‘Nick Cave speelt Hans Teeuwen die Nick Cave speelt’ — Berlijns Dagboek 10
Zou hij het geweten hebben, Nick Cave, dat op het moment dat hij zondagavond het podium op kwam bij het Berlijnse Greenville festival half Nederland aan de buis gekluisterd zat voor Zomergast Hans Teeuwen? Flauwekul natuurlijk, maar het was méér dan alleen Caves haardracht — alweer een tikkeltje korter dan voorheen — waardoor de associaties met de Hollandse cabaraetier opgeroepen werden. Het was bijna ‘Nick Cave speelt Hans Teeuwen die Nick Cave speelt.’
Maar Cave en zijn Bad Seeds zijn niet mijn hoofddoel bij dit bezoek aan Berlijn. Eigenlijk een aardige bijkomstigheid. De belangrijkste smoes om de Duitse hoofdstad weer eens op te zoeken is het optreden van Sophie Hunger, die een paar uur voor Cave speelt. De Zwitserse komt eind van het jaar naar ons land en een interview was snel geregeld. Ik sprak haar al eens eerder.
Hunger is geweldig. Vaak vergeleken met PJ Harvey of Björk, maar eigenlijk heeft ze artistiek meer van Wende. Ze zingt in verschillende talen — Engels, Duits, Frans en Zwitserduits — en haar muziek is primair Europees. Continentaal Europees. Net als bij Wende kan ook een concert van Sophie theatraal uitpakken. Maar het mooiste in de muziek van de nu dertigjarige Zwitserse songschrijfster is dat het alles vertegenwoordigt wat bijvoorbeeld ‘de beste singersongwriter van Nederland’ niet is. Hunger appelleert niet aan gemakkelijk te bespelen sentimenten, maar aan de intelligentie van de luisteraar. Een vrouw met wie je een boom opzet over Dostojewski of psychoanalyse.
Enfin, Sophie Hunger zong zondag dus op Greenville, het ´natuurvriendelijke´ rockfestival dat dit jaar voor de tweede keer plaatsvond even buiten Berlijn. En daar zit ‘m ook de kneep, want ‘even buiten Berlijn’ kun je ook lezen als ‘in the middle of nowhere’.
Maar goed, als ik de eerste trein vanuit Nederland nam, zou ik kwart over één in Berlijn arriveren, vóór tweeën mijn bagage op m’n hotelkamer — Meininger dit keer — droppen en dan had ik nog tweeëneenhalf uur om bij het festival te komen. Moest kunnen, volgens de website.
In theorie, ja. De praktijk was dat door de overstromingen in Duitsland een brug zodanig beschadigd was dat de trein een andere route moest nemen die een uur langer duurde. De praktijk bleek ook dat de Highspeedtrein daar bovenop in Nederland een zodanige vertraging opliep dat de geplande aankomsttijd uiteindelijk twee uur later zou zijn.
Maar er was een oplossing: Niet eerst naar m’n hotel gaan, maar met m’n tas uitsstappen in Berlijn Spandau. Vandaar de trein nemen naar het dorpje Brieselang, een vijftiental kilometers ten noordwesten, en daar de pendelbus nemen naar het festivalterrein. Dan kon ik het net halen, had ik in de wifirijke Starbucks op het station van Hannover reeds uitgezocht.
Vijf voor half vier stap ik bij de publieksingang van Greenville uit de penddelbus. Mooi. Alleen blijkt de persingang waar ik mij moet melden precies aan de achterkant. Drie kilometer. Lopen. En het is bloedheet. Met m’n weekendtas aan m’n schouder stap ik voort met links van mij het festivalterrein en rechts graanvelden. Na één kilometer hoor ik een bekende stem. Sophie Hunger is begonnen op het hoofdpodium. In twintig minuutjes leg ik de laatste twee kilometer af. Roxanne, de persmedewerkster van het festival met wie ik al mailcontact gehad had zit bij de VIP-entree en bekijkt me of ik van een andere planeet kom. Omdat ik dat stuk ben komen lopen — ieder andere journalist komt met de auto. Enfin, verder gaat alles soepel. Vipbandje ligt kaar. Snel naar het podium om het laatste half uur van het concert te zien. Sophie Hunger: Brutaal en met veel soul.
Na afloop bel ik haar manager. Of kwart over zeven OK is, vraagt hij. Prima. Perfect zelfs, want dan kan ik eerst Tocotronic nog
Tocotronic
zien, dat zo begint en tot zeven uur speelt. Tocotronic, de Duitse indieband waar ik in 1995 voor viel vanwegen die single met de prachttitel ‘Ich möchte Teil einer Jugendbewegung sein’ en waarvan ik onlangs in Keulen nog het in Nederland volstrekt genegeerde nieuwe dubbelalbum ‘Wie wir leben wollen’ kocht.
Wat gelijk opvalt als je na het concert van Hunger Tocotronic hoort, is hoezeer beiden zich in hun liedjes op de wereld om hen heen richten en niet versuffen in de ludduvuddu en volstrekt particuliere navelstaarderij die in de Nederpop zo vaak schering en inslag is. Bij zowel Hunger als bij Tocotronic komt tijdens het optreden — hoewel relativerend — het woord ‘Revolution’ voorbij. En beide maken echt rock en geen Duitstalige kleinkunst.
Het gesprek met Sophie daarna, in haar toerbus, is leuk. Maar dat moet iedereen zelf terzijnertijd maar in Haarlems Dagblad lezen. Manager Patrick ken ik nog — hij mij niet — van heel lang geleden, toen ik ooit de Zwitserse unddergroundband Young Gods interviewde, die hij ook onder zijn hoede had. ,,Twintig minuten, niet langer, want dan heeft Sophie een interview met de Duitse radio,’’ zegt Patrick. Het lijkt alsof hij drie minuten later alweer terug is om een streep onder het gesprek te zetten. Hunger moet er om lachen. ,,Zo is-ie altijd,’’ zegt ze. Gelukkig is de zangeres die Engelse en Duitse letteren studeerde in staat om snel en zorgvuldig haar mening onder woorden te brengen — en ze heeft ook een mening. ,,Pak nog een biertje uit de koelkast,’’ zegt ze bij het afscheid.
Dan is het nog twee uur wachter voordat Nick Cave & the Bad Seeds beginnen als headliner van de laatste dag van het festival. Gisteren was dat Wu-Tang Clan. Eergisteren de Bloodhound Gang. Met verder ondermeer Kaiser Chiefs, het in Duitsland zeer populaire Katzenjammer en onze eigen Death Letters toch beslist geen beroerd programma voor een festival met zo’n tienduizend bezoekers. Want veel groter dan bijvoorbeeld het oude Waterpop of Beeckesteinpop in Nederland oogt het allemaal niet.
Ik haal bij een voedselkraampje een vega-chili die opvallend veel lijkt op de Mexicaanse bonenschotels van Hak ik je ook bij de Nederlandse supermarkt vind en ga zitten eten aan een van de tafeltjes. Plaats genoeg. Nog een biertje. Een uurtje lezen op het gras. Backstage is weinig te doen — de artiesten lijken in hun tourbussen te blijven en dat geldt zeker voor Cave en zijn gezelschap.
Even over tienen komen ze dan toch het podium op. In pak, zoals altijd. Alleen dat van Cave zelf mag glimmen. En hij zingt goed, Nick. Goed en met grote gebaren in ‘Jubilee Street’. Als een Amerikaanse dominee; zo’n dominee die z’n gelovigen wil motiveren om veel, heel veel geld te storten. Een bekende aankondiging: ‘This is a song about a girl’: het aloude ‘From het ro Eternity’ Het wordt geweldig gespeeld. Cave daalt van het podium af, heet voorpodium op en leunt over het dranghek heen boven het publiek. En de fans vinden het prachtig. Nog een klassieker, ‘The Weeping Song’ — opgedragen aan Berlijner Blixa Bargeld. En nog een: ‘Tupelo’.
Cave ijsbeert over het podium, zwaait quasi-nonchalant zijn microfoon aan het snoer om zich heen, loopt keer op keer naar het publiek en vertoont in zijn mimiek opmerkelijk veel overeenkomsten met hans Teeuwen. Als hij de zoveelste klassieker — ‘Deanna’ — inzet, dreigt de hele performance zelfs een beetje richting parodie te kruipen.
De band laat geen steek vallen en het geluid is geweldig. Maar in tegenstelling tot de talloze concerten van Cave en daarvoor van Ther Birthday Party die ik in de jaren tachtig bezocht — en trouwens ook in tegenstelling tot de Grindermanconcerten van ankele jaren geleden — lijkt Nick nu voortdurend te willen onderstrepen dat hij een theaterstukje opvoert. Wel een opwindend en goed gespeeld theaterstuk overigens. Maar pas in een recent nummer als ‘Mermaid’ met eeen agressieve solo van Warren Ellis hoor ik iets wat je als inspiratie zou kunnen benoemen.
Toch is het voor een fan van het eerste uur zoals ik wel mooi. En dat het merendeel van de nummers oud zijn werkt op een festival prima. Na ruim een uur besluit ik de pendelbus weer op te zoeken, om de hoofdstroom van bezoekers een beetje voor te blijven. En ik sjouw nog steeds met m’n reistas.
Het is tegen twaalven als ik weer goed en wel onderweg ben richting Berlijn centrum. Dat betekent dat ik m’n Ubahn mis. Nachttram. Een stuk lopen. Regen. En even over tweeën inchecken. Gelukkig is dit Berlijn en zijn de kroegen dan ook op zondag nog open. Nou ja, de meeste, want de barman van m’n favoriete Musicbar Yesterday vooit net de theedoek over de taps als ik binnenloop. Maar m’n op één na favoriete kroeg, 8mm, waar ze geen tap hebben, alleen flessen bier, zit tweehonderd meter verderop.
Ik bestel een Becks. Op het filmdoek dat een hele wand vult, beelden uit oude Elvis-films. De DJ draait eerst Bill Callahan, vervolgens Nico’s ‘These days’, daarna iets van Big Star en dan komt ook Captain Beefheart nog eens voorbij. Een tweede Becks dan maar. Ik weet dat het goed is. Ik ben weer thuis.
Peter Bruyn
Lees ook de eerder verschenen Berlijnse Dagboeken:
— “Het experiment is hier de mainstream” — Berlijns dagboek
— De Neubauten-bedevaart: Oudere mannen en hun nostalgie — Berlijns Dagboek 2
— Zweten in de Raster-Noton sauna — Berlijns Dagboek 3
— Microtonaal in de koeienstal — Berlijns Dagboek 4
— Bier met Blixa (hij betaalt) — Berlijns Dagboek 5 (slot)
— Neubauten Karaoke — Berlijns Dagboek 6
— Adidas, Bild en travestie — Berlijns Dagboek 7
— Camera macht alles wieder Neu! — Berlijns Dagboek 8
— SO36 van Kippenberger tot Stiff Little Nu — Berlijns Dagboek 9
Originally published at frnkfrt.net on July 30, 2013.