders van diezelfde partijen die een jaar later definitief met hun handtekening het lot van de piraat Veronica bezegelden.

Veertig jaar later zouden populistische politici maar al te graag met het woord ‘democratie’ schermen en jongleren als dat in hun kraam te pas kwam. Voor Rob Out stierf in 1974 de democratie. Een beetje. Wat overigens niet wegnam dat juist na het overlijden van onze democratie zowel hij als die andere Veronica-iconen, Willem van Kooten en Reinhard Lodewijk den Hengst alias Lex Harding, er in zouden slagen hun vermogens tot astronomische kapitalen op te pompen. Maar dat is weer een heel ander verhaal.

Peter Bruyn & Theo Ploeg

Noten:
1. H.J.A. Hofland — Tien jaar populisme. (In De Groene, 2 mei 2012)
2. Gerrit Voerman en Paul Lucardie — Populisten in de polder (Uitg. Boom, 2012)
3. David van Reybrouck — Pleidooi voor populisme (uitg. Querido, 2008 / De Bezige Bij, 2011)
4. Paul Taggart — Populism (Concepts in the Social Sciences) (Open University Press, 2000)
5. Mark van Ostaijen en Shivant Jhagroe — Politiek populisme voorbij. Een verkenning naar populisme in massamedia, kunsten en wetenschap (in Sociologie 2012 (8)1) (link)
6. Auke Kok — Dit was Veronica; Geschiedenis van een piraat (Uitg. Thomas Rap, 2008)
7. Marshall McLuhan en Quentin Fiore — The medium is the massage (Pengiun Books, 1967)
8. Herbert Marcuse — One-Dimensional Man: Studies in the ideology of advanced industrial societies (Beacon Press Boston, 1964)
9. Theodor W. Adorno — The Culture Industry: Selected essays on mass culture (Routlegde, 1991)

Originally published at frnkfrt.net on August 27, 2014.

--

--

theo ploeg
FRNKFRT
Editor for

cyborg. renegade design sociologist. veganarchist🌱. xeno for life. anticity #Heerlen linktr.ee/theoploeg