Hoe Derk Loorbach, vanuit een stabiele basis, de onmetelijke ruimte verkent

Happyplaces Stories (video)

Marcel Kampman
Happyplaces Stories
13 min readSep 4, 2023

--

Iets voor tien uur liep ik de zestiende verdieping op waar DRIFT is gevestigd, in de hoogste toren van de Erasmus Universiteit Rotterdam. In de verte hoorde ik de kenmerkende subbastonen van Derk zijn bariton stem resoneren over de verdieping. We troffen elkaar voor zijn werkkamer. Ik bleek keurig op tijd te zijn. Voor onze afspraak om 14.00 uur. Oeps. We maakten er een hink-stap-sprong afspraak van. Ik prikte in op de afdeling om te flexwerken, dan tussendoor vast een uurtje beter kennismaken, dan weer even flexwerken en Derk afspraken om vervolgens om 14.00 uur verder te praten. Toen hadden we het over ruimte versus padafhankelijkheid, over ruimte maken door anders te framen, het belang van verbeelding, het delen van ervaringen waardoor mensen anders gaan kijken en hun ruimte groter wordt, hoe hij van jongs af aan al de neiging heeft om een andere kant op te gaan dan de meute en hoe je basgitarist wordt en namen zo’n 25 minuten op.

Derk Loorbach is directeur van DRIFT en hoogleraar sociaal-economische transities aan de faculteit Sociale Wetenschappen, Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij is een van de grondleggers van de transitiemanagement-aanpak als een nieuwe manier van governance voor duurzame ontwikkeling. Hij heeft meer dan honderd publicaties in dit vakgebied op zijn naam staan en is als actie-onderzoeker betrokken bij vele transitie-processen in de bestuurs- en zakenwereld, het publieke domein en in de wetenschap. Derk geeft regelmatig keynotes in Europa en daarbuiten. Daarnaast is Derk ook bassist, familieman en fervent Twitteraar.

Het transcript is licht bewerkt om leesbaarheid te verbeteren.

Tegendenken

Ruimte is zo’n raar begrip. Want het bestaat alleen maar bij de gratie van afwezigheid van iets, van structuur en context. Ik herinner me dat ik eigenlijk van jongs af aan al de neiging heb om, als iedereen de ene kant op gaat, de andere kant op te gaan. Dat is mijn eerste associatie met ruimte. Ik zoek graag plekken op waar nog niet iedereen is, of is geweest. Ik heb er wel vaker over nagedacht, omdat ik er nu professioneel ook zo mee bezig ben. Mensen noemen mij soms radicaal of recalcitrant. In zekere zin is het ook de wetenschappelijke methode: tegendenken, dingen ter discussie stellen en van verschillende kanten bekijken. Maar het zit eigenlijk van jongs af aan al in mijn persoon. Niet vanuit recalcitrantie, meer vanuit een soort ontdekkingszin of toch een idee dat er ergens iets beters is of iets anders zou moeten zijn. Dat het interessant kan zijn om dat te ontdekken. Je kunt dan ook ontdekken dat daar niks is, of dat het toch doodloopt en dat daar geen ruimte zit. Dat ook niet erg, want dan ben je wijzer geworden en dan kan je de volgende stap nemen en je richting aanpassen.

Op persoonlijk niveau ben ik daar altijd soort van mee bezig. Ik vind het ook gewoon leuk om initiatief te nemen. Maar ik herinner me ook momenten dat een beetje vastzaten ergens, of mensen riepen: ‘Wat zullen we eens gaan doen?’ Op die momenten heb ik de neiging om te zeggen: ‘Laten we daarheen gaan.’ We waren een keer op een conferentie, in Kopenhagen geloof ik, met een hele groep mensen. We waren jolig en gezellig. Ik had in de Lonely Planet, of zo, gelezen dat er een of andere beroemde bar was waar je echt heen moest. Het restaurant waar we aten ging dicht en mensen bleven een beetje hangen. Dus zei ik: ‘Nou kom op, we gaan naar die bar!’ Maar dat bleek iets van 20, 30 minuten lopen te zijn. Ik had echt iets van 80 mensen achter me aanlopen onderweg naar die bar. Toen we er aankwamen bleek dat die dicht was. Toen stonden we daar in Kopenhagen… Maar goed, dat is natuurlijk toch alsnog jolig en dan vinden mensen wel iets. Ja, in het persoonlijke heb ik dat heel erg, dat initiatef nemen.

Op de een of andere manier heeft ruimte voor mij een dubbele betekenis. Als een soort veilige haven en als een soort ontsnappingsmogelijkheid.

Zelfruimte

Ik zoek naar dat soort plekken — dit is meer de persoonlijke ruimte of de mentale ruimte, maar dat vertaalt zich ook wel naar plekken in zekere zin — waar ik me van de rest kan afsluiten. Daarvoor zorgen, daar ben ik altijd wel mee bezig geweest. Ik heb een vrouw en drie kinderen. Dat is natuurlijk een druk gezin, wat heel warm is en fijn. Sommigen noemen zo’n plek dan een ‘man cave’ natuurlijk, maar dat is… Ik heb niet een eigen kamer thuis. Iedereen heeft een eigen kamer; het is een enorm burgerlijk bestaan dat ik daar voer. Daarom heb ik wel met een bevriend ontwerper een schuurtje in de tuin verbouwd tot een klein Japans barretje. Echt een barretje, met flesjes erin. Geen tap, of zo. Het is een plek waar ik kan zitten, of een muziekje kan luisteren. Met een paar vrienden is het er al snel gezellig. Dan hebben we er een mini-feestje of een borrel. Het is een heel klein fijn ruimtetje, waar wat memorabilia aan de muur hangen enzo.

Ik hecht aan op expeditie gaan om nieuwe ruimte te ontdekken of ruimte te maken. Tegelijkertijd hou ik heel erg van vaste plekken en routine. Misschien zelfs wel van het inperken van de ruimte, die klein maken.

Hier, op mijn werk op de universiteit, heb ik ook een eigen plek. Het is gewoon een werkkamer, maar het is toch een plek met mijn eigen spullen, mijn eigen ruimtetje. In die zin hecht ik aan het proberen op expeditie te gaan om nieuwe ruimte te ontdekken of ruimte te maken. Tegelijkertijd hou ik heel erg van vaste plekken en routine. Misschien zelfs wel van het inperken van de ruimte, die klein maken. Om een soort veilige bescherming zoeken in wat ik ken, wat me lief is en wat dichtbij staat. Op de een of andere manier heeft ruimte voor mij die dubbele betekenis. Als een soort veilige haven en als een soort ontsnappingsmogelijkheid.

Praktijkruimte

Ik houd me professioneel met transitie, met maatschappelijke verandering bezig. Daarin zit die dubbelheid eigenlijk ook op verschillende manieren. Misschien heb ik die daarin meegenomen. Ik ben directeur bij Drift. Wij zijn een heel gek iets binnen een universiteit. Formeel zijn we een sociale onderneming. We zijn ooit afgescheiden van de faculteit van de universiteit. Faculteiten en universiteiten doen onderzoek een bepaalde kant op. Het moet academisch, je moet geen mening hebben. Je moet vooral beleidsmakers aanbevelingen geven, en er dan verder je handen van aftrekken. Of je moet studenten die kennis overdragen die dat dan vervolgens gaan reproduceren. Daar heb ik me vanaf het begin af aan tegen afgezet. Gelukkig zijn er in de wetenschap heel veel mensen die zich daar tegenaan bemoeien.

Ik heb altijd de kleine hoekjes van de wetenschapsfilosofie en de wetenschap opgezocht die bezig waren met actieonderzoek, of met een thema als ‘een duurzame leefbare toekomst’. Dan je hebt een agenda om je voor in te zetten als onderzoeker. Maar dan het liefst in en met de praktijk, want daar zit ook kennis. De drang van het afwijken van de mainstream zat daar al in. Ik ben vervolgens in de omstandigheden gekomen om daar ook echt een groep omheen te bouwen. Zo zijn we lang geleden, bijna twintig jaar geleden al, samen met Jan Rotmans in Rotterdam begonnen.

Thuisniche

We zaten in de veilige ruimte van veel van de ‘gewone’ academici: de universiteit. Binnen die veilige ruimte rekten we de boel op. Toen zijn we er deels uitgezet, of deels uitgegaan. Het grappige is dat daardoor een nieuwe ruimte ontstond. Toen moesten we onszelf heruitvinden. We werden in 2011 een formeel bedrijfje, een sociale onderneming van de universiteit waarvan ik de directeur werd. We kregen met collega’s toen de mogelijkheid om onze eigen ruimte te maken. We konden een instituutje ontwikkelen als een soort beschermende huls, met spelregels en waarden. In transitiejargon noemen we dat een ‘niche’. Dat is een relatief beschermde omgeving, waarbinnen je met elkaar werkt volgens een bepaalde set waarden en principes. Dat was aanvankelijk deels om te overleven, maar gaandeweg is dat een hele stabiele, veilige, fijne thuishaven geworden.

Met Drift hebben we inmiddels gezamenlijk een heel stabiele ruimte gecreëerd als uitvalsbasis, die ook groeiend is. Waar vanuit we, zowel binnen de universiteit, maar vooral ook maatschappelijk, anderen helpen om daar ook weer ruimte te maken.

Binnen Drift hebben we, geestig genoeg, weer zo’n ruimte gecreëerd waarbinnen dan weer die andere kant van ruimte wordt gemaakt. Als ik het zelf niet doe, dan zijn er wel allerlei collega’s die de hele tijd alles ter discussie stellen, tot vermoeiens toe. Dat gebeurt de hele tijd, dat is geïnstitutionaliseerd. Binnen Drift ben ik nu zelf de mainstream geworden. Ik ben het regime geworden, de hoofdstroom, waar ik mezelf dan weer tegen ga afzetten. Wat ook weer tot verwarring leidt bij collega’s. Die zich regelmatig afvragen: ‘Wat bedoelt hij? Maakt hij nou een grapje?’ Dat leidt tot hilarische momenten. We hebben hier inmiddels gezamenlijk wel een heel stabiele ruimte gecreëerd als uitvalsbasis, die ook groeiend is. Waar vanuit we, zowel binnen de universiteit, maar vooral ook maatschappelijk, anderen helpen om daar ook weer ruimte te maken.

Transitieruimte

Dat brengt me op bij het maatschappelijke begrip ‘transitieruimte’. Een collega, Rick Bosman, heeft daar net het proefschrift Into Transition Space: Destabilisation and incumbent agency in an accelerating energy transition over geschreven. Als je kijkt naar de grote maatschappelijke problemen, zoals de landbouwdiscussie, de energietransitie tot wat er in de zorg gaande is, dan is daarin de rode draad een gebrek aan met elkaar veranderruimte kunnen creëren en dat ook benutten. Voor de theorie van de transitiegedachte is het belangrijk je het volgende te realiseren. We hebben alles met elkaar op een gegeven moment zo goed geregeld, of dichtgetimmerd, dat we dat gaandeweg voor lief nemen. We zeggen vaak: ‘Het werkt gewoon zo,’ of ‘zo werk het nu eenmaal.’ Alleen, omdat we het zo goed geregeld en dichtgetimmerd hebben, is het ook heel moeilijk om los te laten of te veranderen. We vergroeien er mee. Net zo goed als dat ik langzamerhand met mijn eigen tuinhuisje of met Drift vergroeid ben. Dat is een heel menselijke eigenschap, maar op een samenlevingsniveau werkt dat ook zo. Dat loslaten is heel ingewikkeld. Daarbij komt dat er allerlei belangen mee vergroeid zijn, mensen er geld aan verdienen of erin geïnvesteerd hebben. Hun carrière en hun identiteit hangt ervan af.

Het interessante is dat tegelijkertijd allerlei mensen in staat zijn om daaraan juist wel te ontsnappen, iets nieuws te doen of met een nieuw idee beginnen. Mensen die van de stroom afwijken. Niches, nieuwe praktijken of nieuwe gedachten.

Een transitie is het proces waarin steeds meer mensen uit die dichtgetimmerde ruimte breken, nieuwe plekken gaan ontdekken. (…) Dat is maatschappelijk heel ingewikkeld. Dat betekent voor heel veel mensen onzekerheid, weerstand, misschien ook wel sociale onrust. Wat maakt dat de maatschappelijke ruimte die we nodig hebben om tot een duurzame en rechtvaardige samenleving te komen, ook kunt interpreteren als een enorme maatschappelijke chaos die ontstaat, omdat we allerlei vanzelfsprekendheden weg zien vallen.

Een transitie is het proces waarin steeds meer mensen uit die dichtgetimmerde ruimte breken, nieuwe plekken gaan ontdekken. Waardoor die nieuwe plekken zich tot elkaar gaan verhouden, gaan samensmelten. Daarmee ontstaat, wat de ecologen noemen, ‘een nieuwe attractor’. Er ontstaat dan een steeds meer gestructureerde nieuwe ruimte, waar mensen steeds makkelijker in kunnen stappen. Die ook steeds zichtbaarder en herkenbaarder wordt, waardoor die andere structuren steeds sneller onderuit gaan. Het idee van transitieruimte is dat die oude structuren wegvallen en er allerlei nieuwe plekken en openingen komen. Dat is maatschappelijk heel ingewikkeld. Dat betekent voor heel veel mensen onzekerheid, weerstand, misschien ook wel sociale onrust. Wat maakt dat de maatschappelijke ruimte die we nodig hebben om tot een duurzame en rechtvaardige samenleving te komen, ook kunt interpreteren als een enorme maatschappelijke chaos die ontstaat, omdat we allerlei vanzelfsprekendheden weg zien vallen.

We kunnen heel goed naar een duurzaam regeneratief voedselsysteem waarin we op een manier voedsel produceren waarbij de bodem en de natuur herstelt. We kunnen dan allemaal lekker eten, maar moeten we wel heel veel minder vlees eten en meer met de seizoenen mee eten. Dat kan allemaal. Er zijn honderdduizenden mensen en duizenden boeren die dat doen. Dat is niet het probleem. Maar voor heel veel mensen die het nieuws vooral in de krant volgen, hun eten in de supermarkt halen en een miljoenenhypotheek voor een megavarkensstal hebben afgesloten, is dat niet een aantrekkelijk beeld. Steden waarin je vooral loopt en fietst is ook iets wat kan en gebeurt. Als we dan collectief onze mobiliteit organiseren, kun je ook nog overal autootjes of voertuigen hebben. Dan hoeven heel veel mensen geen eigen auto te hebben. Als je dat zegt, reageren veel mensen met : ‘Daar beginnen we niet aan.’ Wij zijn nu enorm op zoek. Hoe maken we nou zichtbaar dat al heel veel mensen die nieuwe ruimte in zijn gestapt? Hoe zorgen we ervoor dat, wanneer die nieuwe ruimte zichtbaar wordt, mensen minder angst hebben om dat waar ze zich nu aan vastklampen en zo comfortabel en fijn bij voelen, loslaten? Om toch op pad te gaan, te vertrekken?

Hoe maken we nou zichtbaar dat al heel veel mensen die nieuwe ruimte in zijn gestapt? Hoe zorgen we ervoor dat, wanneer die nieuwe ruimte zichtbaar wordt, mensen minder angst hebben om dat waar ze zich nu aan vastklampen en zo comfortabel en fijn bij voelen, loslaten? Om toch op pad te gaan, te vertrekken?

Ruimtemaaklogica

Kom ik toch weer terug op het persoonlijke, want ik weet nog steeds niet waar die drive vandaan komt. Ik heb altijd gemerkt dat wanneer het soms niet werkt, er niks te vinden is, het dood loopt of wanneer het café dicht is, het toch altijd weer een ervaring of inzicht oplevert. Het gaat eigenlijk nooit echt mis. Ik merk steeds meer, in interactie met bestuurders of met mensen die het in een professionele omgeving over transities hebben, dat ik die grondhouding heel moeilijk overgedragen krijg. Vaak wordt dat vertaald in beleidstermen als: ‘Je moet wel fouten mogen maken,’ of zoiets. Maar in mijn beeld bestaan fouten eigenlijk helemaal niet.

Het is een logica die heel veel mensen zoals ontwerpers, sociaal ondernemers en actieonderzoekers, van nature in zich hebben. Het ‘om een hoekje kijken’, uitproberen, van daaruit volgende stappen maken. Dat is een soort ‘ruimtemaaklogica’, of een logica van waaruit je kleine tussenruimtes gaat verbinden. Wij noemen dat in ons jargon ‘transitiemanagement’, maar daar kun je allerlei andere namen aan geven. Waar het over gaat is het bij elkaar brengen van mensen zodat een nieuw gesprek ontstaat en een nieuw idee. Creëer een omgeving waarin mensen meer durven te experimenteren of doen. En probeer van daaruit die maatschappelijke ruimte weer op te rekken, voorstelbaar te maken. Dat heb ik altijd leuk gevonden, maar het zit ook gewoon in mijn aard.

Het ‘om een hoekje kijken’, uitproberen, van daaruit volgende stappen maken. Dat is een soort ‘ruimtemaaklogica’, of een logica van waaruit je kleine tussenruimtes gaat verbinden. Wij noemen dat in ons jargon ‘transitiemanagement’.

Het rare eraan is die dubbelheid. Aan de ene kant heb je geborgenheid, vastigheid en houvast nodig. Ook een soort van vertrouwen of zekerheid. Om van daaruit zonder reserves te kunnen experimenteren. Ik zeg niet ‘te durven falen’, want dat ervaar ik helemaal niet zo. Maar wel het voor anderen op je bek gaan of iets doen waarvan anderen dan gaan zeggen: ‘Nou dat was dom. Dat sloeg natuurlijk nergens op.’ Dat zou ik veel meer mensen toewensen. Ook ons als samenleving. Maar we zijn helaas nog niet op dat punt. Dat is, denk ik, omdat er vanuit een soort wantrouwen en een soort onrust gekeken wordt. Met een onderliggend verlangen om ergens in de toekomst zekerheid te hebben zoals genoeg geld, genoeg stabiliteit.

Vooruit struikelen

Ik heb er ook wel eens met collega’s over gehad. Ik kom uit een gezin waar alles heel goed geregeld was. Hoogopgeleide ouders met goede banen, een stabiele thuissituatie, een mooi huis met een tuin, een goede school. Over geld werd niet gepraat, maar er was ook nooit iets te klagen. Mijn ouders waren enorm maatschappelijk betrokken, en ik kon alle kanten op. Ik ging rechten studeren omdat ik geen idee had en een nogal ongedisciplineerd figuur was. Nog steeds trouwens. Ik had toen al snel zoiets van: ‘Oké, dit is een verkeerde keuze.’

Ik ben toen Cultuur- en Wetenschapsstudies gaan studeren. Mijn ouders hebben jarenlang zich afgevraagd wat dat nou was en wat ik daarmee kon. Nog zo’n voorbeeld van dat ik dat ging dat doen omdat het goed voelde. ‘We zien het wel.’ Daarna ging ik werken in een rare vakgroep op de universiteit, iets met ‘integrated assessment’. Op een kennismakingsdag vroeg mijn vader telkens: ‘Is dit nou wetenschap wat jullie doen?’ Wel vanuit enorme betrokkenheid, maar ook vanuit de soort van ‘je moet gewoon je pad volgen, maar je moet het wel uit kunnen leggen’.

In de ruimte die we bij Drift proberen te creëren moet aanleiding of de motivator je nieuwsgierigheid, idealisme, interesse of zorgen om iets zijn. (…) Door uit te proberen en ‘vooruit te struikelen’ zoals wij dat noemen, ontstaat er groei. Dan bedoel ik niet zozeer economische groei, maar vooral waardegroei. Zo leren meer, komen we nieuwe dingen tegen.

Dat heeft mij zo’n stabiliteit meegegeven, waardoor ik nooit echt heb hoeven vechten of me moeten bewijzen. Dat gevoel heb ik nooit gehad. Veel andere mensen hebben, denk ik, dat wel. In veel institutionele omgevingen, bij overheden, in commerciële omgevingen moet je je enorm invechten om hoger op te komen, wat het soort profielen selecteert van mensen die zich enorm moeten bewijzen. In de ruimte die we hier bij Drift proberen te creëren vinden we dat dat niet de drijvende kracht moet zijn. De aanleiding of de motivator moet zijn je nieuwsgierigheid, idealisme, interesse of zorgen om iets. Van daaruit ga je uitproberen en ga je op zoek naar dingen, vanuit dat proces ontwikkelen mensen en systemen zich. Door uit te proberen en ‘vooruit te struikelen’ zoals wij dat noemen, ontstaat er groei. Dan bedoel ik niet zozeer economische groei, maar vooral waardegroei. Zo leren meer, komen we nieuwe dingen tegen.

Dus, als je het tot de kern samenbrengt, dan is de ying en yang van ruimte voor mij een hele stabiele basis waar je je veilig voelt. Zodat je het vertrouwen voelt om de onmetelijke ruimte zich die daar omheen bevindt te gaan exploreren. En, wat je daar vindt weer mee terug te nemen naar je eigen kleine bubbel.

Thank you for taking the time to read the article and/or watch the video. I hope that you enjoyed it. If you did, don’t forget to hit the clap button (the icon of the hands below or on the left side of your screen) so I know I connected with you. Follow me here on Medium to automagically see new stories pop up on your Medium homepage. Or follow me on LinkedIn, I also share updates and stories there. Thank you for your support!

--

--

Marcel Kampman
Happyplaces Stories

Creates space and matter, and places that matter, in the universe of infinite possibility. Founder of Happykamping & Happyplaces Project, author, sense maker.