Pop, niche en The National

peter bruyn
FRNKFRT
Published in
6 min readOct 26, 2017

Uitgerekend de dag dat The National in Amsterdam speelde raakte ik tot twee maal toe in gesprek met iemand die opmerkte dat popmuziek vandaag de dag niet meer de betekenis lijkt te hebben als toen ze jong waren. Beide gesprekspartners waren vijftigers en beiden hebben veel met muziek — ook professioneel.

Voor de goede orde: Géén van beiden beweerde dat er vroeger ‘betere’ muziek werd gemaakt, dat er nooit meer zo’n goede band was geweest of zou komen als The Beatles, of vergelijkbare obligate flauwekul. Nee, het ging over iets anders. Dat pop muziek tegenwoordig niet alleen meer ‘verstrooiend’, maar ook meer ‘verstrooid’ is dan voorheen.

Er is anno 2017 méér muziek dan nooit die het etiket ‘pop’ opgeplakt zou kunnen krijgen. Maar heel veel van die muzikanten en groepen zitten in een niche waar ze niet uitkomen. Ook al kan die niche heel erg groot zijn. Steeds vaker hoor ik van doorgewinterde popmuziekliefhebbers in mijn omgeving dat er in de AFAS Live — de voormalige Heineken Music Hall — of zelfs de ZiggoDome een artiest staat van wie ze nog nooit gehoord hebben.

In de filosofie begint een discussie vaak met het definiëren van de begrippen die gebruikt worden — en niet zelden blijft het daar ook bij. In dit geval zou een uitwisseling van ideeën over de definitie van het begrip ‘popmuziek’ — etymologisch direct gelieerd aan ‘populair’ — z’n nut kunnen hebben. Gaat het om muziek / artiesten die zo ‘populair’ zijn dat iedereen er in ieder geval zijdelings van gehoord heeft? Is er een kwantitatieve maat aan te geven voor die populariteit? Of blijft ‘popmuziek’, zoals zo vaak, alles wat niet bij klassiek, jazz of folklore in te delen valt?

Adorno en Horkheimer hadden het in de jaren veertig van de vorige eeuw al over de ‘cultuurindustrie’.(1) In hun ogen een soort artistieke afvalbak waar ze voor het gemak ook de complete jazz- en populaire muziek maar in veegden. Daar sloegen ze, puur ‘klassiek’ als ze opgevoed waren, de plank dus behoorlijk mis. Met name in de jaren zestig ontwikkelde de popmuziek zich aanmerkelijk sneller en radicaler dan de industrie er achter. De ‘trends’ werden nog niet door de industrie gestuurd. En over de jazz wil ik het hier niet eens hebben.

Dat was echter radicaal veranderd in de tijd dat de platenindustrie begon te wankelen en vervolgens geheel instortte. Maar voordat de industrie op z’n gat lag profiteerde men nog royaal van het ‘zelf idolen creëren’. Denk aan de boybands, de Biebers, Spicegirls en alle denkbare Idols-, Xfactor- en Voice-satellieten. En lees vooral ook Steve Knopper er op na. (2)

Nu, in de eenentwintigste eeuw, is de relatie tussen populaire muziek, industrie en publiek weer anders. Oude media als de radio, maar ook steeds meer concertzalen en theaters richten zich in toenemende mate op de nostalgische markt — van de Top-2000 en Radio 10 tot aan de alom woekerende ‘tribute-shows’. Daarnaast is er natuurlijk ook nog het popsegment dat ‘jongerencultuur’ heet en zo lang zal bestaan als er nieuwe generaties ‘jeugd’ blijven komen. Dat deel van de popmuziek wordt — in ons land — gedomineerd door de Nederhop. En tenslotte is er de dance- en clubcultuur die zich vrijwel geheel los heeft gemaakt van de live-muziek, maar uiteraard niet van de ‘popcultuur’.

Naast die drie ‘hoofdstromingen’ barst het van de niches. Punk, metal, alle mogelijke stromingen alternatieve rock, de niet-dansgerichte elektronica en noem maar op. Niches met popbands die vaak ik veel grotere zalen spelen dan de grootste groepen van weleer. The Doors en The Byrds hoorde je rond 1970 de hele dag op de radio, maar ze speelden in het Amsterdamse Concertgebouw voor ruim tweeduizend bezoekers. Radiohead en Nick Cave staan voor bijna tien maal zoveel mensen in de ZiggoDome terwijl hun platen nooit overdag bij de populaire zenders te horen zijn. Zij blijven ‘niche’-muzikanten. Een hele omvangrijke niche weliswaar, maar weldegelijk niche.

Sleep Well Beast

Daarmee ben ik weer terug bij The National, want daar gaat dit stuk over. Ook een niche. Wellicht dezelfde waarin zich ook een groot deel van de Nick Cave-liefhebbers zich bevindt, al zijn die misschien een tikkeltje ouder. De Arcade Fire generatie. Kortom een niche die zoals niches vaak doen een ‘Ons Soort Mensen’ uitstraling heeft.

En om nog even de link te leggen met de openingsalinea van dit verhaal: Ondanks twee uitverkochte AFAS Live-concerten en ondanks een nieuw album dat ongetwijfeld weer hoge ogen gaat gooien in de eindejaarslijstjes van de muziekrecensenten — persoonlijk vind ik ‘Sleep Well Beast’ zelfs het sterkste album dat The National gemaakt heeft — is de impact van The National buiten die eigen niche uiterst gering. Dat is de conclusie van de twee gesprekken die ik voerde op de dag van het eerste van de concerten die The National in Amsterdam gaf.

Om de niche in kwestie nog maar eens te duiden: Bij The National géén ‘Olé olé’ in de zaal. Geen ‘handjes zien’ of ‘hurken en opspringen’. Zelfs de paar keer dat er voorzichtig een aanzet gegeven werd tot meeklappen smoorde dat al snel. Wèl veel fans die de muziek woord voor woord kennen — ook het nieuwe album.

De uit Cincinnetti, Ohio, afkomstige, maar tegenwoordig in Brooklyn, New York, residerende groep is muzikaal wel vergeleken met zowel Nick Cave and the Bad Seeds als met Tindersticks. Hoe vanzelfsprekend op het eerste gehoor die Cave-connectie ook lijkt, de tweede snijdt meer hout. The National is net als Tindersticks vooral een collectief, terwijl bij Nick Cave and the Bad Seeds de monumentale en theatrale persoonlijkheid van de zanger boven alles uit torent.

Maar Radiohead mag hier ook wel genoemd worden Vanwege de innovatieve arrangementen. Niet voor niets houdt National-gitarist Bryce Dessner er net als zijn Radiohead-collega Jonny Greenwood er naast de band nog een klassieke componistenpraktijk op na. Juist door die innovatieve benadering van de arrangementen onderscheidt onderscheid The National zich van Tindersticks. Als is Radiohead wat innovatie betreft nog een stuk radicaler.

Van de drieëntwintig gespeelde songs waren er maar liefst elf afkomstig van ‘Sleep Well Beast’. Dat is op ‘Dark Side of the Gym’ na het complete nieuwe album. En wat mij betreft zitten die songs zowel wat arrangementen als wat structuur betreft toch nèt iets spannender in elkaar dan het eerdere werk. ‘The System only Dreams in total Darkness’ en ‘Day I Die’ zijn prachtsongs die ook prachtig uitgevoerd worden. Daarnaast is een publieksfavoriet als ‘Fake Empire’ van het Boxer-album uit 2007 toch een tamelijk traditioneel liedje.

The National straalt integriteit en intelligentie uit, al weten ze nergens de vervoering op te roepen die Nick Cave vorige maand in het veel grotere Ziggo creëerde. Dat heeft voor een belangrijk deel — maar niet louter — met persoonlijkheid te maken. National-zanger Matt Berninger mag dat een karakteristiek en markant stemgeluid hebben, op momenten dat hij even niet hoeft te zingen weet hij duidelijk geen raad met zichzelf en drentelt wat ongemakkelijk en vooral doelloos over het podium, terwijl Cave op dat soort moment door simpelweg op zijn pianokruk te zitten met zijn houding nog een compleet verhaal vertelt.

Bij de eerste reacties op de sociale media na afloop noemden diverse bezoekers nog het gebrek aan ‘vuur’ en zelfs ‘punk’ dat de groep bij eerdere concerten nog wel gehad zou hebben. Ik zag The National eerder en heb bij het keurige en nette vijftal nooit de geringste punk-associatie gehad. Zelfs geen ‘rock-‘n-roll’-associatie. Dat begrip associeer ik toch met enige mate van gevaar — of het nu de zelfkastijding van Iggy Pop of de baseball-bat van de Ramones betreft — en dat ontbreekt bij The National ten enenmale. Zoals het ook ontbrak bij bijvoorbeld The Talking Heads om maar eens een andere fantastische ‘niet-rock-‘n-roll’-groep te noemen.

Peter Bruyn

The National. Wo 25 okt 2017, AFAS Live, Amsterdam

Noten:

1. Horkheimer & Adorno — Dialectiek van de Verlichting (1944/1987/2007, Boom, Amsterdam)

2. Steve Knopper — Appetite for Self-Destruction; The Spectacular Crash of the Record Industry in the Digital Age (2009, Free Press, Simon & Shuster, New York)

Meer The National / Bryce Dessner op Frnkfrt:

--

--

peter bruyn
FRNKFRT

Beheers jezelf - beheers de media - wees vrij.