Jon Rose en Alvin Curran spelen, terwijl de Frankfurter Schule denkt

Musiceren in Café Afgrond

peter bruyn
FRNKFRT
Published in
6 min readJan 8, 2020

--

Bij leven en welzijn zal hij het nooit hebben bevroed, de Hongaarse filosoof Georg Lukács. Hij zou raar opgekeken hebben als begin jaren zestig tegen hem gezegd zou zijn, dat een metafoor die hij in 1962 verzon voor het kritische denkinstituut de Frankfurter Schule — toen hij een nieuw voorwoord schreef voor een heruitgave van zijn toen reeds bijna een halve eeuw oude studie ‘Die Theorie des Romans’ — in de eenentwintigste eeuw niet alleen gebruikt zou worden als titel voor een biografisch boek over de linkse denktank uit Frankfurt, maar dat twee even excentrieke als virtuoze musici het ook nog op speelse wijze verbogen voor een albumtitel. De metafoor: Grand Hotel Abyss. Het album: ‘Café Grand Abyss’ (1) van Jon Rose en Alvin Curran.

Maar laat ik het vooral eerst eens over de muziek hebben. En over de muzikanten. Jon Rose is een van oorsprong Australische violist, componist en multimediakunstenaar. Achtenzestig inmiddels en internationaal actief sinds de late jaren zeventig. Zelf leerde ik zijn muziek kennen door een LP die halverwege de jaren tachtig verscheen en waarop hij duo-improvisaties speelt met de Amerikaanse stemkunstenares Shelley Hirsh. (2) Sindsdien zag ik hem door de jaren heen talloze keren op allerlei podia en festivals.

Jon Rose

Vóór alles is Rose een artistiek vrijdenker. Dat heeft hij gemeen met Alvin Curran, de Amerikaanse componist, improvisator en geluidskunstenaar in de traditie van — kort door de bocht — John Cage. Hij is inmiddels de tachtig gepasseerd, woont al sinds jaar en dag in Rome, werd vooral bekend met het internationale improgezelschap Musica Elettronica Viva, maar werkte met Jan en alleman — van het excentrieke Californische popduo Matmos tot de niet minder excentrieke Nederlandse mediatovenaar Willem de Ridder. En ik koester al ruim tien jaar een cd waarop pianist Kees Wieringa Currans lange minimalstuk ‘For Cornelius’ uitvoert.(3)

Ze werkten in het verleden al regelmatig samen Rose en Curran. Maar beiden zijn veel op tournee en slechts sporadisch kruisen hun wegen elkaar. En omdat ze een ‘click’ hebben, namen ze twee van die momenten, in 2016 in Rome en in 2018 in Sydney, te baat om samen te improviseren. Dat leverde de zes stukken op van ‘Café Grand Abyss’. Curran aan de piano en stoeiend met een sampler. En in één stuk blaast hij een ramshoorn. Rose speelt uiteraard viool — maar weet soms klanken uit te halen waar een doorsnee violist in de meest psychedelische toestand nog geen voorstelling van kan maken. In één stuk strijkt hij echter een met snaren bespannen afvoerpijp en in de finale komt er nog even een zingende zag aan te pas.

De instrumenten die ze gebruiken zijn bij deze musici echter minder belangrijk dan de mentaliteit en de muzikaliteit. Volstrekt onbevangen bouwen ze al improviserend met klanken. Ze stoeien, ravotten, lijken achter elkaar aan te zitten. Ze dagen uit. Soms hoor je stemmen waarvan je niet weet of ze uit de sampler van Curran komen of dat de twee mannen al strijkend en piano spelend wat naar elkaar roepen of zingen.

Het langste van de zes stukken duurt ruim drieëntwintig minuten en heet ‘Benjamin dat the Border’. Wie iets weet over de Frankfurter Schule, begrijpt dat hier de joodse cultuurfilosoof Walter Benjamin bedoeld wordt, die in september 1940 zelfmoord pleegde toen zijn poging om de nazi’s te vluchten strandde in de Pyreneeën. Hier lijken Rose en Curran al improviserend weldegelijk een verhaal te willen vertellen. Een muzikale dialoog met daarin zelfs zoiets als een requiem verwerkt. Dat laatste kan natuurlijk verbeelding zijn. Maar is dat niet wat alle musici uiteindelijk willen: De verbeelding van de luisteraar activeren?

Uiteraard zijn het bij instrumentale muziekstukken altijd in eerste instantie de titels die de verbeelding prikkelen. Denk alleen maar aan Vivaldi’s ‘Vier Jaargetijden’. Stel je voor dat hij dat werk ‘Fromage’ had genoemd, met als onderdelen ‘Camenbert’, ‘Emmentaler’, ’Goudse’ en ‘Roquefort’ in plaats van ‘Lente’, ‘Zomer’, ‘Herfst’ en ‘Winter’. Zou je er dan anders naar luisteren? Je er iets anders bij verbeelden?

Alvin Curran

Enfin, wat Rose en Curran betreft blijft het niet bij de Walter Benjamin verwijzing. Het openingsstuk heet ‘Adorno’s Boiled Egg’ en dan is er ook nog ‘The Marcuse Problem’. Om nog maar te zwijgen van het voorlaatste stuk dat ‘Marx on Safari’ heet. De Frankfurter Schule beleed immers cultuurmarxisme in optima forma. Je kunt natuurlijk suggereren dat de twee musici in een aangeschoten bui wat melige titels hebben verzonnen — niet voor niets heet het afsluitende stukje ‘Tequila for Two’. Maar wie Rose en Curran een beetje kent, en weet heeft van hun reputatie als conceptuele kunstenaars, moet wel vermoeden dat hier meer aan de hand is.

Adorno en kornuiten waren minder somber en streng dan de karikaturale wijze waarop ze soms worden afgeschilderd. De absurdistische humor van Curran en Rose was de Frankfurters weliswaar vreemd, maar hun denken was weldegelijk net zo speels en vol nuance en subtiliteiten als de twee musici op dit album etaleren.

En daarmee zijn we weer terug bij het door Georg Lukács verzonnen Grand Hotel Abyss. Het imaginaire luxe-oord ‘Afgrond’, waar de Frankfurter denkers volgens de Hongaarse filosoof dag in dag uit de boze wereld analyseerden — het dreigende fascisme en het vervloekte kapitalisme — terwijl ze ver van het leven van alledag bleven en hun ivoren toren niet verlieten om hun analyse werkelijk in daden om te zetten.

Tegen dat laatste valt nog wel wat in te brengen. Dat de Frankfurters tallozen, vooral in de jaren zestig, hebben geïnspireerd tot directe actie maakt hen in feite deel van die actie. Zoals ook muziek méér kan zijn dan alleen maar verstrooiend geluid op de achtergrond, doordat het mensen kan inspireren om stappen te zetten die ze anders wellicht nooit gezet zouden hebben.

Ook Stuart Jeffries, de Engelse schrijver die een groepsbiografie schreef over de Frankfurter Schule (4), noemde die niet ‘Grand Hotel Abyss’ om de kritiek va Georg Lukács te onderschrijven, maar omdat het gewoon een prachtig beeld is. Zoiets als Elvis’ ‘Heartbreak Hotel’.

Zo kan de titel van het album van Rose en Curran geen toeval zijn, ook al staat er nergens een toelichtende verwijzing op de cd — alleen een tekstje waarin de twee musici elkaar als oude vrienden knuffelen. Terwijl de denkers in hun hotelkamers de maatschappij zitten te analyseren, zijn Rose en Curran in ‘Café Grand Abyss’ en spelen. Onbekommerd brutaal maar daarom niet minder urgent. En als de denkers elders het raam open hebben staan, kunnen ze het horen. Heel, héél misschien tikken ze wel mee, met hun vulpen op de rand van het tafelblad.

Peter Bruyn

Noten:

  1. Jon Rose & Alvin Curran — Café Grand Abyss (2019, ReR Megacorp) Beluister hier enkele fragmenten.
  2. Shelley Hirsh & Jon Rose — A Room with a View (1985, Hot)
  3. Kees Wieringa — A new Sound: Alvin Curran and Harry de Wit (2006, Do Records)
  4. Stuart Jeffries — Grand Hotel Abyss: The Lives of the Frankfurt School (2016, Verso Books)

Een interessante verhandeling over het concept van ‘Grand Hotel Abyss’ in relatie tot Georg Lukács, het boek van Stuart Jeffries en de Frankfurter Schule is te lezen op het blog ‘Understanding Society’ van de Amerikaanse filosoof Dan Little.

--

--

peter bruyn
FRNKFRT

Beheers jezelf - beheers de media - wees vrij.