peter bruyn
FRNKFRT
Published in
5 min readMar 24, 2012

--

‘I Love Chaos’

Over noise, Thurston Moore en inscripties op een rotswand

Thurston Moore had vrijdagavond in Worm een sticker op zijn elektrische gitaar. Een sticker met de tekst ‘I love chaos’ — en dan met een hartje op de plek van het woord ‘love’. Een kreet als een weerbarstig punkstatement — op het eerste gezicht althans. Maar tegelijk verwoordt het de essentie van ‘noise’ als muziekgenre. Zonder chaos geen noise. Twee kanten van de medaille. Wie ‘noise’ — als muziek — wil creëren moet de chaos juist trachten te beheersen.

In 2007 verscheen Alex Ross’ bestseller over de twintigste eeuwse gecomponeerde muziek, met de fascinerende titel ‘The Rest is Noise’ (1). In de inleiding van zijn zeer onderhoudende standaardwerk haalt Ross

John Cage aan, die in zijn klassieker ‘Silence’ ergens schrijft: ‘What we hear is mostly noise. When we ignore it, it disturbs us. When we listen to it, we find it fascinating.’
In feite is dat een uitwerking van de stickertekst van Thurston Moore. ‘Noise an sich’ is niets anders dan ‘chaos’. Maar zodra we die noise te lijf gaan, als luisteraar of als muzikant, dan wordt het muziek. Er is in feite ook geen muziekgenre te noemen waarin de luisteraar en de musicus zo nadrukkelijk van twee kanten het oorspronkelijk amorfe geluid benaderen als in de noisemuziek.

Een open deur misschien, maar voor het betoog toch nog maar een keer: bij ‘noise’ als muziekgenre zijn de die traditionele muzikale elementen — melodie, harmonie en ritme -ondergeschikt aan die vierde, pas veel recenter als volwaardige eigenschap erkende karaktertrek, de textuur. De structuur van het geluid. Bedreven als hij is in het genre liet Moore — samen met Sunburned Hand of the Man-slagwerker John Moloney — in Worm die textuur telkens even onderdompelen in melodie en ritme, als een theezakje in een kopje heet water.

Thurston Moore en John Moloney worden in Rotterdam voorafgegaan door de New Yorkse trompettist Nate Wooley, een

‘coming man’ in de Amerikaanse improscene. Wooley speelt solo

en begint in de stijl van Axel Dörner met het blazen van ‘vrije lucht’ die nog niet in melodie wordt omgezet, de ventielen slechts als nauwelijks hoorbare percussie gebruikend. Dan, na een klein kwartier, buigt hij voorover, schakelt wat effectapparatuur in en laat het geluid van zijn trompet rondzingen, vervormen en uit te hand lopen — om het vervolgens weer te trachten het in bedwang te krijgen. Het volume gaat omhoog. Het beheersen wordt steeds moeilijker. Maar dat is juist de uitdaging: het gevecht tegen de chaos. Het harde werken. Noise. En het publiek voelt — en werkt — mee.
In een interview met The Wire zegt Wooley dat wat hem aantrekt in ‘drones’ de ‘microgebeurtenissen’ zijn binnen het verder statische geluid. Die microgebeurtenissen probeert hij te volgen. (2)
Wooley volgt ze niet alleen, hij bewerkt en manipuleert ze ook. En precies dat is wat ‘noise als chaos’ tot ‘noise als muziek’ maakt. Als luisteraar ervaar je die ingrepen alsof je in een diepe grot of op een opgegraven steen plotseling een afbeelding, een figuratieve tekening, aantreft die alleen maar van mensenhanden afkomstig kan zijn. Die fascinatie.

De Zweedse sexofonist Mats Gustafsson doet bij zijn soloconcerten soms iets vergelijkbaars. Hij heeft een ‘doosje’ dat een onvoorspelbare elektronische ‘noise’ ontwikkelt, dat hij vervolgens met een soort joystick in bedwang tracht te houden of zelfs te sturen. Bijna onbegonnen werk — zoiets als een met één hand een stukje zeep uit een volle badkuip proberen te vissen. Juist door de chaos te lijf te gaan wordt het muziek. En het publiek ervaart het zo door de combinatie van het horen van de ‘noise’ en het zien van de inspanning bij Wooley of Gustafsson.

Sonic Youth-hoeksteen Thurston Moore heeft al zo’n dertig jaar ervaring waar het noise betreft. De gitarist wordt zelfs in het boek van Ross genoemd, met betrekking tot zijn relatie tot de angry — maar niet meer zo — young man onder de New Yorkse componisten, Glenn Branca. In Rotterdam verbaast Moore door eerst met een twaalfsnarige akoestische gitaar het podium op te komen, en een serie recht-vooruit riffs te spelen waarin hij keurig gevolgd wordt door Moloney. ‘Rock’ noemen we dat. Rock van het type waarin Sonic Youth gespecialiseerd is, met hier en daar een spannend wringend scheef nootje.
Maar dan volgt Moore het pad dat Wooley ruim een half uur eerder ook al genomen heeft: Hij overstuurt het gitaargeluid en laat

het rondzingen. Doordat het echter een akoestische gitaar met een klankkast is, blijft achter het elektronisch voortgebrachte noisegeluid dat steeds meer op de voorgrond treedt echter nog altijd in de verte de ‘riff’ aanwezig, zoals uit de drumpartijen van Moloney ook de ‘groove’ niet helemaal verdwijnt. Als je echter een ‘partje’ van pakweg een seconde of vijf uit het geheel knipt, dan klinkt het wel degelijk als ‘noise’. In feite zou je Moore’s exercitie met de twaalfsnarige gitaar een detailstudie naar de chaos kunnen noemen.

Wanneer hij het stuk eindigt met een paar maten waarin hij een gewoon gitaarakkoord speelt klinkt er applaus op uit de zaal. Men herkent het als het ‘slot’ van het ‘chaosonderzoek’, zoals bij een rocknummer het publiek juist begint te applaudisseren als het het einde van een song herkent doordat de hele band in de finale op chaos aanstuurt.

Vervolgens hangt Moore zijn elektrische gitaar om — die met die sticker. Daarmee is het gemakkelijker om een amorfe massa geluid op te roepen. Geluid dat hij vervolgens samen met John Moloney te lijf gaat zoals een beeldhouwer een enorm blok basalt. En zoals Alex Ross in feite ook in zijn boek benadrukt, op het moment dat de beitel op het steen gezet wordt, wordt de chaos tot muziek.

Wie regelmatig noiseconcerten bezoekt, merkt dat Moore precies weet wat hij doet. Hij herkent de plekken waar het geluid zich laat ‘splitsen’, buigen, ballen of uitsmeren en zet er op die momenten even — korter of langer — zijn stempel op. Als onmiskenbaar menselijke inscripties op een verder woeste en ongerepte rotswand van chaotische noise. Na pakweg een half uur houdt het duo het voor gezien. Het statement is gemaakt. De liefde voor de chaos betuigd.

Noten:
1. Ross, Alex. The Rest is Noise. New York: Picador, 2007
2. Warburton, Dan. “Nate Wooley; Breaking the Silence”. The Wire 338 (april 2012): p 22

Gezien in Worm , Rotterdam Vr 23 maart 2012.

Website Sonic Youth
Website Nate Wooley

Originally published at frnkfrt.net on March 24, 2012.

--

--

peter bruyn
FRNKFRT

Beheers jezelf - beheers de media - wees vrij.