peter bruyn
FRNKFRT
Published in
6 min readFeb 28, 2007

--

Josephine Foster — ‘A Wolf in Sheep’s Clothing/Ein Wolf im Schafspelz’

Is het derde album van de Amerikaanse Josephine Foster gewoon over het hoofd gezien, of is de inhoud van dit schijfje zo opmerkelijk dat noch de popjournalisten noch de klassieke muziek recensenten er hun vingers aan willen branden? In ieder geval is de cd die in april 2006 verscheen en waarop Foster als ‘freefolk’-zangeres liederen van ondermeer Schumann en Schubert vertolkt, in de Nederlandse media niet of nauwelijks besproken. Een gemis, want ‘A Wolf in Sheep’s Clothing/Ein Wolf im Schafspelz’ is een opmerkelijk album. Zeker geen ‘gimmick’, maar ronduit baanbrekend.

Josephine Foster is onder ingevoerde popliefhebbers bekend als een Amerikaanse onbespoten folkzangeres, die grofweg hetzelfde muzikale tuintje harkt als Joanna Newsom, Larkin Grimm en Marissa Nadler. Jugendstil-prinsesje met gitaar in oma-jurk en liedjes die een sfeer van ver voor de i-pod ademen. Zo zong Foster de afgelopen jaren al twee redelijk ontvangen albums vol met zelfgeschreven songs. Op haar nieuwe cd kiest de zangeres echter voor bestaand repertoire en nota bene liederen die aansluiten bij haar klassieke zang-opleiding.
Er zijn de afgelopen decennia al talloze pogingen gedaan om ‘pop’ en ‘klassiek’ aan elkaar te koppelen en het overgrote merendeel daarvan levert alleen maar flauwekul op — minder nog dan een fascinerende bastaard. Joe Cocker met violen op de Night of the Proms in Ahoy’? Een kamerorkestje dat The Beatles in ‘barokstijl’ speelt? Met klassieke muziek heeft het allemaal niks te maken. Anne Sofie von Otter die Abba zingt? Dat is toch bijna zoiets als Peter Sellers die in de jaren zetig in Shakespeariaanse stijl ‘A hard Day’s Night’ declameerde. En omgekeerd, toen Jan Rot in 2003 Nederlandse Schubert-vertalingen ging zingen, werd dat automatisch een soort kleinkunst.

Met Fosters ‘A Wolf in Sheep’s Clothing/Ein Wolf im Schafspelz’ is iets fundamenteel anders aan de hand. Om te beginnen houdt de Amerikaanse zich als zangeres aan de authentieke, klassieke partituur en zingt ze alle liederen ook in het Duits. Al is dat Duits dan niet accentvrij. Daarnaast is Jospehine Foster een kristalheldere sopraan, die er in slaagt om zonder de piepende kopstem te zingen die in de academische vocale muziek nog zo vaak gemeengoed is, maar in feite allang achterhaald. In voorgaande eeuwen, toen er nog geen geluidsversterking was, gold die zangtechniek als het middel om de uiterste hoeken van de concertzaal te bereiken. Dat is niet meer nodig en goedbeschouwd gewoon irritant.
Maar het opmerkelijkste wat Foster doet, is dat ze de liederen — die gewoonlijk altijd met pianobegeleiding worden gezongen — nu gearrangeerd heeft voor een bezetting met akoestische en elektrische gitaar.
Dat is niet alleen maar een ‘vormkwestie’, want vorm en inhoud zijn hier onverbrekelijk verbonden. Noem het maar een gevolg van conditionering. Wij westerlingen zijn bij voorbaat geneigd om klassieke muziek te associëren met viool of piano, jazz met de saxofoon en pop en rockmuziek met gitaren — vooral elektrische gitaren. (Niet voor niets delen mensen Candy Dulfer automatisch bij de ‘jazz’ in, terwijl ze gewoon popliedjes speelt.)
Juist omdat Josephine Foster hier de liederen van Schubert, Schumann en anderen zo authentiek ‘klassiek’ zingt, is het effect van het wisselen van begeleidingsinstrument hier des te opmerkelijker. Daardoor krijgt ‘A Wolf in Sheep’s Clothing/Ein Wolf im Schafspelz’ iets van een eigenzinnige folkplaat met Björk-achtige songs.
De zangeres gaat echter verder dan het piano-arrangement naar de gitaar transporteren. Zelf speelt ze in de meeste liederen de begeleidende partijen sober op een akoestische gitaar. Maar haar vaste gitarist Brian Goodman krijgt een soort ‘vrije rol’ op de elektrische gitaar. En die kans grijpt hij met beide handen, doch tegelijk subtiel gedoseerd aan. Met soms ronduit psychedelische partijen kleurt hij de liederen uiterst opmerkelijk in. Het heeft hetzelfde vervreemdende effect als de gitaarpartijen van Derek Bailey op het ‘Blemish’-album van David Sylvian. Het is een extra dimensie die ik van geen enkele traditionele opname van dit repertoire ken en die de liederen direct in de éénentwintigste eeuw plaatst en laat aansluiten bij de hele freefolk-stroming van Devandra Banhart en diens omvattende periferie.

Franz Schubert

En tenslotte is er dan nog de repertoirekeuze en de wijze waarop die over het album is verdeeld. Foster opent met twee Schubert-liederen — ‘An die Musik’ en ‘Der König in Thule’. Franz Schubert was de pionier van de romantische liedkunst. De aartsvader. De B.B. King, Hendrix of Miles van het genre. Hij schreef in zijn korte, niet al te gelukkige leven zo’n zeshonderd liederen en de klasse van zijn melodieën is door geen tijdgenoot — en eigenlijk ook door geen navolger — geëvenaard. Wat dat betreft kan hij Bach de hand schudden. Door met twee stukken van deze gootste der liederenschrijvers te openen, begint Foster haar album gelijk heel sterk. En trouwens ook toegankelijk. Vervolgens zingt zij ‘Verschwiegene Liebe’ van de wat rationeler componerende Hugo Wolf- al is hij hier wel op zijn meest romantisch en legt vooral gitarist Goodman iets mysterieus in het lied.
Het daaropvolgende ‘Die Schwestern’ van Johannes Brahms wordt tweestemmig gezongen en krijgt door de akoestische slidegitaarpartij iets van een volksliedje. Dan is het tijd voor die andere grote liedcomponist, Robert Schumann. Beide liederen hier — ‘Wehmut’ en ‘Auf einer Burg’ — zijn afkomstig uit diens Liederkreis II op gedichten van Von Eichendorff uit 1840, het jaar dat hij zijn grote liefde Clara Wieck trouwde. Het eerste stuk lijkt nog een ‘opwarmertje’, al is de subtiele mondharmonicapartij die in de achtergrond verwerkt is heel bijzonder. In ‘Auf einer Burg’ gaan echter alle remmen los. De doorsnee sopraan of baritom werkt zich in een minuut of drie door de zestien versregels van Joseph von Eichendorff heen. Josephine Foster trekt echter bijna twaalf minuten voor het lied uit. Ze begint keurig en vrijwel a capella — op de achtergrond komt er vanaf het tweede couplet echter heel in de verte een donkere noise-wolk aan drijven. Die is aan het eind van het vierde couplet naderbij gekomen. En dan begint Josephine gewoon weer het eerste couplet te zingen. Nu tegen een steeds dreigender décor van industriële ‘drones’ en gitaarnoise. Denk aan Scott Walkers laatste album,’The Drift’. Dit is een Schumann die vervaarlijk onder de huid kruipt, die zijn nagels over het schoolbord laat gaan terwijl Clara met haar vork de emaille borden bekrast.
En precies als de spanning te groot en de uitdaging te brutaal dreigt te worden, stapt Josephine zonder pauze weer over op Schubert en diens ‘Nähe des Geliebten’. Wederom zo’n melodieus juweeltje met akoestische gitaarbegeleiding dat in deze context gewoon klinkt als Joan Baez op Wereldvrouwendag. Maar dan ook voor mannen uiterst genietbaar.

‘A Wolf in Sheep’s Clothing/Ein Wolf im Schafspelz’ is meer dan een ‘novelty-record’. Véél meer. Josephine Foster slaagt er in om klassieke liederen uit het romantische tijdvak naar het idioom van de eenentwintigste eeuwse rock- en folk-avantgarde te verplaatsen zonder voor de hand liggende ‘popconsessies’ te doen. Klassieke muziek opnieuw verpakt waarbij niets van de inhoud gemorst wordt.

Peter Bruyn

Josephine Foster — ‘A Wolf in Sheep’s Clothing/Ein Wolf im Schafspelz’ (Locust/Konkurrent)

Originally published at frnkfrt.net on February 28, 2007.

--

--

peter bruyn
FRNKFRT

Beheers jezelf - beheers de media - wees vrij.