Mudhoney jubileert: Een kwart eeuw misselijk
Een zilveren jubileum. Mudhoney vierde in de oude Melkwegzaal dat de groep een kwart eeuw geleden in Seattle ontstond — in een tijd dat het woord ‘grunge’ nog allesbehalve gemeengoed was. De jonge Kurt Cobain ontpopte zich als één van hun grootste fans. Anno 2013 slaagt de groep er in een ‘moshpit’ te creëren van fans die nog niet eens geboren waren toen de band ontstond. Om hen heen een grotere kring van veertigers en vijftigers die glimlachend toekijken. Iedereen lijkt op hetzelfde moment te wachten. Iedereen lijkt misselijk en wil aangeraakt worden. ‘Touch me I’m sick’!
De nacht voor het Mudhoney-concert bekeek ik op Uitzending Gemist de Eagles-documentaire ‘To the Limit’ en kreeg meteen weer zin om de vaak verguisde Eagles-LP ‘the Long Run’ te gaan luisteren die ik destijds, in 1979, op de dag van verschijnen had gekocht. Ik deelde mijn enthousiasme op Twitter en Leo Blokhuis reageerde verbaasd. Dat ik van de Eagles hield. Waren die niet veel te commercieel voor mijn smaak?
Dat zette mij aan het denken: Ik had de Eagles in de jaren zeventig oprecht gekoesterd. Terwijl ik liefhebber was van The Byrds, Dillard & Clark, Burrito Brothers, Countrty Gazette en Poco, welteverstaan. Maar de Eagles gaven hun eigen draai aan die muziek. Als eersten in hun soort. Iets dergelijks hoorde ik tien jaar later bij Green on Red en nog weer later bij The Jayhawks. Maar bij Counting Crows en Mumford & Sons weer helemaal niet.
Het moet iets te maken hebben met het wiel opnieuw uitvinden en dat hartstochtelijk en overtuigend genoeg doen. Zo kom ik weer bij Mudhoney, dat een kwart eeuw geleden deed wat bijvoorbeeld MC5 en Stooges al een kleine twee decennia eerder hadden gedaan. En vandaag de dag doet een groep als Traumahelikopter dat weer. Stuk voor stuk overtuigen ze. Er zijn verschillen, in kwaliteit en attitude. Zondermeer. Maar bij geen van de groepen heb ik het ‘gaperige’ gevoel: Dit weet ik nu wel.
Dat heeft met dat wiel te maken. Dat wiel dat ook ter sprake kwam toen
Haarlems Dagblad 26 april 1989. Foto: Lex van Rossen
ik vierentwintig jaar geleden — april 1989 — Mudhoney interviewde bij hun eerste Nederlandse tour. (1) Het was zo’n typisch clubje blanke Amerikaanse middeklasse-twintigers voor het eerst in Amsterdam: Recalcitrant, bijdehand en vooral intuïtief reagerend op vragen over hum muziek. Wat The Tubes halverwege de jaren zeventig al ‘white punks on dope’ hadden genoemd.
Zittend op de brandtrap naast Paradiso, had ik het met de band over dat telkens opnieuw uitgevonden, drassig voortrollende punkwiel bij The Sonics, Dinosaur Jr., Neil Young en wie al niet meer. ,,Aha, Neil Young!’’ reageerde gitarist Steve Turner. ,,Die was al punk voordat er zoiets als punk bestond. Een hippie-punk. De meest laid-back punk die je je maar kunt voorstellen. Luister maar eens naar ‘Zuma’. Zijn gitaarspel is daar zo hard, zo smerig en met zoveel feedback. Zo ongeveer als bij ons, eigenlijk…’’
Mudhoney was al grunge voordat er zoiets als grunge bestond. De term ‘grunge’ als muziekgenre wordt algemeen geassocieerd met de rockscene van het Amerikaanse Seattle rond 1990 met Nirvana als exponent. Maar Nirvana’s Kurt Cobain spiegelde zich aan Mudhoney en The Melvins — een band die ook weer nauwe connecties met Mudhoney had. Er zijn overigens bronnen die Mudhoney-zanger Mark Arm aanwijzen als eerste die het woord ‘grunge’ in relatie tot de Seattlerock gebruikte (2), maar dat terzijde.
Zonder Mudhoney geen Nirvana, daar zijn veel rockliefhebbers het wel over eens. Cobain werd idool en rolemodel van zijn generatie en sloeg de hand aan zichzelf, een paar maanden voordat Nirvana in Ahoy’ zou spelen. Pearl Jam en Soundgarden bleven in het zadel — hoewel laatstgenoemde soms met moeite — en behoren inmiddels ook tot her rocksauriërs-segment. Pearl Jam trok reeds een paar avonden de nieuwe ZiggoDome vol en Soundgarden staat dit najaar in de HMH.
En Mudhoney speelde in 1989, nog voordat het debuutalbum verscheen, maar met de inmiddels legendarische EP ‘Superfuzz Bigmuff’ reeds op zak, in Paradiso. In de jaren daarna stonden ze daar vaker en nu, bij het zilveren jubileum, geen HMH, Ziggo of zelfs maar de grote Paradisozaal voor de band die altijd het dichtst de kern van de grunge benaderde,
superfuzz bigmuff ep
maar gewoon de oude Melkwegzaal. Toen ik bij een interview in 1995 Mark Arm vroeg hoe het was om commercieel links en rechts door zijn artistieke navolgers voorbij geschoten te worden, reageerde hij nuchter: ,,Dat is een kwestie van charisma. Iemand als Bob Dylan heeft het. Kurt Cobain had het. En ik heb het niet. Zo simpel is dat.’’
En dus is Mudhoney altijd gewoon doorgegaan met muziek maken. Onlangs verscheen hun negende album in vijfentwintig jaar, ‘Vanishing Point’. In kwantitatieve zin geen gigantische productie, maar waarschijnlijk beseffen de mannen zelf ook drommels goed dat ze in 1988 met de debuutsingle ‘Touch me I’m sick’ en de zes tracks tellende EP ‘Superfuzz Bigmuff’ de grondwet van de grunge in de stenen tafels van de Seattle-rock hebben gebeiteld, waarna er eigenlijk alleen nog maar voetnoten en nuances kunnen volgen.
Vanishing Point
Op ‘Vanishing Point’ laat Mudhoney vooral horen dat ze dat oorspronkelijke geluid nog altijd kunnen reproduceren: Gewoon terug naar de basis. Kale punkrock, alsof het 1988 is. Weer dat wiel uitvinden en er een flinke zwengel aan geven. Zoals MC5 dat ooit deed. En The Stooges. Een plaat die in feite een uitnodiging is om naar hun concert te komen, want daar gebeurt het natuurlijk echt.
En het gebeurde woensdagavond in De Melkweg. Mark Arm, inmiddels ook de vijftig gepasseerd en dus niet eens zo verschrikkelijk veel jonger dan Iggy Pop, zweepte de fans op. Het gespeelde repertoire is veelzeggend: Acht songs van het nieuwe album en tien uit de beginjaren. Uit de twee decennia daartussen vrijwel niets. De opbouw van het publiek is al vrijwel net zo tekenend: Tientallen twintigers vooraan die al snel een kolkende moshpit vormen. Zelfs een handvol fans die amper vijftien of zestien lijken — met Foo Fighters T-shirt. En ook zij herkennen ‘Touch me I’m Sick’ reeds bij het eerste aangeslagen akkoord en reageren euforisch. Daar omheen een brede cirkel glimlachende veertigers en vijftigers.
Er is zondermeer een verschil in concertbeleving — onvermijdelijk. Je ziet het aan de gezichtsuitdrukking van Arm als hij de vroegste teksten zingt. Maar even goed hoor je het aan de ironie in de teksten op ‘Vanishing Point’. ‘’scuse me, when I fill my shopping kart’, zingt hij in ‘I don’t remember you’ met een moddervette knipoog naar Jimi Hendrix.
De mannen van Mudhoney hebben privé ook hun ruige tijden gekend, zoveel wordt uit de biografieën wel duidelijk. Maar ze zijn er niet aan onderdoor gegaan en ogen anno 2013 topfit.
Wat onvermijdelijk verdwenen is, is de naïviteit van de beginjaren. De naïviteit waarmee ooit de walging van de adolescentenjaren op het eerste vinylsingletje werd gekwakt: ‘I won’t live long, and I’m full of rot. Gonna give you — girl — everything I got’ Die naïviteit is natuurlijk ook verdwenen bij de leeftijdsgenoten in het publiek — de fans van weleer. En band en fans weten dat drommels goed van elkaar. Dat is het pact dat hen bindt.
Des te interessanter is hoe de tieners en twintigers in de moshpit die songs ondergaan. Zoals de veertigers dat twintig jaar geleden deden of is er bij hen van naïviteit sowieso geen sprake meer? Is rock’n’ roll voor hen wellicht een oud, eeuwig doorrollend wiel dat er is en nooit meer uitgevonden hoeft te worden? Raak mij aan. Ik ben misselijk. Forever!
Peter Bruyn
Mudhoney in De Melkweg, Amsterdam: wo 22 mei 2013–05–23
Noten:
1 — Haarlems Dagblad woensdag 26 april 1989. Mudhoney zou twee dagen later in Het Patronaat spelen.
2 — Op de Wikipediapagina over ‘grunge’ wordt Mark Arm met referenties genoemd als eerste die de term gebruikte.
Originally published at frnkfrt.net.