Hoe Carolien Gehrels ruimte maakt door te overtuigen en de goede discussie te entameren
Happyplaces Stories (video)
Ik had in mijn mailwisseling met de secretaresse van Carolien vanaf het allereerste moment aangegeven dat we in elk geval twee uur nodig zouden hebben voor een gesprek en een opname. Wat vaak ook zo is. Meestal wordt het zelf langer. Omdat dan tijd minder een factor is, en er meer rust is om echt tot een gesprek te komen. Ik ben niet per se geïnteresseerd in alleen het perspectief vanuit want iemand’s visitekaartje omschrijft. Dan is twee uur toch wel een minimum heb ik geleerd.
Toen ik haar ontmoette in de entree van het kantoor van Arcadis aan de Zuidas, bleek die twee uur nogal een uitzondering in de agenda te zijn van Carolien. Ze vertelde dat ze een heel hoog tempo gewend is, en twee uur voor haar eigenlijk veel te lang was. En vragen van journalisten met korte antwoorden, wat precies is waar ik niet voor kwam. We kwamen al snel tot gezamenlijk inzicht dat we het prima in een half uur zouden redden en dat de resterende tijd haar ruimte cadeau gaf in de agenda, iets wat sinds haar aantreden bij Arcadis een schaars goed was. De telefoon ging op ‘vliegtuigstand’, als achtergrond de stad, camera aan.
‘Steden zijn mijn grootste fascinatie. Want in steden komen mensen elkaar tegen. En steden zijn verrassend. Maar ook vertrouwd. Zijn heel anoniem, maar ook intiem. De mensen zijn er soms gek, en soms geniaal. In elk geval meer dan op andere plekken. En bescheiden wat minder, maar ook brutaal. Ik vind die tegenstellingen mooi. Zeker als die tegengestelde mensen elkaar dan ontmoeten. Dat is de reden dat ik bij een eerder bedrijf de club citymarketing heb opgericht. In 2002 Amsterdam heb mogen adviseren waar uiteindelijk die mooie campagne uit gekomen is. En toen werd ik in 2006 ineens wethouder. En dat vond ik fantastisch. Mocht ik wethouder worden van kunst, cultuur, sport en van bedrijvendeelnemingen. En in 2010 kreeg ik daar nog economie, water en monumenten bij. En heb ik acht jaar wethouder mogen zijn in deze stad.
Nu werk ik bij Arcadis. En weer gaat het over steden. Is wel mooi, iemand vroeg aan mij toen ik deze baan bekend maakte: ‘Ben jij voor die baan gemaakt of is die baan voor jou gemaakt?’ Dat is allebei niet waar. Ik belde op het goede moment hier naar toe. Arcadis is een ingenieurs- en adviesbureau met 20.000 mensen over de hele wereld. Heel goed in water, in gebouwen, in infrastructuur, mobiliteit in omgeving. Maar heel specialistisch kijken naar die vraagstukken van de stad. Mijn opdracht samen met 15 collega’s in andere grote wereldsteden is om juist integraal naar de stad te kijken. Hoe functioneert de stad? En om steden van elkaar te laten leren. Dus als we in São Paulo iets goed doen met een stedelijke uitbreiding, kunnen we daar in Shanghai of in Singapore van leren. Als wij op Heathrow iets prachtigs doen op de luchthaven, kunnen we op Schiphol daar misschien baat bij hebben. Als we in Rotterdam het Deltaplan goed toepassen, kunnen we daar ook in New York en Los Angeles van leren. Dat doe ik met 15 collega’s en dat is een geweldige baan. Want aan de ene kant dus heel lokaal: hoe laat je een stad beter functioneren? Aan de andere kant ook heel internationaal: hoe zorgt je nou dat je het verbeteren van steden versnelt door van elkaar te leren?
Dat geeft mij heel veel ruimte. Dan kom ik bij het thema. Ik had naar mijn idee ook heel veel ruimte. Ruimte om te doen wat ik denk dat goed is, om steden beter te maken. In Nederland ken ik heel veel bestuurders. Die heel veel invloed hebben op wat er gebeurt op de vormgeving van de stad. Wat ik zlef natuurlijk ook had. Die ruimte, maar ook die verantwoordelijkheid hebben bestuurders. En ik heb de vrijheid om dat proces eigenlijk te faciliteren. Want ik kan bestuurders adviseren om op een bepaalde manier naar de stad te kijken. Maar waar je ook, door als een geheel naar de stad te kijken, dingen toe te voegen. In termen van duurzaamheid, in termen van leefbaarheid, in termen van ontmoetingsplekken. En het is allemaal niet mijn specialisme, maar het is wel de kunst om die specialismen met elkaar te verbinden. En dat is de ambitie die we hebben bij Arcadis.
Ruimte gaat natuurlijk over de balans tussen openheid. Neem een plein, een open ruimte waar je kunt doen wat je wilt, waar je vrijheid hebt, waar je andere mensen tegenkomt. Maar ook over begrenzing. Een plein is alleen maar een plein als er ook gebouwen staan, neem nou hier bijvoorbeeld het Gustav Mahlerplein. En dat vind ik wel een mooie metafoor voor wat ruimte is. Het is heel open, het geeft veel gelegenheid, maar er zijn ook grenzen. Anders zou het geen ruimte zijn.
Dat is wel een mooie gedachte: hoeveel ruimte heb je nou als bestuurder van bijvoorbeeld Amsterdam om vorm te geven. Ik vind dat je dat in 2015 in Amsterdam heel goed kan zien wat er de afgelopen 20, 30 jaar is gebeurd. We hadden bijvoorbeeld de ruimte om te investeren. Er is heel veel geld verdiend met de stadsvernieuwing in de jaren 80/90, kantoren, woningbouw. En dat hebben we geïnvesteerd in dingen die de stad duurzaam maken. Natuurlijk de Noord/Zuidlijn, maar ook 30 cultuurgebouwen die de afgelopen negen jaar zijn opgeleverd. En als je het dan hebt over ruimte, dan denk ik dat we met die daden ook de stad echt groter hebben gemaakt. Het mooiste voorbeeld daarvan is het Filmmuseum op de IJ-oever. Dat is eigenlijk gewoon de magneet naar Noord geworden. Het is eigenlijk een visuele brug tussen het Centraal Station en het filmmuseum waar je graag over heen wilt om dat het er aantrekkelijk uit ziet. En daarmee heeft de stad meer ruimte gekregen. Ook al zijn er ook mensen die zeggen dat de balans in de stad weg is omdat er teveel bezoekers zijn. Dan denk ik: ‘Nou, er is genoeg ruimte, je moet het alleen beter verdelen. Over de stad. Over het jaar. Over het aantal attracties en evenementen. Misschien openingstijden verruimen. Als er bijvoorbeeld een bijzondere tentoonstelling te zien is in Rijksmuseum of in het Van Gogh. Maar die ruimte heb je als bestuurder. Om je ideeën vorm te geven, als je tenminste je collega’s en de gemeenteraad in meekrijgt.
Wat ik nu doe, geeft bijna nog meer ruimte. Het lijkt oneindig. Grote steden zoals São Paulo tot Singapore en van Shanghai tot Toronto, of Vancouver. En het is natuurlijk ook allemaal tot op zekere hoogte vergelijkbaar. Maar naar mijn idee gaat het dan juist over de combinatie van lokaal leiderschap — ik denk dat je bijvoorbeeld Hong Kong niet echt kan verbeteren zonder echt lokale kennis van hoe die stad wordt geleid en waar die stad behoefte aan heeft — maar ook globale expertise. Bijvoorbeeld op het gebied van citymarketing. Bijvoorbeeld op het gebied van stedelijke ontwikkeling. Of luchtvaart-, havenontwikkeling, mobiliteit, water, duurzaamheid, noem maar op. En ik denk dat het heel erg goed is dat er bedrijven zijn, die zeg maar als bijen langs de bloemen gaan in de wereld. Om dat je daarmee van elkaar kunt leren, maar aan de andere kant je ook beter gaat reflecteren hoe je eigen stad nou eigenlij in elkaar zit. Bijvoorbeeld in China denken ze nu meer na over cultuur, sport en entertainment omdat ze beseffen wat het betekent om identiteit te verschaffen aan een stad. Niet elke stad kan precies hetzelfde zijn. Sterker nog: het mag niet en het zal ook niet. Want elke stad is anders. Al is het alleen maar geografisch en klimatologisch. Maar dan maakt het voor de beleving van de stad, hoe gelukkig mensen zijn, hoe plezierig ze het vinden, heel veel uit of je veel identiteitverschaffende elementen hebt. Zoals monumentale gebouwen, zoals cultuurpaleizen, zoals sport, iconen. En dat zit hem in de gebouwde omgeving. Dat zit hem natuurlijk ook in de mensen, hoe ze zich kleden. Maar daar gaat Arcadis dan weer helemaal niet over.
Als het gaat over de gebouwde omgeving, dan kun je er ongelooflijk veel aan doen dat mensen zich ook uiteindelijk beter voelen. En steden beter maken heeft natuurlijk als doel uiteindelijk om mensen zich beter te laten voelen, om mensen zich beter te laten ontwikkelen en zich uiteindelijk gelukkig en thuis te laten voelen. Want het is geweldig leuk om weg te zijn, maar thuiskomen is als het goed is toch ook altijd wel weer het mooiste wat er is.
Er is natuurlijk geen stad hetzelfde. Maar ik maak wel altijd onderscheid tussen monolitische steden zoals Londen, New York, Parijs. Dat zijn steden met een heel duidelijk centrum. En de hoogste baas werkt in de hoogste toren en woont er vlak naast. Maar de secretaresse en de portier zitten twee uur in de metro heen, en twee uur in de metro terug. Dat zijn monolitische steden. Nederland, maar ook Duitsland, Italië al vanaf de 14e eeuw, hebben een zogenaamd policentrisch stedenlandschap. Dus dat is een landschap van steden waarin meerdere centra zijn. Amsterdam, Rotterdam, Leiden, Haarlem, Alkmaar, Dordrecht, Utrecht. Dat kun je heel duidelijk zien. En als je nu vraagt wat de invloed is van Arcadis, dan is dat zeer zeer zeer gering. Een stedenlandschap is een ecosysteem, is een organisch groeiend of krimpend geheel. Waar lokale leiders/beslissers de grootste invloed uitoefenen. Dat zie je natuurlijk heel erg in Chinese steden. Waarin de regering kan beslissen dat bijvoorbeeld Shenzhen in 30 jaar met 15 miljoen mensen moet groeien. Dat is een werkelijk verhaal. In 1980 woorden daar 15.000 mensen en nu wonen er 15 miljoen, in 30/35 jaar. Maar wat wij als Arcadis wél kunnen doen is adviseren hoe je dingen duurzaam, leefbaar, werkbaar maakt. Er daarbij word je natuurlijk geholpen of tegengewerkt door mores, de regels en de tradities van een stad.
Neem bijvoorbeeld mobiliteit, neem Amsterdam. Een geweldig voorbeeld van een mix van mobiliteitsmogelijkheden. Ik had twee weken geleden mijn collega’s uit de hele wereld op bezoek. En de man uit Hong Kong zei: ‘Ik heb nog nooit vier dagen niet in een auto gezeten.’ Want ik had gezegd: ‘Op Schiphol kopen we een chipkaart. 50 Euro erop. We moesten ook nog naar Rotterdam in die vier dagen. Hij deed alles met het OV, met de fiets, lopend of dus met de trein. En hij vond het fantastisch. Dat je in de tweede klas zelfs pluche bekleding had, dat de trams zo frequent reden, dat het fietsen hier eigenlijk het leukste is wat je kan doen vooral als je onder het Rijksmuseum door mag fietsen. Dat je de auto eigenlijk helemaal niet nodig hebt, dat vond hij een eye-opener. En dàt kunnen wij als Arcadis wél bevorderen. Dat bijvoorbeeld een mobiliteitssysteem ook heel erg geschoeid is op menselijke maat en op menselijk gedrag.
Waarbij het natuurlijk wel zo is, dat als het gaat over fietsen, het ook gaat over cultuur. Bijvoorbeeld in China, daar zitten alleen de arme mensen op een fiets. In São Paulo is het niet veilig. In andere steden is het weer te heuvelachtig. Daar kan de elektrische fiets dan oplossing bieden. Bijvoorbeeld in San Francisco kun je toch beter bergaf fietsen, in Parijs trouwens ook, dan de berg op. Dus wat wij doen is proberen het goede te exporteren, op te schalen, met aandacht voor de specifieke kenmerken van een stad. Maar je weet natuurlijk, als je het hebt over de ontwikkelingen in het Midden-Oosten, dat het iconisch maken heel erg bijdraagt aan het welbevinden en het trots maken van de inwoners op hun stad. Dat ze echt trots zijn op die Kingdom Tower, daar werken we aan, dat is een toren van 1.000 meter in Jeddah, in Qatar. Of dat ze trots zijn op een nieuwe brug over een rivier. Of op een nieuw voetbalstadion in Los Angeles of São Paulo. Op een nieuwe luchthaven in Lima. Wij weten wél hoe je al die elementen samen kunt voegen, maar of er in Lima, want daar bouwen we aan de luchthaven, een nieuwe luchthaven moet komen of niet, is natuurlijk never nooit aan ons. Wat wel aan ons is, is om erover te adviseren. Ook over verdienmodellen, over de schoonheid en de architectuur. En zo heeft ieder in dit organische systeem van de stad zijn eigen rol. En dat is mooi.
Nee, ik zou nooit dingen doen die ik niet zou willen. Professionele integriteit heet dat mijn idee. Ik vind dat je tot op het allerlaatst moet kunnen verdedigen wat je doet. En als je vindt dat je zelf niet kunt verdedigen wat je doet, dan moet je het ook gewoon niet doen. En het mooie van dit vak is dat je niet beslist, maar dat je invloed uitoefent door te overtuigen. En mijn kennis van steden is natuurlijk heel erg groot, maar uiteindelijk ben ik ook een heilig gelover in lokale democratie. Ik denk dat het heel erg goed is dat mensen samen de stad maken en dat zij ook samen de stad besturen. En dat de ene stad anders wordt bestuurd dan de andere stad. En het is dan aan de adviseurs om te overtuigen, en bestuurders te laten zien waarom je als adviseur denk dat die stad beter of mooier of groter of slimmer of efficiënter wordt. En dat vind ik zelf eigenlijk de mooiste manier.
En wat ik ook heel erg mooi vind is om de goede discussie te entameren. Op het moment dat je iets doet, bijvoorbeeld het Midden-Oosten, je bouwt hele hoge gebouwen maar je weet dat er over 10 jaar geen water meer is, dan kun je die discussie agenderen. Dat staat natuurlijk al lang op de agenda, maar je kunt ook zorgen, in elk geval vanuit onze expertise, dat je de professionals bij elkaar brengt om mogelijke oplossingen te presenteren. En dan is het wederom aan de lokaal gekozen bestuurders, of de nationaal gekozen bestuurders om daar dingen mee te doen. En werken voor corrupte landen, of niet-democratische landen proberen wij zoveel mogelijk te beperken. Maar ook daarin hebben mensen in democratieën natuurlijk altijd hun eigen dynamiek. Maar als adviseur, als bedrijf heb je altijd je eigen verantwoordelijkheid. En vind ik, en dat vind volgens mij iedereen, dat professionele integriteit belangrijker, dat je voor jezelf die ruimte neemt, dan dat je je laat begrenzen, beknotten of besturen door een ander.’