Hoe Aart Goedhart ruimte maakt door te ontgrenzen

Happyplaces Stories (video)

Marcel Kampman
Happyplaces Stories
12 min readSep 17, 2017

--

Ontgrenzen

Het is hopelijk een begrip wat de fantasie aanspreekt. En misschien dat is dat wel een belangrijke essentie van ontgrenzen zelf, dat je je fantasie gaat aanspreken. Maar het ontstaan ervan, ik weet eigenlijk helemaal niet of het officieel een woord is, maar het is een samenvoeging die mij verschrikkelijk bevalt. Het is ontstaan toen iemand vroeg wat ik nou in mijn werk doe, precies. En dat was iets met adviseren. En dat was iets met mensen met hun ontwikkelingsvraagstukken in hun organisatie. Maar dat vond ik het allemaal net niet zeggen. En toen zei ik op een gegeven moment tegen iemand: ‘Wat me het meest kenmerkt, is wel dat ik een helper ben.’ Een helper. Maar dat vond ik ook weer niet zo prettig. Dat gaf mij Sint Bernard hond achtige associaties, waarbij je als een goeiige lobbes aan komt zetten als er iemand in de sneeuw is ingesneeuwd. En toen dacht ik: ‘Nee, het woord dat misschien wel het meest betrekking heeft op de dingen die ik doe, is dat ik bezig ben met ontgrenzen.’

Mensen die hulp vragen, advies, of ondersteuning, of begeleiding of hoe je het ook noemt, die hebben ergens het gevoel dat ze tegen een grens aanlopen. Ergens lukt iets niet meer. Er komt iets niet meer uit hun handen wat ze wel zouden willen. Ze voelen een stop. Wat bij mij vaak gebeurt, is dat ze dan al een aantal dingen hebben geprobeerd. Ze hebben al eens een heel trainingsprogramma opgezet voor alle leidinggevenden, of ze hebben al eens een cultuurveranderingsprogramma ontwikkeld, of ze zijn zelf naar en coach geweest. En iedere keer komt er een gevoel van tegen een grens aanlopen. Die combinatie vind ik ontzettend leuk. Iemand vraagt hulp en zegt impliciet: ‘Help mij nu even een drempeltje over. Help mij nou even een grens te slechten.’ En dan hoor je: ‘Help me nou even.’ Dan wordt ik dus gevraagd om daarin mee te helpen. Toen mij dus gevraagd werd: ‘Wat doe je nou eigenlijk,’ toen zat ik zo te denken vanaf mijn allereerste werkervaringen begin jaren ’90, misschien is dat wel het woord wat mij het meest karakteriseert. Ben ik nou een coach? Of ben ik een adviseur? Ben ik een trainer? Dat zijn allemaal woorden die het niet zeggen. Ik help bij ontgrenzen. Terwijl ik dit zo uitspreek, merk ik dat ook even mij eigen stem gaat trillen. Want het is ook iets wat mij een ontzettend plezier geeft. Ik vind het eervol als mensen je daarvoor vragen. Zoek eens mee, help eens mee. maar ik vind het ook zelf een ontzettend groot plezier, om dat te kijken waar dan de grens zit. En wat is er nodig om hem te slechten. Er zit voor mij een analytisch deel in. Waar zit het? Hoe zit het? Waar komt het vandaan? Maar er zit ook een ontzettend groot creatief deel in. Nou, als dit hem dan is, wat is dan je eerste stap? Wat ga je dan doen? Die combinatie van hulp, analyse, en creativiteit, dat houdt mij gaande. Dat houdt mij actief.

Kijken waar het je brengt

Hoe gaat dat dan? Ik snap dat zoiets heel erg abstract is. Ik merk dat ik dan toch in ‘we’ gaan praten, omdat ik me daar ook wel een onderdeel van voel. Dan komen er toch even wat gemeenplaatsen. We zitten in een maatschappij waarin we op een of andere manier al heel snel leren dat er voor alles een werkende methode is. Dat zit ook in de gezegdes. Zo’n prachtig sweeping statement is: ‘Problemen zijn ervoor om opgelost te worden.’ En zo kijken wij naar problemen. Voor alles is een oplossing. En om tot een oplossing te komen is er een werkende methode. En die werkende methode, die is bekend. Er zijn professionals, er zijn experts die bij bepaalde problemen de werkende methode kennen. Het enige dat je nog maat te doen heb, is om te zorgen dat je bij een bepaald probleem die juiste expert weet te vinden. Ik vind dat helemaal nog niet z’n slecht fenomeen. Dat dat bestaat. Als ik een neurologische aandoening heb, dan is het heel fijn dat er een neuroloog expert is. Die zit dan in een ziekenhuis, die ontvangt mij en dan leg ik mijn probleem voor en hopelijk werken wij dan naar een oplossing. Dus die dynamiek van probleem ervaren en oplossen, het probleem oplossen, dat is niet een verkeerde dynamiek. Wat in mijn ogen wel verkeerd is, is dat het bij steeds meer wordt gedacht. Dat er steeds bij meer wordt gedacht: ‘Aha, dat is de methode, dat is de weg.’ Ik vind dat een enorme miskenning van een andere manier van problemen aanpakken, en dat is werkendeweg maar aan de slag gaan. En kijken waar het je brengt. Ik vind zo’n woord in process, in het Engels dan, met dubbel ‘s’, in process zijn. In wording zijn. Dus misschien niet zoeken naar dé oplossing, die ene oplossing die hét probleem wegneemt, maar een beweging starten, in beweging gaan komen om te kijken hoe je verder komt.

Richting

Dat woord ‘proces’ dat kennen wij ook nog steeds van ‘processie’. Dat was een gang, dat je jezelf gaande houdt. Ik merk regelmatig dat mensen als ze een probleem aan een expert voorleggen en er komt niet een eenduidige oplossing, dat ze dan eigenlijk teleurgesteld zijn. En ik gun heel veel mensen weer het besef dat de gang, beweging, het zoeken van richting in plaats van het zoeken van een oplossing, het verkennen van mogelijkheden, dat dat iets ontzettend aantrekkelijks in zich heeft. En dat het op voorhand uitsluiten ook nog een mogelijkheid is, dat je jezelf daar ontzettend mee tekort doet. Dus hoe gaat dat nou? Iemand heeft een probleem, zoekt een expert, dat ben ik dan. Die zegt: ‘Wat is jouw oplossing?’ En dan is het begonnen. dan is voor mij het proces gaande. Dan gaan we in gesprek, dan worden het soms jij-bak-achtige vragen als: ‘Denk je dat dat kan?’ ‘Denk je,’ als jij in je sociale context problemen ervaart, ‘denk je dan dat er één remedie is?’ Dat is vaak al een heel erg openende vraag. ‘Nee, eigenlijk is dat misschien niet zo.’ Dan kom je in plaats van een oplossing misschien tot een aantal experimenten die je kunt voorleggen. Dan merk je dat er wat ruimte ontstaat. Dat er al een eerste grens is geslecht, namelijk dat er voor ieder probleem een eenvoudige oplossing is. Vervolgens kun je die experimenten gaan volgen. Kijken hoe dat dan gaat. En daar dan zeer regelmatig reflectie op plegen. En als daar ook ja op gezegd wordt, dan heb je een tweede grens genomen, want heel vaak heb je bij een probleem een voorwaartse gerichtheid. Je wilt vooruit, of je wilt er uit. Maar als je iemand al kunt verleiden tot het inlassen van reflectie en terugkijken, terug kijken, dat het verleden ook weer aantrekkelijk wordt om eens bij stil te staan, dan heb je al een tweede heel belangrijke grens genomen. Dan gebeurt er al een heleboel. Het wordt niet meer een enkelvoudige oplossing, maar een verkenning van experimenten. En het is niet alleen maar op een voorwaartse gerichtheid van het wegnemen van een bestaande situatie, maar het is ook kijken in de achteruitkijkspiegel van wat daar allemaal is gebeurd. Dan zijn we al een lekker eind op weg. Dan kan er al een boel.

Permanent in beweging

Ik weet eigenlijk niet of ontgrenzen, eens fundamenteel stilstaan bij de problemen die je ervaart, of dat nou echt een luxe is of dat nou iets van de laatste tijd is. Allereerste omdat het natuurlijk een heel bekend gezegde is bij vragen die spelen, dan zeggen ze altijd zoiets van: ‘Dit is echt iets wat deze tijd kenmerkt.’ Dat is namelijk altijd zo. Alle periodes hebben de vragen die de periodes verdienen. Ik denk dat het juist iets universeels is. Dat het van alle tijden is. Ik geef wel een recent voorbeeld. Ik was laatst op de TU Delft. En de TU Delft is op dit moment heel ver gevorderd in een experiment waarin ze, en nu kom ik echt in een domein waar ik niet in thuis ben, waarin ze twee deeltjes in verschillende staten kunnen laten verkeren op hetzelfde moment. Zoiets. Check de website :) Maar wat me daarin fascineert, is de stelling: ‘Als in ons experiment onze hypothese wordt bevestigd, dan bewijzen wij het ongelijk van Albert Einstein.’ En dàt zinnetje, dat vind ik fascinerend. Dan denk ik: ‘Kijk,’ de man die een soort ultieme metafoor is geworden voor de wetenschapper, hij belichaamt niets dan waarheid, of het gebied van de fysica, prima. een vrijwel onbetwist persoon, buiten alle verdenking, ‘die gaat nou toch 80 jaar na zijn baanbrekende theorie ongelijk krijgen.’ En dat is van alle tijden. Dat de wetenschap altijd weer wordt ingehaald. Dan ga ik nu naar mijn metafoor, dat dé werkende methode dus eigenlijk nooit bestaat. Dat alles dus permanent in beweging is, dat het permanent in process, maar dan ook in beweging. Waarin het jezelf hechten aan waarheden als ‘zo is het en zo zou het altijd zijn,’ iedere keer wordt herroepen. En het aardige is, als wij nu naar de oude Egyptenaren kijken, dan zien wij opvattingen over het dodenrijk en hoe mensen begraven moesten worden. Daar kijken we nu dan toch een beetje, nou ik zeg niet schamperend, maar we kijken er toch een beetje naar van: ‘Ja, ja… 5.000 jaar geleden dachten ze zo… Ach, dat zijn wij nu toch wel voorbij.’ Maar ik vind het een leuk besef dat over 5.000 jaar mensen dat over Einstein zeggen. En dat ze dat over Newton zeggen. En dat ze dat over Darwin zeggen. Want de waarheden die de Egyptenaren voelden en waar ze naar leefden, die grenzen zijn inmiddels ook geslecht. Als we nu terugkijken, vinden we dat misschien wel een beetje primitief. En wat een gedoe allemaal met die overdreven begrafenissen en dat terugkeren op aarde. ‘Tsjongejonge, wij zijn toch wel een stuk verder.’ maar zo’n TU Delft momentje van vorige week geeft me toch even het besef dat je heel bescheiden moet zijn met dat soort gedachtes. Dus de vraag, is ontgrenzen en bezig zijn met experiment en met proces en even wat minder met keiharde resultaatgerichtheid en het sturen op zekere uitkomsten, is dat niet een beetje luxe? Ik denk dus van niet, ik denk dat dàt nou juist het kenmerk is van menszijn.

Aandacht

Er is natuurlijk ook de verleiding om even heel abstract te worden, met Einstein en Egyptenaren, maar wat ik aantrekkelijk vind is vooral met mensen in gesprek te gaan. Over juist de proceskenmerken van de beweging waar ze zich in bevinden. Dat is inderdaad een dialoog, dat is een proces. Wanneer melden mensen zich? Wanneer komen ze met vragen? Wanneer ze een probleem ervaren en ze denken dat er een expert is die ze kan helpen. Ik krijg nooit iemand zie zegt: ‘Nou Aart, het gaat zo verschrikkelijk goed, alles gaat naar mijn zin, onze organisatie draait fantastisch, kom eens langs. Dat zou ik graag eens gerelativeerd willen zien.’ Die vragen krijg ik niet. Het is vaak natuurlijk andersom. ‘We zijn nu al jaren bezig, we hebben team-ontwikkelingsdagen gehad, we hebben dit en dat, we hebben een cultuurtraject en toch lukt het maar niet.’ En daar dan mee in gesprek gaan, en daar dus dialoog, met soms nog wel wat discussiekenmerken maar prima, in een gesprek kijken wat een volgende stap is. Die iemand ook weer redelijk het comfort kan geven dat het erbij hoort: ‘Dit is niet iets slechts, dit is niet iets wat me moet afschrikken. Dit is niet iets wat ik zo snel mogelijk uit de weg moet ruimen. Maar dit is iets waar ik misschien zelfs te ondergaan heb. Of waar ik in ieder geval mezelf weer op heb aan te sluiten.’ Dat zijn hele mooie vragen. En die kunnen ook over hele concrete dingen gaan. ‘Ik doe dit werk nu 15 jaar en ik weet niet of ik dit wil blijven doen.’ Dat is een prachtige begrenzende vraag. ‘Of ik dat wil blijven doen’ zegt dus eigenlijk dat je vraag niet over de volgende stap gaat, maar over het verleden. En wat ik ook spannend, of ook uitdagend vind, is hoe je zo’n gesprek collectief vorm geeft. Want als je bij een grote multinational werkt, dan is nog steeds zo’n gesprek wel op z’n plaats. Maar hoe geef je dat dan vorm? Hoe ziet dat er dan uit? Hoe houdt het ook ene bepaalde kwaliteit? Het is allemaal zo gemakkelijk nog niet. Het is niet even een gesprekje organiseren.

Aandacht

Sleutelbegrip is wel: werken met aandacht. Het aardige is wel dat we leven in een tijd waarin focus en concentratie heel erg wordt gewaardeerd. En in het werk wat ik doe nodig ook heel veel mensen uit, dat is echt adviseurstaal, vraag ik heel veel mensen: ‘Ga uit de concentratie en in aandacht.’ Het is anders waarnemen. Het is anders luisteren. Ook naar jezelf. Het is anders kijken. Wanneer je je gewoon weer eens een keer richt op: ‘Wat gebeurt er? Wat is er gaande?’ In plaats van een hele geconcentreerde vraag, een hele gefocuste vraag: ‘Wat is er nu belangrijk? Wat moet er nu gebeuren?’ Dat zijn hele gefocuste vragen. die in sommige contexten heel goed werkend zijn. Op de Eerste Hulp afdeling van een ziekenhuis moeten ze dat alleen maar vragen vind ik. Maar bij een probleem als: ‘Waar moet het met ons land naartoe? Wat is goed onderwijs? Welke impuls heeft de zorg eigenlijk nodig?’ Daar vind ik het niet zo verstandig om de focus en de concentratie te zoeken. Laten we daar maar eens proberen om vooral eens aandachtig te zijn. Naar wat de situatie ons vertelt. En dat zijn leuke onderzoeken die heel concreet kunnen zijn. Die over een heel concrete situatie kunnen gaan. Die gewoon kunnen gaan over: ‘Hoe word ik ontvangen hier? Hoe word ik geholpen daar? Hoe krijgt mijn kind in de klas het onderwijs dat hem verrijkt?’ Dat kunnen hele concrete aanleidingen zijn. Maar er is niet een oplossingsgerichte methode. Waardoor het volgend jaar allemaal beter is.

Hofnar

Net als bij heel veel professies is er op een gegeven moment een omslagmoment waarbij je je eigen nieuwsgierigheid gaat volgen. Waarin je op een gegeven moment denkt: ‘Goh, en hoe zit dat nou? En ik hoor toch wel vaak dezelfde vraag.’ En in het begin is iedere vraag uniek, en ik vind ook als aandacht belangrijk is dat dat ook zo moet blijven. Maar na verloop van tijd ga je ook wel ontdekken dat het wel regelmatig eenzelfde gedaante heeft. Dan komt zo’n omslagpunt dat je eigen nieuwsgierigheid het een beetje van je over gaat nemen. Dan was je de organisatie adviseur bij een groot gerenommeerd Nederlands adviesbureau, en opeens word je dan een heel klein adviseurtje. Maar wel met een heel eigen dingetje. Dat is een leuk moment. En op een gegeven moment gaan mensen dat ook wel waarderen. En niet. Dat is ook wel leuk vind ik altijd. Het geeft ook wel scherpte. Er zijn genoeg mensen die het helemaal niet z’n aantrekkelijke verkenning vinden. En die zeggen: ‘Ieder probleem heeft een oplossing. En daar blijf ik bij. En zolang die oplossing er nog niet is, dan voel ik me niet geholpen.’ En d’r zijn mensen, die zeggen: ‘Oja, een beetje loskomen van die methode en meer onderzoekend op pad gaan,’ die dat aantrekkelijk vinden, die weten me wel te vinden. Dat is ook wel van alle tijden. Degenen waarmee ik me toch sterk mee verwant voel, dat is de hofnar. Op de middeleeuwse hoven was een hofnar juist degene die dingen tegen de koning kon zeggen waar anderen eigenlijk niet mee wegkwamen. Je kon zelfs als raadsheer bepaalde dingen net niet maken. Die kon de hofnar wél. Die kon wél even iemand uitnodigen. Dat kon met een grap of een grol of een rare buiteling, maar die kwam weg met een bepaalde onvoorspelbaarheid en buiten de conventies treden. In die zin is mijn rol eigenlijk helemaal niet zo uniek. Ook in de Romeinse tijd waren er mensen die de senaat uitdaagden. Die hadden letterlijk één rol, en dat was: vertel ons alles waar we het verkeerd zien. Nou, mooi, tweeduizend jaar oud gebruik. Dus ik zit in die zin ook gewoon in een traditie. De mensen die dat aantrekkelijk vinden, en die op een gegeven moment ook wel de wens hebben om de onvoorspelbaarheid en het verrassende op te willen zoeken… Nou ja, sommigen gaan bungeejumpen in Australië. En anderen die gaan met mij aan het werk. Dat kan vergelijkbare emoties opleveren… :)

--

--

Marcel Kampman
Happyplaces Stories

Creates space and matter, and places that matter, in the universe of infinite possibility. Founder of Happykamping & Happyplaces Project, author, sense maker.