Hoe Anna Noyons ruimte maakt die het beste in ons aanspreekt
Happyplaces Stories (video)
Ze noemt zich ‘innovatie-expert met een groot verantwoordelijkheidsgevoel’. Als hoofd product bij de — toen nog start-up — Peerby, een deelplatform waar je aan je buren kunt laten weten waar je naar op zoek bent, zorgde Anna ervoor dat de strategie die voor Peerby werd uitgezet, weerspiegeld werd in het product en de gebruikerservaring, naast dat ze het merkbeheer en het ontwerpteam aanstuurde.
Inmiddels ontwerpt ze al geruime tijd als oprichter en creative director van (ink.) dagelijks visies, producten, diensten en interventies die het beste in de mens naar boven halen. Door het combineren van design thinking en psychologie vertaalt ze grote maatschappelijke vraagstukken naar concrete oplossingen. Ik zocht haar op in Amsterdam Noord, spraken zo’n vier uur en namen een deel ervan op.
Transcript is mede door Kitty Leering bewerkt om de leesbaarheid te verbeteren.
Wij bepalen de ruimte, de ruimte bepaalt ons
Ik vind ruimte een heel mooi begrip, vooral ook omdat ik er in mijn werk veel over nadenk. Het is verleidelijk om bij zo’n vraag te beginnen bij: ‘Toen ik tien was had ik een mooie ervaring met ruimte…’ Het eerste dat me te binnen schiet is waar ik nu het meest over nadenk. Dat gaat erover dat wij als makers voor een heel groot deel de ruimte bepalen. Ik identificeer me als ontwerper, heel erg vanuit de gedachte dat alles een ontwerp is. Niet alleen het logo op de deur van een bedrijf. Ook onze wetten zijn een ontwerp. Onze maatschappij is een ontwerp. In principe zijn het allemaal bewust of onbewust gemaakte structuren. Dat alles bepaalt onze ruimte. Onze gemeenschappelijke ruimte, onze openbare ruimte, misschien ook onze privé ruimtes. Ik vind het heel interessant omdat die ruimte ook ons weer bepaalt — wat we doen, hoe we denken, hoe we interacteren met elkaar maar ook mét die ruimte — welke opdracht daarin ligt als maker, als ontwerper van de dingen.
Ik geloof erin dat de opdracht voor ons ligt om dingen te maken die het beste in ons naar boven halen. Om ruimte te creëren, een gemeenschappelijke ruimte die het beste in ons aanspreekt. Omdat ik geloof dat dat kan.
Een van de belangrijke dingen die ik heb geleerd in de opdrachten die ik de afgelopen vier of vijf jaar heb gedaan, is dat de dingen en hoe ze zijn ontworpen ook heel erg bepalen wat ze in ons naar boven brengen. Ik geloof erin dat de opdracht voor ons ligt om dingen te maken die het beste in ons naar boven halen. Om ruimte te creëren, een gemeenschappelijke ruimte die het beste in ons aanspreekt. Omdat ik geloof dat dat kan. Omdat ik geloof dat onze gemeenschappelijke ruimte die potentie heeft, ook omdat ik het bewijs op veel plekken zie waar het tegenovergestelde gebeurt. Dat er plekken zijn die ons minder maken dan we zijn. Veel systemen die we hebben gecreëerd zijn bijvoorbeeld niet inclusief of gaan niet uit van het goede in ons, van het beste in de mens. Met alle gevolgen van dien. Zoals de Toeslagenaffaire laat zien wat er gebeurt als je een systeem ontwerpt dat uitgaat van wantrouwen of controle, geloof ik ook dat het tegenovergestelde kan. Dat je dingen kunt ontwerpen die uitgaan van het mooie in ons. Waardoor je ruimte creëert waarin we de hele tijd worden verleid tot de beste versie van onszelf. Dat vind ik in mijn werk in elk geval het leukst om over na te denken. Ook hoe we dat voor zoveel mogelijk mensen kunnen doen.
Verantwoordelijkheid
Het zou niet een privilege moeten zijn om in een mooie ruimte te mogen zijn, of in een ruimte die je goed laat voelen, of waar je gemeenschap ervaart. Dat vind ik als ontwerper een heel leuk thema. Ik denk ook dat we als ontwerpers veel kunnen leren van architecten die veel concreter en ook al veel langer nadenken over ruimte. Er zijn ook veel abstractere ruimtes waar wij ons als ontwerpers tegenaan bemoeien, zoals de digitale ruimte, een heel nieuwe dimensie die we erbij hebben gekregen. Hoe ontwerpen we die op zo’n manier dat iedereen mee mag doen, zich fijn voelt en welkom en niet dom? Dat is ook iets wat ik in werken voor de overheid heel veel tegenkom. Dat we per ongeluk allemaal ruimtes hebben ontworpen waar mensen zich minderwaardig in voelen. Omdat het ruimtes zijn die mensen niet ontmoeten waar ze zijn. Of die gewoon eigenlijk onmenselijk zijn. Zo simpel is het ook vaak. Dat vind ik op het werkvlak een interessante gedachte.
Ik vind ook dat we als ontwerpers daarin meer ruimte moeten gaan innemen. Dat is in mijn werk ook een andere missie die ik voel. Als we weten dat we invloed hebben op de ruimte om ons heen, op de gemeenschappelijke ruimte om ons heen, dan ligt daar ook een grote verantwoordelijkheid. Ik vind ook dat we daar veel meer over moeten praten. Ik vind ook dat we veel meer dat podium moeten pakken om te zeggen: ‘Hé, wij zijn deze grote beslissingen aan het nemen en is het niet tijd dat we elkaar daar op aan spreken? Niet alleen erop aanspreken, maar ook elkaar daarin verder helpen? Dat we die vragen die we in ons werk tegenkomen serieus gaan nemen en dat we daar ook andere mensen bij betrekken? Dat we expliciet maken wat voor beslissingen we daar de hele tijd aan het nemen zijn?’ Ik voel dat daar ruimte voor moet komen, en dat we die ruimte moeten gaan innemen om onszelf serieuzer te gaan nemen in die opdracht. Ik vind het heel leuk om daar over na te denken en daar ook met andere ontwerpers aan bij te dragen.
Balans
Als het gaat over ruimte maken, dan vind ik het op dit moment in mijn privéleven een grotere uitdaging dan in mijn werk. Als je een gezin krijg — eerst een relatie natuurlijk — dan ontstaat er een nieuwe ruimte. Want je creëert met elkaar een nieuwe ruimte. Maar er ontstaat ook minder ruimte. Je moet ook een beetje plaatsmaken in de ruimte. Als je kinderen krijgt dan gebeurt dat in een exponentiële vorm. Ik voel met kinderen heel erg de opdracht dat ik de ruimte moet scheppen voor die kinderen, wat ik overigens een geweldige opdracht vind. Dat is iets waar ik elke dag heel veel van geniet. Moeder zijn vind ik veel gemakkelijker dan ik had gedacht. Ik had gedacht dat het zou komen met heel veel kopzorgen en heel veel verantwoordelijkheid. Dat je dan de hele tijd bezig zou zijn met hoe je dat zou moeten doen, en dan die verantwoordelijkheid. Terwijl ik het in de praktijk ervaar als iets waar je bij staat, waar je naar kijkt. Waar je op gezette momenten een beetje moet faciliteren. Het kind neemt zijn eigen ruimte in. De uitdaging daarin vind ik wel hoe ik binnen die context ruimte maak voor mijzelf. Omdat ik zo gefascineerd ben door die kinderen, door hun proces. Daardoor vergeet ik wel eens mijn eigen ruimte te beschermen of te nemen, om daarna ook weer ruimte te kunnen bieden aan hen, en aan mijn gezin.
Ik heb dat een beetje gereframed in mijn hoofd. Eerst worstelde ik wel, dat ik een beetje een schuldgevoel had omdat ik overal te weinig was. Ik wilde heel veel ruimte geven aan mijn bedrijf. Aan mijn missie, aan mijn werk. Omdat ik dat belangrijk vind en interessant. Maar ik wilde ook alle ruimte en tijd geven aan mijn gezin die evident zo interessant zijn en waar ik zoveel van hou. Eerst voelde me ik daar een beetje in bekneld. Ik probeer dat nu om te denken, omdat ik denk dat het een ongelooflijk voorrecht is om twee ruimtes te hebben in je leven waar je allebei zo graag wilt zijn. Ik ben op beide plekken heel gelukkig. Beide ruimtes geven mij weer inspiratie om op een hele goede manier ook weer op die andere plek te kunnen zijn. Ik denk echt dat ik een betere ontwerper ben geworden omdat ik een moeder ben. En ook omdat ik een relatie heb. Het is een beetje een ruimte met meerdere bodems waar je de hele tijd doorheen valt en denkt: ‘Oh, er is nog een ruimte. En nog een ruimte…’ Zo heb ik in elk geval het moederschap heel erg ervaren, als een heel nieuwe dimensie. Een soort van geheime wereld waarin je stapt, waar aan de andere kant allemaal andere ouders staan die zeggen: ‘Ja, wij waren hier al. Jij zag dit nog niet, maar wij stonden hier al.’ Dat vond ik een heel leuke ervaring van het moeder worden, van ouderschap.
De ultieme vrijplaats
Ruimte maken heeft in fysieke zin altijd wel een rol gehad in mijn leven. Mijn vader is kunstenaar en ook vormgever. Mijn opa was edelsmid. Die had een echt atelier in Utrecht, op de Biltstraat. Dat was een atelier met werknemers, met andere edelsmeden. Mijn opa, mijn grootvader ontwierp dingen. Veel kerkelijke dingen, maar ook sieraden voor rijke mensen. Ook voor het koningshuis, dus het was een belangrijke plek. Dat pand aan de Biltstraat was soort van zijn universum. Hij had het atelier waarin hij edelsmid was. In dat pand op dezelfde verdieping was ook een expositieruimte. In die expositieruimte had hij een collectief van kunstenaars die in die tijd heel vooruitstrevend waren. Een etser, een beeldhouwer, nog een beeldhouwer en hij zelf. In het atelier maakte hij letterlijk ruimte voor die vrienden om hun werk te laten zien. Hij gaf hen een podium. Dat bracht weer veel andere mensen bij elkaar. Dat waren legendarische openingen waar mijn vader en zijn vijf broers en zussen nog eindeloze familieverhalen over te vertellen hebben. Daar boven woonde het gezin, de familie. Daar is mijn vader opgegroeid. Mijn opa is jong gestorven, maar mijn vader heeft die plek overgenomen. Als oudste van het gezin had hij de opdracht gekregen van mijn opa om dat voort te zetten, wat een grote opdracht was waarin hij zijn eigen worstelingen heeft gehad. Ik, als kind — er was nog geen buitenschoolse opvang en mijn ouders werkten allebei — ging na school altijd naar die plek, naar dat atelier. Voor mij was dat zo’n heilige plek.
Dat is iets waarnaar ik mijn hele leven ben blijven streven: het gevoel hebben van een plek waar je al de dingen die je wilt in je leven samenbrengt en combineert. Een soort van het ultieme atelier. (…) Echt een soort ruimte waarbinnen alle voorwaarden zijn om te kunnen doen wat je wilt in totale vrijheid en autonomie.
Dat heeft heel erg bijgedragen aan iets waar ik mijn hele leven naar ben blijven streven: het gevoel hebben van een plek waar je al de dingen die je wilt in je leven samenbrengt en combineert. Een soort van het ultieme atelier. Een ruimte waarin je mensen uitnodigt, waarin je mensen kunt samenbrengen, waarin je kunt creëren, waarin alles kan ontstaan, maar waar ook je privé-leven, je werk allemaal door elkaar kan lopen. Echt een soort ruimte waarbinnen alle voorwaarden zijn om te kunnen doen wat je wilt in totale vrijheid en autonomie. Dat heb ik altijd zo ervaren in het atelier van mijn vader, want er was heel veel. Mijn vader hield het edelsmid atelier nog aan de gang en had daarnaast zijn eigen vormgevingspraktijk. Dan was er nog die tentoonstellingsruimte. Daar was altijd van alles. Alle materialen. Alles wat ik wilde knutselen, kon ik knutselen. Dat vond mijn vader ook superfijn, want dan kon hij gewoon werken. Zolang ik mezelf vermaakte, kon ik doen wat ik wilde. Dat was een heel prettige vrijplaats. Ik denk dat ik in mijn volwassen leven vooral ben bezig geweest om voor mijzelf ook zo’n plek te maken. De voorwaarden scheppen waarbinnen ik weer dat gevoel had dat ik had toen ik zo klein was. Zoals daar op die plek waar ik alle vrijheid had om te doen wat ik wilde.
Slakkenhuis
Ik weet nog dat ik op de Design Academy zat, en dat ik een hele vrije opdracht kreeg zoals je die daar krijgt. Deze keer van Aldo Bakker, een van mijn docenten. Dat was iemand die opgeleid was in het atelier van mijn vader, dus grappig genoeg was daar een link. Hij gaf de opdracht om een utopie vorm te geven. Dat mocht maatschappelijk zijn, maar het was vooral bedoeld als een persoonlijke opdracht. De vraag was: ‘Wat is jouw persoonlijke utopie?’ Ik weet nog dat ik al meteen wist dat ik dat atelier ging vormgeven zoals ik het altijd voor me zag. Het echt een heel simpel paviljoentje geworden. Een soort slakkenhuisje, waarin er een ruimte is, heel intiem in het hart van het slakkenhuis. Daar was een schrijfkamertje want ik schreef toen veel, voor de universiteitskrant onder anderen. Ik dacht: ‘Voor schrijven heb je echt totale isolatie nodig.’ Een ‘room of your own’, zoals Virginia Wolff zegt. Dat slakkenhuis werd groter en groter en daarmee opener en opener en eindigde in een theater, in een podium. Dat zou mijn ideale atelier zijn, waar je begint bij jezelf en je eigen gedachtes met jezelf. Daarna wordt het groter en is er ruimte voor een team. Daar kunnen allemaal ideeën ontstaan en synergie. Daarna is er ruimte voor publiek en interactie, voor ‘broadcasting’ eigenlijk. Op die manier nodig je steeds meer mensen uit in dat atelier. Dat is zo’n oerding, wat altijd symbool heeft gestaan voor heel veel ruimtes en plekken die ik heb gecreëerd. Ik heb op heel veel plekken gezeten met mijn atelier, met mijn studio, en heb dat altijd in mijn achterhoofd gehouden. Daar zoek ik uiteindelijk naar. Misschien maak ik op een dag wel heel letterlijk dat slakkenhuis waar. Maar eigenlijk hoeft dat niet, het heeft heel veel vormen gekregen inmiddels.
Het vormgeven van ons eigen huis is een van de meest bevredigende creatieve processen geweest die ik heb gehad. Dat was ook een gesprek met hem over hoe we willen leven. Welke ruimte hebben we daarvoor nodig? We stellen we ons leven voor?
Ik heb de kans en het geluk gehad om mijn echte eigen huis te mogen ontwerpen in Amsterdam Noord op een kavel, na een idioot kavel-proces. Daar zijn allemaal wilde verhalen over. Ik voelde heel sterk, toen die kans voorbij kwam, dat het weer zo’n moment was dat ik die plek kon maken. Dat ik weer ruimte kon scheppen voor mezelf op een nieuwe manier, en in dit geval ook voor mijn gezin. Dat je zelf kunt nadenken over het vormgeven van je huis, samen met mijn man waar ik toen al samen mee was, is een van de meest bevredigende creatieve processen geweest die ik heb gehad. Dat was ook een gesprek met hem over hoe we willen leven. Welke ruimte hebben we daarvoor nodig? We stellen we ons leven voor? Wat moet er allemaal in gebeuren? Wat moet er allemaal in kunnen? Dat waren heel belangrijke vragen om te stellen. Het vormgeven van zo’n huis, wat ik overigens heb gedaan met architecten die ik heb leren kennen in Delft — want ik ben ontwerper en geen architect dus ik had daar wel enige begeleiding bij nodig — was een te gek proces. Ik was ook heel jaloers toen op hen, omdat ik geen architect was geworden. Want het is ook lekker om van te voren te weten wat iets wordt, zodat je binnen de kaders ook weer heel veel vrijheid hebt om na te denken dat het moet worden. Mijn huis maken was een heel impactvolle exercitie.
Ruimte als basis voor ruimte
Ik merk dat een plek te hebben gecreëerd voor mijn privé-leven een enorme impact heeft in mijn leven. Ik heb het huis gebouwd met vrienden. Het zijn drie aparte huizen geworden, maar we hebben ook gezamenlijke ruimtes. Daarmee is het dus weer een beetje hetzelfde als het slakkenhuis, want in dit huis zijn ook intieme ruimtes die bewegen naar steeds meer openbare ruimte waarin we veel met elkaar delen. Daar hebben we ongelooflijk veel aan in de praktijk, in ons dagelijks leven. Dat we de kinderen met elkaar delen op een bepaalde manier. Maar ook dat we het heel erg praktische met elkaar kunnen delen waardoor we heel erg een gemeenschap zijn met elkaar, wat heel veel ruimte biedt en schept voor al onze ambities. Het heeft me heel veel rust en ruimte gegeven dat ik een plek heb gecreëerd die helemaal is zoals ik wil dat die is. Daardoor er een soort basis is ontstaan waar vanuit mijn man en ik weer kunnen creëren. Mijn man is regisseur, ook maker dus, dus juist omdat we die plek hebben waar we alles hebben gebouwd zoals wij het fijn vinden hoe het zou moeten werken, ervaren we heel veel vrijheid en ruimte om alle dingen nog te kunnen doen die we willen doen. Om alle ambities die we hebben vanuit die basis aan te vliegen. Dat huis is een heel magisch proces in mijn leven geweest, en brengt mij de rust om te vinden te worden wie ik uiteindelijk ben als creatief, als maker.
Ik heb heel veel ruimte gekregen die ik niet heb verdiend. Ik heb daar niet per se iets voor gedaan — de voorwaarden waren heel gunstig. Oprecht heb altijd gevoeld dat ik met dat geluk ruimte over heb om ruimte te maken voor andere mensen. Dat is wat ik graag met mijn ruimte wil doen en ook iets wat ik mijn kinderen mee wil geven.
Ruimte groter dan jezelf
Wat al het voorgaande voor mij verbindt is het besef dat ik een groot verantwoordelijkheidsgevoel heb. Dat komt voort uit dat ik bevoorrecht ben. Ik heb heel veel gekregen in het leven: kansen, een goed stel hersenen, een dure opleiding, een paspoort waarmee je bijna de hele wereld over kunt reizen… Ik heb een witte huid en heb daar heel veel privileges mee gekregen. Ik heb heel veel ruimte gekregen die ik niet heb verdiend. Ik heb daar niet per se iets voor gedaan — de voorwaarden waren heel gunstig. Oprecht heb altijd gevoeld dat ik met dat geluk ruimte over heb om ruimte te maken voor andere mensen. Dat is wat ik graag met mijn ruimte wil doen en ook iets wat ik mijn kinderen mee wil geven. Als er iets is wat ik mijn kinderen wil meegeven, dan is het dat je dankbaar bent voor de dingen die je zijn gegeven. Maar niet alleen dat, ook omzetten in iets. Je hebt deze super powers gekregen, wat ga je ermee doen? En niet alleen maar voor jezelf, maar wat kun je ermee doen voor andere mensen? Hoe ga je de ruimte voor andere mensen mooier maken? Hoe ga jij dat wat je hebt versterken groter maken dan jezelf? Dat is denk ik mijn drijfveer achter al die dingen. Zoals ik het ook te gek vond om bij het bouwen van ons huis er vrienden bij te betrekken, door te zeggen: ‘Jongens, ik heb deze kans. Volgens mij moeten we dit met elkaar doen, dan komt er nog meer ruimte, energie en potentie voor dingen vrij.’
Daarin zit voor mij ook de grote worsteling en de grote vraag. Ik vind het altijd, en nog steeds, moeilijk in mijn leven om de ruimte voor mezelf die nodig is om ruimte te maken voor anderen in balans te houden met elkaar. De ruimte die ik nodig heb, want ik kan alleen voor mezelf spreken; ik weet inmiddels dat ik die kern van dat slakkenhuis nodig heb om daarna ook ruimte te maken voor andere mensen. Ik vind het moeilijk om dat te bewaken, om de voorwaarden te scheppen dat ik daar niet te ver vandaan ga. Dat gaat óók over ruimte innemen. Ik denk dat ik als vrouw, wat misschien het enige is waarbij vrouwelijkheid een rol speelt in mijn leven, me realiseer dat ruimte innemen je opdracht is niet iets is dat je wordt verteld vanaf het begin van je leven. Maar het is wél voorwaardelijk als je iets te vertellen hebt of wanneer je niets wilt veranderen. Ik denk dat dat het gevoel is wat creatieven vaak hebben, wat ook geweldig is aan het vak, namelijk dat je constructief ontevreden bent met het status quo. Dat je dat de hele tijd bevraagt, maar dat ook enorm veel energie geeft. Dat is denk ik de drijvende kracht waarop je werkt. Om dat te kunnen veranderen moet je ruimte innemen. Soms moet je ruimte maken voor anderen, maar soms moet je ook ruimte maken voor jezelf. Dat vind ik een spannende opdracht. Dat gaat soms goed, en soms niet. Soms is het in balans, en soms niet. Daar ben ik op dit moment veel mee bezig. Om uit te vinden hoe ik dat doe. Op alle plekken in mijn leven. Privé, werk, in tijd, in ruimte — in al die dingen.