peter bruyn
FRNKFRT
Published in
8 min readSep 10, 2016

--

Ontregelaars in ontwikkeling: het ICP Orchestra is nog niet klaar

Tik. Tik. Tik. Terwijl de andere musici hun plaatsen innemen staat Misha Mengelberg naast de vleugel en tikt met zijn wandelstok op de vloer van het Bimhuis. Hoort dit erbij? Is het concert al begonnen? Als Misha Mengelberg zoiets doet dan kun je wis en waarachtig wel aannemen dat het concert daarmee ook begonnen is.

Het ICP Orchestra opende afgelopen vrijdag het concertseizoen bij het Amsterdamse Bimhuis. In de onregelmatig verschijnende nieuwsbrief die de ICP recent rondstuurde, werd verheugd meegedeeld dat de verlangde subsidie wederom is toegekend door het Fonds voor de Podiumkunsten. Tegelijk leek die opmerking voor de oplettende lezer ook met enige gêne omkleed. De musici zijn zich er terdege van bewust dat talloze collega’s die evenzeer aan de weg timmeren dit jaar bij het verdelen van de subsidiegelden mis hebben gegrepen. Misschien hebben de ICP-muzikanten zich binnenkamers ook wel afgevraagd waar zij het aan verdiend hebben dat zij in tegenstelling tot tal van anderen niet buiten de boot gevallen zijn.
Wie het oor de afgelopen weken in jazzkringen te luister legde, hoorde her en der ook wel wat afgunst: Waarom die oude ICP-mannen, die al zoveel jaar in de watten gelegd zijn? Waarom zij wel en …(vul maar een naam van een aanstormend talent in)… niet?
Een dergelijke houding bleef overigens niet beperkt tot de jazz, toen onlangs bekend werd wie er wel mochten mee eten uit de ruif van het Fonds voor de Podiumkunsten en wie niet. Ook De Kift reageerde verheugd dat het Fonds hen als een van de weinigen in de popmuziek bedeeld had. Maar bij hen was er eveneens enige terughoudendheid in het enthousiasme te bespeuren als gevolg van de klappen die de sector als geheel waren toegediend. En natuurlijk was er via de sociale media het nodige gesputter merkbaar; vooral van fans van gepasseerde Nederpopmuzikanten. Waarom kregen die toch ondertussen wel gesettelde Nederpoppers uit de Zaanstreek wederom subsidie en zoveel jongeren niet?
Een vergelijkbare, bijna verontschuldigende toon overheerst de meest recente nieuwsbrief van het Asko | Schönberg Ensemble, dat ook verheugd is dat het subsidie kreeg, maar daar onmiddellijk aan toe voegt dat hun totale budget toch behoorlijk gedaald is en het betreurt dat de hedendaagse klassieke muziek als geheel zulke zware klappen heeft gekregen.
Zover is het dus inmiddels in Nederland. Zo nadrukkelijk heeft het VVD/PVV-denken zich in de collectieve geest genesteld, dat kunstenaars die subsidie krijgen — omdat beschaving en ontwikkeling nu eenmaal geld kost — zich daar al voor gaan verexcuseren.

Terug naar het Bimhuis. Misha Mengelberg is ondertussen op zijn pianokruk gaan zitten; zevenenzeventig inmiddels. Breekbaar. Hij heeft zijn onafscheidelijke pet afgezet, kijkt even naar het klavier en slaat dan bijna achteloos een paar toetsen aan. En dan nog een paar. Een motiefje. Even stilte en dan wordt het motiefje herhaald.

Cellist Tristan Honsinger en bassist Ernst Glerum leggen ondertussen heel zacht een ritmisch bodempje. Trompettist Thomas Heberer is op een lege stoel op de eerste rij gaan zitten en blaast een paar noten die Mengelbergs motief precies aanvullen. Dan doet trombonist Wolter Wierbos, achter op het podium, precies hetzelfde. Een paar stevige klappen van Han Bennink — zeventig inmiddels — op het slagwerk, gevolgd door een groove die feilloos op z’n plek valt. Tenslotte mengen ook de rietblazers zich in het stuk en vrijwel ongemerkt is de improvisatie een compositie geworden.
Dan gaat het naadloos over in een herkenbaar mopje oude swing. Klassieke oude swing: Ellingtons ‘East St Louis Toodle-Oo’. Een van de allereerste echte hits van de Duke, halverwege de jaren twintig. Mengelberg blijft onverstoorbaar door de door de blazers gespeelde melodielijn heen pingelen. Zonder partituur. Een paar noten maar. Het zijn echter precies die noten die het ICP Orchestra van een ander jazzorkest onderscheiden. Nou ja, niet alleen die noten; maar toch…

Het ICP als collectief, de Instant Composers Pool, dateert van eind jaren zestig en was een initiatief van Mengelberg, Bennink en saxofonist Willem Breuker. Oorspronkelijk is het vooral een concept van waaruit gemusiceerd wordt. En een platenlabel. Een etiket voor een attitude. Maar Breuker kon slecht opschieten met de hyper-anarchistische en in zijn ogen aartsluie Mengelberg en verliet het collectief in de vroege jaren zeventig.
Het ICP Orchestra ontstond pas rond 1980, lange tijd in wisselende bezettingen. Een jaar of tien later, met de albums ‘Bospaadje Konijnehol I’ (1990) en ‘II’ (1991) begon het orkest z’n definitieve vorm te krijgen. En sinds halverwege de jaren negentig wordt er in de bezetting gespeeld die ook vandaag de dag nog op de podia staat. En juist in die vaste samenstelling heeft de groep de afgelopen zeventien jaar een immense progressie doorgemaakt.
Het ICP Orchestra improviseert. Natuurlijk, dat kunnen ze. Dat is de bron; daarmee begon het ooit. Maar tegelijk is het Orchestra niet synoniem met improvisatie. Het orkest heeft van begin af aan ook altijd repertoire gespeeld en geïnterpreteerd. Onder aanvoering van Mengelberg was en is dat vooral werk van pianisten: Ellington, Monk, Herbie Nichols. Maar dan uit gevoerd op een volstrekt eigen wijze.
Wat het ICP Orchestra het meest van andere orkesten onderscheidt is het ‘ontregelen’, dat de basis lijkt van de ICP houding. Bennink doet het veel aan het begin en in de finale van stukken. Mengelberg doet het voortdurend.
En dan zijn er het theatrale en het relativerende. De beide oprichters van het orkest hebben dat in iedere vezel van hun lichaam. Cellist Honsinger eveneens. Violiste Mary Oliver, rietblazers Ab Baars en Tobias Delius en trombonist Wolter Wierbos kunnen er in mee, als het moet. Maar bij altsaxofonist Michael Moore, trompettist Heberer en bassist Ernst Glerum ontbreekt dat theatrale echter helemaal. Hun kracht is dat ze gewoon erg goed musiceren en ook een sterke eigen stijl hebben. Vooralsnog blijft de groep daarmee in balans — een circus met alleen maar clowns is ook niet alles.

Tristan Honsinger

De combinatie van impro en repertoire, gekoppeld aan relativerende ontregeling en theater is wat het ICP Orchestra van begin af aan reeds onderscheidt en wereldberoemd heeft gemaakt; al is uitgerekend die relativering voor sommige muziekliefhebbers ook weer onverteerbaar.
Maar er is het afgelopen decennium nog een karakteristiek aspect bijgekomen. Juist omdat er al zo lang in een vaste bezetting wordt gespeeld en ieder van de musici het grootste deel van de tijd buiten het orkest actief is en zich ontwikkelt, is de groep ook een verzamelplaats geworden voor sterke muzikale karakters die elkaar door en door kennen. En nu ondertussen bijna iedereen binnen het orkest ook voor het ensemble componeert en arrangeert, klinken al die individuele karakters in het recente werk van het ICP Orchestra door, terwijl het geheel toch dat kenmerkende ICP-geluid behoudt.

Dat blijkt in het Bimhuis, waar korte improvisaties van drie of vier musici uit het orkest vlekkeloos overgaan in meer uitgeschreven stukken. Je hoort ‘typisch Ab Baars’, ‘typisch Tobias Delius’, ‘typisch Tristan Honsinger’, maar uiteindelijk toch vooral ‘typisch ICP’. Als Guus Janssen halverwege de eerste helft het podium op komt om als gastpianist mee te spelen op het door hem zelf in de jaren tachtig voor het Maarten Altena Octet geschreven stuk ‘Rondo’, weigert Mengelberg pesterig om plaats te maken aan de vleugel. Janssen, die steeds vaker bij concerten van het ICP Orchestra aanwezig is om zo nodig de toch wel met zijn gezondheid kwakkelende Mengelberg te kunnen vervangen, weet wat voor vlees hij in de kuip heeft en dat protesteren zinloos is. Zonder een spier te vertrekken plaatst hij een tweede pianokruk naast die van Misha en zegt dat er tot een
‘quatre mains’ is besloten. Dat betekent dat Janssen de uitgeschreven pianopartij van ‘Rondo’ speelt en Mengelberg ‘ontregelt’. Maar dat laatste doet hij — met een minimum aan noten — zo ongelofelijk goed, dat je je nauwelijks kunt voorstellen dat de partij van Misha niet op papier staat. Maar dat staat-ie echt niet. Mengelberg musiceert alweer vele jaren ‘partituurloos’.
Er volgen nog wat korte improvisaties. Tristan Honsingers ‘klassieker’ ‘Broken World’. Plus een diep in de Zuid-Afrikaanse traditie geworteld stuk van Sean Bergin dat bijna symbiotisch gemengd wordt met een Count Basie compositie. Saxofonist Sean Bergin, die sinds halverwege de jaren zeventig in Amsterdam woonde en met vrijwel iedereen uit het ICP Orchestra gewerkt heeft, is eerder deze dag na een lange ziekte overleden. Aan hem wordt het concert opgedragen.

Na de pauze kondigt Mary Oliver aan dat Misha Mengelberg vertrokken is. Hij vond het zo wel mooi geweest. Morgen is er nog een concert en dan is hij weer van de partij. Guus Janssen neemt dus zijn plaats in. En hij speelt geweldig, zoals het hele orkest weer geweldig speelt. Naast wederom een handvol improvisaties ook stukken van Baars, Mengelberg en Monk.
Toch ontbreekt er nu iets. En dat blijkt iets wezenlijks. Precies dat ietsepietsje dat geen enkel ander jazzorkest heeft. Die paar plagerig klinkende pianonootjes van Mengelberg. Of misschien zijn het nog niet eens de noten en is het slechts die kromme, over het klavier gebogen gestalte op de pianokruk.
Hoewel, waarschijnlijk zijn het toch die paar nootjes die niemand anders zo zou — en zo zou kunnen — spelen en die je als luisteraar zo fraai in verwarring kunnen brengen: Meent-ie dat nou? Maar waarom zou hij het niet menen?
Na al die jaren lijken bij het ICP Orchestra alle muren tussen impro en uitgeschreven stukken verdwenen. Humor wordt serieus genomen en serieuze stukken gerelativeerd. Het orkest is een verzameling individuen, muzikale karakters, die vlijmscherp in ensemble kunnen spelen zonder hun individualiteit te verliezen. Het ICP Orkest maakt totaalmuziek en precies dat is het waarmee de groep internationaal furore maakt.
Maar dat wil nog niet zeggen dat je het ICP Orkest kunt exploiteren zoals een doorsnee popgroep geëxploiteerd wordt. Rond Bennink en Mengelberg bouw je geen Symphonica in Rosso avond zoals rond Doe Maar.

Bospaadje Konijnenhol (1990)

Natuurlijk zijn er tal van aanstormende muziektalenten die een financieel steuntje in de rug verdienen. Maar moet dat ten koste gaan van het ICP Orchestra, De Kift of Asko | Schönberg? Juist ICP bewijst hoe een groep in ontwikkeling blijft — de muziek van het orkest is nog steeds niet ‘af’. Het mooiste zou uiteraard zijn als naast een gerenommeerd orkest als het ICP ook nieuw talent gesteund kan worden. Een teken van beschaving en oog voor de toekomst ook.
Verwijten dat het geld nu naar arrivées gaat ten koste van jong talent zijn echter onzin. Niet alleen is de netto opbrengst aan prachtmuziek bij investering in het ICP Orchestra hoog. Ook blijkt het bestaan van het ICP — en de internationale reputatie ervan — weer een enorme impuls voor een nieuwe generatie musici die zich laten inspireren, of zich er juist tegen afzetten. (1)
Het Fonds voor de Podiumkunsten ondersteunt geen man die met een wandelstok op de vloer tikt, maar een vrije geest die bij aanvang van een avond eigenzinnige improvisaties en composities zijn publiek even in verwarring brengt en dus laat nadenken. Tik. Tik. Tik.

Gezien: ICP Orchestra. Vr 31 augustus 2012, Bimhuis, Amsterdam.

Noten:
1. Lees over de nieuwe generatie improvisatiemuzikanten in Nederland: Bruyn, Peter. “Geen dwergen op de schouders van reuzen”. Gonzo (circus) #110, juli — aug 2012

Website ICP Orchestra

Meer over ICP-musici op frnkfrt:
Waarom The Ex de belangrijkste rockband van Nederland is (en andere nationalistische feiten om trots op te zijn)
De ‘vermarketing’ van het jazz-etiket en het verlangen naar schorre knorren

Originally published at frnkfrt.net.

--

--

peter bruyn
FRNKFRT

Beheers jezelf - beheers de media - wees vrij.