Hoe Erik Jan Harmens ruimte maakt door samen te dolen
Happyplaces Stories (video)
Ik sprak Erik Jan laatst opnieuw. Opnieuw, want we deden dat al eerder maar na thuiskomst bleek het geheugenkaartje alle data die erop stond liever voor zichzelf te houden. Dus spraken we nog een keer af. Dat was een komma, niet een punt spraken we af. We pakten het weer op na de komma. Nu niet wandelend met de hond in het park, maar gewoon bij hem thuis. Die eerste keer zat hij middenin het schrijfproces van zijn nieuw te verschijnen roman die zich afspeelt in de Rigolettohof in Alphen aan de Rijn, waar hij opgroeide. Had hij ook een strak ritme met schrijftijd op bepaalde dagen, vaste ritmes op vaste plekken, om altijd de juiste ruimte te hebben voor het werk dat moest gebeuren. In de geest van de gedachte van terug gaan naar de plek waar je bent opgegroeid, reisde hij afgelopen zomer met Lize Spit, André Dongelmans, Pieter Geenen, Milouska Meulens, Boris Dittrich, Nelli Cooman en JW Roy terug naar de plek waar ze ooit kind waren. De wandelingen door Viersel, Bergen, Eindhoven, Lelystad, Utrecht, Rotterdam en Knegsel zijn na te luisteren als podcast en verschenen ook in de gedrukte Trouw. Inmiddels was nu de roman nagenoeg drukklaar, klaar om naar de drukker te gaan. En stond Erik Jan op het punt om op vakantie te gaan.
We spraken lang over veel. Over verdoofd en onverdoofd zijn. Over goedbedoelde tips. Hoe ruimte niet de staat is waarin hij normaal verkeert. Over verwachtingen. Over vrijheid. Over ergens bijhoren. Over samen dolen. Over verbinding in plaats van succes. Over hoe zijn ideale plek eruit ziet, als een groot stuk land in een rustig deel van het land. Met daarop een klein huis. Waarbij het land vooral bestaat uit gras, met een hek eromheen. Zodat de prikkels van de buitenwereld op afstand blijven. Met misschien zelfs een hangmat.
Het transcript is licht bewerkt om leesbaarheid te verbeteren.
Onvrij
Als ik denk aan ruimte dan denk ik niet aan de staat waarin ik normaal verkeer. Dat is niet somber bedoeld, maar het is wel een realiteit. Mijn realiteit is dat ik niet het gevoel heb vrij te zijn. Het is natuurljk veel leuker om te zeggen: ‘Ik leid een vrij leven.’ Maar dat is niet het geval. Dat komt niet omdat ik beknot word door een vaste baan of zo. Ik heb geen baas. In die zin ben ik wél vrij, heb ik mezelf vrij gemaakt. Maar ik ben me voortdurend bewust van een buitenwereld en voel daar voortdurend verwachtingen bij. Die zijn al dan niet realistisch. Vaak zijn die ook ingebeeld. Tot die verwachtingen en tot die buitenwereld probeer ik me zo goed mogelijk te verhouden. Ik kan naar eer en geweten zeggen: ‘Ik doe mijn best.’ Maar om nou te zeggen dat ik daarin grote tevredenheid heb, is ook niet helemaal zo.
Als ik denk aan ruimte dan denk ik niet aan de staat waarin ik normaal verkeer. Dat is niet somber bedoeld, maar het is wel een realiteit. Mijn realiteit is dat ik niet het gevoel heb vrij te zijn.
Mijn leven bestaat uit boksslagen. Mijn tegenstander is geblurd. Dus het is niet eenvoudig. Het was eenvoudiger. Het was eenvoudiger in de 25 jaar dat ik alcohol gebruikte. Want toen was niet alleen de tegenstander geblurd, maar ik zelf ook. Dan heb je een gelijke strijd. Dan is alles vaag en alles zacht. De verwachtingen van anderen deden er niet zoveel toe. Eigenlijk deed niets er heel veel toe, want alle prikkels werden gedempt. Dat was en veel prettiger staat van zijn. Nu is alles scherp en komt alles binnen. Ik leef nu acht jaar onverdoofd en nu is alles scherp en hard. Tegelijkertijd is alles waar, dat is wel een grote winst. Ik panikeerde veel omdat ik niet wist hoe het nou precies zat. Ik wist ook nooit precies wat ik nou had gedaan de avond ervoor, dat vond ik wel heel vervelend — en vervelend is een understatement. Alles is nu wel wat het is, dat is wel een groot voordeel. Dan is het enige nadeel dat het is wat het is, als je me nog kunt volgen. Dat is wel lastig.
Ik vind het ook lastig dat de buitenwereld, de mensen, daar weer een mening over heeft. Raar is dat niet, want ik spreek me in het openbaar, publiekelijk, daar regelmatig over uit. In columnvorm, in boekvorm, op radio en televisie. Daar ben ik toch iemand die voortdurend praat over het onverdoofde leven. Mensen hebben daar dan natuurlijk een mening over. Ik krijg heel vaak, naast aansporingen, ook te horen: ‘Waarom is verdoving dan per definitie slecht?’ En ook: ‘Waarom verdoof je je dan niet weer? Misschien dan niet weer met alcohol, maar waarom rook je niet elke dag een lekkere splif?’ Dat is een joint hè. Of: ‘Waarom gebruik je niet lithium?’ Dat is ook wel een tip. Zo krijg ik heel veel ‘tips’. Dat is niet raar, maar het is wel heftig. Want voortdurend hebben mensen een mening over wat ik doe en tegelijkertijd lok ik het uit want ik publiceer er over. Vrij is dat dus niet. Ik voel me niet vrij. Het enige dat ik dus kan doen is die onvrijheid optekenen en daar verslag van doen. Los van alle ‘tips’ waar ik het over had, krijg ik dus ook wel aansporingen van mensen die soortgelijke ervaringen hebben. Dat is wel waar ik het echt voor doe. Want dan hoor ik eindelijk ergens bij. Dat gebeurt me niet zo vaak. Ik heb toch vaak het idee dat ik een beetje door de woestijn dool. Nu doe ik dat met anderen. Dat is fijner dolen dan als je dat alleen doet.
Ik krijg ook wel aansporingen van mensen die soortgelijke ervaringen hebben. Dat is wel waar ik het echt voor doe. Want dan hoor ik eindelijk ergens bij. Dat gebeurt me niet zo vaak. Ik heb toch vaak het idee dat ik een beetje door de woestijn dool. Nu doe ik dat met anderen. Dat is fijner dolen dan als je dat alleen doet.
Verbinding
Ik ben begonnen met poëzie schrijven en performen. Ik heb ook heel veel poetry slams gedaan. Dat zijn wedstrijden gedichten voorlezen. Ik toerde veel vaak door Nederland en België. Dat was een roes, ook wel door de drank die erbij kwam, maar ook door de adrenaline van het optreden. Dat was een literaire loopbaan die gebaseerd was op een soort van succes, zou je kunnen zeggen. Een veelgevraagd performer was ik dan, een gelauwerd dichter, dat soort dingen. Dat heb ik best een tijd kunnen volhouden. Dat was best boeiend. Ik trek daar ook niets van terug, maar het is acht jaar geleden toen ik stopte met drinken allemaal totaal veranderd. Het hele onderwerp waarover ik schrijf is veranderd. Maar ook de inzet is veranderd. Het is niet meer gebaseerd op succes, maar op verbinding.
Verbinding is een beetje een corny woord misschien, maar het is wel wat er plaatsvindt. Het is, zowel in mijn boeken als mijn optredens als bij podcasts die ik maak, als bij de columns die ik schrijf, verbinding waar het om draait en niet zozeer om succes. Omdat succes ook wel een raar en verraderlijk iets is. Op het moment dat je het hebt wil je het houden. Dan is er gelijk ook angst om het kwijt te raken. Heel raar eigenlijk. Op het moment dat je het hebt ben je bang om het kwijt te raken. Dus kan je ook niet echt genieten van succes. Elke keer denk je: ‘Ja, straks is het weg. Straks doe ik iets verkeerd. Straks vinden ze iemand anders leuker.’ Etcetera. In die zin is het een heel raar fenomeen, ook om een loopbaan op te stoelen. Dat is in alle oprechtheid weg bij mij. Het succes zelf, dat weet ik niet. Maar succes als drijfveer is weg. Dat geeft ontzettend veel rust.
Het is zoveel prettiger dat mijn werk nu gestoeld is op verbinding in plaats van succes, omdat ik bij verbinding helemaal niet bang ben dat het verdwijnt. Bij succes is het niet zo dat ik bang ben dat het verdwijnt; het verdwijnt hoe dan ook. Je houdt dat succes niet.
Ik ben nog steeds wel benieuwd wat mensen vinden van wat ik doe. Maar ik merk dat wanneer ik iets doe wat veel mensen niet zint, of wat critici niet fijn vinden, dat betekent dat dus niet dat ik het dan niet meer doe. Dan betekent het alleen dat het dan voor een kleinere groep gemaakt wordt, want je bent afhankelijk van zoveel ballen in de krant, views op internet of aantal likes. Als mensen niet liken wat ik doen, dan betekent dat, dat ik het maak voor een kleinere groep. Dat betekent een andere constellatie. Tegelijkertijd kan ik ontzettend veel plezier beleven aan een voordracht aan 20 mensen of een boek dat 2.000 exemplaren verkoopt. Het is op zich prettiger voor de portemonnee als je er 25.000 of 50.000 verkoopt, maar het maakt voor de inhoud niet zoveel uit. Het is zoveel prettiger dat het nu gestoeld is op verbinding in plaats van succes, omdat ik bij verbinding helemaal niet bang ben dat het verdwijnt. Bij succes is het niet zo dat ik bang ben dat het verdwijnt; het verdwijnt hoe dan ook. Je houdt dat succes niet. Lewis Hamilton is een hele goede Formule 1-coureur, maar hij gaat op een gegeven moment letterlijk en figuurlijk ingehaald worden door anderen. Iedereen heeft dat: iedereen heeft verschillende niveaus van succes en dan verdwijnt dat weer een beetje, of het wordt wat minder. Soms ben je ook uitgerangeerd. Een prachtig woord is dat. Dan ben je uitgerangeerd omdat je iets stoms hebt gedaan, maar vaker omdat de tijden veranderen. Dat zou eigenlijk niet zo’n probleem moeten zijn, maar dat is het voor veel mensen wel. Dan leidt het tot heel veel paniek, angst en depressie en dat soort zaken.
Bij verbinding is dat niet. Op het moment dat ik met iemand verbinding heb, echte verbinding, dan zal dat daarna gecontinueerd worden, of een andere vorm aannemen. Maar het is nooit wég. Het ontwikkelt zich door de tijd heen, maar het is nooit iets waar je je helemaal op vastpint van ‘nu ben ik er.’ Bij succes ga je vooruit denken aan het moment dat het weer minder kan worden, of verdwijnt. Maar bij verbinding geniet ik heel erg van de verbinding. Dan zit je erin, snap je? Dat is wel wat anders. Ik denk ook dat ik bij verbinding het gevoel heb dat dàt het is waar het om gaat. Bij succes heb ik veel meer het idee dat het een soort polish is. Een soort poetsmiddel. Glans. Niet onprettig op zich, maar verraderlijk en het heeft ook allerlei toxische elementen in zich. Verbinding niet. Verbinding is gewoon: ‘Ik ben een persoon. Daar is een ander persoon.’ Dan is er een soort lijntje tussen ons dat opengaat. Hoe zich dat manifesteert maakt niet uit. Ik woon in Noord-Holland en loop hier wel eens op straat. Ik zie dan in de verte ergens iemand me tegemoet lopen die ik niet ken. Op dat moment zie en voel ik al een lijntje tussen mij en die andere persoon, terwijl ik die persoon totaal niet ken. Ik voel dat die ander dat ook voelt. Dat is echt magie, elektriciteit. Dat fascineert me. Als ik zoiets ook kan bewerkstelligen middels mijn werk, of dat nou een gedicht is, een column, een roman of een podcast.
Ik ben nu gevraagd om een biografie van iemand te schrijven — het doet er even niet toe wie precies, dat wordt wel duidelijk later — maar het gaat er om dat het iemand is uit een totaal andere scene dan ik. Iemand met wie ik helemaal niet geassocieerd zou worden, en omgekeerd ook niet. Maar hij voelde die verbinding met mij naar aanleiding van een podcast. Na het beluisteren van de podcast dacht hij: ‘Met hem wil ik in gesprek’ en dat dat eigenlijk gelijk ook wederzijds is als een soort verliefdheid. Maar dan anders, echt als dat lijntje eigenlijk. Dat betekent dat ik acht keer met die persoon in gesprek zal gaan, acht keer vier uur interviewen. Ik kan niet wachten tot we daarmee gaan beginnen omdat dàt verbinding in optima forma is. Dat is verbinding. Hij gaat praten, ik ga luisteren en vragen. Op basis van die verbinding komen we tot een boek. Dat zal een bepaalde hoeveelheid exemplaren gaan verkopen, maar veel interessanter voor mij zijn die acht keer vier uur en het feit dat ik niet weet wat hij gaat zeggen. Ik heb een structuur aangebracht. Dat zijn acht blokjes met acht onderwerpen, maar ik kijk vooral uit naar dat moment van uitwisseling en dat lijntje. Dàt is voor mij interessant.
Wat ik boeiend vind is de vraag of ik wel op zoek ben naar vrijheid. Ik begon net mijn verhaal met te zeggen dat ik niet vrij ben, omdat ik voortdurend onderhavig ben aan prikkels, me voortdurend bewust ben van de buitenwereld en dat ik me daartoe verhoud. Ik me dus in die zin niet vrij voel. Maar ik weet ook niet of dat een situatie is die veranderd moet worden. Ik weet niet of het beter wordt als ik vrij ben.
Prikkelvrijheid
Wat ik boeiend vind is de vraag of ik wel op zoek ben naar vrijheid. Ik begon net mijn verhaal met te zeggen dat ik niet vrij ben, omdat ik voortdurend onderhavig ben aan prikkels, me voortdurend bewust ben van de buitenwereld en dat ik me daartoe verhoud. Ik me dus in die zin niet vrij voel. Maar ik weet ook niet of dat een situatie is die veranderd moet worden. Ik weet niet of het beter wordt als ik vrij ben. Wat ik weet is dat ik ongelooflijk prikkelgevoelig ben en dat ik verlang naar minder prikkels. Maar hoe ik dat zou moeten doen, dat weet ik op dit moment echt niet. Ik weet dat ik ze niet meer ga dempen. Dat weet ik. Ik weet dat ik niet meer, ondanks alle ‘tips’, me nu niet onder de medicijnen ga gooien. Ik heb niks mordicus tegen medicatie, helemaal niet, maar ik denk niet dat ik dat wil. Ik heb wel eens oxazepam gekregen van een arts. Toen dacht ik: ‘Dit is echt te gek!’ Maar ik weet precies waarom. Omdat ik dan weer in een soort zwijm val waarin je in half vegetatieve toestand verkeert, maar dat ga ik uiteindelijk toch wel doen. Als ik doodga dan is dat mijn staat. Dus ik dacht: ‘Laat ik tot die tijd er maar gewoon bijblijven. Dan kan ik daarna nog heel lang in vegetatieve staat verkeren.’
Ik denk niet dat vrijheid het ideaalbeeld is. Maar minder prikkels wél. Wat ik niet weet is hoe ik die echt kan verminderen. Ik weet dat ik er eigenlijk heel erg verlang om rustig wakker te worden ’s ochtends. Om rustig mijn kopje koffie te drinken. Rustig telefoontjes te doen als ze nodig zijn. Maar de werkelijkheid is gewoon anders. De werkelijkheid is dat ik ’s ochtends meteen kijk naar mijn WhatsApp, wat weer heel raar is. Dat ik meteen kijk of mijn tegenstander iets heeft gelegd op Wordfeud. Meteen kijk of er op Instagram iemand iets heeft geliket, snap je? Allemaal dingen in in principe prikkels opleveren. Mijn ideaalbeeld is dat ik iets moois opzet van bijvoorbeeld John Lewis, een pianist die mij heel rustig maakt. Hij is een jazzpianist, maar hij speelt ook klassieke muziek, een beetje tussen de twee genres in. Als ik dat luister word ik heel erg rustig.
Maar ik begin mijn dag niet met John Lewis, ik begin mijn dag met Instagram, Wordfeud en Whatsapp. Dan ga ik daarna met de hond wandelen, maar dan wind ik me heel erg op hoe hard mensen hier in het dorp met hun auto naar hun werk rijden. Want die rijden mij dan voor de voeten. Of ik wind me op dat honden loslopen waar ze niet los mogen lopen. Niet dat ik zo rigide ben. Ik snap ook wel dat regels niet zo zijn. Zo’n hond valt dan mijn hond aan terwijl ik dan netjes mijn hond aan de lijn heb, snap je? Ik snap dan de verhoudingen niet helemaal. Dan voel ik binnenin mij een soort boosheid die heel veel kracht kost en ruimte inneemt. Dan is het 09.15 uur en ben ik al vol. Dan kan ik net zo goed weer naar bed gaan, want dan ben ik al overbelast.
Ik heb een fantasie: een groot stuk land met gras en wat bossages, met daarop een klein huis ergens in Oost-Groningen of de Noordoostpolder. Daaromheen een hek. En een hangmat.
Ruimtefantasie
Hoe dat te verminderen? Door Wordfeud eraf te slopen. Door Whatsapp weg te doen. Door social media uit te besteden of helemaal weg te doen. Me niet helemaal op te winden hoe hard iemand rijdt, want ik kan het toch niet veranderen. Maar ja, ik ben 51. Ik vrees dat dat niet meer anders gaat worden. Ik zou ergens anders kunnen gaan wonen. Ik woon nu vlakbij Amsterdam. Ik heb een fantasie. Zeker als mijn zoon straks het huis uit is; dan zijn beide kinderen het huis uit. Ik heb een lieve vriendin die ook zoekt naar rust. Mijn fantasie is dat ik een stukje grond ergens kan kopen. Dat is op dit moment allemaal onmogelijk, maar in een fantasie is niks onmogelijk, dus we gaan die onmogelijkheid even terzijde schuiven. Dan heb ik een lapje grond. Ik dacht ergens in Oost-Groningen of de Noordoostpolder, zo’n soort gebied. Om het lapje grond heen is een hek. Niet voor mij, maar voor mijn hond, want die is heel angstig. Die heeft een hek nodig zodat ze weet dat dat haar gebied is en alles daarbuiten het buitengebied. Ik denk dat het stuk grond best groot moet zijn, maar dan zet ik er een klein huis op. Dat is mijn fantasie: een groot stuk grond, met een klein huis.
In dat huis is alleen het noodzakelijke. Een woonkamer, een slaapkamer, een werkkamer voor mijn vriendin en mij. Zij is fotograaf, dus kan zij haar foto’s daar gaan bewerken en ik kan er teksten schrijven. We hebben er genoeg land om in het gras te liggen en weg te kunnen dommelen. Dat is wel fantastisch, wegdommelen. Dat heb ik al heel lang nier meer gedaan, daar verlang ik heel erg naar. Dat zou ik op dat stuk land kunnen doen, want daar is heel veel gras. Ik ga er geen siertuin maken, ik wil gewoon gras met hier en daar een bossage. Ik kan daar lekker wegdommelen. Mijn hond kan er vrij rondlopen en misschien is er een hangmat. Dat concept wind ik nog wel heel goed, een hangmat. Ik denk dat als ik daar zou leven, ik misschien wel gelukkiger zou worden dan nu in de zin van dat het rustiger is, met niet zo’n vol hoofd. Dan zou ik me misschien de hele tijd minder moeten verhouden tot de buitenwereld. In mijn belevingswereld is die buitenwereld dan niet zo manifest aanwezig, om het zo te zeggen. Die ruimte lijkt me ont-zet-tend fijn. Sowieso is er — als je in de Noordoostpolder of Oost-Groningen woont — veel ruimte vergeleken met waar ik nu woon, net boven Amsterdam.
Ik denk dat als ik daar zou leven, ik misschien wel gelukkiger zou worden dan nu in de zin van dat het rustiger is, met niet zo’n vol hoofd. Dan zou ik me misschien de hele tijd minder moeten verhouden tot de buitenwereld. In mijn belevingswereld is die buitenwereld dan niet zo manifest aanwezig, om het zo te zeggen. Die ruimte lijkt me ont-zet-tend fijn.
Maar ook het gegeven van een groot stuk land met een klein huis is essentieel. Het is best vaak zo, dat als mensen een groot stuk land hebben, ze het vol bouwen met hun huis. Je kan, volgens mij, veel beter een klein huis hebben. Waarom zou je zoveel ruimte in steen nodig hebben? Ik heb het liever met veel meer gras en bossages waar je kunt rondlopen, zonder dat daar meteen anderen lopen. Niet dat ik mensen de ruimte niet gun, maar ik heb zo’n behoefte aan iets van ruimte voor mezelf.
Privécocon
Ik had drie jaar geleden een huis gehuurd vlakbij Deventer. Dat had ik gehoord wegens de aanprijzing die vertelde dat het tussen akkers lag, niet in een prachtig natuurgebied, maar in een landbouwgebied. Dat huis was ook niet groot, en voldeed daarmee ook aan mijn wens. Het was een soort van tiny house in een landbouwgebied. Bij het huis lag dan een privébos. Dat was het woord, een privébos. Het was heel klein, een postzegeltje, maar toch vond ik dat een fantastisch woord. Het beantwoorde ook volledig aan de verwachtingen. Om het huisje en het privébos heen was alleen maar akkerland. Er reed wel eens een tractor, maar die reed daar om iets te doen. Iets omploegen, of iets oogsten, weet ik veel. Daar heb ik niet eens op gelet, eerlijk gezegd. Ik vond dat privébos fantastisch, en mijn hond trouwens ook, want die begreep meteen het concept ook. Die rende het bos niet uit, die rende rondjes door dat bos heen. Daar omheen was van een soort riet een afscheiding gemaakt. Ze sprong nergens over het riet heen. Ze begreep het concept, en ik ook. Dat privé bos was van ons.
Dat is niet hebberigheid, maar dat is een soort zone waar je tot niets of iemand hoeft te verhouden. Een soort cocon. Ik moet denken aan een film, Die Wand, een Duitse of Duitstalige film — ik weet niet of die film echt uit Duitsland komt. Dat ging over iemand die in een huis verbleef en op een gegeven moment ergens naartoe wilde, maar opliep tegen een onzichtbare wand. Ze liep naar buiten, het huis uit, en liep ze ineens tegen een onzichtbare wand aan. Ik herinner me ook — ik heb altijd rare herinneringen aan films dus de kennis van deze film moet je me niet kwalijk nemen — dat er op een gegeven moment een auto heel hard aan kwam rijden en die botste tegen die onzichtbare wand op.
Ik zou wel zo’n onzichtbare wand om mijn privélandje willen. Beide kanten op, zodat mensen er niet zo snel in kunnen en ik ook er niet zo snel uit kan. Dat klinkt misschien ook weer als onvrijheid, maar voor mij is dat totale vrijheid.
Ik zou wel zo’n onzichtbare wand om dat privélandje van mij willen. Beide kanten op, zodat mensen er niet zo snel in kunnen en ik ook er niet zo snel uit kan. Dat klinkt misschien ook weer als onvrijheid, maar voor mij is dat totale vrijheid. Want dan heb ik een heel klein stukje gebied, sowieso een grasland met daarop een huis met daaromheen bossages en een hek voor de hond, waarin ik onbespied ben, ongezien ben en daarbuiten is dan de wereld. Dan word ik af en toe tegenhouden door die onzichtbare wand. Dan kies ik bewust of ik daar doorheen ga, of onderdoor of bovenlangs — of niet. Dat zou mij wel iets van rust kunnen gaan geven. Ja. Want hier, ik sta hier eigenlijk voortdurend aan.
Ik woon in die zin nog ideaal, want ik zit in een appartementencomplex met voor een groot deel wat oudere mensen, een paar uitzonderingen daargelaten. Een aanzienlijk deel is gepensioneerd, die blijven de hele dag thuis maar je hoort ze nooit. Ik weet niet precies wat ze doen, maar ze zijn onzichtbaar. Ze zijn allemaal heel vriendelijk, dat vind ik heel belangrijk, dat ze allemaal groeten want dan heb ik wel het idee dat het klopt en dat ik ergens onderdeel van uitmaak. Ze weten ook, en ik weet niet precies hoe ze dat weten, dat ze bij mij niet spontaan hoeven aan te bellen voor een kopje koffie. Misschien heb ik hier ook wel Die Wand gecreëerd, dat mensen dat voelen. Ik vind dat wel prettig, want ik zou er niet aan moeten denken dat mensen de hele dag bonnen komen lopen voor een kletspraatje of zo. Dus op zich is dit wel redelijk ideaal voor mij. Maar dan nog is het verre van ideaal, als je begrijpt wat ik bedoel. Dat beeld van een groot stuk land met een klein huis, dat houdt me wel heel erg bezig. Ik zou dat wel heel fijn vinden.
Ruimte en rust
Waar ik nu ook wel naar verlang… Alles is een momentopname, dit is letterlijk een moment-opname dat ik nu in een camera kijk en praat. We nemen dit op in een periode waarin ik langere tijd toch wel heel intensief heb gewerkt. Aan een serie podcasts, aan een roman, aan een serie columns en allemaal nadere dingen. Ik sta op het punt om op vakantie te gaan. Over ruim een week ga ik op vakantie. Dan ga ik dat concept eens verkennen. Het concept van tien dagen lang nietsdoen, en misschien ook wel een beetje in mijn verbeelding op zo’n stuk land liggen, wegdommelen. Ik denk dat dat wel iets is waar ik nu heel erg naar verlang. Dan komt het ook wel heel erg aan op kiezen waar je dan heen gaat. Ik ben als een gek, heel last minute, misschien wel te last minute, aan het zoeken naar iets waar ik min of meer rust vind. Dus geen massatoerisme. Maar dat zoekt iedereen.
Dat is wel grappig hè. De hele massa aan toerisme zoekt naar iets dat niet massatoeristisch is. Ilja Pfeijffer heeft Grand Hotel Europa geschreven, waarin hij verhaalt over het fenomeen toerisme. Daarin schrijft hij echt fantastisch hoe mensen en masse op zoek zijn naar authenticiteit. Ze zijn en masse op zoek naar een unieke ervaring. Wat er bijvoorbeeld toe leidt dat in Genoa, waar Ilja woont, restauranthouders op het moment dat een cruiseschip aankomt in de haven van Genoa, ze van die roodwitgeblokte zeiltjes over de tafel leggen. Dan zetten ze zo’n mand wijn neer, omdat ze weten dat dat is wat die toeristen willen. Die willen een ‘unieke’ ervaring. Een groezelig steegje, expres groezelig gehouden, met zo’n formica tafeltje met zo’n kleedje er overheen, met een mandje wijn. Dat is dan de unieke ervaring.
Wat ik zoek is echte ruimte en rust. Dat hoop ik wel erg te gaan vinden. Ik ben benieuwd hoe ik dat gaan vinden. Misschien moet het iets aftands zijn, zoek ik een aftandse vakantiebestemming. Met een zwembad wat eigenlijk niet meer kan, wat een beetje afbladdert. Met een trapje dat een beetje loszit, met die schroeven, dat ken je vast wel. Dat het allemaal ver voorbij gegane glorie is. Dat het daardoor zo impopulair is dat ik daar mij rustige vakantie ervaring kan vinden. Misschien moet ik daar naar op zoek gaan. Misschien moet ik dat op een plek vinden waar het minder voor de hand ligt. Ik ben er erg benieuwd naar, hoe ik dat ga ervaren.